Familiegegevens en opleiding
Louis Adrien Jules Boulet werd geboren te Amsterdam op 04 (of 02?) mei 1800.
Hij huwde met Geertruida Gezina Stadelaar, geboren te Loosdrecht op 15 februari 1800. Hij huwde voor de 2de maal met Hermina Maria Verhoop, geboren te Purmerend op 19 september 1813 en overleden 11 maart 1871.
De religie van Louis was Waalds. Hij woonde in 1853 op de Prinsengracht 327 en in 1854 op de Nieuwendijk
Louis overleed in maart 1867.
Louis Adrien Jules Boulet werd op 28 februari 1814 als leerling ingeschreven aan de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam004(531/1139). Volgens doopcedul nr.1139 werd hij gedoopt op 14 mei 1800 (vermoedelijk) te Amsterdam. Zijn ouders waren Louis Boulet, afkomstig uit Rijssel, rooms-katholiek en Elisabeth le Grand de Bologne de Byland, uit Parijs, gereformeerd. Beiden waren tijdens de inschrijving van Louis in leven en woonachtig op de “Roosegragt No90”. De vader had “thans geen beroep”.
Ten tijde van de inschrijving was Louis 14 jaar, 5 voet/2 duim groot en “heeft de natuurlijke kinderziekten gehad”.
Vanaf 01 juli 1814 wordt een driemaandelijkse voortgangsrapportage verzorgd:
“1 julij 1814 3/m rappt kent de regth _ met. en een groot gedeelte van de evenredigh. ...
19 augustus 1815 als ledemaat (gereformeerd) aangenomen door DoChevallier
25 septb 1815 geplt als cajuitwachter op het schip Johanna Maria Constantia Capn M.de Harder na Suriname (kapitein Matijs de Harder dateerde per 21 september 1815 een monsterrol van de “Johanna Maria Constantia”011).
5 aug 1815 heeft met A.H.Crombosch, Jan Hendk Stoelman en C.Clarisse als de meest gevorderde in de stuurmanskunst na de Eereprijs gedongen doch is bij loting aan Clarisse is te beurt gevallen
16 julij 1816 van de reise terug met goede attestatie
1 octob 1816 Id. heeft op zijne reise weinig vergeten en is bezig zich verder te bekwamen ...
9 mei 1817 geplt als jong matroos op het schip Graaf Bulouw (sic) Capitn Hendk Janssen naar de Berbice (Hendrik Jansen (sic) dateerde per 07 mei 1817 een monsterrol van de Graaf van Bul(l)ow”011).
17 novemb 1817 terug van de reise met goede attestatie Verzoekt en bekomt zijn ontslag en attestatie alsmede certificaat van vrijstelling van de nationale militie”.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
L.A.J.Boulett werd met nr.361 effectief lid van Zeemanshoop per 11 juni 1833 op voorspraak van kapitein J.C.Luddens. Zijn schip ten tijde van de inschrijving was de “Anna Geertruida”002.
In de Algemene Vergaderingen van het College Zeemanshoop van 04/11 juni 1833 is voorgedragen/benoemd tot effectief lid Louis Adrien Jules Boulett, 33 jaar, wonende op de Boomsloot 42 te Amsterdam, voerende het fregat Vrouw Hendrika, op voordracht van kapitein J.C.Ludders. Hij kreeg vlagnummer 361023.
Hij werd per 29 juli 1834 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop003.
L.A.J.Boulet was effectief lid van Zeemanshoop met vlagnummer 361 in de periode 1833 t/m 1836, met vlagnummer 248 in de periode 1836 t/m 1854 rn met vlagnummer 69 in de periode 1854 t/m 1867.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 25 oktober 1838 bericht kapitein L.A.J.Boulett dat hij is hertrouwd met een 13 jaar jongere vrouw. Hij vraagt naar de konsekwenties voor het lidmaatschap en krijgt daaromtrent informatie.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 26 februari 1852 is een melding door één van de leden dat kapitein Boulet “zijn Equipagie tegen Zeemanshoop inneemt.” Het Bestuur zal hierover de kapitein aanspreken. In de vergadering dd 30 maart 1852 staat een verslag van dat gesprek . Deze heeft opgemerkt “dat het was geschied in eene kwade luim, weshalve deze zaak alsnu wordt gehouden voor afgedaan.”042
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 29 mei 1856 vraagt kapitein L.A.J. Boulett om een uitkering, die hem in de vergadering dd 24 juni 1856 wordt toegekend met ingang van 01 augustus 1856.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 januari 1857 staat een brief van kapitein L.A.J. Boulet, aanbiedende een werkje over de Zeevaart “verzoekende het aan Zeemanshoop te mogen opdragen”. Het verzoek wordt in handen gesteld van de Commissie Wetenschappelijke Zeevaart. In de vergadering dd 26 februari 1857 gaat het Bestuur accoord met het verzoek en in de vergadering dd 26 maart 1857 bedankt kapitein Boulet voor de toestemming.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 28 maart 1867 vraagt de wed. L.A.J.Boulet geb. H.M.Verhoop om de reglementaire uitkering welke haar op 02 mei 1867 wordt toegekend met ingang van 01 mei 1867.042
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 15 juli 1856 wordt gemeld dat aan kapitein L.A.J. Boulet per 01 augustus 1856 een uitkering is toegekend.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van 14 april 1857 staat vermeld een “Brief van Kapt. L.A.J.Boulet bedankende voor de aangenomen opdragt door het Collegie Zeemanshoop van zijn werkje getiteld “de Zeevaart “ en een exemplaar van hetzelve aanbiedende.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 07 mei 1867 staat vermeld dat per 01 mei 1867 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan de we. L.A.J.Boulet geb. Verhoop.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
361 1833-1834 fregat De Vrouw Hendrika Soc.van Scheepsbouw
1835 geen opgave van schip en boekhouder
248 1836-1837 fregat Jeannette Philippine Soc.van Scheepsbouw
1838-1843 fregat Anna Geertruijda H.Angelkot Willink
1844 geen opgave van schip en boekhouder
1845-1848 bark A.R.Falck Boissevain en Co
1849-1853 bark Adelaar J.D.Landré en Co
69 1854-1855 bark Adelaar idem
1856-1866 geen opgave van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt L.A.J.Boulet als gezagvoeder gedurende:
-
1834 t/m 1835 op het 3/m schip “Vrouw Hendrika”, gebouwd in 1828 te Amsterdam, 500 ton o.m., varend voor de Societeit voor Scheepsbouw te Amsterdam;
-
1837 t/m 1838 van het fregat “Jeannette Philippine”, gebouwd in 1830 te Amsterdam, 670 ton o.m., varend voor de Societeit van Scheepsbouw te Amsterdam;
-
1839 t/m 1844 van de bark “Anna Geertruida”, ex de Planter, gebouwd in 1827 op de werf Hollandia van C. van Swieten te Amsterdam, 322 ton, varend voor H.Angelkot Willink te Amsterdam. Het schip werd in 1844 verkocht.
Verhoeff086 vermeldt dat het schip in 1840 werd gekocht onder de naam “de Planter” van de Gebr. Heemskerk te Amsterdam;
-
1846 t/m 1849 van de bark “A.R.Falck, gebouwd in 1846 te Alblasserdam, 651 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam;
-
1850 t/m 1855 van de bark “Adelaar”, gebouwd in 1850 te Amsterdam, 440 ton o.m., varend voor J.D.Landrë & Co te Amsterdam. Het schip voer in 1857 voor rederij Wed. van Hasselt & Co te Amsterdam en herdoopt in “Hercules”.
Overige bijzonderheden
“In 1846 was de “Anton Reinhard Falck” gebouwd voor Boissevain. Het verzoek voor deze bark van 338 last kwam uit Den Haag, waar invloedrijke personen een protegé, L.A.J.Boulet, een plaats als kapitein wilden bezorgen en in dat geval aandelen wilden nemen. Boulet blijkt commercieel een mislukking: over de eerste twee reizen, die veel te lang duren, vindt weinig uitkering plaats. Bovendien is hij een driftkop die voortdurend overhoop ligt met zijn ondergeschikten, die melden dat “de kapitein geen mens, maar een dier is“. Zijn ontslag kost Boissevain wel een paar slapeloze nachten. De reder wacht vervolgens driekwart jaar, tot zijn meest ervaren kapitein met de “Van der Werff” teruggekeerd is” (i.c. Pieter Teunisz van Duyvenbode050
Na een incident aan boord van de bark “Anna Geertruida” op 4 november 1839, op de retourreis van Padang naar Amsterdam ten NW van de Asforische eilanden, wordt de matroos Jacobus Bruining in de voetboeien gesloten. “Bruining had op die dag onder razen en vloeken zich achter de grote mast begeven en daar de derde stuurman Cornelis Ruygh gegrepen. Eerste stuurman Jacob Botter kwam tussenbeide en gaf Bruining opdracht zich koest te houden.” Bruining trok zich nergens wat van aan en ging door met vechten. Hij werd tenslotte overmeesterd en in de boeien geslagen. 104
Terugkomend van Batavia te Hellevoetsluis rapporteerde op 06 jun 1838 kapitein Bulsing: “Den 4 juni (1838) de “Janette Philiphine” kapt. Boulet onder de Singels”.005.
In de Harlinger Courant van 17 november 1852 staat het volgende bericht096:
Gepraaide schepen:
“Den 24 Aug. op 26o36’Z.Br. en 52o34’OL, Adelaar, Boulet, van Batavia naar Rotterdam.”
Familiegegevens en opleiding
Buysert Leendersz van der Plas werd te Katwijk gedoopt op 11 september 1791 als zoon van Leendert Buysertsz van der Plas en Neeltje Dirksd Hoek. Hij trouwde in 1822 te Katwijk met Trijntje Dirksd Verdoes en overleed ter plaatse op 29 oktober 1869.
De publicatie bevat een portret van Buysert Leendertsz van der Plas en van de bark Joan Melchior Kemper (een Spin)054-127. Dit schip voert de nummervlag 537, dit is van kapitein J.C.Schaaf, die inderdaad in 1854 kapitein op dit schip was.
Foto (nr.58) beschikbaar van kapitein Buyser van der Plas047.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
B.van der Plas (adres: J.D.Kuyper te Amsterdam) werd met vlagnummer 583 effectief lid van Zeemanshoop per 11 mei 1841 op voorspraak van kapitein P.van Duyvenboode (zijn zwager). Zijn schip was de "Jan Pieters.Koen". Toegevoegd is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving was van der Plas 47 jaar. Toegevoegd is “Lid tot voeren der Vlag” 002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 04/11 mei 1841 werd tot effectief lid voorgedragen/benoemd B.van der Plas, oud 49 jaar, voerend de bark “Jan Pieterszoon Koen”, adres bij J.D.Kuyper te Amsterdam, op voordracht van kapitein P.van Duyvenboode. Zijn vlagnummer werd 583. De toetreding was om het recht te krijgen de nummervlag te voeren “zijnde boven de Jaren om deel te nemen in het Fonds.” 023
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 april 1841 staat een verzoek van C.B. van der Plas, die vraagt deelnemer te mogen worden, hoewel hij boven de jaren is. Ook wil hij graag effectief lid worden. Het Bestuur gaat accoord.042
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
583 1841-1848 bark Jan Pieterszoon Koen Boissevain & Co
1849 bark A.R.Falck idem
1850-1851 bark van der Werf idem
1852-1853 geen vermelding van schip en boekhouder
251 1854-1855 bark Joan Melchior Kemper Boisevain & Co
1856-1868 geen vermelding van schip en boekhouder
“Bekend is dat hij in 1841 kapitein is op de bark Joan Melchior Kemper en 1842-1843 ingeschreven staat als gezagvoerder op de Jan Pieterszoon Koen. In B.S.Katwijk van 1844 vermeld als kapitein van de bark Jan Pieterszoon Koen, het N.A. Katwijk 1849 en 1850 vermeld hem als koopvaardij-kapitein, hij was van 1854-1856 gezagvoerder op de bark Joan Melchior Kemper.054-127
Bouma025 vermeldt B.van der Plas als gezagvoerder gedurende:
* 1842 t/m 1850 op de bark “Jan Pieterszoon Koen”, gebouwd in 1838 te Alblasserdam, 563 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam;
* 1850 op de bark “A.R.Falck”, gebouwd in 1846 te Alblasserdam, 651 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam;
* 1851 t/m 1853 op de bark “van der Werf”, gebouwd in 1841 te Alblasserdam, 630 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam;
* 1856 op de bark “Joan Melchior Kemper”, gebouwd in 1853 te Papendrecht, 423 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam; (hij kan dus in 1841 geen kapitein op dit schip zijn geweest - zie hiervoóór-, dat pas in 1853 werd gebouwd!. Bouma vermeldt maar één schip met deze naam).
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Pieter Theunisz van Duijvenbooden(sic) werd te Katwijk gedoopt op 05/11 december 1808 als zoon van de koopvaardijkapitein en reder Teunis Gijsbertsz. van Duijvenbooden en Leuntje Pieterd Groen.
Hij trouwde te Katwijk op 13 februari 1828 met Antje Dirksd Langeveld geboren/gedoopt op 27/31 juli 1803 te Woubrugge als dochter van Dirk Ariesz. Langeveld en Adriana Gerrits van Staveren
Antje overleed te Katwijk aan Zee op 13 november 1885.
Pieter Teunisz overleed te Katwijk aan Zee op 30 juli 1867.
Zie ook: www.langelaer.nl
Uit: Gens Nostra, jg 69, p.357, 2014. Foto’s gemaakt door Johannes Goedeljee (1849-1921), fotograaf en tekenaar te Leiden
Hij was van 1828-1836 kapitein van de kof “Industrie”, van 1837-1842 van de 301 last metende bark “Jan Pietersz Koen” (waarin hij participeerde met 2 scheepsporties), van 1842-1850 op de 319 last metende bark “Van der Werff”, van 1850-1856 van de bark “Anton Reinhard Falk” en hij was ook nog gezagvoerder op de bark ”Azie”. In het Katwijks Museum bevindt zich een aquarel van D.A.Teupken sr. uit 1839 waarop de bark “Van der Werff”is afgebeeld054-033.
zie ook bij “Overige bijzonderheden”
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.van Duyvenboode, adres J.D.Kuyper, werd met vlagnummer 376 effectief lid van Zeemanshoop per 06 juni 1837 op voorspraak van kapitein B.J.Smeengh. Zijn schip ten tijde van de inschrijving was de "Jan Pieterszoon Koen"002.
In de Algemene Bestuursvergaderingen van het College Zeemanshoop van 30 mei/06 juni 1837 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Pieter van Duyvenbode, oud 30 jaar, voerend de “Jan Pietersz Koen”, wonende te Katwijk aan Zee, en met adres Boissevain & Co te Amsterdam, op voordracht van kapitein B.J.Smeengh023.
-
van Duivenbode was met vlagnummer R147 van 1828 t/m 1837 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslg 1837 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1837 zijn “lidmaatschap (heeft) laten te niet gaan”.
Is dit de P. van Duivenbode die ook lid van Zeemanshoop was? De lidmaatschapsperioden van beide colleges sluiten op elkaar aan.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
376 1837-1840 fregat Jan Pieterszoon Koen Boissevain en Co
1841-1849 bark van der Werf idem
1850-1853 bark A.R.Falck idem
129 1854 bark A.R.Falck idem
1855 geen opgave van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt de volgende schepen onder gezag van kapitein P.van Duyvenbode:
* het galjoen “Industrie” (gebouwd 1826, 127 ton o.m.) van 1820 t/m 1836 onder gezag van kapitein/eigenaar P.van Duyvenbode te Katwijk. Het schip komt in 1827 onder gezag van kapitein C.v.d.Plas. (deze opgave van 1820 kan niet goed zijn omdat Pieter toen pas 11-12 jaar was. Stond het schip onder commando van vader Teunis op diens reis naar Japan?);
* de bark “Jan Pieterszoon Coen” (gebouwd in 1838 te Alblasserdam, 563 ton o.m.) van 1838-1842 voor Boissevain & Co te Amsterdam;
* de bark van der Werf” (gebouwd in 1841 te Alblasserdam, 630 ton o.m.) van 1842 t/m 1850 voor Boissevain & Co te Amsterdam;
* de bark “A.R.Falck” (gebouwd in 1846 te Alblasserdam, 651 ton o.m.) van 1851-1857 voor Boissevain & Co te Amsterdam;
* een kapitein van Duyvenbode op een schip de “Azie” wordt niet genoemd in Bouma.
Overige bijzonderheden
Pieter van Duyvenbode ("zich schrijvende van Duyvenboode") werd geboren te Katwijk aan Zee op 05 december 1808. Hij huwde met Antje Langeveld, geboren te Woubrugge op 27 juli 1803. Lid van WZF per 30 januari 1840. Bedankt per 1856003.
Pieter van Duyvenbode werd op 11 december 1808 te Katwijk gedoopt als zoon van Teunis Gijsz van Duijvenbode en Leuntje Groen. Vader Teunis was eveneens koopvaardijkapitein. Pieter huwde op 13 februari 1828 met Antje Langeveld (Woubrugge 22 juli 1803 - Katwijk 13 november 1885). Het echtpaar kreeg drie kinderen: Leuntje (in 1851 gehuwd met de kapitein Pieter Cornelis Rosier) (zie aldaar), Dirk (ook koopvaardijkapitein) (zie aldaar) en Adriaantje. Pieter overlijdt op 30 juli 1867
Pieter vaart al in 1820 mee met zijn vader Teunis naar Japan. “Teunis schijnt op deze reis een klein vermogen (ƒ 22.000) verdiend te hebben. In ieder geval kan hij, nadat hij zich definitief aan de wal vestigt, voor zijn zoon Pieter in 1827 een galjoot, “Industrie”, kopen. Pieter vaart echter al eerder als kapitein, nl. vanaf 7 April 1826 op het kofschip “Industrie”. Hij is dan zeventien jaar. Hij maakt een reis naar Nerwa met een geheel Katwijkse bemanning van zeven koppen. Niet geheel duidelijk is of zijn vader nu het schip koopt waarmee hij al vaart of een ander schip. Tot in 1827 vaart Pieter veelvuldig op Liverpool”.
In 1837 wordt Pieter kapitein van de “Jan Pieterszoon Koen”, in dat jaar van stapel gelopen voor de rederij G.J.Boissevain. “Waarschijnlijk is Pieter van Duyvenbode als kapitein aangezocht via de scheepsbouwmeester Cornelis Smit…De kapitein is bezitter van tweeveertigste aandeel. Het barkschip van 310 gemeten last kost “vrij in zee” ƒ 124.542, zodat Pieters aandeel wel ƒ 6227 kost…. Pieter van Duyvenbode is zeer succesvol met dit schip, een snelle zeiler (de eerste reis gaat in 91 dagen). Hij weet over de eerste drie reizen een totale uitkering aan de rederij te bewerkstelligen van ƒ 114.000, al bijna de kostprijs van het schip.” Zijn eigen verdiensten over deze eerste drie reizen van mei 1838 tot april 1841 zijn met ƒ 9.960 aan de magere kant, vanwege het ontbreken van passagiers en het niet verstrekken van premies door Boissevain. Uit de inventarislijst van de Jan Pieterszoon Koen blijkt dat de lading “professioneel stuurmansgoed” aan boord had, zoals chronometer, sextant, e.d., en dat dus voor die tijd moderne navigatie mogelijk was.
In 1841 gaat Pieter over naar de nieuwe bark “Van der Werff”. Zijn stuurman en zwager Buister van der Plas volgt hem als gezagvoerder op op de “Jan Pieterszoon Koen”. Pieter heeft 2/40 aandeel in de “van der Werff”. “Ook met dit schip zijn uitstekende zaken gedaan: na vijf reizen is het schip vrijgevaren. In de jaren 1841 tot 1849 onder van Duyvenbode, in zeven reizen naar Indië, levert het schip totaal ƒ 187.200 op”.
In 1849 ging Pieter over naar de “A.R.Falck” (die tot dan toe onder gezag stond van L.A.J.Boulet - zie aldaar) Hij maakte in 5 jaar 5 reizen naar Indië, waarvan 4 voor de Nederlandsche Handel Maatschappij en een reis met kolen naar Singapore. “Tijdens de laatste thuisreis overlijdt Pieters vader, Teunis van Duyvenbode. Bij het binnenlopen van het Nieuwediep stoot de “A.R.Falck” op de stil liggende “Magdalena” en veroorzaakt voor zo’n ƒ2.200 schade. Van Duyvenbode verklaart dan enige rust te willen nemen, nadat hij al dertig jaar als schipper gevaren heeft, waaronder achttien voor Boissevain. Hij beveelt zijn zoon Dirk tot opvolger aan. (Het betreft hier vrij zeker de bark “Magdalena” onder kapitein A.P.Klein varend voor Gebr. Hartsen te Amsterdam) - Bouma025) Pieter van Duyvenbode volgt in de voetsporen van zijn vader en begint in Katwijk in 1858 een rederij met de aankoop van enkele bomschuiten. De boekhouder is de smid Gijs Verdoes. Pieter meldt zich dan af als lid van Zeemanshoop, na sinds 1837 lid geweest te zijn. Hij wordt in Katwijk nog regent van het Gasthuis en lid van de gemeenteraad. Bij zijn overlijden in 1867 laat hij anderhalf woonhuis met erf en enkele hectaren bouwland na. Zijn zoon Dirk en schoonzoon Piet Rosier besluiten na zijn overlijden hun leven aan de wal voort te zetten”.
Uit ladinslijsten in het rederijarchief van Boissevain is een indruk te krijgen van de lading naar en van Indië. Naast bulk- en stukgoederen vervoert Pieter van Duyvenbode ook passagiers, waaronder soldaten.
De bemanning, waarbij meestal een aantal Katwijkers, is Pieter doorgaans zeer trouw. “Zo komt hij bijv. in 1853 in Singapore aan, waar wegens besmettelijke ziekten en gebrek aan vers drinkwater en voedsel al veel volk gedrost is van de schepen, soms tot de helft van de bemanningen. Van zijn bemanning deserteert niemand. Als hij in 1855 besluit te stoppen gaan de Katwijkers met hem mee naar huis”.
Pieter van Duyvenbode was heer en meester op zijn schip….Boissevain sluit in 1854 een contract voor het vervoer van zes en tachtig vaten koolteer met de “A.R.Falck” van Nederland naar Indië. Pieter van Duyvenbode wil dit niet met zijn schip vervoeren en de koolteer staat dan ook niet op de ladingslijst van de uitgeleverde goederen in Java050.
In het GAA is met nr.216-225 aanwezig het logboek van de bark "A.R.Falck", kapitein P.van Duyvenbooden, bestemming Nederlands Oost-Indië, juli 1847-juni 1848.
In het Katwijks Museum in Katwijk aan Zee hangt een schilderij van Spin uit 1838 met de afbeelding van de “Jan Pieterszoon Coen” onder gezag van kapitein P.van Duyvenbooden. Het schip voert de nummervlag 376 van het college Zeemanshoop uit Amsterdam.
In de publikatie van van der Plas en Meijles054-181 staat bij kapitein Johannes Willem Verloop een fragmentafbeelding van de bark “Jan Pieterszoon Koen”, in c. 1850 geschilderd door J.Spin. Het schip draagt vlag 376 van Zeemanshoop en is dus van P.van Duijvenbo(o)den. (Ik weet niet of het hier hetzelfde schilderij betreft. De data 1838 en c.1850 kloppen niet met elkaar).
P.van Duyvenboden verzorgde per 04 maart 1839 vanuit Nieuwediep met de “Jan Pietersz Koen” een troepentransport van 4 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 10 juni 1837 na 98 dagen065.
Familiegegevens en opleiding
Dirk Pieters. van Duijvenbooden werd geboren te Katwijk op 20 april 1830 als zoon van Pieter Teunisz. van Duijvenbooden en Antje Dirksd. Langeveld.
Hij trouwde te Leidenop 02 september 1857 met Adriana Willemsd. den Houter, geboren op 02 november 1838 te Leiden als dochter van Willem den Houter en Adriana Langeveld.
Het echtpaar kreeg 13 kinderen.
Adriana overleed op 13 mei 1895 te Katwijk aan Zee, 56 jaar
Dirk overleed op 11 januari 1909 te Katwijk aan Zee, 78 jaar
Zie: http://www.langelaer.nl/van-duyvenbooden/kwartierstaat-a.m.van-duyvenbooden
Uit: Gens Nostra jg 69 nr. 9, p. 381, 2014
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
D.van Duyvenbooden werd met vlagnummer 634 effectief lid van Zeemanshoop per 12 juni 1855 op voorspraak van kapitein P.Bakker. Zijn schip ten tijde van de inschrijving was de "A.R.Falck"002.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 05/12 juni 1855 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Dirk van Duijvenbooden, oud 25 jaar, voerend de bark “A.R.Falck”, voor rekening van Boissevain & Co te Amsterdam, afkomstig uit Katwijk, op voordracht van kapitein P.Bakker.023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 11 september 1860 wordt mededeling gedaan van een brief van kapitein D. van Duyvenboode “wegens ondiepte in de Japansche Zee.”023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
634 1855-1860 bark A.R.Falck Boissevain en Co te Amsterdam
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
-
van Duyvenbooden A.R.Falck 20 oktober 1860 28 september 1861
Bouma025 vermeldt D.van Duyvenbode/Duivenboden als gezagvoerder gedurende:
* 1857 t/m 1864 op de bark “A.R.Falck”, gebouwd in 1846 te Alblasserdam, 651 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam;
* 1865 t/m 1867 op de bark “Vrede”, gebouwd in 1857 te Alblasserdam, 755 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam;
geen vermelding bij een schip met de naam “Azia”. ”Äzië” komt niet bij Bouma voor.
* geen vermelding bij een schip met de naam “Louisa” of een schip Louisa/Louise met een tweede naam, zoals Louisa Barbara.
Hij was gezagvoerder van 1856-1864 op de A(nton) R(einhard) Falck en van 1865-1867 van de bark Vrede. Later nog op de bark Azië en in 1874 op de Louise. 054-029.
Overige bijzonderheden
In het GAA(491-227) is aanwezig een kopie van het:
"Manifest der Goederen geladen in het Schip "Vrede" Kapitein D.van Duyvenbooden bestemd naar Batavia en Sourabaija”
Het document is een laadlijst van 8½ pagina op A4-formaat van goederen geadministreerd in Batavia, Soerabaja en Nieuwediep. De ondertekening is “Amsterdam 30 aug. 1864 (was get.) Hoijmans & Schuurman, Amsterdam cargadoors”.
Een paar voorbeelden van laadgegevens:
“Van H.G.Th.Crone
1 kist No 222
4 kisten No 79 a 82
Aan F.Göring Utrechtsche Apotheek f 6,00 “
en
“Van Wijnand Fockink
3 kisten No 1:3 Met Cert.
Aan S.R. van Kleeff & Co f 4,00 “
Op 13 april 1859 vertrok van de rede van Texel de bark "A.R.Falck" van Boissevain & Co onder kapitein D.van Duivenbode en arriveerde op 10 augustus te Batavia na een reis van 108 dagen026(38/049).
D.van Duivenbode vertrok per 19 oktober 1860 vanuit Nieuwediep met 1 landmachtofficiere met de “A.R.Falck”. De aankomstdatum te Batavia werd niet vermeld065.
Familiegegevens en opleiding
Dirk Buizertsz van der Plas werd geboren te Katwijk op 28 augustus 1835 als zoon van Buysert Leendertsz van der Plas en Trijntje Dirksd. Verdoes.
Hij trouwde te Katwijk in 1862 met Neeltje Klaasd. Haasnoot en in 1884 met Lijdia Klaasd. Haasnoot.
Hij overleed ter plaatse op 15 september 1908. 054-131
Foto (nr.60) beschikbaar van kapitein D.van der Plas047.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Geen
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” dd 23 april 1972 staat vermeld de mededeling dat Boissevain & Co te Amsterdam, namens de assuradeuren op het schip “Vrede” (kap. D. van der Plas), een bedrag van f 11,42 inzake een averijzaak restitueren aan “Zeemanshoop”. Ook van de Nederlandsche Handel Maatschappij wordt i.v.m. dezelfde zaak een bedrag van f 8,39 ontvangen.023.
De schepen van de kapitein
Hij was van 1863-1864 kapitein op de bark Vrede en in 1867-1868 op de bark A.R.Falck. In het Notarieel Archief van Katwijk van 1878 is hij vermeld als oud-koopvaardij-kapitein. Het artikel bevat een foto van Dirk Buizertsz van der Plas054-131.
Bouma025 vermeldt D.van der Plas als gezagvoerder gedurende:
* 1863 t/m 1864 van de bark “Vrede”, gebouwd in 1857 te Alblasserdam, 755 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam.. Bouma voegt aan de naam toe “qq”, kennelijk een waarneming van het gezag tijdens ongesteldheid van de vorige kapitein L.B. van der Plas;
* 1869 t/m 1871 op de bark “Vrede”, gebouwd in 1857 te Alblasserdam, 755 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam. Het schip werd in 1871 verkocht naar Noorwegen.
Bouma vermeldt geen D.van der Plas in de periode 1863-1864, zoals hiervoor054 vermeld, maar wèl in de periode 1858-1865 een L.van der Plas op hetzefde schip. Er is geen van der Plas kapitein op alle andere, door Bouma genoemde, schepen met de naam “Vrede”.
* 1865-1869 op de bark “A.R.Falck”, gebouwd in 1846 te Alblasserdam, 651 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Hendrik Hut werd geboren op 13 augustus 1833 te Ommelanderwijk, gem. Veendam als zoon van de schipper Jan Harms Hut en Geertje Hindriks Deddes.
Hindrik trouwde te Veendam op 18 december 1857 als zeeman met Arentje Giezes Boer, geboren te Veendam op 27 oktober 1835 als dochter van de schipper Gieze(Gijze) Eilts Boer en Geertje Eilts de Vrede. Arentje overleed op 05 oktober 1913 te Velsen, 77 jaar, weduwe
Bij de loting van de Nationale Militie 1852 werd Hendrik ingeloot onder nummer 128, maar hij werd niet opgeroepen hetgeen hem “tot geen dienst heeft verpligt.”
Het Bevolkingsregister Veendam 1860-1880 vermeldt het gezin Hut als bewoners van wijk D 387. In maart 1870 werden zij ingeschreven als bewoners van wijk B, Oosterdiep 129. Hendrik wordt dan “schipper buitengaats” genoemd. Het Bevolkingsregister 1880-1890 meldt eveneens als adres Oosterdiep B129 en Hendrik wordt aangeduid als “gezagvoerder”. Hij zou 28 november 1885 naar Amsterdam zijn vertrokken, maar in de marge is aangetekend, dat dit niet is doorgegaan. Zoon Jan (Veendam 20 januari 1859) was wèl al op 31 december 1880 naar Amsterdam vertrokken. In het Bevolkingsregister 1890-1900 is het adres nog steeds Oosterdiep B129 en Hendrik is dan “scheepskapitein”. Dochter Geertje (Veendam 02 november 1867) vertrok op 18 februari 1893 naar Nieuwer Amstel en trouwde aldaar op 22 mei 1895 met Arie Dijst.
Op 29 juni 1896 vertrokken ook Hendrik en Arentje naar Amsterdam.
Hendrik overleed op 18 juli 1912 te Velsen, 78 jaar.
Burgerlijke Stand akten uit de provincie Groningen vermelden Hindrik Hut als zeeman in 1857, als schipper in 1859, 1866, 1867.
In het bevolkingsregister van maart 1870 te Amsterdam wordt Hendrik vermeld als chipper buitengaats
Bij een huwelijk van dochter Geerje Hut in 1895 te Nieuwer Amstel wordt vader Hendrik vermeld als gezagvoerder
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.J.Hut was met vlagnummer 9 in de periode 1876 t/m 1894 (1895?) lid van het Helderse zeemanscollege de “Goede Bedoeling”,
H.J.Hut was effectief lid van het Veendammer zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart” met vlagnummer 250 in de periode 1859 t/m 1906.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bremer094 vermeldt kapitein Hutt als gezagvoerder van de bark “A.R.Falck”, die op 03 september 1868 strandde op de Noorderhaaks.
Bouma025 vermeldt H.J.Hut als gezagvoerder gedurende:
* 1859 t/m 1867 van de schoenerbrik “Entreprise”, gebouwd in 1858 te Veendam, 173 ton o.m., varend voor v/d Bey & Co te Amsterdam;
* 1869 t/m 1875 van de bark “A.R.Falck, gebouwd in 1846 te Alblasserdam, 651 ton o.m., varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1876 t/m 1895 van het fregat “Antelope” ex H.M.W., ex Antelope, gebouwd in 1852 te Brooklyn, 1256 ton o.m., varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip is in 1895 gestrand bij Mandal.
In de ledenlijst van het Veendammer zeemanscollege opgenomen in een almanak uit 1862 uitgegeven door de zeemanscolleges van Wildervank en Nieuwe Pekela wordt H.J.Hut vermeld als gezagvoerder van de “Entreprise” met vlagnummer 250
In een Naamlijst van Leden van het Veendammer zeemanscollege in 1880 aanwezig in het Veenkoloniaal Museum te Veendam staat H.J.Hut als gezagvoerder van de “Antilope” met vlagnummer 250.
De collectie monsterrollen op het Noordelijk Scheepvaartmuseum te Groningen vermeldt:
03 februari 1849, kof “Elberdina”, schipper Jan Hindriks Deddes, lichtmatroos Hendrik Jans Hut.
22 februari 1851, kof “Alberdina”, schipper Jan Hindriks Deddes, lichtmatroos Hindrik Jans Hut.
Overige bijzonderheden
“Verreweg de meeste schippers voeren op de Oostzee met relatief kleine schepen, maar uitzonderingen bevestigen de regel. Kapitein H.J.Hut uit Veendam was zo’n uitzondering. Hij voer op de maar liefst 1256 ton metende Boston Clipper ANTELOPE. Hut was volgens de Veendammers een branie gezagvoerder. … Hut was groot van postuur en als hij met zijn lange pelsjas over het dek banjerde sprak niemand hem tegen. In 1876 kocht Hut in Boston een te Brooklyn gebouwde clipper uit 1852 tegen een billijke prijs. Van Quebec naar het Kanaal zeilde hij in veertien dagen, destijds zeker een mooie prestatie. … Branie kapitein Hut bevoer met de ANTELOPE alle wereldzeeën maar ging zich op zijn oude dag toeleggen op de Oostzeevaart. … Uit de zeetijdingen blijkt dat de Veendammer branie kapitein ook regelmatig Riga aandeed. … Kapitein Hut bleef jaren achtereen de vaart op de Oostzee trouw totdat in november 1895 het noodlot toesloeg. Hut had met zijn inmiddels 43 jaar oude clipper te maken met een zwaar werkend schip en ernstige lekkage. Tot overmaat van ramp kreeg hij te maken met een langdurige periode van tegenwind in het Kattegat. … Beoosten Mandal werd een geschikte baai opgezocht om te ankeren… Een zeiljacht met een loods aan boord kwam langszij … en haalde kapitein Hut en zijn vrouw van boord. Gedurende hun afwezigheid stak een zware storm op. Hut wist met veel moeite weer op zijn schip te komen, maar er was geen redden meer aan. Het liep uit de ankers en strandde op het vlakke strand. de oude clipper werd door de kracht van de branding in spaanders uiteen geslagen. … Hut en zijn vrouw kwamen nooit meer op zee. In Beverwijk met zicht op de kust, werd een huisje gekocht en daar genoten ze beiden tot 1913 van hun oude dag.”
Uit: “Met de groeten uit Riga”, door Hendrik Hachmer. Uitgave Veenkoloniaal Museum Veendam, 2007, p.137-139
In en om het Oude Veenlust” door M.Steenhuisen.. Uitgave zonder jaartal bij N.V. de Noord-Ooster te Wildervank. 143 pp. Aanwezig in het Veenkoloniaal Museum te Veendam.
p.64: “In de oude “Veendammer Courant” … die over de “bezeilde wereld” graag gelezen werd, trokken enige tijd heldere betogen zéér de aandacht, waarin de bekende gezagvoerder, expert en financier H.P.Hazewinkel plaatsbepaling door zonobservaties en tijdmetercontrole door maanafstanden behandelde en die daarin bestreden werd door de Voorzitter van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart, de gezagvoerder H.J.Hut, eerst van de schoener “Entreprise” van de fa. K. en J. Wilkens en later van het snelzeilend clipperschip “Antilope”, die zon, maan en sterren in onze Noordelijke zeeën zelden waarneembaar noemde en veel meer gewicht hechtte aan landverkenning, dieptelodingen, grondsoort van de zeebodem, kleur van het zeewater langs de kust enz.”
p.88.: “Hut was een branie-gezagvoerder. … Als hij, groot van postuur, in zijn lange pelsjas over de campagne van zijn schip beende, kreeg je wel de indruk van: “hier ben ik!””
Amsterdamsche Courant, 21 mei 1863
De Coningh en Meyer & Co adverteren met een schip H.W.Meijer, kapt. Caithness of Carthness. Dit is blijkbaar een voorganger van de H.W.M/ van 1870 (bron E.A.Kruidhof, 21 febr. 2008
H.W.M.betekent Hermanus Willem Meijer een cargadoor, met name bekend door de z.g. blauwpijpers. Het kantoor van Meijer vertegenwoordigde tientallen jaren de Britse rederij Alfred Holt & Co.
Per 5 maart 1875 werd Nicolaas Brandjes, koopman te Purmerend, als eigenaar teboekgesteld van de ANTELOPE, ook H.W.M. Hij betaalde voor dit fregat NLG 20.000.
Gegevens via Lindenborn, Marhisdata, maart 2008
NRC 29 april 1894
Amsterdam, 28 april. Het NL schip JAN EN CAREL, kapt. A.T.Steffens van hier naar Sundsvall bestemd, lag van 20 tot 23 dezer met nog ca. 100 zeil- en stoomschepen bij Falsterbo geankerd wegens storm. Het NL schip ANTELOPE, kapt. H.J.Hut, van Nieuwediep naar Söderhamn bevond zich in de nabijheid van de JAN EN CAREL
Scheepvaartberichten Prov. Groninger Ct 1894
Binnengekomen:Ljusne (Zweden), 30 April, Antelope, kapt. H.J. Hut; Koophandel, F.A. Ekamp; beide van Nieuwe Diep.
PS: Ljusne ligt iets ten Zuiden van Söderhamn
25 mei: Hut, Antelope, van Ljusne naar Nederland, passeert Hammershus
05 juni: Hut, Antelope, aankomst te Gravesend van Ljusne
NRC 10 november 1895
Rotterdam 9 november. Volgens telegram van Lloyd’s is de NL bark ANTELOPE van Finland naar Hull , lek te Mandal binnengelopen.
Provinciale Groninger Courant 13 november 1895
Londen, 11 november. Net NL schip ANTELOPE, kapt H.J.Hut, lek te Mandal binnengelopen, is aldaar gestrand en zit gevaarlijk. Het tuig is gekapt en het schip zal vermoedelijk totaal wrak worden. Opvarenden zijn gered.
NRC 20 november 1895
Mandal, 15 november. Het hier gestrande NL barkschip ANTELOPE zit met een diepgang van 21 voet in 18 voet water. Het heeft zwaar geleden en kan als wrak worden beschouwd. De ANTELOPE werd in 1852 te Brooklyn van hout gebouwd.
Provinciale Groninger Courant 21 november 1895
Mandal 15 november. Het NL schip ANTELOPE is tijdens een zware storm op de Risorbank gestrand en als wrak te bescchouwen. Er is een contract gemaakt om de lading te bergen tegen 33 %. Vermoedelijk zal de lading door een ander schip naar de plaats van bestemming gebracht worden
Lloyds Casualty Return ANTELOPE 1896
On a voyage from Wederlanks to Hull, cargo: props, 10th of November 1895 put into Mandal leaky; parted anchors en stranded on Riisoe Bank. Total loss
Wederlaks/Wederlanks zijn verschrijvingen van Vederlaks, thans Virolathi, Finse zuidkust 60/35 N – 27/42 O
Provinciale Groninger Courant 27 januari 1896.
Het NL schip ANTELOPE (ex NL fregat H.W.M.) heeft de 14e dezer in veiling 3020 Kronen opgebracht. Koper is kapt. Schelbred uit Christiansand
Datum vanaf: |
1869 |
Kapitein: |
Hut, Hendrik Jansz |
College: |
Goede Bedoeling, Den Helder |
Vlagnummer: |
9 |
Overige informatie: |
Tevens lid van Maatschappij 'Tot Nut der Zeevaart', Veendam - vlag No. 250 |
Familiegegevens en opleiding
Freerk Ekamp werd geboren op Schiermonnikoog op 26 mei 1830 als zoon van kapitein Albert Tjerk Ekamp en Aukje Freerks Koster.
Hij trouwde op 19 oktober 1853 te Schiermonnikoog als gezagvoerder met Elisabeth Melles Fenenga, geboren te Schiermonnikoog op 25 december 1834 als dochter van Melle Jans Fenenga en Johanna Edzerds Leensma. Het gezin zou ook in Den Helder hebben gewoond. Elisabeth overleed op 25 juni 1907 te Purmerend aan de Purmerweg, Wijk G, nr. 13.
Freerk Albert overleed op 13 juni 1914 te Purmerend aan de Gouw, Wijk C, nr.232 als weduwnaar van Elisabeth Feninga..
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
F.A.Ekamp was met vlagnummer 84 in de periode 1868 t/m 1917 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Hij was met vlagnummer 7 in de periode 1877 t/m 1894 lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt F.A.Ekamp als gezagvoerder gedurende:
* 1868 t/m 1869 van de brik “Martha Theresia”, gebouwd in 1860 te Risør, 270 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1869 verkocht naar Noord-Duitsland (Bouma);
* 1870 t/m 1873 van de brik “Louisa”, van stapel gelopen op 11 april 1855 op de werf “De Vrede” voorheen “Hollandia”van Blok & Mathijsen te Amsterdam, 283 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1874 verkocht aan kapitein E.T.Bos te Delfzijl en herdoopt in “Trijntje Geziena” (Bouma);
* 1876 t/m 1877 van de bark “A.R.Falck, gebouwd in 1846 bij C.Smit te Alblasserdam, 651 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1877 t/m 1900 op de houten gekoperde bark “Koophandel”, ex Elisabeth Maria, ex Ida Elisabeth, gebouwd in 1856 te Kinderdijk, 724 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip strandde op 31 oktober 1899 bij Reval en werd in 1900 afgekeurd (Sweys).
Een portret van de bark “Martha Theresia”, staat op p. 155 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp. Het origineel is in bezit van Ch.F.Ellis.
Overige bijzonderheden
Mast097-p25 en volgende vermeldt
“Het schip (Koophandel) was begin 1857 al in de vaart gekomen bij rederij W.Ruys J Dzn in Rotterdam onder de naam “Ida Elisabeth”. De scheepsbouwers van J. & K.Smit te Kinderdijk hadden er bij de bouw in 1856 nog een hele kluif aan gehad, want het schip was bestemd voor de vaart op Indië. De zware ladingen uit de Oost, zoals koffie, suiker en tin maakten een romp met scherpe lijnen onmogelijk daar anders de stabiliteit te zeer negatief zou worden beïnvloed. Een extra complicatie was voor de scheepsbouwers de eis van de reder geweest voor grote luikhoofden, aangezien in Indië het gebruik van stoommachines ook toenam en op elke uitreis het grootste deel der lading uit machineriën bestond.”
“In 1870 werd de bark op een publieke verkoping voor f 27.700,- van de hand gedaan. Zij voer vervolgens tot 1877 onder de naam ‘Elisabeth Maria’ voor de partenrederij J.H. van Santen uit Krimpen aan de Lek. In dat laatste jaar werd … (het schip) aangekocht door de welbekende rederij N.Brantjes uit Purmerend en kreeg deze inmiddels wat bejaarde dame de naam ‘Koophandel’. … Zij sleet de daaropvolgende jaren haar leven overwegend in de houtvaart, waarvoor de bark door haar grote luikhoofden uitermate geschikt was. Kapitein F.A.Ekamp voerde het schip reeds vanaf 1877(!) wn zou ook op de voorgenomen reis in 1898 het gezag bekleden”
In dit hoofdstuk 5 komt een beschrijving voor van de reis door de matroos J.T.Bogeholt (grootvader van de echtgenoot van de heer Mast) op de “Koophandel” op 20 april 1898 van Amsterdam. Auteur Mast heeft aan de hand van berichten in “Zeetijdingen” uit de Eemsbode en het relaas van matroos Bogeholt het vaartraject in 1898 kunnen reconstrueren. Het schip vertrok met een volle lading cokes van Amsterdam naar Kroonstad, en vandaar met een lading hout via Wyborg, Gravesend naar Londen. Terug in Amsterdam op 24 augustus 1898 vertrok matroos Bogenholt naar Elsfleth.
In de Eembode staat onder de rubriek Zeetijdingen het volgende bericht ontleend aam Mast 097-p.27:
“Kroonstad 12 Mei (1898). Swart IJmuiden, v Geestemunde, den 13den Steffens Jan & Carel, v. Amsterdam, den 14den Visser George Washington, v. Geestenmunde, Wielema Magdalena v. idem, Ekamp Koophandel, v.Amsterdam, alles wel.”
En in Concept Hoofdstuk 6 staat de volgende passage(zie inmiddels ook Mast097.
“Kapitein F.A.Ekamp strandde met de - reeds met gezaagd hout volbeladen - 3-mast bark “Koophandel” op 31 october 1899 tijdens een vliegende Westerstorm op de kust nabij Reval. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar bijlage 2 in dit boek. Het schip werd in 1900 voor de assuradeuren uiteindelijk een “constructive total loss”.
“1899-1900: Schip met volle lading gezaagd hout, onder kapitein F.A.Ekamp, op 31 okt 1899 tijdens vliegend stormweer gestrand nabij Reval (Tallinn/Estland). De ongelijke strijd van de “Koophandel” is het beste af te leiden uit de onderstaande berichten in de Zeetijdingen-rubriek van het “Nieuwsblad van het Noorden”.
1899
“Reval, 28 Nov. Door den westelijken storm die alhier woedt is zooveel zand aangespoeld, dat de negentien voet diep liggende Nederl. bark Koophandel nog slecht negen voet water om zich heeft. Men vreest dat het schip door den zwaren zeegang gebroken is. De equipage bestaat uit kapitein Ekamp en twaalf man. Wegens de hooge zee kon de reddingsboot het station brigitten niet verlaten. Kapt. Ekamp, die aan land wilde gaan, om het vereischte inzake de berging van het schip te bewerkstelligen, verliet het schip daarom in eigen boot; deze werd echter op het strand geworpen. Twee van de druipnat aangekomen matrozen worden te Brigitten verpleegd, terwijl de kapitein met den anderen matroos zich naar de stad begaven naar den Nederlandschen consul, die zich hun lot aantrok. Bij den aanhoudenden westelijken storm is het schip van landzijde onbereikbaar en kan ook de zich nog aan boord bevindenden equipage het schip niet verlaten.
Reval, 11 Dec. Met het bergen der lading van het Nederl. Schip Koophandel heeft men, nadat de storm is bedaard, een aanvang gemaakt. Gisteren werd de eerste schuit met lading hier aangebracht.
Reval, 23 Dec. Met de berging der lading van het Nederl. Schip Koophandel is men thans zoover gevorderd, dat nog slechts een klein gedeelte der lading planken aan boord is. Het schip zit thans 4 voet diep in het zand. Men zal met hoog water trachten het schip af te brengen.
1900
Amsterdam, 30 Aug. Volgens heden uit Reval ontvangen telegram is het Nederl. Barkschip Koophandel af- en te Reval binnengebracht.
Reval, 31 Aug. Het gister vlot- en hier in de haven gebrachte Nederl. Barkschip Koophandel is zoo zwaar beschadigd, dat het bijna waardeloos is. Ongetwijfeld zullen experts het schip afkeuren..
Amsterdam, 31 Oct. Het te reval binnengebrachte Nederl. Barkschip Koophandel is afgekeurd.”
Ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, Oud-Havenmeester Delfzijl/Eemshaven. Verkregen door bemiddeling van de heer K.Suyk te Heiloo. Zie ook Mast097-p.145.
In een artikeltje in het Noord-Hollands tijdschrift “De Speelwagen” uit 1951, 6de Jg. p.38-40 staat een herinnering van C.Oud uit Purmerend onder de titel “`Zeilschepen te Purmerend op het eind van de 19de eeuw”.
“De firma Brantjes (een houthandel in Purmerend) had zelf ook zeilschepen, waarvan ik mij nog de barken “Christoforos” en “Koophandel” en de brik “Marie” herinner. De “Koophandel” is in de Oostzee gestrand en verlaten, en de “Marie” na aanvaring in de Oostzee voor sloop verkocht.
Gezagvoerder van de “Koophandel” was Kapitein Ekamp, een oude heer, die prachtige verhalen kon vertellen, o.a. over zijn eerste reis, toen hij jongen was op een zeilschip uit de Zaanstreek. (naam niet genoemd) In de Caraibische Zee was dit schip geënterd door zeerovers, die het geld en voorwerpen van waarde uit de kajuit en het koksgereedschap uit de kombuis hadden medegenomen, doch de bemanning ongemoeid gelaten. Het schip had gelukkig nog geen lading aan boord gehad, dus er was voor de rovers niets te verdienen geweest.”
“…De firma Brantjes had ook nog een mooi ijzeren zeilschip, de “Willem Eggerts”, een schip, dat nooit in Purmerend kwam, in tegenstelling met de “Koophandel” en de “Marie”, die als regel in Purmerend overwinterden.”
In een serie artikelen in het blad “Het Zeilend schoolschip” in de periode 1847-1862 beschrijft kapitein Piet van Os onder het pseudoniem Pietos zijn zeilvaartherinneringen. In nr.26 van december 1954 vertelt hij over zijn opleiding aan de Rotterdamse zeevaartschool, waarin de volgende opmerking:
“De reden waarom jongens uit een zeeplaats als Den Helder naar Rotterdam gingen, voor hun opleiding tot koopvaardij-zeeman was, dat op de steeds verminderde vloot van houtslepers ieder jaar slechts een beperkt aantal jongens voor hun eerste reis aan de slag konden komen. De houtsleper-kapiteins waren oorspronkelijk meest van de Noordzee eilanden afkomstig, waardoor de eilander-jongens de voorkeur hadden. Kapitein Ekamp van de bark “Koophandel” maakte hierop echter een gunstige uitzondering. Ieder reis nam hij 2 onbevaren Nieuwedieper-jongens mee naar zee. Een in de kajuit en een in het volkslogies.”
Informatie omtrent kapitein Ekamp en zijn belevenissen met de “Koophandel” is te vinden in Onder zeil en stoom. De zeemansjaren van de Delfzijlster kapitein J.T.Bogeholt door R.K.Mast, Uitg. Heveskes, Groningen, 2003.
Voorts zijn gegevens ontleend aan de Dorpsbode 43(4):1989. Bijdrage 67.
In 1898 en 1900 werden op de naam van Ekamp gestelde contributies bijgeboekt ad f 5,- in het kasboek van het Pensioenfonds “Goede Voorzorg”. Wellicht werden ook in latere jaren nog contributie bijgedragen, maar deze zijn dan opgenomen onder een verzamelpost.
Jacob Schol vertelt over de hinder van wandluizen aan boord van een zeilschip.
p.31“ Mijn vadr vertelde eens dat toen hij tweede stuurman op de bark Koophandel was, de matrozen de kapitein vroegen het logies een grondige schoonmaak te geven. Kapitein Ekampt weigerde daar tijd voor te geven en toen hebben die matrozen een lucifersdoosje vol wandluizen in z’n kooi gegooid. Een gemene streek maar wel te verwachten.”
Uit: “ Uit de Zeilvaarttijd. Herinneringen van kapitein Jacob Schol”. Uitgave van de Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders 2011. 68 pp
Scheepvaartberichten 1894
Binnengekomen:
Ljusne (Zweden), 30 April, Antelope, kapt. H.J. Hut; Koophandel, F.A. Ekamp; beide van Nieuwe Diep.
PS: Ljusne ligt iets ten Zuiden van Söderhamn
Datum vanaf: |
1876 |
Kapitein: |
Ekamp, Freerk Albertz |
College: |
Goede Bedoeling, Den Helder |
Vlagnummer: |
7 |
Overige informatie: |
Tevens lid van Collegie 'De Herkenning', Schiermonnikoog - vlag No84. |
Familiegegevens en opleiding
Jouke Cornelis Metus werd geboren te Schiermonnikoog op 13 augustus 1834 als zoon van Edzo Jans Metus en Grietje Joukes Visser.
Hij trouwde op 02 juni 1864 te Amsterdam met Margaretha Catharina Bakker, geboren te Amsterdam op 27 augustus 1839 als dochter van Hendrik van Peer Bakker, zeeman, en Gesina Donema. Ten tijde van het huwelijk was de vader overleden en de moeder staat geboekt als tapster te Amsterdam. Bij het huwelijk waren o.a. getuigen de koopvaardijkapitein Jan Eltjesz. Visser, 36 jaar, en de zeeman Teen Jaarsma, 24 jaar. (Teen werd later gezagvoerder en beide getuigen waren ook lid van “De Herkenning”- zie aldaar).
Bij de huwelijkse bijlagen was een onder ede afgelegde verklaring van de bruidegom aangaande zijn vader, en wel dat “hij onbekend is met zijne laatste woonplaats of plaats van overlijden.” Margaretha Bakker overleed te Amsterdam op 24 april 1923.
Jouke overleed te Amsterdam op 08 februari 1911.
In het bevolkingsregister van Amsterdam Index 1864, fiche 3730, staan een aantal personen Metus. In de bijbehorende fiche K341-1261 wordt vermeld Jouke Cornelis Metus als het hoofd van het gezin, geboren op 13 augustus 1834 te Schiermonnikoog, zeeman, wonende op de Zeedijk en in mei 1880 verhuisd naar L80 (niet verder nagekeken). Voorts zijn vrouw Margaretha Catharina Bakker, geboren te Amsterdam op 27 augustus 1837, zijn dochter Margartha Gesina, geboren te Amsterdam op 28 (maand onleesbaar), 1865, en zijn zoon Jouke Cornelis, geboren te Amsterdam op 22 januari 1867
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.C.Metus wass met vlagnummer 86 in de periode 1869 t/m 1917 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 J./J.C./J.C.E. Metus als gezagvoerder gedurende:
* 1868 t/m 1871 van de bark “Houtvaart” ex Jan Hendrik, gebouwd in 1847 te Maassluis, 611 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1872 t/m 1877 op de bark “Boni” ex Kemanglen, gebouwd in 1855 bij W.C.Hoogendijk te Capelle aan de IJssel, 575 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1877 t/m 1885 van de bark “A.R.Falck, gebouwd in 1846 bij C.Smit te Alblasserdam, 641 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1887 t/m 1892 van het 3-mastschip “Maria” ex Union, ex Lyra, gebouwd in 1855 te Newbury Port, 1062 ton varend voor N.Brantjes te Purmerend.
09 februari 1892: “Verk. om gesloopt te worden” (aan J.N.Prins te Nieuwediep) (Sweys).
Overige bijzonderheden
Bremer094 vermeldt de stranding van de bark “Boni” op 18 september 1871 bij het “Observatorium” (waar deze locatie is, weet ik niet) geladen met hout onder gezag van kapitein Metrus (sic)
In een artikeltje in het Noord-Hollands tijdschrift “De Speelwagen” uit 1951, 6de Jg. p.38-40 staat een herinnering van C.Oud uit Purmerend onder de titel “`Zeilschepen te Purmerend op het eind van de 19de eeuw”.
“De firma Brantjes (een houthandel in Purmerend) had zelf ook zeilschepen, waarvan ik mij nog de barken “Christoforos” en “Koophandel” en de brik “Marie” herinner. De “Koophandel” is in de Oostzee gestrand en verlaten, en de “Marie” na aanvaring in de Oostzee voor sloop verkocht.
…De firma Brantjes had ook nog een mooi ijzeren zeilschip, de “Willem Eggerts”, een schip, dat nooit in Purmerend kwam, in tegenstelling met de “Koophandel” en de “Marie”, die als regel in Purmerend overwinterden.”
In het kasboek 1898-1927 van het Pensioenfonds “Goede Voorzorg” is in 1899 de ontvangst vermeld van f 5,50 onder de vermelding “Jouke Metus, incl. boete”. Het betreft hier kennelijk een contribitiebetaling plus een boete vanwege achterstallige voldoening van de jaarlijkse bijdrage.
Datum vanaf: |
1878 |
Kapitein: |
Metus, Jouke Cornelis Edzo |
College: |
Goede Bedoeling, Den Helder |
Vlagnummer: |
20 |
Overige informatie: |
Tevens lid van Collegie 'De Herkenning', Schiermonnikoog - vlag 86. |
Familiegegevens en opleiding
In diverse bronnen staan wisselend F.H., F.R., F. en T.R Dobbenga/ Dobbinga. In Schiermonnikoger Geslachten heb ik geen andere F. Dobbenga kunnen vinden die in de tijdsperiode 1885-1902 past. Een verwisseling van de F. en de T. komt vanwege onduidelijk handschrift veelvuldig voor.
Folkert Hindriks Dobbinga werd geboren te Schiermonnikoog op 26 juli 1840 als zoon van Reink Meinderts Dobbinga en Trijntje Jans Vlastra.
Hij trouwde op 10 juni 1863 te Schiermonnikoog als gezagvoerder met Femke Louws Jaarsma, geboren te Schiermonnikoog op 17 september 1842 als dochter van Louw Folkerts Jaarsma en Anneke Teens Teensma. Toestemming tot het aangaan van dit huwelijk werd op 27 april 1863 gegeven door de Kommandant van het 2e Regiment vesting Artillerie te Breda waar Folkert dan milicien is van de ligting 1859. het echtpaar gaat op Schiermonnikoog wonen aan de Langestreek (huidig nummer in 2005 96).
Het echtpaar kreeg vier kinderen en wel:
Trijntje (1863-1937) getrouwd met Jeppe Wiebes (1866-1917) van Schiermonnikoog;
Louwrens (1866-1914) getrouwd met Lambertha Coerkamp (1865-1926) van Schiermonnikoog
Ake (1871-1873)
Rienk (1874-1954) getrouwd met Alida Swart (1874-1951) van Terschelling.
Alle drie jongens beginnen op ongeveer 13-jarige leeftijd op de zeilvaart en zullen later uiteindelijk alle drie kapitein op de stoomvaart worden. Louwrens en Rienk Dobbinga bij rederij Jos de Poorter te Rotterdam en schoonzoon Jeppe Wiebes bij rederij Vinke & Co te Amsterdam
Femke overleed op 08 maart 1928 te Schiermonnikoog. Het graf van Femke is aanwezig op het kerkhof van Schiermonnikoog in rij 2702.117
Folkert overleed op zee c.november 1902 bij het verongelukken van zijn schip de “George Washington”.
Groepsfoto van Schiermonnikoger kapiteins die gevaren hebben voor reder E.J. Bok & Zn met o.a kapitein Folkert Hindriks Reinks Dobbinga staat op p. 96 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Folkert (R.) Dobbinga was met vlagnummer 77 in de periode 1885 t/m 1899 en met vlagnummer 11 in de periode 1900 t/m 1902 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Teensma in de Dorpsbode vermeldt tevens nummer 26 in 1885, maar dit wordt niet bevestigd door de ledenlijsten in Sweys en de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
F.(R.) Dobbinga was gezagvoerder gedurende:
* 1886 op het fregat “Maria” ex Union ex Lyra, gebouwd in 1855 te Newbury Port, 1062 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1887 op de bark “A.R.Falck”, gebouwd in 1846 bij C.Smit te Alblasserdam, 651 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1891 t/m 1893 op het fregat “President van Rijckevorsel”, gebouwd in 1856 bij J.Otto te Krimpen aan de IJssel, 851 ton, varend voor E.J.Bok & Zn te Amsterdam. Hij wordt in 1894 opgevolgd door kapitein A.Steffens, waarna in dat jaar het schip wordt gesloopt (Bouma);
* 1893 t/m 1897 op de bark “Lina en Johanna” ex Galileï, gebouwd in 1857 bij P.Bakhuysen te Capelle aan de IJssel, 742 ton, varend voor E.J.Bok & Zn te Amsterdam;
* 1897 t/m 1900 op de bark “Neêrlands Vlag” ex Pieter Adolf, gebouwd in 1864 bij E.S.Moseley te Newsburyport, 771 ton, varend voor E.J.Bok & Zn te Amsterdam;
* 1901 t/m 1902 op de bark “George Washington” ex Glendower, gebouwd in 1861 bij John Currier Jr te Newburyport, 1184 ton, varend voor E.J.Bok & Zn te Amsterdam.
Zeetijdingen, 1902 (geen datum vermeld): “verm. op reis v. Methil n. Odens” (Sweys).
Een portret van de bark “Neerlands Vlag” staat afgebeeld op p. 1999 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp. Het origineel is in bezit van ?
Overige bijzonderheden
“Folkert staat bekend als een boeiende verhalenverteller. … (Hij) zal zijn carrière waarschijnlijk ook vroeg op de zeilvaart zijn begonnen. Zijn naam wordt voor het eerst genoemd in 1873 als stuurman op de bark Koophandel. In 1883 is hij kapitein bij de rederij N.Brantjes & Co te Purmerend op de bark Maria en in 1887 op de bark A.R.Falk waarna hij omstreeks 1890 overstapt naar rederij E.J.Bok & Zn om kapitein te worden op de bark President van Rijckevorsel (1891-93). Zijn zoon Rienk is in die periode als 16/17 jarige jongen bij hem aan boord van dit schip. …Folkert Dobbinga blijft bij deze rederij varen. Achtereenvolgens op de barken President van Rijckevorsel van 1891-1893, de Lina en Johanna van 1894-1897, de Neerlands Vlag van 1898-1909 en op de George Washington van 1901-1902, van welke laatste reis hij nimmer zal terugkeren….”
“Omstreeks 1908 trekt Femke Dobbinga-Jaarsma (Femkebep, zoals ze in de familie genoemd wordt) in bij haar dochter Trijntje en schoonzoon Jeppe Wiebes aan de Langestreek 18 (huidige nummering). Op 17 juni 1917 wordt Trijntje ook weduwe, nadat haar man Jeppe Wiebes als kapitein van het s.s. Hilversum van de Stoomvaart-Maatschappij “Oostzee” te Amsterdam in het Kanaal van Bristol op een mijn loopt en omkomt. Zij is hier tot haar dood in 1928 blijven wonen en ligt begraven in de noordoost-hoek van het kerkhof op Schiermonnikoog, vlakbij haar dochter, die in 1938 op 72-jarige leeftijd overlijdt.”
“De George Washington komt op zaterdag 4 oktober 1902 in Hartlepool aan met een lading Pit-props uit Vyborg (Rusland) en op maandag 3 november vertrekt het schip weer in ballast naar Methil, waar het op zaterdag 15 november aankomt. Mogelijk heeft het in de Firth of Forth voor anker gelegen tot er plaats is in de drukke haven van Methil. Op vrijdag 21 november vertrekt de George Washington, geladen met steenkolen, naar Bremerhaven en is voor het laatst gesignaleerd op 23 november 1902. Het schip zou in slecht weer met onderkoelde regen geraakt zijn, waardoor het lopend want vastvroor en het onbestuurbaar werd. Daarbij kan tevens het “overgaan” van de lading steenkool een rol hebben gespeeld.”
De weerberichten uit die periode gaven een zeer vroeg ingevallen winter aan met veel vorst in Noordwest-Europa.
“Over de plaats van het ongeluk bestaan verschillende lezingen. Op Schiermonnikoog: on de buurt van Texel of op een rivier (het laatste geval zou op de Firth of Forth kunnen duiden). Op Terschelling: niet ver van de Schotse kust.” Zekerheid is uit de diverse bronnen, waarin sprake is van scheepsrampen is niet verkregen.
Een portret van Folkert Hindriks Dobbinga is onderdeel van een groepsfoto op p.44 in: De laatste reis van het zeilschip GEORGE WASHINGTON door Douwe M.Homan. Uitgeverij ‘tHeer en Feer te Schiermonnikoog. 2005, 94 pp.
Tevens staan op p.46 portretfoto’s van Folkert en zijn vrouw Femke Jaarsma en op p.53 een foto van de grafsteen van Femke Jaarsma als echtgenote van Folkert Dobbenga.
Teensma vermeldt bijzonderheden van deze kapitein in de Dorpsbode 39(15):1985. Bijdrage 23.
Familiegegevens en opleiding
Tjalf Anes Ruyg werd geboren op Terschelling op 19 november 1849 als zoon van Ane Tjalfs Ruyg en Teuntje Jacobs Boon.
Hij huwde te Terschelling op 02 oktober 1873 met Hiltje Kooyman, geboren te 12 december 1851 als dochter van Iemke Jorts Kooyman en Aaltje Ariens de Boer. Zij overleed op Terschelling op 17 december 1836.
Tjalf overleed in 1892 in Götenburg door een ongeval (zie hieronder)
Gegevens uit Tresoar.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
F.A.Ruyg/Ruig was met vlagnummer 33 in de periode 1878 t/m 1892 effectief lid van het Helderse zeemanscollege de “Goede Bedoeling”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt T.A.Ruig (sic) als gezagvoerder gedurende:
* 1879 t/m 1883 van de bark “Schagen”, ex Batavia, ex Anna & Justitia, gebouwd in 1855 te Amsterdam, 464 ton o.m., varend voor A.Brand te Purmerend;
* 1884 van hetzelfde schip maar nu voor N.Brantjes te Purmeren. Het schip werd in 1884 gesloopt;
* 1886 t/m 1887 op de bark “Tjilingsie” ex Pieter Schoenmaker, gebouwd in 1856 te Vlaardingen, 690 ton o.m., varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1887 verrkocht en gesloopt;
* 1888 t/m 1892 van de bark “A.R.Falck”, gebouwd in 1846 te Alblasserdam, 651 ton o.m., varend voor N.Brantjes te Purmerend. In 1892 gesloopt door J.N.Prins te Nieuwediep;
Overige bijzonderheden
In: De Buul. 400 jaar zeeverzekering op Terschelling. 1587-1987” onder redactie van W.Smit, Uitg. Smit & Wytzes, Urk-Terschelling, 1987, 92 pp.. Hierin het artikel door W.Smit het artikel: “Scheepsjournaal van een buullid uit de vorige eeuw” p.85-89.
Het Journaal werd bijgehouden door stuurman A.W.Smit en is nog in de familie aanwezig. “Het betreft een aantal reizen van de houten bark A.R.FALCK.” Op het titelblad van het journaal is vermeld dat het schip onder gezag stond van kapitein T.A.Ruijg. “op reis van Nieuwediep naar Sundsvall. Den 4de Juli 1891”.“Het nagelaten journaal begint op 22 mei 1891 met een havenjournaal te Aland, Hernösand distrikt, gevolgd door afwisselend stukken zeejournaal en havenjournaal tot 19 november van datzelfde jaar in Nieuwediep, kennelijk de thuishaven, het journaal sluit en het schip de winterslaap in gaat. Op 4 april 1892 begint het havenjournaal met het opkalefateren, laden en zeeklaar maken van het schip, tot het op 30 april vertrekt. Op 1 mei is het zeejournaal nog bijgehouden; de rest van het voorgedrukte boek is onbeschreven. …
Een bemanningslijst dd 30 juni 1891 vermeldt 13 bemanningsleden incl. de kapitein T.A.Ruijg.
Voorts is vermeld: “Kapitein T.A.Ruijg komt in 1892 aan boord te vallen en overlijdt, volgens de arts van de Domkerkparochie in Götenborg, aan een hersenbloeding.”
Uit de tekst is op te maken dat er sprake was van verslaglegging van een aantal reizen van de “A.R.Falck”, vermoedelijk vooral houtvaart op Zweden.
Datum vanaf: |
1888 |
Kapitein: |
Ruijg/Ruig, Tjalf Anes |
College: |
Goede Bedoeling, Den Helder |
Vlagnummer: |
33 |
Overige informatie: |
0 |
|