Inloggen
Gezagvoerder

Agema, Feite Bees

Naam: Agema, Feite Bees
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
TIMOR 1840 Bark Sailing Vessel 8084 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

GenLias geeft de geboorte te Bolsward op 28 november 1813 van een Feite Bees Agema als zoon van Bee Feites Agema en Ymkjen Rienses

(Volgens van Blokland-Visser geboren in 1814 te Kampen, maar dus wellicht onjuiste opgave.)

 

Het Stadsarchief te Amsterdam meldt de geboorte van o.a. Gerritje Agema op 11 september 1837 als dochter van Feite Agema, 24 jaar, zeeman, wonend in de Bantammerstraat nr.1 kanton 3 en Johanna Mesman. Bij de geboorte van Gerritje was de vader afwezig.

Ook te Amsterdam de geboorte op 04 februari 1841 van Anna Geziena Imkje Agema, die op 29 september 1869 te Hattem trouwde met Cornelis Simon Boss. Als ouders van de bruid worden opgegeven Feite Bees Agema en Johanna Mesman. Feite is dan “zonder beroep”.

Een Feijke Janna Agema huwde op 05 april 1860 te Kampen en als haar ouders worden genoemd Johanna Mesman en Feite Bees Agema, schipper.

Een Everdina Agema huwde op 18 april 1872 te Kampen en als ouders worden genoemd Johanna Mesman en Feite Bees Agema,  schipper.

In de Bevolkingsregisters 1850 en 1864 te Amsterdam worden geen Feite Bees Agema genoemd.

GenLias geeft een overlijden van Feite Bees Agema te Kampen in 1880 (geen nadere datering) en van een Feite Agema te Kampen in 1887 (ook geen nadere datering).

 

Een relatie met het zeemansvak van een Agema geeft het “Gedenkboek Adelborsten-opleiding te Willemsoord 1854-1954” door P.S. van ’t Haaff en M.J.C.Klaassen, van Dishoek, Bussum. 1954.

“Nr. 2278 Pieter Sjoerd Agema

Ltz 3e kl 18 aug. 1932; Ltz 2e kl. 18 aug. 1934; o. 28 juni 1947; dipl. 2e st. 11 febr. 1946; stuurman grote handelsv. oct. 1947-juli 1948; dipl. 1e st. 9 sept. 1948. Leraar wis- en zeev. k. Gem. Zeev.sch. Rotterdam 15 sept. 1948.

 

In het telefoonboek-Nederland worden 221 aansluitingen met de naam Agema genoemd.

Het Archief van het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag geeft geen aansluiting naar de huidige tijd ook niet in de collectie met familieadvertenties.

.

Onderzoek naar huidige afstammelingen zonder succes afgesloten – S.Parma

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

F.B.Agema was met vlagnummer R344 in de periode 1852 t/m 1858 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

F.B.Agema was met vlagnummer 42 in de periode 30 april 1852 t/m 1860 van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart"111 en 64a

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1858 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar, op grond van Artikel 37 van het Reglement (d.i. het niet voldoen aan de financiële verplichtingen) uit het College is gezet.

In het Jaarverslag 1859 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat “het Bestuur zich (heeft) verpligt gezien Art.37 van het Reglement toe te passen”. Dit artikel regelt uitzetting uit het College vanwege het niet voldoen aan de financiële verplichtingen.

In het Jaarverslag 1859 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij een schadevergoeding kreeg van f 72,- kennelijk vanwege een ongeluk met zijn schip. (Deze uitkering spoort niet met het royement. Men had het bedrag van de uitkering toch ook kunnen gebruiken om zijn schuld af te lossen?)

 

In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” staat op 06 april 1852 de storting door kapitein Agema van f 15,- als entreegeld voor lidmaatschap van het college.064b

 

De schepen van de kapitein

Op 04 mei 1852 is Agema kapitein op de bark “Timor”, 240 last, gebouwd op de werf van werf Cornelis Gips voor reder A Blussé van Oud Alblas te Dordrecht en vertrekt naar Valparaiso.

Op 04 april 1855 vertrekt hij voor zijn 3e reis op dit schip. Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nr 42 arch 124 rederij Blussé van Oud Alblas in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij Tot Nut van Handel en Zeevaart staat kapitein F.Agema met vlagnummer R344 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1855                van de bark “Timor”   223 last        varend voor Mr. P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

De bark “Timor ” van de rederij Blussé van Oud Alblas heeft minstens 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein F.B.Agema:

*    11de reis. Mei 1852 naar Batavia en terug in januari 1853.

*    12de reis. Juni 1853 naar Valparaiso en Java. Terug in december 1854.

*    13de reis. April 1855 naar ? . Terug ??

*    14de reis. ?? 1856 naar Batavia. Op de terugreis vergaan bij Robbeneiland in de Tafelbaai, ZA.

Gegevens van de heer P.Blussévan Oud Alblas te Vught, april 2008. Ontleend aan het Blussé archief in Stadsarchief van Dordrecht.

 

Bouma025 vermeldt F.Agema als gezagvoerder gedurende:

*    1852 t/m 1857 van de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor mr. P.Blussé van Oud Alblas. Tijdens de reis van Java naar Amsterdam bij Robben-eiland op de rotsen gelopen en wrak.

 

Het Archief van de Waterschout te Amsterdam meldt een monsterrollen dd.

02 augustus 1838 van de pink “ Drie Gebroeders” onder kapitein Sikke IJsbrands Parma, boekhouder Insinger & Comp., bestemming Batavia met als onderstuurman F.B.Agema, 24 jaar uit Amsterdam.

 

Overige bijzonderheden

In het Journaal van de "De Drie Gebroeders" onder kapitein O.S.Parma in het Oosterdok te Amsterdam met bestemming Paramaribo057:

10 september 1838    "Monsterden des avonds met 12 man als volgt 1e Strm F.B.Agema ...".

F.B.Agema was stuurman en mede-ondertekenaar van het Journaal van de reis naar Paramaribo in 1839-1840 en is dus waarschijnlijk de schrijver geweest. Hij was onderstuurman op de vorige twee reizen van "De Drie Gebroeders" naar Suriname resp. Nederlands Oost-Indië in 1837-1838 resp. 1838-1839.

 

In het “Register van Schuldbekentenissen van schepelingen met vermelding van schuldeisers (crediteureen) en terugbetaling 1837-1856 6 delen . Stadsarchief Amsterdam 38/172-177” staat een vermelding van F.B.Agema

05 juni 1838 kapitein S.IJ.Parma  debiteur F.B.Agema schuld aan H.H.Bus van 1,78, aan C. Spiker van 4,39 en aan de wed. A.Folkerts van 4,50

 

Voorts wordt in een monsterrol op 28 mei 1834 bij kapitein S.IJ Parma op “De Drie Gebroederrs” genoemd de onderstuurman F.B.Agema, 23 jaar uit Amstwrdam.

 

MRD = monsterrol in Stadarchief van Dordrecht

Agema monsterde op 29 mei 1849 (MRD 1410) aan als 1e stuurman op de nieuwe bark “J.C.Schotel”, 334 last. gebouwd op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht voor rederij Gebr. Blussé te Dordrecht. De gezagvoerder was Jan de Ridder en de reis ging met 26 man naar New York. Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nr 49/ arch 124 rederij Blusse van Oud Alblas te Dordrecht Stadsarchief Dordrecht.

Ontleend aan van Blokland-Visser064:

 

De bark “Timor” onder kapitein F.Agema vertrok half 1853 van Antwerpen en werd, na een ronding van Kaap Hoorn, op 06 oktober gemeld van Valparaiso. De terugreis ging via de Pacific  met een melding van 23 mei 854 te Batavia.121

 

NRC 21 november 1853

Rotterdam, 20 november. Men schrijft uit Valparaiso 30 september aan Le Précurseur (Belgisch dagblad) van Antwerpen het volgende: Het gerucht is hier in omloop, dat het Nederlandse barkschip TIMOR, kapt. Agema, hetwelk van Antwerpen verwacht wordt, op de hoogte van Kaap Hoorn gezien is, masteloos en in ontredderde toestand. Dit bericht verdient echter ten zeerste nadere bevestiging en wordt alleen, zo als bovengemeld, als gerucht medegedeeld.

NRC 09 december 1853

Rotterdam, 8 december. Het aan Le Précurseur (Belgisch dagblad) van Antwerpen uit Valparaiso medegedeelde gerucht, als zou het te Dordrecht te huis behorend barkschip TIMOR, kapt. Agema, masteloos en in ontredderde toestand op de hoogte van Kaap Hoorn gezien zijn – zie ons nommer van 21 november – is gebleken onwaar te zijn, daar dit schip de 6e oktober van Antwerpen te Valparaiso aangekomen is en volgens schrijven van de kapitein alles op die bodem in de beste staat verkeerde.

NRC 19 september 1854

Batavia, 22 juli. “Vrachten. … Te Soerabaija bedong de JAN SCHOUTEN voor tabak NLG 65, en suiker NLG 70, mits binnen 14 dagen aan boord zijnde; de TIMOR suiker NLG 80, met 50 ligdagen, op drie plaatsen te laden; beide laatste schepen zijn voor Amsterdam bestemd.  …”

Handelsblad 06 maart 1857

“Kaap de Goede Hoop 30 Dec. Het schip Timor, Agema, v. Padang n. Rott., den 21sten dezer tusschen Robbeneiland en de Whale Rock gestrand, is geheel wrak geworden en met het geborgen gedeelte der lading voor 570 £ verkocht, het volk gered”.

Handelsblad 10 maart 1857

“Aangaande het schip Timor, Agema, van Padang n. Rotterdam bestemd, bij de Kaap de Goede Hoop gestrand, wordt vermeld dat van de lading nog 117 b. koffij benevens een gedeelte van den inventaris geborgen was; het geborgene had in veiling 1087,14,8 £ opgebragt”.