Inloggen
HENRIETTE ELISABETH SUSANNA - ID 7776


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1851-06-24 / 1876-06-22 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1851
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Bark
Masten: Three masts
Material Hull: Wood, sheathed with copper
Construction Data

Scheepsbouwer: C. Gips & Zn. - Werf 'De Nijverheid', Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1850-09-14
Launch Date: 1851-05-19
Delivery Date: 1851-00-00
Technical Data

Net Tonnage: 403.00 Net tonnage
Net Tonnage 2: 213.00 lasts
 
Length 1: 35.60 Meters Registered
Beam: 7.60 Meters Registered
Depth: 5.11 Meters Registered
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1851
Datum agenda: 1851-06-24
Register nr: 18510519
Scheepsnaam: HENRIETTE ELIZABETH SUZANNA
Type: Bark
Lasten: 213
Gebouwd in provincie: Zuid Holland
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Groot, Roelants & Co., de
Plaats: Schiedam
Kapitein op moment van verzoek: Prater, E.T.
Opmerkingen: nieuwe zeebrief

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1851-06-24 HENRIETTE ELISABETH SUSANNA
Manager: Firma De Groot, Roelants & Co., Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Firma De Groot, Roelants & Co., Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Schiedam / Netherlands
Callsign: NWSM

Date/Name Ship 1875-07-00 HENRIETTE ELISABETH SUSANNA
Manager: De Witt, Schipper & Co., Sourabaya, Netherlands East Indies
Eigenaar: De Witt, Schipper & Co., Sourabaya, Netherlands East Indies
Shareholder:
Homeport / Flag: Sourabaya / Netherlands East Indies

Date/Name Ship 1876-00-00 TWEE VRIENDEN
Manager: De Witt, Schipper & Co., Sourabaya, Netherlands East Indies
Eigenaar: De Witt, Schipper & Co., Sourabaya, Netherlands East Indies
Shareholder:
Homeport / Flag: Sourabaya / Netherlands East Indies
Callsign: TJGH

Ship Events Data

1868-10-06: Sold at auction
Advertentie. De makelaars F.N. Montauban van Swijndregt, W. van Dam H.Hzn, B.C.D. Hanegraaff, H.N. Montauban van Swijndregt, C.H. van Dam en H. Montauban van Swijndregt, te Rotterdam, zullen, als last hebbende van hunne meesters, op dinsdag 6 oktober, des middags ten 12 ure, in de Zaal aan de Scheepmakershaven, wijk 1 no. 499, publiek verkopen het extra snelzeilend gekoperd en kopervast barkschip HENRIETTE ELISABETH SUSANNA, gevoerd door kapt. A. Meyboom, lang 35 el 50 duim, wijd 5 el 80 duim, hol 4 el 40 duim, en alzo groot 403 tonnen of 213 lasten, zo als hetzelve is liggende aan de scheeptimmerwerf van de heren C. Gips & Zonen te Schiedam.
Nog zal afzonderlijk geveild worden een chronometer.
Nadere informatiën te bekomen bij boven gemelde makelaars.
1875-07-00: Advertentie. Op een nader te bepalen dag in de maand juli zal te Soerabaija publiek worden verkocht het snelzeilend Nederlands barkschip HENRIËTTE ELISABETH SUSANNA, gezagvoerder A. Meyboom, geclassificeerd in Veritas 5/6 L 1.1., lengte 35,6, breedte 7,6, holte 5,15 Nederlandse ellen, gemeten 403 tonnen of 213 lasten, met deszelfs complete inventaris. Het schip ligt thans te Soerabaija en is inmiddels uit de hand te koop.
Informatiën te bekomen bij J. Daendels & Co., Batavia, Samarang, Soerabaija.
(opm: verdoopt in de TWEE VRIENDEN, zie JB 271175)
1876-06-22: Final Fate: Wrecked

Onderweg van Makassar naar Sourabaya met een lading van 120 paarden, in Straat Makassar op een onbekend rif gelopen, in pos. 3º30’ Z.B. 117º10’ O.L., ca 12 mijl beoosten Poeloe Laut, en werd verbrijzeld.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Eesge Brouwer werd geboren op 25 september 1817 te Nes op Ameland als zoon van Tjerk Eesges Brouwer en Hiltje Jans Brouwer. Op 07 april 1846 wordt de akte gerectificeerd en de naam van de vader gewijzigd in Tjerk Eesges Prater.

Hij trouwt in 1849 te Dordrecht met Jeanette Marie Vliegenthart, geboren in 1823 te Dordrecht als dochter van Martinus Vliegenthart, korenmolenaar, en Johanna Kruys. Getuigen bij het huwelijk zijn de beide zwagers/koopvaardijkapiteins Johannes Keyser en Barteld Pieters van Wijland. In 1850 woonde hij met zijn vrouw in bij de weduwe Vliegenthart-Kruis, molenaarster, Wijk D Binnenkalkhaven D 178 te Dordrecht

Eesge Prater overleed in 1856 te Batavia.064 en tresoar

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

E.T.Prater was met vlagnummer R250 in de periode 1853 (1851?) t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058. In de ledenlijst van de Amsterdamse Almanak voor Koophandel en Zeevaart 001 staat in de jaargangen 1849 t/m 1853 kapitein E.Brouwer met vlagnummer R250 en pas vanaf jaargang 1854 (d.i. dus jaarverslag 1853) E.J.Prater. Maar in het Jaarverslag 1851 van het College zelf staat E.J.Prater met vlagnummer R250. Voor de oplossing van deze puzzel zie hiervoor bij de familiegegevens.

 

E.Prater was in de periode 25 november 1853 tot aan zijn overlijden in 1856 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 39. Hij was ten tijde van de inschrijving gezagvoerder van de bark “Copernicus”.064a.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1858 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rottedam) staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf vermeld dat de weduwe van kapitein E.T.Prater uitkeringen kreeg voor haar en haar kind plus een kindje van een ½ maand van f 170,83  Dit is opgebouwd uit f 150,- voor de weduwe, f 20,- voor één kind en f 0,83 voor het kindje van ½ maand. Een kindje van ½ maand moet zijn verwekt 8½ eerder dus half april 1857. Maar de uitkering was voor 12 maanden, terwijl uit gegevens bij andere kapiteins blijkt dat de weduwe-uitkering ingaat op het moment van overlijden van de kapitein. Heeft de weduwe Prater een slippertje gemaakt en is het kind van een ander? Voer voor genealogen!  In het Jaarverslag 1859 is de uitkering voor haar en één kind f 170,- (dus één van de kinderen is overleden)058.

 

E.T.Prater was in 1856 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.

 

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat E.Prater als gezagvoerder064a:

*    1854 t/m 1855      bark “Copernicus”                                    boekhouder E.Suermond & Zn  & Co te Rotterdam

*    1856 t/m 1857      bark “Mary & Hillegonda”                      boekhouder E.Suermond & Zn  & Co te Rotterdam

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein E.T.Prater met vlagnummer R250 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1851    van de “Henriëtte Elizabeth Susanna”   213 last    varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam

*    1855    van de “Mary Hillegonde” (geen type)  392 last    varend voor E.Suermondt & Zonen & Co te R.dam

 

Bouma025 vermeldt dat E.F. resp E.T. Prater gezagvoerder was gedurende:

*    1852 t/m 1853 van de bark Henriëtte Elisabeth Susanna”, gebouwd in 1851 te Schiedam, 403 ton o.m., varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam;

NRC 20 mei 1851

Schiedam, 19 mei. Heden is alhier van de scheepstimmerwerf De Nijverheid door de scheepsbouwmeesters C. Gips & Zoonen met het beste gevolg te water gelaten het barkschip HENRIETTE ELISABETH SUSANNA, groot 215 gemeten lasten, gebouwd voor een rederij onder directie van de heren Roelants, De Groot & Co, en bestemd voor de grote vaart.

*    1853 t/m 1855 van de bark “Copernicus”, gebouwd in 1853 op de werf van Cornelis Smit te Alblasserdam, 742 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam;

*    1855 t/m 1856 van het 3/m schip “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1835 te Rotterdam, 750 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam (klopt dus niet helemaal met de opgaven van het zeemanscollege - zie hiervoor). Het schip voer in 1857 voor C.Smit te Alblasserdam en was herdoopt in “Bijenkorf”;

*    1857 van de bark “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

Op 25 november 1853 was hij gezagvoerder op de bark “Copernicus”.064

 

NRC 02 juni 1851

Advertentie. Te Schiedam ligt in lading naar Batavia voor passagiers en goederen het nieuw gebouwd, gekoperd en kopervast campagne barkschip HENRIETTE ELIZABETH SUSANNE, kapt. Prater, hebbende uitmuntende inrichting voor passagiers. Adres bij de heren de Groot, Roelants & Co te Schiedam of P.A. van Es & Co, cargadoors te Rotterdam.

 

 

Datum vanaf: 1851
Kapitein: Prater, Eesge Tjerkz
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 250
Overige informatie: E.T.Prater was met vlagnummer R250 in de periode 1853 (1851?) t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart E.T.Prater was in 1856 afwisselend commissaris van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart. E.Prater w

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

A.Knappert was met vlagnummer R391 in de periode 1853 t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het  Jaarverslag 1858 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar voor het lidmaatschap heeft bedankt058

 

De schepen van de kapitein

In het Jaarverslag 1855 van de Maatschappij staat kapitein A.Knappert met vlagnummer R391 in de ledenlijst als gezagvoerder van de bark “Laurentius Emilia”, ? last, varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam058.

 

Bouma025 vermeldt A.Knappert als gezagvoerder gedurende:

*    1854 t/m 1855 van de bark “Henriëtte Elisabeth Suzanna”, gebouwd in 1851 te Schiedam, 403 ton o.m., varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam;

*    1855 t/m 1857 van de bark “Laurentius & Emilie”, gebouwd in 1854 te Schiedam, 675 ton o.m., varend voor de Groot Roelants & Co te Schiedam. Het schip is bij Semarang gestrand en gekapseisd.

 

Overige bijzonderheden

Geen

 

 

Datum vanaf: 1854
Kapitein: Knappert, A.
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 391
Overige informatie: A.Knappert was met vlagnummer R391 in de periode 1853 t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart.

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

  1. van Veen was met vlagnummer R259 in de periode 1856 t/m 1859 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1859 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1859 voor het lidmaatschap heeft bedankt058.

 

De schepen van de kapitein

In het Jaarverslag1858 van het College staat kapitein C. van Veen met vlagnummer R259 in de ledenlijsten als gezagvoerder maar zonder vermelding van schip en boekhouder058.

 

Bouma025 vermeldt C.van Veen als gezagvoerder gedurende:

*   1856 t/m 1858 van de bark “Henriëtte Elisabeth Suzanna”, gebouwd in 1851 te Schiedam, 403 ton o.m., varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam;

*   1861 van het 3/m schip “Sophia Amalia”, gebouwd in 1859 te Bolnes, 319 ton o.m., varend voor Batenburg & Co te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

Geen

 

 

Datum vanaf: 1856
Kapitein: Veen, C. van
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 259
Overige informatie: C. van Veen was met vlagnummer R259 in de periode 1856 t/m 1859 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart

Familiegegevens en opleiding

Ary Meyboom wed geboren op 09 augustus 1824 te Pernis als zoon van de Nederlands Hervormde Willem Meyboom en Jaapje Versteeg. Hij woonde te Vlaardingen en vestigde zich te Rotterdan o.a. aan de Oude Haven nr. 17.

Hij trouwde op 19 mei 1847 te Rotterdam met Magdalena Maria Wasserval, geboren op 08 juli 1825 te Rotterdam als dochter van de Nederlands Hervormde Hubertus Wasserval, pakhuisknecht, en Maria Deege005.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

A.Meyboom was met vlagnummer R418 in de periode 1855 t/m 1870 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

A.Meyboom was met vlagnummer 59 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 31 mei 1860 tot aan zijn royement in 1877. Ten tijde van de inschrijving was hij gezagvoerder van de bark “Henriëtte Elisabeth Susanna”, groot 213 last en met als boekhouder de Groot Roelandsch te Rotterdam064a

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 07 december 1882 staat een opsomming van geroyeerde leden waaronder:

“Vlag 59. A.Meijboom. Verblijf onbekend. Niet betaald sedert 1873/74. Geroyeerd 1877.”064a

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein A.Meyboom met vlagnummer R418 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1855 van het fregat “Van Oldenbarneveld”              371 last  varend voor C.Balguerie & Zoon te Rotterdam

*    1858, 1859, 1862 t/m 1867

                van de bark “Henriette Elisabeth Susanne”     213 last  varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam

 

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat A.meijboom  als gezagvoerder064a:

*       1861, 1874                  bark “Henriëtte Elisabeth Suzanne” boekhouders de Groot, Roelands & Co te Schiedam

 

Bouma025 vermeldt A.Meyboom als gezagvoerder gedurende:

*    1855 t/m 1857 van het 3/mschip (getuigd als bark) “Oldenbarneveldt” ex Fanny, gebouwd in 1839 te Rotterdam, 706 ton o.m., varend voor Balguerie & Zn te Rotterdam;

*    1859 t/m 1875 van de bark “Henriëtte Elisabeth Suzanna”, gebouwd in 1851 te Schiedam, 403 ton o.m., varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam. Het schip werd in 1875 verkocht in Soerabaya.

23 januari 1875 van Rotterdam te Sourabaya aangekomen. Juli 1875: verkocht te Soerabaya voor NLG 25000.

2e eigenaar De Witt, Schipper & Co, Sourabaya, scheepsnaam aanvankelijk ongewijzigd, maar in 1876 veranderd in TWEE VRIENDEN (TJGH).

Onderweg van Makassar naar Sourabaya met een lading van 120 paarden liep de TWEE VRIENDEN op 22.06.1876 in Straat Makassar op een onbekend rif, in pos. 3º30’ Z.B. 117º10’ O.L., ca 12 mijl beoosten Poeloe Laut, en werd verbrijzeld. De opvarenden zijn op 3 juli 1876 te Sourabaya aangekomen. Het wrak werd op 07.07.1876 verkocht. 114

 

Overige bijzonderheden

De Raad voor Tucht bij de koopvaardij deed op 04 juni 1869 uitspraak inzake een aanklacht tegen kapitein Ary Meijboom, gezagvoerder van de bark “Henriëtte Elisabeth Suzanna”, varend voor De Groot Roelants & Co te Rotterdam. Er zijn geen details van deze uitspraak vermeld. 104*

 

Het fregat “Oldenbarneveldt” onder kapitein A.Meijboom werd (eind 1854?) gemeld te Newport en op 22 januari 1855 te Payta, dus via een ronding van Kaap Hoorn. Via enkele zuid-amerikaanse havens aan de westkust voer het schip wederom via Kaap Hoorn op 07 juni van Callao naar Engeland en Rotterdam.121

 

 

Datum vanaf: 1859
Kapitein: Meyboom, Ary
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 418
Overige informatie: A.Meyboom was met vlagnummer R418 in de periode 1855 t/m 1870 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. A.Meyboom was met vlagnummer D59 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de p

Algemene informatie

1851

NRC 020651
Advertentie. Te Schiedam ligt in lading naar Batavia voor passagiers en goederen het nieuw gebouwd, gekoperd en kopervast campagne barkschip HENRIETTE ELIZABETH SUSANNE, kapt. Prater, hebbende uitmuntende inrichting voor passagiers. Adres bij de heren de Groot, Roelants & Co te Schiedam of P.A. van Es & Co, cargadoors te Rotterdam.

1853

NRC 25.07.1853
Rotterdam, 23 juli. Aangaande de aanzeiling van de schepen ZULEIKA en FALCON, deelt kapt. Prater, voerende de bark HENRIETTE ELISABETH SUSANNA, te Helvoetsluis binnen, de volgende bijzonderheden mede, welke wij zoveel doenlijk in zijn geheel hier laten volgen. De 12e juni, op ca. 9º N.B, zagen wij twee schepen, dicht bij elkander in het W.Z.W. van ons, waarvan het ene, zijnde een volschip (opm: fregat, alle masten vierkant getuigd), met de bramzeilen en lichtere zeilen vast, de onderzeilen, enz. in de gey en met de marszeilen op steng lag, terwijl van het andere, zijnde een bark, het gehele tuig door elkander hing. Wij hielden op hen af en zagen, naderbij komende, dat beide schepen averij in het tuig hadden en dat van beide bodems de Engelse vlag, omgekeerd (in gevaar) gehesen was; terwijl er vele vaten, stukken van gebroken verschansing, bindrotting en matten in zee dreven en steeds boten op de schepen af en aan roeiden. Dicht genoeg genaderd zijnde om alles te kunnen onderscheiden, bemerkten wij dat op beide schepen veel volk aan boord was, dat men op de bark druk werkzaam was met pompen en zakken met lading aan beide zijden overboord te werpen, en bleek het ons alras, dat deze schepen in aanzeiling moesten geweest zijn. Wij draaiden bij, zetten de boot uit, waarmee zich kapt. De Vries (passagier), met 5 man der equipage, naar de bark begaf, om des nodig assistentie te verlenen. Wij hielden toen weder vol en achter het schip, praaiden hetzelve, waarop er door de kapitein verzocht werd, aan boord te komen en op het antwoord, dat de boot aan boord der bark was, zond dezelve een van zijne boten aan boord en verzocht om met het schip een paar uren te willen vertoeven en aan de kapitein om in persoon mee naar de bark te gaan, welke ten gevolge van aanzeiling in gevaar verkeerde. Aan dit verzoek werd voldaan en aan boord van de bark komende, vernamen wij aldaar dat deze de ZULEIKA van Sunderland was, gevoerd door kapt. Thomas Williamsz, komende van Aracan, met een lading rijst naar Bremen, terwijl het driemast schip de FALCON was, gevoerd door kapt. Ths. Taylor, met ca. 300 passagiers, van Liverpool naar Melbourne bestemd. Dat gemelde vaartuigen elkaar aan boord hadden gelopen in de voornacht van de 11e juni, boegende de ZULEIKA om de N.N.W. en de FALCON zeilende om de Zuid. De Falcon was met de steven en stuurboordsboeg aan de bakboordszijde aan de achterkant van het fokkewant bij de ZULEIKEA ingelopen, waardoor op deze zijde, ter lengte van ca. 12 voeten, zowel onder het water in het koper als boven water, de zijde was ingezet; de rust, benevens verschansing en stutten waren meest alle tot aan het hek gebroken, het dek zwaar opgezet en op de plaats der aanzeiling 2 à 3 planken verbrijzeld, het hek geheel ontzet en zwaar gehavend, terwijl in het ruim op de plaats der aanzeiling, mede zware averij was. Daar het aanlopen aan bakboordzijde op en bij een tussendeksbalk had plaats gehad, was het schip op die hoogte, aan stuurboordzijde uitgezet en twee der huidplanken zwaar gesplinterd. Al de voorra’s, voorbramsteng en voorgaffel, benevens meest alle de zeilen, hingen aan stukken en flarden door elkaar, zijnde vele hoofdtouwen der onderwanden en pardoens aan bakboordzijde, als ook veel van het lichtere touwwerk, verloren.
De schade der FALCON was zeer gering en bestond in het breken van een stuk uit de scheg, enige schuringen aan de huid en verlies van kluiverboom. De equipage van de ZULEIKA was op de FALCON overgesprongen, hebbende de schepen circa 2 uur bij elkander aan boord gelegen, voor men dezelve vrij had kunnen krijgen. Vrij gekomen, bevond men dat de ZULEIKA na de aanzeiling 4 voet water had gemaakt en ging de equipage weer aan boord. Kapt. Taylor had een gedeelte der equipage van de FALCON, benevens vele passagiers op de ZULEIKA, tot adsistentie doen overbrengen, waarna men het lek, door de lading overboord te werpen, en aan de pompen steeds werkzaam te zijn geweest, omstreeks 8 uur 50 m. tot op 2 voet 2 duim had gebracht. De meeste losse goederen van waarde waren reeds des nachts van de ZULEIKA op de FALCON overgebracht, doordien er niet anders gedacht werd, dan dat men het schip zou moeten verlaten.
Wij belegden daarop een scheepsraad en besloten om de ZULEIKA tot op deszelfs ballast merk te lichten en de pompen lens te maken, dan te zien hoeveel water het maakte, de resterende lading over en over te werken, teneinde de lekken aan beide zijden te kunnen voorzien en bij bevinding, dat het schip daarna niet te veel water maakte, het tuig enz, zo goed doenlijk te herstellen, terwijl, wanneer het schip niet in staat zou kunnen gebracht worden om zee te bouwen en een noodhaven te zoeken, men het alsdan zou verlaten en de equipage over zou gaan op de HENRIETTE ELISABETH SUSANNA. Tegen zonsondergang van de 12e juni, kwam het Nederlandse schip HESTER, kapt. Viëtor, van Aracan naar Amsterdam, bij ons, welke kapitein mede zijn hulp aanbood. In de morgen van de 13e juni, werd bevonden, dat het schip niet meer water maakte dan 12 duim in de wacht en was er naar gissing ½ à 5/8 der lading uitgelicht, moetende de rest, indien het schip zeil zou kunnen voeren, er in blijven; alsnu werd overgegaan het dek te repareren en het schip zo goed mogelijk aan de zijden te herstellen; in die tussentijd had men aan boord der FALCON en HENRIETTE ELISABETH SUSANNA nieuwe ra’s klaargemaakt, welke met het tuig, dat inmiddels mede voorzien was, opgebracht werden. Na dus van de 12e tot de 13e juni ’s avonds ten 10 ure te zijn werkzaam geweest, was de ZULEIKA in staat gebracht om een noodhaven te kunnen bereiken, en besloten wij en de FALCON, met goedvinden van kapt. Williamsz hem te verlaten en de reizen te vervolgen, nadat eerstgemelde bodem hem nog met enige provisiën had geadsisteerd, terwijl de HESTER zijn reis reeds om 7 uur had voortgezet. Een lichtmatroos van de ZULEIKA heeft bij het overspringen op de FALCON zijn dood in de golven gevonden; verder heeft men geen verlies van mensenlevens te betreuren.
NRC 13.08.1853
Rotterdam, 12 augustus. De sleephelling van de heren C. Gips & Zonen & Co te Schiedam is thans geheel voltooid; zaterdag jl. werd er opgehaald het barkschip MERCATOR en gisteren,11 augustus, ook het barkschip HENRIETTE ELISABETH SUSANNA; laatstgemeld schip is er heden weer afgelaten; uit één en ander blijkt dat de sleephelling de genomen proef uitstekend doorstaan heeft en dat zij volkomen in orde is bevonden.
 

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten