Inloggen
Gezagvoerder

Prater, Eesge Tjerkz

Naam: Prater, Eesge Tjerkz
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 3
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
HENRIETTE ELISABETH SUSANNA 1851 Bark Sailing Vessel 7776 Bekijk schip
COPERNICUS 1854 Bark Sailing Vessel 14630 Bekijk schip
MARY EN HILLEGONDA 1856 Bark Sailing Vessel 15119 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Eesge Brouwer werd geboren op 25 september 1817 te Nes op Ameland als zoon van Tjerk Eesges Brouwer en Hiltje Jans Brouwer. Op 07 april 1846 wordt de akte gerectificeerd en de naam van de vader gewijzigd in Tjerk Eesges Prater.

Hij trouwt in 1849 te Dordrecht met Jeanette Marie Vliegenthart, geboren in 1823 te Dordrecht als dochter van Martinus Vliegenthart, korenmolenaar, en Johanna Kruys. Getuigen bij het huwelijk zijn de beide zwagers/koopvaardijkapiteins Johannes Keyser en Barteld Pieters van Wijland. In 1850 woonde hij met zijn vrouw in bij de weduwe Vliegenthart-Kruis, molenaarster, Wijk D Binnenkalkhaven D 178 te Dordrecht

Eesge Prater overleed in 1856 te Batavia.064 en tresoar

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

E.T.Prater was met vlagnummer R250 in de periode 1853 (1851?) t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058. In de ledenlijst van de Amsterdamse Almanak voor Koophandel en Zeevaart 001 staat in de jaargangen 1849 t/m 1853 kapitein E.Brouwer met vlagnummer R250 en pas vanaf jaargang 1854 (d.i. dus jaarverslag 1853) E.J.Prater. Maar in het Jaarverslag 1851 van het College zelf staat E.J.Prater met vlagnummer R250. Voor de oplossing van deze puzzel zie hiervoor bij de familiegegevens.

 

E.Prater was in de periode 25 november 1853 tot aan zijn overlijden in 1856 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 39. Hij was ten tijde van de inschrijving gezagvoerder van de bark “Copernicus”.064a.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1858 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rottedam) staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf vermeld dat de weduwe van kapitein E.T.Prater uitkeringen kreeg voor haar en haar kind plus een kindje van een ½ maand van f 170,83  Dit is opgebouwd uit f 150,- voor de weduwe, f 20,- voor één kind en f 0,83 voor het kindje van ½ maand. Een kindje van ½ maand moet zijn verwekt 8½ eerder dus half april 1857. Maar de uitkering was voor 12 maanden, terwijl uit gegevens bij andere kapiteins blijkt dat de weduwe-uitkering ingaat op het moment van overlijden van de kapitein. Heeft de weduwe Prater een slippertje gemaakt en is het kind van een ander? Voer voor genealogen!  In het Jaarverslag 1859 is de uitkering voor haar en één kind f 170,- (dus één van de kinderen is overleden)058.

 

E.T.Prater was in 1856 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.

 

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat E.Prater als gezagvoerder064a:

*    1854 t/m 1855      bark “Copernicus”                                    boekhouder E.Suermond & Zn  & Co te Rotterdam

*    1856 t/m 1857      bark “Mary & Hillegonda”                      boekhouder E.Suermond & Zn  & Co te Rotterdam

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein E.T.Prater met vlagnummer R250 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1851    van de “Henriëtte Elizabeth Susanna”   213 last    varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam

*    1855    van de “Mary Hillegonde” (geen type)  392 last    varend voor E.Suermondt & Zonen & Co te R.dam

 

Bouma025 vermeldt dat E.F. resp E.T. Prater gezagvoerder was gedurende:

*    1852 t/m 1853 van de bark Henriëtte Elisabeth Susanna”, gebouwd in 1851 te Schiedam, 403 ton o.m., varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam;

NRC 20 mei 1851

Schiedam, 19 mei. Heden is alhier van de scheepstimmerwerf De Nijverheid door de scheepsbouwmeesters C. Gips & Zoonen met het beste gevolg te water gelaten het barkschip HENRIETTE ELISABETH SUSANNA, groot 215 gemeten lasten, gebouwd voor een rederij onder directie van de heren Roelants, De Groot & Co, en bestemd voor de grote vaart.

*    1853 t/m 1855 van de bark “Copernicus”, gebouwd in 1853 op de werf van Cornelis Smit te Alblasserdam, 742 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam;

*    1855 t/m 1856 van het 3/m schip “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1835 te Rotterdam, 750 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam (klopt dus niet helemaal met de opgaven van het zeemanscollege - zie hiervoor). Het schip voer in 1857 voor C.Smit te Alblasserdam en was herdoopt in “Bijenkorf”;

*    1857 van de bark “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

Op 25 november 1853 was hij gezagvoerder op de bark “Copernicus”.064

 

NRC 02 juni 1851

Advertentie. Te Schiedam ligt in lading naar Batavia voor passagiers en goederen het nieuw gebouwd, gekoperd en kopervast campagne barkschip HENRIETTE ELIZABETH SUSANNE, kapt. Prater, hebbende uitmuntende inrichting voor passagiers. Adres bij de heren de Groot, Roelants & Co te Schiedam of P.A. van Es & Co, cargadoors te Rotterdam.