Inloggen
TIMOR - ID 8084


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1840-05-14 / 1856-12-22 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1840
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Bark
Masten: Three masts
Material Hull: Wood
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: C. Gips & Zonen - Werf 'De Merwede', Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1839-09-04
Launch Date: 1840-04-30
Delivery Date: 1840-00-00
Technical Data

Net Tonnage: 450.00 tons (oude meting)
Net Tonnage 2: 240.00 lasts
 
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1840
Datum agenda: 1840-05-14
Register nr: 18400297
Scheepsnaam: TIMOR
Type: Bark
Lasten: 240
Gebouwd in provincie: Zuid Holland
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Blussé van Oud Alblas A.
Plaats: Dordrecht
Kapitein op moment van verzoek: Böning J.A.
Opmerkingen:

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1840-00-00 TIMOR
Manager: Adolph Blussé van Oud Alblas, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Adolph Blussé van Oud Alblas, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Dordrecht / Netherlands

Date/Name Ship 1849-00-00 TIMOR
Manager: Florent & Jacob van Wageningen Dzn, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Florent & Jacob van Wageningen Dzn, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Dordrecht / Netherlands

Date/Name Ship 1853-00-00 TIMOR
Manager: Mr. Pieter Blussé van Oud Alblas, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Mr. Pieter Blussé van Oud Alblas, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Dordrecht / Netherlands

Ship Events Data

1840-00-00: 1e reis MRD nr 989 / 5-5-1840 / vertrekt op 6-6-1840 met 22 man naar Batavia / in Batavia op 19-9-1840 / terug in Holland op 17-2-1841. Het schip maakte 14 reizen voor de rederij en keerde de laatste reis niet terug en verging op 22-12-1856 in de Tafelbaai bij Robbeneiland / Zuid Afrika. (Mevr. Blokland)
1856-12-22: Final Fate:
12 februari 1857 NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Kaapstad, 22 december 1856. De TYMOOR (opm: TIMOR), een Nederlandse bark, van Soerabaya naar Nederland, is hedennacht bij Robin-Island (opm: Robbeneiland) gestrand en zal waarschijnlijk geheel weg zijn. Men vreest, dat maar weinig van de lading zal geborgen worden. (opm: zie NRC 080357 en 230357)
(Red: de TIMOR, kapt. F. Agema, is de 20e oktober j.l. van Batavia te Padang aangekomen en was, voor zover wij weten, de 15e november nog daar liggende)

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Pieter Kley werd geboren te Rotterdam op 23 februari 1811 en overleed in april 1860.

Hij was getrouwd met Johanna Catharina Schotman, geboren te Dordrecht op 31 oktober 1812 en hertrouwd op 18 oktober 1865 met J.C.Schouten. Zij overleed op 08 mei 1894.118

 

In het Bevolkingsregister van Amsterdam 1851 staat Pieter Kleij, geboren op 23 februari 1811 te Rotterdam, Nederlands Hervormd, in 1852 wonend in de Kleine Kattenburgerstraat en later in de Haarlemmerstraat.

 

Pieter Kley werd geboren op 23 februari 1811 te Rotterdam als zoon van de zeekapitein Jacob Kley (overleden 29 maart 1823 te Batavia) en Anna Eva Vijverberg (woonde in 1860 te Delft).

Hij trouwde op 25 maart 1840 te Dordrecht met Johanna Catharina Schotman, geboren in 1813 te Dordrecht als dochter van Adrianus Schotman (wijnkoper) en Jacob Pot.

Hij overleed op 16 april 1860 te Dordrecht en was toen logementhouder in de Wijnstraat nr. B110/111 te Dordrecht.

Hij werd per 01 december 1839 lid van de Dordtse vrijmetselaarsloge “La Flamboyante” met nummer 221 064

 

In het CBG te Den Haag is in het knipselarchief een advertentie (krant niet genoemd):

 

                Heden overleed na een langdurig lijden mijn Geliefde Echtgenoot P.KLEIJ, in den ouderdom van 49 jaren, diep betreurd door mij en mijne Kinderen

                Dordrecht                                                                                                                                              Wed/ P.KLEIJ

                16 April 1860                                                                                                                               Geb. SCHOTMAN

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

P.Kley (adres Daniels & Zn & Abman) werd per 01 oktober 1839 met vlagnummer 498 en op voordracht van J.van der Linden ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Timor". Toegevoegd is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving waren Kley en zijn vrouw 29 resp. 28 jaar002a.

In de Algemene Vergaderingen van 01/08 oktober 1839 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Pieter Kley, oud 29 jaar, voerend de bark “Timor”, wonend te Rotterdam en met als adres de heren Daniels & Zonen & Arbman te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.van der Linden.023.

Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 09 november 1841003.

 

P.Kley was met vlagnummer 43 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 03 januari 1840 t/m 1859. Bij de inschrijving in de notulen van het College staat als zijn schip vermeld de “Timor”111 en 064a

In een kasboek van het Dordtse zeemanscollege dd november 1839 staat geboekt een entreebedrag van f 15,- door kapitein Kley.064b

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 oktober 1858 vraagt kapitein P.Kley om een uitkering en bedankt voor het effectief lidmaatschap. In de vergadering dd 25 november 1858 wordt verslag uitgebracht, maar het Bestuur vraagt om een nader onderzoek. In de vergadering dd 24 februari 1859 staat een verslag omtrent de persoonlijke omstandheden en daarbij is gebleken dat “deze zeer gebrekkig is en ofschoon een herberg houdende echter in zeer ongunstige en behoeftige omstandigheden verkeert.” Op grond hiervan wordt hem voor een periode van 12 maanden een uitkering in de 1e klas toegekend ingaande 01 november 1858. Op 29 december 1859 wordt deze voor 12 maanden gecontinueerd.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 mei 1860 vraagt de wed. P.Kley geb. Schotman om een uitkering welke haar in de vergadering van 28 juni 1860 wordt toegekend ingaande 01 maart 1860 voor haar en 2 kinderen.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 26 juni 1867 meldt C.Schouten-Schotman, eerder wed. van P.Kley te zijn hertrouwd. In de vergadering dd 31 maart 1881 vraagt de wed. Schouten geb. Schotman, eerder de weduwe P.Kley om herstel van de uitkering hetgeen wordt toegestaan. 042

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 maart 1881 wordt aan de wed. Schouten-Schotman herstel van de uitkering toegezegd ingaande 01 mei 1881.118

 

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 22 maart 1859 staat vermeld dat aan kapitein P.Kley per 01 november 1858 voor 12 maanden een uitkering is toegekend. Continuering voor 12 maanden op 24 januari 1860023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 03 juli 1860 wordt vermeld dat per 01 mei 1860 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan de wed. P.Kley geb. Schotman, voor haar en 1 kind.023.

In de notulen dd 03 juli 1866 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat dat de weduwe Kley geb. Schotman is hertrouwd met J.C.Schouten en bedankt voor de uitkering.023.

 

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat P.Kley als gezagvoerder064:

*    1842                                fregat “Oud-Alblas                                boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

*    1843 t/m 1846               fregat “Oud-Alblas                                boekhouder L.Z.Veeckens te Amsterdam

*    1850; 1852 t/m 1854    fregat “Admiraal van Heemskerk”     boekhouder L.Z.Veeckens te Amsterdam

*    1855                                fregat “Admiraal van Heemskerk       boekhouder P. Blussé van Oud Alblas te

                                                                                                                 Dordrecht

*    1856 t/m 1859               geen vermelding van een schip

 

lidmaaschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer          jaren           type           scheepsnaam                           naam reder/boekhouder

      498                    1839           bark          Timor                                        A.Blussé v. Oud Alblas, Dordrecht

                                 1840           fregat        Oud-Alblas                              idem

                            1841-1848     fregat        Oud-Alblas                              L.Zegers Veeckens

                            1849-1853     bark          Admiraal van Heemskerk     idem

      200                    1854           bark          Admiraal van Heemskerk     idem

                            1855-1859     geen vermelding van schip en boekhouder

 

Volgens Bouma025 was P.Kley gezagvoerder op de bark "Oud-Alblas" en wel in 1841 voor rederij A.Blussé van Oud-Alblas en van 1842 t/m 1849 voor rederij L.Zegers Veeckens te Amsterdam.

 

Bouma025 vermeldt P.Kley als gezagvoerder gedurende:

*    1840 op de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;

*    1841 op de bark “Oud Alblas”, gebouwd in 1836 te Dordrecht, 785 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;

*    1842 t/m 1849 op hetzelfde schip maar nu varend voor L.Zegers Veeckens te Amsterdam;

*    1850 t/m 1855 op het 3/m schip “Admiraal van Heemskerk”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 1115 ton o.m., varend voor L.Zegers Veeckens te Amsterdam.

 

Overige bijzonderheden

De gezagvoerder van het trage schip, (in een noot wordt gezegd "De Oude Alblas") dat Ernst in 186 dagen van het Nieuwediep naar Batavia voerde, was een liefhebber van bittertjes. Hij gebruikte er elke morgen dertien of veertien, en verdedigde die gewoonte door het gebruik, dat men van arak maakt om lijken te bewaren".

Uit: Sicco Roorda van Eysinga. Zijn eigen vijand. Door Hans Vervoort. De Engelbewaarder, Amsterdam 1979, p.31.

Uit de context van de biografie is op te maken, dat het een reis van het schip omstreeks 1845 is. In dat jaar was de gezagvoerder van de "Oud-Alblas" kapitein P.Kley.

 

Het fregat de “Oud Alblas” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 15 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein P.Kley:

4de reis             augustus 1840 naar Batavia en weer terug in juli 1841

5de reis             juli 1842 naar Batavia en weer terug in april 1843

6de reis             april 1844 naar Batavia en weer terug in februari 1845

7de reis             december 1845 naar Batavia en weer terug in januari 1847

8ste reis             juni 1847 naar Batavia en weer terug in februari 1848

9de reis             mei 1848 naar Batavia en weer terug in april 1849

Het fregat de “Admiraal van Heemskerk” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 12 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein

6de reis             mei 1850 naar Batavia en terug in maart 1851

7de reis             mei 1852 naar Batavia en terug in maart 1853

8ste reis             juni 1853 naar Batavia . Terugkomst niet vermeld

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

NRC 02 mei 1850

“Rotterdam, 1 mei. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn bevracht de navolgende     schepen, als:

voor Amsterdam …  …ADMIRAAL VAN HEEMSKERK, kapt. Kley,  …”

 

NRC 18 april 1852

Rotterdam, 20 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de volgende  …  schepen:

 Voor Amsterdam  …. ADMIRAAL VAN HEEMSKERK, kapt. P. Kley; …

 

NRC 02 oktober 1854

Batavia  5 augustus. Vrachten. Hierin werd door de langzame afvoer van producten zeer weinig gedaan. De ANNA MARGARETHA bedong voor suiker, alhier te laden, NLG 80 en voor rijst te Indramayoe (opm: Indramayu) NLG 75. De ADMIRAAL VAN HEEMSKERK en HELLEVOETSLUIS zijn ter bevrachting aangeboden, doch nog zonder destinatie.

 

 

Ontleend aan van Blokland-Visser064:

MRD = monsterrol uit het Gemeentearchief van Dordrecht.

Op 02 oktober 1839 (MRD 900) monsterde P.Kleij, wonend te Rotterdam, oud 27 jaar, met een maandgage van f 70,- aan als 1e stuurman op het fregat “Orion” onder kapitein Jacob van der Linden voor een reis naar Batavia met een equipage van 40 man.

Op 11 juli 1840 (monsterrol nr. 1004) was hij gezagvoerder op het fregat “Oud Alblas” en vertrok op 05 augustus 1840 voor een reis naar Batavia als opvolger van kapitein J.E.Strumphler. Hij maakte met dit schip 6 reizen naar Indië, de laatste van 16 mei 1848 tot 30 april 1849.

Op 20 mei 1850 was hij gezagvoerder op het fregat “Admiraal van Heemskerk” vertrok met 43 man naar Batavia. Hij maakte met dit schip 5 reizen en vertrok voor de laatste reis  06 juni 1853064.

In 1858 heeft hij geen schip meer.

Het verslag van zijn reis van 15 mei 1850 tot 22 maart 1851 met de “Admiraal van Heemskerk” naar Batavia is te lezen in logboek nr 39 archief 124 rederij Blusse v oud Alblas te Dordrecht Stadsarchief Dordrecht)

Het logboek begint op 15 mei 1850

Kapitein P.Kley 39 jaar uit Rotterdam. Opperstuurman Willem Adolph Frederik Giesse 31 jaar uit Dordrecht, gage f 70,- p.m. Onderstuurman J.D. van Dolder 26 jaar uit Meliskerke, gage f 40,- p.m. Derde stuurman H.Steffens 20 jaar uit Amsterdam, gage f 25,- p.m. Dokter J.W. Stouw 66 jaar uit Amsterdam, gage f 55,- p.m. van Amsterdam via Noordhollandskanaal naar zee

Woensdag 15 mei 1850: Om 4 uur in de morgen het schip los en om 8 uur in de sluis namen de boot om het schip over het IJ in het NoordHollands Kanaal te slepen en waren om 2 uur door de sluis gehaald. Jaagden met 16 paarden tot voor de sluis bij Purmerend alwaar we het schip om 10 uur in de avond vast maakten. betalen tolhuis f 2,50. Donderdag 16 mei 1850: Met de dag door de sluis en jaagden met 14 paarden tot West Graafdijk / met 16 paarden tot Alkmaar. met 20 paarden tot Zijpe sluis en met 24 paarden  tot aan het Zand alwaar het schip af meerden voor de ballastplaats en we maakten stelling om de volgende dag vroeg te kunnen ballasten. Vrijdag 17 mei 1850 :150 last ballast in genomen sjorden alles zeevast en waren in staat van vertrek Zaterdag 18 mei 1850: Namen 90 last zand over en met 18 paarden naar het Nieuwe Diep waar we werden opgehouden door een schip wat aan de grond zat waardoor wij na zonsondergang bij de sluis arriveerden maakten het schip vast en hielden de wacht met 1 man. Zondag 19 mei 1850: Haalden door de sluis op de aangewezen plaats in de haven van het Nieuwe Diep, zetten de ankers buiten boord en verrichten alles om te kunnen zeilen klaarden na middags het schip uit. Maandag 20 mei 1850: Zette de lootsvlag / deden het sein voor de stoomboot om 1 uur voor het schip en werden uitgesleept tot aan het Westen hoofd / zeilden volgens aanwijzing van de lootsman het Gat uit / om 2 uur ging de loots van boord / koers Z.W.Z. peilden om 5 uur de toren van Egmond. Het schip had 290 lasten zand geballast en had een diepgang van 13 el / 14 7/8 rijnlandse voeten  N.B. 52°40′ L.O. 4°29′ flauwe koelte / aannemende wind / dik v/d mist. Woensdag 22 mei 1850: in het Engelse Kanaal /18 september 1850: in Batavia.

16 november vertrek Batavia, 22 maart terug in Holland.

 

P.Kley verzorgde per 24 december 1845 vanuit Nieuwediep met de “Oud-Alblas” een troepentransport van 4 officieren en 96 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 14 juni 1846 na 172 dagen. Onderweg waren 2 militairen gedeserteerd065.

 

In het CBG bevindt zich een knipsel (geen krant vermeld, maar gedateerd 1845):

                Te Amsterdam ligt in Lading

                Naar BATAVIA, om in December te vertrekken, het Nieuw Gekoperd en Kopervast Barkschip

                Oud-Alblas, Kapitein P.Kley, hebbende zeer goede inrigtingen voor Passagiers,

                en voerende eenen bekwamen Scheeps-Doctor.

                Adres bij de Scheepsmakelaars J.DANIELS en Zn en ARBMAN te Amsterdam, of VISSER en VAN DER SANEDE te Dordrecht.

 

 

Datum vanaf: 1840
Kapitein: Kley, Pieter
Overige informatie: 0

Familiegegevens

Johannes Albert Böning werd geboren in de Vinkenstraat te Amsterdam op 19 januari 1813 als zoon van Johannes Rijnhardus Böning, zeekapitein, geboren in 1766 te Echtwald Oldenburg (Oost Friesland en overleden ca 1818) en Johanna Velsing, geboren in 1769 te Amsterdam en overleden te Dordrecht op 21 juli 1844. De ouders hebben gewoond in de Oude Armsteeg te Amsterdam.

Hij trouwde op 28 april 1841 te Dordrecht met Adriana Schotman, geboren/gedoopt op 12/27 juli 1817 te Dordrecht als dochter van Adrianus Schotman 60 jaar wijnkoper te Dordrecht en Jacoba Pot, 51 jaar te Dordrecht. Johannes kan bij de huwelijksdocumenten van zijn vader geen overlijdensakte tonen omdat deze in 1824 met zijn schip “Zeemeeuw” is vergaan. Hij was wel in Curaçao aangekomen, maar na hun vertrek heeft niemand meer iets van het schip vernomen.

Het echtpaar had een dochter Johanna Catharina Böning, geboren op 25 juli 1815 te Amsterdam.

In 1844 woonde Johannes Albert Böning aan de Wolwevershaven B 305 te Dordrecht.

Hij overleed op 21 juli 1844 te Dordrecht.064, D.Böning te Lelystad, mail 23 maart 2008 en GenLias

Na het overlijden van Johannes Albert Böning hertrouwde Adriana Schotman op 28 september 1853 met Henrricus Carolus Andreas Milliës.

 

In het CBG te Den Haag zijn twee advertentie met de volgende inhouden:

  1. Getrouwd J.A.BÖNING en A.SCHOTMAN

R.GIPS Cz en E.SCHOTMAN

Dordrecht 28 april 1841

en

  1. “Heden in den vroegen morgen is mijn dierbare Echt

genoot, JOHANNES ALBERT BÖNING, in leven Gezagvoerder

van het Nederlandsche Barkschip Timor, na eene ongesteldheid

van weinige dagen, in den ouderdom van ruim 31 jaren, overleden,

mij nalatende een meisje, slechts twee jaren oud.

                     DORDRECHT                                                                                                       A.SCHOTMAN

                     21Julij 1844                                                                                                        Wed. J.A.BöNING.”

 

 

Johanna Catharina Böning huwde op 27 september 1838 met kapitein Douwe Visser, geboren op 25 juli 1815. Deze echtelieden hadden (minstens) twee kinderen en wel:

  1. Johannes Rijnhardus Visser, geboren te Amsterdam op 21 december 1840;
  2. Haantje Jan Visser, geboren te Amsterdam op 18 november 1842.

 

VIA JOHANNA CATHARINA BÖNING EN DOUWE VISSER BEN IK VERDER GAAN ZOEKEN NAAR NAZATEN IN DE LIJN VAN JOHANNES RIJNHARDUS VISSER

Johannes Rijnhardus werd geboren te Amsterdam op 21 december 1840, ‘s middags 6 uur op de Herengracht 40 als zoon van Douwe Visser en Johanna Catharina Böning. Tijdens de geboorte is de vader afwezig. (geboorteakte spreekt duidelijk van Rijnhardus).

Hij huwde te Den Helder op 23 oktober 1869 met Helena Sophia Margaretha Lutz, geboren 25 november 1846 te Vlissingen als dochter van Georg August Leendert Lutz, commissaris der loodsen, en Klaasje Tonneboeijer.

Johannes Rijnhardus Visser overleed te Amsterdam op 13 mei 1902 op de Prins Hendrikkade 149, des voormiddags 5 uur op de leeftijd.van 61 jaar.

J.R.Visser werd met vlagnummer 908 per 18 juli 1882 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop. Hij was toen 42 jaar.

J.R.Visser was gezagvoerder gedurende:

  • 1878 t/m 1879 van het ijzeren schroefstoomschip “Rembrandt”, gebouwd in 1857 aan de Clyde, 290 ton, varend voor de KNSM te Amsterdam;
  • 1880 van het ijzeren schroefstoomschip “Venus”, ex Orion, gebouwd in 1867 te Stockton, 800 ton, varend voor de KNSM te Amsterdam;
  • 1881 t/m 1894 van het ijzeren schroefstoomschip “Castor”, gebouwd in 1870 te Clyde, 1512 ton, varend voor de KNSM te Amsterdam;
  • 1894 t/m 1895 van het stalen schroefstoomschip “Flora”, gebouwd in 1894 te Rotterdam, 574 ton, varend voor de KNSM te Amsterdam;
  • 1895 t/m 1899 van het stalen schroefstoomschip “Castor”, gebouwd in 1895 te Rotterdam, 1497 ton, varend voor de KNSM te Amsterdam.

 

In het Bevolkingsregister 1874-1892 van Amsterdam wordt het gezin onder nummer 64b fol. 45 genoemd met als adres Commelinstraat 14:

  • Johannes Reinardus (sic) Visser, geboren op 21 december 1840 te Amsterdam, Nederlands Hervormd, van beroep zeeman, gevestigd in april 1882 en in mei 1886 vertrokken naar 64a fol.139 = Commelinstraat 31.
  • Helena Sophia Margaretha Lutz, geboren op 25 november 1846 te Vlissingen. Echtgenote. Overige bijzonderheden als bij Johannes Reinardus.
  • Douwe Johannes, geboren 13 april 1872 te Den Helder. Zoon. In augustus 1885 naar Gestn 2, fol 151. Dit blijkt de Kweekschool voor de Zeevaart aan de Prins Hendrikkade te zijn. Uit de gegevens in dit foliant werd hij in in 1892 weer uitgeschreven naar nr. 64a, fol 139, dus terug naar zijn ouderlijke huis.
  • Georg August Leendert, geboren 07 januari 1875 te Den Helder. Overige bijzonderheden als bij Johannes Reinardus.

 

BR 64b-139, waar het gezin naar toe verhuisde in mei 1886 i.c. Commelinstraat 31, bevat de volgende namen:

  • Johannes Reinardus, zeeman en hoofd
  • Helena Sophia Margaretha Lutz, vrouw
  • Georg August Leendert, zoon
  • Douwe Johannes Visser, zoon, gevestigd in januari 1891, komend van de Kweekschool voor de Zeevaart

en ook

  • Klaasje Tonneboeijer, geboren november 1819 te Den Helder (en dus de moeder van Helena S.M. Visser-Lutz)

In geen van de gevallen is vermeld waar ze naar toe zijn gegaan

In de klapper van het BR 1893-1939 staat vermeld Georg August Leendertz Visser (75 = geboortejaar) met als vader Johannes Rijnhardus (40 = geboortejaar). Het adres is Holendrechtstraat 162 Amsterdam. De daarbij behorende gezinskaart 252/25 meldt:

  • Georg August Leendert Visser, geboren 07 januari 1875 te Den Helder, geen godsdienst, op 06 augustus 1926 verhuist naar de Bordetstraat te Hilversum.
  • Sophia Adriana Geertruida Trapon, geboren 09 mei 1881 te Grave, Rooms Katholiek.
  • Johannes Rijnardus, zoon, geboren op 01 november 1916 te (niet duidelijk leesbaar, maar is Poerwosari).
  • Josef Petrus Elisabeth, zoon, geboren op 19 november 1917 te Medan
  • Sophia Adriana Geertruida, dochter, geboren op 08 mei 1919. Geen geboorteplaats vermeld (is Medan)

 

In de klapper van het BR 1893-1930 staat een Douwe Johannes Visser (geboren in 1872) met daarbij de naam van de hoofdbewoner Heinrich Fredrick Herman Kuhlman, geboren in 1849. Uit een geboorteakte van een dochter Henriëtte Hermine Kuhlman uit 1889 blijkt dat Heinrich getrouwd was met ene Hermijntje Johanna Henriëtta Lutz. Douwe zal dus inwonend zijn geweest bij een oom en tante, want zijn moeder was ook een Lutz.

BR-Hilversum, Streekarchief meldt:

  • George August Leendert Visser, hoofd, geboren 07 januari 1875 te Den Helder, op 09 mei 1814 te Batavia gehuwd, geen kerkgenootschap, Nederlandse nationaliteit, als beroep directeur ..(?) Gooische leerling….(?). slecht leesbaar, doorgestreept en vervangen door zb = zonder beroep, wonend Bordetstraat 68, per 08 oktober 1929 naar de Prof. Kochstraat 18, inschrijving te Hilversum op 06 augustus 1926 vanuit Amsterdam, overleden te Hilversum op 30 augustus 1933.
  • Sophia Adriana Geertruida Frapon, staat eerst als echtgenote, doorgestreept, en dan als hoofd, geboren 09 mei 1881 te Grave, RK, de andere gegevens als bij Georg August Leendert Visser.
  • Johannes Rijnardus Visser, zoon, geboren op 01 november 1916 te Poerwosari, ongehuwd, werktuigbouwkundige, per 28 februari 1939 verhuisd naar de Emmastraat 80 te Enschede.
  • Joseph Petrus Elisabeth Visser, zoon, geboren 19 november 1917 te Medan, beroep banketbakker, geen vermelding van een vertrek naar een ander adres.
  • Sophia Adriana Geertruida Visser, dochter, geboren 08 mei 1919 te Medan, geen beroep, per 29 juni 1939 vertrokken naar Grave, Kastanjelaan 1.

 

BS-gegeven (Hilversum), Streekarchief:

  • Overleden op 30 augustus 1933 de namiddags 2 uur op de Prof. Kochstraat 18 George August Leendert Visser, zonder beroep, echtgenoot van Sophia Adriana Geertruida Frapon, zoon van Johannes Rijnhardus Visser.

CBG-familieadvertenties

Overleden op 28 juli 1961 te Hilversum Sophia Adriana Geertruida Frapon, weduwe van George August Leendert Visser, leeftijd 80 jaar, begraven op de begraafplaats St.Barbara, Bosdrift, Hilversum.

Uit aller naam J.R.Visser, Hilversum, 28 juli 1861, Oude Amersfoortseweg 30 te Hilversum

Diverse Adresboeken van Hilversum:

  • 1930 G.A.L.Visser in de Prof. Kochstraat 18

 

In het Burgerlijke Stand Archief te Amsterdam geen huwelijk van zoon/zeeman Douwe Johannes kunnen terugvinden. Wel een aantal Douwe Visser, maar die bleken in alle drie de gevallen andere personen te zijn

Er zijn op het Stadsarchief geen opleidingsgegevens van de Zeevaartschool nà 1857, dus niet van Douwe Johannes.

Op “Frapon” geen gegevens in www.detelefoongids.nl

In Genlias geen bruikbare hits op Frapon, Johannes Rijnardus Visser (uit 1916) en op Joseph Petrus Elisabeth (uit 1917)

 

Het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag leverde een Persoonskaart op naam van Johannes Rijnhardus Visser met de volgende gegevens:

Geboren te Soerakarta NOI op 01 november 1916, nationalitein Nederlands, beroep werktuigkundige.

Getrouwd op 02 mei 1853 te Haarlem met Margaretha Smits, geboren te Haarlem op 27 april 1923.

Er worden geen kinderen genoemd.

Johannes Rijnhardus Visser overleed te Haarlem op 26 april 1977

Er worden de volgende vestigingsdata en adressen genoemd:

06 augustus 1826          vanuit Amsterdam naar de Kochstraat 18 te Hilversum

28 februari 1939           Emmastraat 80 te Enschede

12 juni 1941                   Burgemeesterstraat 15a te Enschede. Op 01 november 1841 werd een persoonsbewijs

                                          uitgereikt

01 mei 1942                   Prof Kochstraat 18 te Hilversum

17 september 1942       Stationsstraat 92 Zaandam

18 januari 1947             Rembrandtstraat 41 te Zaandam

28 augustus 1947          Stationstraat 80b te Zaandam

21 maart 1952               Plantage Middenlaan 17 hs te Amsterdam

28 mei 1953                   Voorhelmstraat te Haarlem

16 november 1957       Spaarne 124 te Haarlem

 

 

DE NASPEURINGEN NAAR NAZATEN VAN KAPITEIN BÖNING LOPEN HIER DOOD VANWEGE DE ALGEMENE NAAM VISSER EN OMDAT IN DE PERSOONSKAARTEN GEEN NAZATEN ZIJN GENOEMD

HIERNA DE VERDERE GEGEVENS VAN DE “BLUSSÉKAPITEIN” JOHANNES ALBERT BÖNING

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.A.Böning, adres Jan Daniels en Zn en Arbman, werd met nr.519 effectief lid van Zeemanshoop per 03 maart 1840 op voorspraak van J..Strumphler. Zijn schip was de “Timor”002. Ten tijde van de inschrijving was Böning 27 jaar en ongehuwd. Toegevoegd is “overleden” 002a.

In de Algemene Vergaderingen van 25 februari/03 maart 1840 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Johannes Albert Böning, oud 27 jaar, voerend de bark “Timor”, wonend te Dordrecht, en met als adres Jan Daniëls & Zonen & Arbman te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.E.Strumphler.023

J.A.Böning was lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 49 in de periode 27 maart 1840 t/m 1844. Bij de inschrijving voerde hij het schip “Timor”. Hij werd (foutief) aangeduid als Benning. 111

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 25 juli 1844 staat een verzoek om een uitkering door de wed. J.A.Böning, geb. A.Schotman. Deze werd haar toegekend in de vergadering van 29 augustus 1844 voor haar en 1 kind met ingang van 01 augustus 1844.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 juni 1845 staat een lijst van kapiteins die in de periode 1844/45 zijn overleden, waaronder kapitein J.A.Böning met vlagnummer 519.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 april 1863 vraagt de heer D.Visser om de uitzet voor zijn pupil E.C.Böning.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 26 juli 1866 staat een bericht van D.Visser, voogd over J.C.Böning “voor deze te goed zijnde uitkeering opvragende.”042.

In de Algemene Vergadering van 10 september 1844 van Zeemanshoop staat het verzoek van A.Schotman, de weduwe van kapitein J.A.Böning, om een uitkering voor haar en 1 kind. Deze werd toegestaan per 01 augustus 1844.023.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 21 augustus 1866 staat een verzoek door D.Visser, de voogd van Johanna Cornelia Boning, om een uitkering voor haar, hetgeen ter afhandeling naar de penningmeester is verwezen.023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 05 april 1891 staat een: “Brief van de Wed. Millies, eerder Wed. J.A.Böning verzoekende herstel van uitkeering. In handen van Heeren Penningmeesters om consideratie en advies.” In de vergadering van 30 april 1891 staat vermeld dat de uitkering is toegestaan in de 1e klasse.023.

In een kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” staat de uitgave van f 100,- in 1844 aan de weduwe van kapitein A.J. (sic)Böning064b

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J.A. Böning als gezagvoerder064a:

  • 1842 t/m 1844 bark “Timor”       Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                   jaren                       type                  scheepsnaam          naam reder/boekhouder

       519                        1840-1843                 bark                  Timor                       A.Blussé van Oud Alblas te Dordt

 

J.A.Böning was in 1840 gezagvoerder van de “Timor” (455 ton) die op 30 april 1840 te water werd gelaten op de werf “De Merwede” van C.Gips & Zn te Dordrecht voor rederij A.Blussé van Oud Alblas027.

Bouma025 vermeldt J.A.Böning als gezagvoerder gedurende:

  • 1841 t/m 1844 van de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton, varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht.

 

Overige bijzonderheden

Het Archief van de Waterschout te Amsterdam (Stadsarchief inventaris 38) bevat een monsterrol van het fregat “Oud Alblas” onder gezagvoerder Johannes Evert Strumphler. Het schip voer onder Nederlandse vlag, ging vanuit Amsterdam naar Batavia en de boekhouder was Daniëls & Arbman te Amsterdam.

  • datering 19 november 1838, een equipage van 36 man, waaronder 1ste stuurman A.Böning (oud 25 jaar, geboorteplaats Amsterdam, maandgage f 70,-), onderstuurman D.P. van Wageningen, (oud 23 jaar, geboorteplaats Dordrecht, maandgage f 45,-), 3de stuurman A.F.Giesse (oud 19 jaar, geboorteplaats Dordrecht, maandgage f 30,-). Böning en Giesse werden later gezagvoerder

 

De bark “Timor” van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht heeft minstens 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein J.A.Böning:

  • 1ste reis Juni 1840 naar Batavia en terug in Februari 1841.
  • 2de September 1841 naar Batavia en terug in September 1842.
  • 3de Augustus 1843 naar Batavia en terug in 1844.

Gegevens de heer P.Blussé te Vught, april 2008. Ontleend aan Blussé archief in Stadsarchief van Dordrecht.

Ontleend aan. van Blokland-Visser064. MRD = Monsterrol uit het Gemeentearchief van Dordrecht.

J.Böning uit Amsterdam monsterde op 20 januari 1835 (MRD nr. 720) als 3e stuurman met een gage van f 30,- per maand op het fregat “Koningin der Nederlanden” onder  kapitein Pieter Sipkes varend voor de Maatschappij Dordrechtsche Scheepsrederij

Per 5 mei 1840 (MRD nr 989) is hij 1e kapitein op de nieuwe bark “Timor” varend voor reder A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht en vertrekt op 6 juni 1840 uit Hellevoetsluis naar Batavia. Aankomst te Batavia op 19 september 1840 en terug in Holland op 17 februari 1841.

Op de 2e reis met hetzelfde schip vertrekt hij op 24 september 1841 naar Batavia en is terug in Holland op 1 september 1842.

De 3e reis met hetzelfde schip vertrekt op 28 augustus 1843 naar Batavia en is terug in Holland op 5 juli 1844. Veertien dagen erna komt hij te overlijden.

Datum vanaf: 1840
Kapitein: Böning, Johannes Albert
College: Tot Nut van Handel en Zeevaart, Dordrecht
Vlagnummer: 49
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

In de collectie krantenknipsels van het Centraal voor Genealogie te Den Haag bevinden zich overlijdensadvertenties van drie zusters van Cornelis Marius, met in alle drie gevallen zijn ondertekening.

Voorts melden overlijdensakten en gegevens uit de Bevolkingsregisters uit Amsterdam melden het volgende

  • Agatha Cornelia Borghorst, geboren te Amsterdam op 19 augustus 1797, overleden te Amsterdam op 12 november 1872 ’s middags zes uur op de Heerengracht 428 te Amsterdam, geen beroep, 75 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
  • Maria Catharina Borghorst, geboren te Amsterdam op 13 mei 1802, overleden te Amsterdam op 16 december 1863 ’s middags één uur op de Heerengracht 429 te Amsterdam, geen beroep, 62 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers.
  • Sara Maria, geboren te Amsterdam op 06 juni 1804, overleden te Amsterdam op 12 februari1 1876 op de Heerengracht 445, geen beroep, Nederlands Hervormd, 71 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers. Volgens het Bevolkingsregister vestigde zij zich te Amsterdam op 23 oktober 1866, komende van Kapelle.
  • Dionisia Judina Margaretha Borghorst, geboren te Amsterdam op 06 maart 1806, overleden te Amsterdam op 15 oktober 1885 ’s middags half één op de Heerengracht 445 te Amsterdam, 79 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
  • Johanna, geboren 25 januari 1810 te Amsterdam en overleden te Amsterdam op de Heerengracht 445 op 07 augustus 1895, 85 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.

De drie dagblad-aankondigingen werden gedaan door C.M.Borghorst, de broer van de overledene

Tevens is er een advertentie met :

“Heden overleed de Heer Cornelis Marius Borghorst in den ouderdom van 78 jaren, geliefde Broeder van Ja. Borghorst.

Amsterdam 18 Oct. 1889.”

De ondertekenaar was kennelijk zuster Johanna. De overlijdensakte en het Bervolkingsregister uit 1864 melden:

Cornelis Marius Borghorst, geboren te Tiel op 20 augustus 1811, overleden op 18 oktober 1889 ’s middags drie uur op de Heerengracht 445 te Amsterdam, geen beroep, 78 jaar, ongehuwde zoon van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.

Het Bevolkingsregister 1864 meldt tevens dat hij zich te Amsterdam vestigde op 24 februari 1863 komend uit Dordrecht. Hij vertrok op 26 oktober 1863 naar Harderwijk en kwam terug in Amsterdam op 04 januari 1869. Daarna bleef hij te Amsterdam

De tienjarentafel van overlijden 1883-1892 te Amsterdam vermeldt een aantal personen met de achternaam Borghorst, zoals een Elisabeth Johanna Jacoba, Harmanus, Johannes maar uit de akten blijkt geen verwantschap met Cornelis Marius.

DE GENERALE CONCLUSIE IS DAT JAN BORGHORST EN DIONISIA JUDINA MARGARETHA VAN ALTENA VIER DOCHTERS EN DE ZOON/KOOPVAARDIJKAPITEIN CORNELIS MARIUS HEBBEN GEKREGEN, DIE ALLE VIJF ONGEHUWD ZIJN GEBLEVEN EN OP LATERE LEEFTIJD SAMENWOONDEN OP DE HEERENGRACHT TE AMSTERDAM

ER ZIJN DUS IN DE HUIDIGE TIJD (2008) GEEN (WETTELIJKE) NAKOMELINGEN

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

C.M.Borghorst was met vlagnummer R22 in de periode 1841 t/m 1862 effectief lid resp. vlaggelid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

Cornelis Marius Borghorst wonend te Dordrecht was met vlagnummer 49 lid van het Dortse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 06 augustus 1844 t/m zijn bedanken in 1863.111 en 064

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1862 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1862 bedankte als lid voor de vlag.

In een kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd augustus 1844  staat geboekt een entreebedrag van f 15,- door kapitein C.M.Borghorst van de bark “Timor”.064b

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat C.M.Borghorst als gezagvoerder 64a:

  • 1845, 1846 bark “Timor”            boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
  • 1850, 1852 t/m 1859 fregat “Orion”          boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
  • 1861 bark “Jan van Hoorn”    boekhouder P. Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein C.M.Borghorst in de ledenlijsten als gezagvoerder in058:

  • 1849, 1851, 1855, 1858 en 1859 op het fregat “Orion”   483 last  varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

De bark “Timor” van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht heeft 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein C.M.Borghorst:

  • 4de Augustus 1844 naar Batavia en terug in juli 1845.
  • 5de September 1845 naar Batavia en terug in september 1846.
  • 6de Februari 1847 en terug juli 1847 (bestemming niet opgegeven)

Het fregat de “Orion” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 11 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:

  • 7de April 1848 naar Batavia en terug januari 1849
  • 8ste Mei 1850 naar Batavia en terug in maart 1851
  • 9de Mei 1852 naar Batavia en terug maart 1853
  • 10de Mei 1853 naar Batavia en terug in december 1853
  • 11de Augustus 1855 naar Batavia en terug in mei 1856

De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:

  • 13de In de periode 1860-1861. Data en bestemming niet genoemd. Verkoop in 1862

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

Bouma025 vermeldt kapitein C.M.Borghorst als gezagvoerder gedurende:

  • 1842 t/m 1843 op de bark “Jacobus”, gebouwd in 1828 als 3 mast schip, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
  • 1845 t/m 1846 van de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
  • 1848 t/m 1852 op het 3-mast schip “Orion”, gebouwd in 1838 te Dordrecht, 914 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
  • 1853 t/m 1859 op hetzelfde schip maar nu varend voor Mr.P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1858 getuigd als bark en in 1859 gesloopt.
  • 1860 op de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1862 verkocht naar Pruisen en herdoopt in “Merces” (volgens van Sluijs013 voor f800,--).

 

Overige bijzonderheden

C.M.Borghorst verzorgde per 20 augustus 1841 vanuit Hellevoetsluis met de “Jacobus” een troepentransport van 4 officieren en 20 manschappen. In St.Georg d’Elmina werden 70 Afrikaanse recruten aan boord genomen, waarvan er onderweg één overleed. Hij arriveerde te Batavia op 27 januari 1842 na 160 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden065.

Op 06 april 1848 vertrok hij met de “Orion” vanuit Hellevoetsluis met 2 officieren en 150 manschappen en arriveerde te Batavia op 12 augustus 1848 na 128 dagen, waarbij onderweg 1 militair was overleden en 1 militair was gedeserteerd.

Onleend aan. van Blokland-Visser064:

Op 31 augustus 1844 vertrekt C.M.Borghorst als kapitein op de bark “Timor” naar Batavia.

Hij vertrekt op 6 mei 1848 als kapitein van het fregat “Orion” vanuit Hellevoetsluis  naar Batavia en keert terug op 26 januari 1849. Hij is op dit schip gezagvoerder t/m 1859

Het verslag van een reis in 1854/55 is te lezen in het logboek nr 32 (Stadsarchief van Dordrecht onder nr. 124 i.c. rederij Blusse v Oud Alblas) en werd geschreven door 1e stuurman Johannes Andreas Butner uit Dordrecht. Het schip zeilt uit op 1 augustus 1855, op het 100e etmaal op 16 november 1855 komt men aan in Straat Sunda en op 16 mei 1856 is men weer terug in de Kalkhaven te Dordrecht.

In 1860 is hij kapitein op de bark “Jan van Hoorn” De 2e reis met dit schip vertrekt in juni 1861 en is terug in Holland in juni 1862 Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nrs 59/60 archief 124 rederij Blusse v Oud Alblas te Dordrecht Stadsarchief Dordrecht.

 

Krantenadvertentie uit 1846 in de collectie knipsels van het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag

“Te Dordrecht ligt in lading. Naar New York, het Nederlandscche Barkschip TIMOR, kapitein C.M.Borghorst, om tegen half November eerstkomende te vertrekken. Adres van Goederen en Passagiers bij de Cargadoors Visser en van der Sande te Dordrecht of bij de Kapitein aan boord.”

 

NRC 16 augustus 1848

“Rotterdam, 15 augustus. Volgens een ontvangen brief van kapt. C.M. Borghorst, voerende het fregatschip ORION, van Amsterdam met 150 man troepen naar Batavia bestemd, d.d. 6 juni was hij door de lange reis bevreesd voor gebrek aan levensmiddelen genoodzaakt te Rio de Janeiro binnen te lopen.”

 

NRC 25 augustus 1848

“Rotterdam, 24 augustus. Volgens bericht van Rio de Janeiro, dato 18 juni, heeft het fregatschip ORION, kapt. C.M. Borghorst, van Amsterdam met 150 man troepen naar Java bestemd, de 11e dier maand de reis voortgezet na zich van levensmiddelen te hebben voorzien.”

 

NRC 19 maart 1851

“Brouwershaven, 16 maart. Het fregatschip ORION, kapt. Borghorst, van Java hier binnengekomen, heeft bij het ten anker komen zijn beide kettingen gebroken, zodat de kapitein genoodzaakt was het schip bij het Dijkwater in zachte slijk te zetten, alwaar het zonder gevaar zit en aldaar zal lossen.”

 

NRC 18 april 1852

Rotterdam, 20 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de volgende … schepen:

ORION, kapt. C.M. Borghorst en JACOB CATS, kapt. J. Koning; de beide laatsten van Dordrecht.

NRC 29 juni 1854

Batavia, 26 april. Omtrent scheepsvrachten valt het volgende te vermelden:

“… Thans zijn nog disponibel: de VIER GEBROEDERS, ZES GEZUSTERS, MARIA EN ELIZE, JEANNETTE CORNELIA, JAN SCHOUTEN, KOOPHANDEL, ORION, THETIS, SPHYNX, JAVA, CASTOR, ANJER en STAD SCHIEDAM. Vele dezer schepen moeten naar de kust verzeilen ter lossing der aangebrachte lading, of zijn om andere redenen niet dadelijk disponibel, terwijl juist de beschikbare schepen voor de weinige ladingen, die zich nog voordoen, minder passend zijn.”

 

Datum vanaf: 1845
Kapitein: Borghorst, Cornelis Marius
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Jan Koning, Nederlands Hervormd, werd geboren te Amsterdam/Nigtevegt op 11 mei 1819 als zoon van Doede Koning, houtkoper, en Anna Henrietta Tofte.

Hij trouwde in 1846 te Dordrecht met Josina Regina Crollius, geboren in 1822 te Dordrecht als dochter van Abram Crollius en Jacoba van Slingerland.064

Ten tijde van de inschrijving aan de Zeevaartschool van zoon Jan was vader Doede hertrouwd met Engelina Schouten en woonden zij op de Brouwersgracht 15 te Amsterdam.

 

Jan Koning werd als leerling van de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart ingeschreven op 01 september 1832. Er werden over de vakken zeevaartkunde, schoolonderwijs (hollands, frans, engels), scheepswerk en tekenen een driemaandelijkse rapportage bijgehouden in de periode januari 1833 - januari 1837. Tevens zijn de volgende bijzonderheden vermeld:

05 augustus 1833       "bekomt den 3den Prijs in het Schoolonderwijs, zijnde Troost  Aanteekeningen"

11 augustus 1834       "bekomt den middelsten Prijs voor het Schoolonderwijs, zijnde Hogendorp Coup d'oeil sur l'Ile de Java"

03 augustus 1835       "bekomt de hoogsten Prijs in het Schoolonderwijs zijnde Basil Hall  Fragments of voyages and travels  3 deelen"

29 september 1835    lidmaat van de Ned.Herv.Gemeente bij leraar Winder

11 oktober 1835         als ligtmatroos geplaatst op de "Dordtenaar" onder kapitein Abbema voor een reis van Dordrecht naar Batavia

02 november 1836     terug van de reis "met goede attestatie"

14 februari 1837         als ligtmatroos geplaatst op de "Dordtenaar" onder kapitein J.F.P.A.Abbema voor een reis van Dordrecht naar Batavia

20 mei 1839                terug van de reis "met goede attestatie"

22 mei 1839                "eervol ontslagen"004-532/1733.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Koning werd per 17 augustus 1847 op voordracht van J.Schut en met vlagnummer 756 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Bij de inschrijving was zijn schip de "Timor". Toegevoegd is "bedankt"002. Ten tijde van de inschrijving waren Koning en zijn vrouw 28 resp. 25 jaar002a.

In de Algemene Vergaderingen van 10/17 augustus 1847 werd als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop voorgedragen/benoemd Jan Koning, geen leeftijd vermeld, voerend de bark “Timor, op voordracht van kapitein Jan Schut.023.

 

J.Koning wonend te Amsterdam was in de periode 10 augustus 1847 t/m zijn vermissing in 1869 met vlagnummer 14 effectief lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart”. Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de bark “Timor”.1111

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 01 oktober 1847 staat de inboeking van f 15,- als entreegeld van kapitein Koning.064b

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer          jaren           type           scheepsnaam                           naam reder/boekhouder

       756                   1848           bark          Timor                                        A.Blussé van Oud Alblas, Dordrecht

                            1849-1851     bark          Timor                                        P.Blussé van Oud Alblas, Dordrecht

                                 1852           bark          Timor                                        idem

                                 1853           bark          Jacob Cats                               Mr.P.Blussé van Oud Alblas, Dordrecht

       376                   1854           bark          Jacob Cats                               idem

                            1855-1859     fregat        Admiraal van Heemskerk     idem

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

J.Koning                                                Admiraal van Heemskerk          07 mei 1861           02 april 1862

 

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J.Koning als gezagvoerder064:

*    1850; 1852           bark “Timor”                                             boekhouder “Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

*    1853 t/m 1854     bark “Jacob Cats”                                     boekhouder P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

*    1855                      geen vermelding van schip

*    1856 t/m 1859;

       1861                     fregat “Admiraal van Heemskerk”         boekhouder P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

Bouma025 vermeldt J.Koning als gezagvoerder gedurende:

*    1848 t/m 1852 op de bark “Timor”, gebouwd in 1840 op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud-Alblas & F. van Wageningen & Co te Dordrecht;

*    1853 t/m 1855 op het 3/m schip “Jacob Cats”, gebouwd in 1835 op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht, 790 ton o.m., varend voor Mr. P. van Oud Alblas te Dordrecht;

*    1856 t/m 1857 op het 3/m schip “Admiraal van Heemskerk”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 1115 ton o.m., varend voor L.Zegers Veeckens te Amsterdam (dit klopt niet met de opgave uit de lidmaatschapregisters van “Zeemanshoop”);

*    1858 t/m 1862 op hetzelfde schip, maar nu voor Mr. P. Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;

*    1864 t/m 1866 van het 3/m schip “Kosmopoliet”, gebouwd in 1853/1854 op de werf van De Merwede van Cornelis Gips & Zn aan de Lijnbaan te Dordrecht, 753 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht (zie ook 064);

*    1869 van de “President Benson” ex Goudkust, gebouwd in 1852 te Rotterdam, 146 ton o.m., varend voor H.Muller & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1869 vermist.

 

Overige bijzonderheden

J.Koning verzorgde per 19 maart 1859 vanuit Brouwershaven met de “Admiraal van Heemskerk” een troepentransport van 3 officieren en 125 manschappen naar Nederlands Oost Indië. Hij arriveerde te Batavia op 04 juli 1857 na een reis van 107 dagen.

Op 04 juli 1863 vertrok hij van Brouwershaven met de “Kosmopoliet” en een detachement van 3 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 07 oktober 1863 na een reis van 95 dagen.

Op 07 juni 1864 vertrok hij van Brouwershaven met de “Kosmopoliet” en een detachement van 3 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 07 september 1864 na een reis van 92 dagen.

Op 16 juni 1865 vertrok hij van Brouwershaven met de “Kosmopoliet” en een detachement van 6 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 03 september 1865 na een reis van 79 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden065.

 

Op 19 maart 1859 vertrok van Brouwershaven het fregat "Admiraal van Heemskerk" van Mr.P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht onder kapitein J.Koning. Het arriveerde op 04 juli 1859 te Batavia na 106 dagen reis026(38/047).

 

Op 6 april 1850 vertrok de bark “Eendragt maakt Magt” onder kapitein Lars Peter Andersson vanuit Antwerpen naar Valparaïso (Chili) en Callao (Peru). “Op 14 juni ontmoette het twee verdachte schepen, vermoedelijk kapers. Toen het barkschip Timor, met kapitein Koning uit Dordrecht, naderde verdwenen de twee schepen …”074.

 

In het NSM hangt in de vaste tentoonstelling een posterachtige afbeelding van de clipperfregatten Kosmopoliet I (bouwjaar 1854, 758 ton) en Kosmopoliet II (bouwjaar 1864, 1078 ton), beiden van de rederij Gebr. Blussé te Dordrecht. Er wordt aangegeven dat de gezagvoerders waren J.Koning resp. J.Bouten. Op de afbeelding van de Kosmopoliet II is de nummervlag D18 te zien van J.Bouten lid van het zeemanscollege "Tot Nut van Handel en Zeevaart" te Dordrecht.

 

De bark “Timor” van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht heeft minstens 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein J.Koning:

         * 7de reis.            Augustus 1847 naar Batavia en terug mei 1848.

         * 8ste reis.           Juli 1848 naar Batavia en terug april 1849.

         * 9de reis.            Mei 1849 naar Batavia en terug februari 1850

         * 10de reis.          April 1850 naar Valparaiso en Java. Terug maart 1852

      Het fregat de “Jacob Cats” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 15 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J.Koning:

      *13de reis               mei 1852 naar Batavia en weer terug in juni 1853

      *14de reis               mei 1853 naar Batavia en weer terug in oktober 1854

      Het fregat de “Admiraal van Heemskerk” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 12 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J.Koning:

      *9de reis                  mei 1855 naar Batavia. Datum terugreis niet vermeld

      *10de t/m 12de reis eveneens onder kapitein Koning, maar geen data vermeld. Verkoop van het schip in 1862.

      De medium clipper ”Kosmopoliet I” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 18 reizen waarvan de een aantal onder kapitein J.Koning. Data en bestemmingen niet genoemd.

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

De bark “Timor” onder kapitein J.Koning verliet Dungeness op 01 mei 1850 en arriveerde te Valparaiso via Kaap Hoorn op 10 augustus. Het voer via de westroute naar Hongkong waar het arriveerde op 22 maei 1851.121

 

NRC 18 april 1852

“Rotterdam, 20 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de volgende  …  schepen:

 … kapt. C.M. Borghorst en JACOB CATS, kapt. J. Koning; de beide laatsten van Dordrecht….”

 

NRC 29 april 1854

“Batavia, 10 maart. Scheepsvrachten. Door gebrek aan genoegzame produkten kunnen alle aangekomen particuliere schepen geen lading bekomen en zijn dus de vrachten wederom gedaald.  … Thans liggen nog zonder bestemming de Nederlandse schepen, …  JACOB CATS, … “

 

Zierikzeesche Courant 23 maart 1864

Op 18 maart 1864 is te Brouwershaven binnengekomen D “Kosmopoliet”, kapt. J.Koning,  komend van Batavia en met bestemming Schiedam. Als passagiers zijn aangebracht de heren F.J.S. van Heumer, 1ste luitenant bij het O.I.leger; C.J.S.Court, officier van adm. 2de klas bij de marine; A.Cupaerus, O.I.ambtenaar; A.E.Bouten; J.W.Coster en 12 gepasporteerde militairen.

 

Ontleend aan. van Blokland-Visser064:

Op 11 oktober 1835 was Jan Koning lichtmatroos op het fregat “Dordtenaar” onder kapitein Jan F.P.A.Abbema en vertrekt met 43 man naar Batavia. Hij is matroos tot 22 mei 1839 en krijgt dan eervol ontslag.

In een monsterrol 817 op het Gemeentearchief te Dordrecht, gedateerd 05 april 1837 betreffende het fregat “de Dordtenaar”, varend voor Blusé van Oud Alblas te Dordrecht en onder gezag van kapitein J.F.P.A.Abbema, met bestemming Batavia staat als ligtmatroos vermeld J.Koning,, oud 17 jaar, afkomstig uit Amsterdam en met een maandgage van f 12,-.

Op 10 augustus 1847 is hij kapitein op de bark “Timor en vertrekt met 22 man naar Batavia. Hij maakte met dit schip 4 reizen en is op de 4e reis vanuit Valparaiso op 01 maart 1852 terug in Nederland.

Volgens monsterrol 1532 dd 28 april 1851 was hij gezagvoerder op het fregat de “Jacob Cats” en vertrok met 18 man naar Batavia.

Op 15 mei 1856 was hij kapitein op het fregat de “Admiraal van Heemskerk” en vertrok naar Batavia met als 1e stuurman Adolph F.Giesse uit Dordrecht

 

 

Datum vanaf: 1848
Kapitein: Koning, Jan
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

GenLias geeft de geboorte te Bolsward op 28 november 1813 van een Feite Bees Agema als zoon van Bee Feites Agema en Ymkjen Rienses

(Volgens van Blokland-Visser geboren in 1814 te Kampen, maar dus wellicht onjuiste opgave.)

 

Het Stadsarchief te Amsterdam meldt de geboorte van o.a. Gerritje Agema op 11 september 1837 als dochter van Feite Agema, 24 jaar, zeeman, wonend in de Bantammerstraat nr.1 kanton 3 en Johanna Mesman. Bij de geboorte van Gerritje was de vader afwezig.

Ook te Amsterdam de geboorte op 04 februari 1841 van Anna Geziena Imkje Agema, die op 29 september 1869 te Hattem trouwde met Cornelis Simon Boss. Als ouders van de bruid worden opgegeven Feite Bees Agema en Johanna Mesman. Feite is dan “zonder beroep”.

Een Feijke Janna Agema huwde op 05 april 1860 te Kampen en als haar ouders worden genoemd Johanna Mesman en Feite Bees Agema, schipper.

Een Everdina Agema huwde op 18 april 1872 te Kampen en als ouders worden genoemd Johanna Mesman en Feite Bees Agema,  schipper.

In de Bevolkingsregisters 1850 en 1864 te Amsterdam worden geen Feite Bees Agema genoemd.

GenLias geeft een overlijden van Feite Bees Agema te Kampen in 1880 (geen nadere datering) en van een Feite Agema te Kampen in 1887 (ook geen nadere datering).

 

Een relatie met het zeemansvak van een Agema geeft het “Gedenkboek Adelborsten-opleiding te Willemsoord 1854-1954” door P.S. van ’t Haaff en M.J.C.Klaassen, van Dishoek, Bussum. 1954.

“Nr. 2278 Pieter Sjoerd Agema

Ltz 3e kl 18 aug. 1932; Ltz 2e kl. 18 aug. 1934; o. 28 juni 1947; dipl. 2e st. 11 febr. 1946; stuurman grote handelsv. oct. 1947-juli 1948; dipl. 1e st. 9 sept. 1948. Leraar wis- en zeev. k. Gem. Zeev.sch. Rotterdam 15 sept. 1948.

 

In het telefoonboek-Nederland worden 221 aansluitingen met de naam Agema genoemd.

Het Archief van het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag geeft geen aansluiting naar de huidige tijd ook niet in de collectie met familieadvertenties.

.

Onderzoek naar huidige afstammelingen zonder succes afgesloten – S.Parma

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

F.B.Agema was met vlagnummer R344 in de periode 1852 t/m 1858 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

F.B.Agema was met vlagnummer 42 in de periode 30 april 1852 t/m 1860 van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart"111 en 64a

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1858 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar, op grond van Artikel 37 van het Reglement (d.i. het niet voldoen aan de financiële verplichtingen) uit het College is gezet.

In het Jaarverslag 1859 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat “het Bestuur zich (heeft) verpligt gezien Art.37 van het Reglement toe te passen”. Dit artikel regelt uitzetting uit het College vanwege het niet voldoen aan de financiële verplichtingen.

In het Jaarverslag 1859 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij een schadevergoeding kreeg van f 72,- kennelijk vanwege een ongeluk met zijn schip. (Deze uitkering spoort niet met het royement. Men had het bedrag van de uitkering toch ook kunnen gebruiken om zijn schuld af te lossen?)

 

In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” staat op 06 april 1852 de storting door kapitein Agema van f 15,- als entreegeld voor lidmaatschap van het college.064b

 

De schepen van de kapitein

Op 04 mei 1852 is Agema kapitein op de bark “Timor”, 240 last, gebouwd op de werf van werf Cornelis Gips voor reder A Blussé van Oud Alblas te Dordrecht en vertrekt naar Valparaiso.

Op 04 april 1855 vertrekt hij voor zijn 3e reis op dit schip. Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nr 42 arch 124 rederij Blussé van Oud Alblas in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij Tot Nut van Handel en Zeevaart staat kapitein F.Agema met vlagnummer R344 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1855                van de bark “Timor”   223 last        varend voor Mr. P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

De bark “Timor ” van de rederij Blussé van Oud Alblas heeft minstens 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein F.B.Agema:

*    11de reis. Mei 1852 naar Batavia en terug in januari 1853.

*    12de reis. Juni 1853 naar Valparaiso en Java. Terug in december 1854.

*    13de reis. April 1855 naar ? . Terug ??

*    14de reis. ?? 1856 naar Batavia. Op de terugreis vergaan bij Robbeneiland in de Tafelbaai, ZA.

Gegevens van de heer P.Blussévan Oud Alblas te Vught, april 2008. Ontleend aan het Blussé archief in Stadsarchief van Dordrecht.

 

Bouma025 vermeldt F.Agema als gezagvoerder gedurende:

*    1852 t/m 1857 van de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor mr. P.Blussé van Oud Alblas. Tijdens de reis van Java naar Amsterdam bij Robben-eiland op de rotsen gelopen en wrak.

 

Het Archief van de Waterschout te Amsterdam meldt een monsterrollen dd.

02 augustus 1838 van de pink “ Drie Gebroeders” onder kapitein Sikke IJsbrands Parma, boekhouder Insinger & Comp., bestemming Batavia met als onderstuurman F.B.Agema, 24 jaar uit Amsterdam.

 

Overige bijzonderheden

In het Journaal van de "De Drie Gebroeders" onder kapitein O.S.Parma in het Oosterdok te Amsterdam met bestemming Paramaribo057:

10 september 1838    "Monsterden des avonds met 12 man als volgt 1e Strm F.B.Agema ...".

F.B.Agema was stuurman en mede-ondertekenaar van het Journaal van de reis naar Paramaribo in 1839-1840 en is dus waarschijnlijk de schrijver geweest. Hij was onderstuurman op de vorige twee reizen van "De Drie Gebroeders" naar Suriname resp. Nederlands Oost-Indië in 1837-1838 resp. 1838-1839.

 

In het “Register van Schuldbekentenissen van schepelingen met vermelding van schuldeisers (crediteureen) en terugbetaling 1837-1856 6 delen . Stadsarchief Amsterdam 38/172-177” staat een vermelding van F.B.Agema

05 juni 1838 kapitein S.IJ.Parma  debiteur F.B.Agema schuld aan H.H.Bus van 1,78, aan C. Spiker van 4,39 en aan de wed. A.Folkerts van 4,50

 

Voorts wordt in een monsterrol op 28 mei 1834 bij kapitein S.IJ Parma op “De Drie Gebroederrs” genoemd de onderstuurman F.B.Agema, 23 jaar uit Amstwrdam.

 

MRD = monsterrol in Stadarchief van Dordrecht

Agema monsterde op 29 mei 1849 (MRD 1410) aan als 1e stuurman op de nieuwe bark “J.C.Schotel”, 334 last. gebouwd op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht voor rederij Gebr. Blussé te Dordrecht. De gezagvoerder was Jan de Ridder en de reis ging met 26 man naar New York. Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nr 49/ arch 124 rederij Blusse van Oud Alblas te Dordrecht Stadsarchief Dordrecht.

Ontleend aan van Blokland-Visser064:

 

De bark “Timor” onder kapitein F.Agema vertrok half 1853 van Antwerpen en werd, na een ronding van Kaap Hoorn, op 06 oktober gemeld van Valparaiso. De terugreis ging via de Pacific  met een melding van 23 mei 854 te Batavia.121

 

NRC 21 november 1853

Rotterdam, 20 november. Men schrijft uit Valparaiso 30 september aan Le Précurseur (Belgisch dagblad) van Antwerpen het volgende: Het gerucht is hier in omloop, dat het Nederlandse barkschip TIMOR, kapt. Agema, hetwelk van Antwerpen verwacht wordt, op de hoogte van Kaap Hoorn gezien is, masteloos en in ontredderde toestand. Dit bericht verdient echter ten zeerste nadere bevestiging en wordt alleen, zo als bovengemeld, als gerucht medegedeeld.

NRC 09 december 1853

Rotterdam, 8 december. Het aan Le Précurseur (Belgisch dagblad) van Antwerpen uit Valparaiso medegedeelde gerucht, als zou het te Dordrecht te huis behorend barkschip TIMOR, kapt. Agema, masteloos en in ontredderde toestand op de hoogte van Kaap Hoorn gezien zijn – zie ons nommer van 21 november – is gebleken onwaar te zijn, daar dit schip de 6e oktober van Antwerpen te Valparaiso aangekomen is en volgens schrijven van de kapitein alles op die bodem in de beste staat verkeerde.

NRC 19 september 1854

Batavia, 22 juli. “Vrachten. … Te Soerabaija bedong de JAN SCHOUTEN voor tabak NLG 65, en suiker NLG 70, mits binnen 14 dagen aan boord zijnde; de TIMOR suiker NLG 80, met 50 ligdagen, op drie plaatsen te laden; beide laatste schepen zijn voor Amsterdam bestemd.  …”

Handelsblad 06 maart 1857

“Kaap de Goede Hoop 30 Dec. Het schip Timor, Agema, v. Padang n. Rott., den 21sten dezer tusschen Robbeneiland en de Whale Rock gestrand, is geheel wrak geworden en met het geborgen gedeelte der lading voor 570 £ verkocht, het volk gered”.

Handelsblad 10 maart 1857

“Aangaande het schip Timor, Agema, van Padang n. Rotterdam bestemd, bij de Kaap de Goede Hoop gestrand, wordt vermeld dat van de lading nog 117 b. koffij benevens een gedeelte van den inventaris geborgen was; het geborgene had in veiling 1087,14,8 £ opgebragt”.

 

 

Datum vanaf: 1853
Kapitein: Agema, Feite Bees
College: Tot Nut van Handel en Zeevaart, Dordrecht
Vlagnummer: 42
Overige informatie: Logboek nr 42 van de 14e reis in 1856 met kapitein J. T. Agema vlag D 42 is bewaard gebleven (archief 124 rederij Blusse v Oud Alblas te Dordrecht GAD).

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

ARCHIEF NA Den Haag 3.03.54 - 160 archiefnummer Dordt 104.
__________________________________________________

BIJLBRIEF / ACTE AAN- en VERKOOP
Naam schip: TIMOR

Plaats en datum: bijlbrief, Dordrecht, 7 mei 1840

Soort schip bark

Te voeren door kapt.

Bouwwerf / verkoper scheepstimmerlieden C. Gips & Zoonen, Dordrecht

Eigenaar / aankoper A. Blussé van Oud Alblas c.s., Dordrecht

Groot volgens meetbrief 240 lasten

Tuigage en aantal dekken

Afmetingen

Kiellegging

Tewaterlating

Plaats en nummer van registratie

Datum van registratie

Notaris

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden






Researcher/datum research ML/281105

Naam TIMOR
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1840
Toegang 3.03.54
Inventaris 160

Bronnen

Jaar: 1840
Bron: NA-Den Haag
Omschrijving: BIJLBRIEF/ACTE AAN- EN VERKOOP 3.03.54 - 160 archiefnummer Dordt 104.