Inloggen
Gezagvoerder

Blad, Hugo

Naam: Blad, Hugo
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
WILLEM DE EERSTE 1827 Vracht-/passagiersschip Steamship 8384 Bekijk schip
ONDERNEMING 1822 Vracht-/passagiersschip Steamship 8290 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Hugo Blad werd geboren te Amsterdam op 05 maart 1795.

Hij huwde met Cornelia van der Sanden, geboren te Amsterdam op 07 oktober 1795. Zij overleed op 29 oktober 1843 003 en 118

Hugo overleed in 1838.

 

Hugo Blad werd geboren en gedoopt te Amsterdam op 05 maart 1795. Zijn vader was schuitevoerder. Hij werd als leerling van de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam aangenomen als leerling op 18 mei 1808. Op 18 april 1813 werd hij adelborst. Hij bereikte de rang van luitenant-ter-zee.

Uit: Marc.A.van Alphen - Aanvullende bronnen voor onderzoek naar het varend marinepersoneel (circa 1600 - 1850). Jaarboek 1998. Centraal Bureau voor Genalogie 52:111-136, p.126.

Hugo Blad werd op 18 mei 1808 ingeschreven als leerling van de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam004(531/1076). Hij werd volgens doopcedule nr. 1076 op 06 maart gedoopt (vermoedelijk) te Amsterdam. Zijn ouders waren Johannes Blad uit Amsterdam, luthers, en Rebekka Lond uit Noorwegen, eveneens luthers. Beiden waren ten tijde van de inschrijving in leven en woonden op de Droogbak te Amsterdam. Het beroep van de vader was schuitenvoerder.

Bij de inschrijving was Hugo 13 jaar en 5 voet/4 duimen lang.

Vanaf 01 juli 1808 werd een driemaandelijkse voortgangsrapportage bijgehouden:

“1 july 1808  3/m rappt kt (kent) de decimale breuken ...

1 octob 1809 Id.  kt het 1e boek van Steenstra ...

25 octob 1809  Een prijs gehad  Robinson Crusoe ...

1 jan. 1811  Id kt de 5 eerste boeken ...

30 jan 1811  de vader vraagt het ontslag van zijn zoon, uitgesteld totdat de boete bij Art.3 vastgesteld zal kunnen voldoen   

14 febr. 1811  als ledemaat aangenomen

29 junij 1811  geplt op de cadettenbrik Irene om in de Z.zee te kruissen

19 decbr 1811  geplt op de brik Irene

1 sept.1812  examen gedaan

30 do  van de brik terug

18 april 1813  door de Minister van Marine tot aspirant der 2de klasse aangesteld

10 mei 1813  naar Antwerpen vertrokken”.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Hugo Blad werd met nr.368 effectief lid van Zeemanshoop per 19 augustus 1833 op voorspraak van kapitein O.Koert. Zijn schip ten tijde van de inschrijving was de “Graaf Cancrin”002.

In de Algemene Vergaderingen van 06/13 augustus 1833 van het College Zeemanshoop werd voorgedragen/benoemd Hugo Blad, oud 38 jaar, wonende op de Brouwersgracht bij de Lindengracht, voerend het stoomschip Graaf Cancrin, op voordracht van kapitein C.Koert. Hij kreeg vlagnummer 368023.

H.Blad was effectief lid van Zeemanshoop in de periode 1833 t/m 1838 met de vlagnummers 368 (1833 t/m 1836) en 255 (1836 t/m 1838).

Hugo Blad werd deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 07 december 1833.003

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 27 juni 1833 staat een brief van H.Blad “waarin hij verzoekt ook voor de voorgenomen reize met het stoomschip Graaf Cancrin als kapitein deel te mogen nemen in het fonds om nader als Lid te worden voorgesteld.”042.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 29 maart 1838 staat een verzoek om ondestand van de weduwe Hugo Blad, geb. Cornela van der Landen. In de vergadering dd 26 april 1838 wordt de onderstand toegekend voor haar en 4 kinderen per 01 mei 1838.042

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop van 15 mei 1838 staat het verzoek van de weduwe H.Blad voor een uitkering “voor haar en hare kinderen” welk verzoekdoor het Bestuur werd ingewilligd023.

 

De schepen van de kapitein

Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:

vlagnummer            jaren                type        scheepsnaam                      naam reder/boekhouder

         368              1833-1834            stoomb. Graaf Cancrin                     Amst.Stoomboot Maatsch

                                   1835                stoomb. Willem den Eersten            geen opgave

         255                  1836                stoomb. Willem den Eersten            geen opgave

                                    1837                stoomb. Willem den Eersten            Amst.Stoomboot Maatsch.

 

Bouma025 vermeldt H.Blad als gezagvoerder gedurende:

*    1834 van de stoomboot “Graaf Cancrin” ex Onderneming, ex Monarch, gebouwd in 1825, bouwlocatie niet vermeld, 112 ton o.m., varend voor de ASM te Amsterdam. Het schip werd in 1835 herdoopt in “Prinses van Oranje”;

*    1837 op de stoomboot “Willem den Eersten”, gebouwd in 1826 op de werf Hollandia te Amsterdam, kiel gelegd 30 augustus 1825, te water gelaten op 04 augustus 1826, 528 ton o.m., 120 pk, varend voor de Amsterdamsche Stoomboot Maatschappij te Amsterdamook ontleend aan Suyk, Heiloo;

 

De rader stoomboot Willem de Eerste werd gebouwd in 1826 op de werf Hollandia te Amsterdam van C.van Swieten. De kiel werd gelegd op 30 augustus 1825 en de tewaterlating op 04 augustus 1826.; 528 ton o.m.. De reder van 1826 t/m 1835 was de Amsterdamsche Stoomboot Maatschappij te Amsterdam. Het schip kwam in de vaart op Hamburg. In 1835 werd het schip verkocht aan het Departement van Koloniën. “Onder Kapitein H.Blad vertrok het schip als bark getuigd en de wielen afgenomen, den 21en November 1835 van Texel naar Batavia, waar het na een vlugge reis van 87 dagen arriveerden. Op onrust werd de “Willem de Eerste” toen wederom tot stoomschip gereed gemaakt …”

Uit: De Willem de Eerste”. door L.Smit in Ons Zeewezen, 36ste jg, p.295, 1937. Ook Bouma025.

 

In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Hugo Blad als gezagvoerder van de “Graaf Cancrin”, dd 26 juni 1833, 13 februari 1834 en de “ Willem de Eerste” dd 20 augustus 1835.

 

Overige bijzonderheden

In het Hannemahuis te Harlingen bevindt zich een schilderij uit 1836 van H.Vettewinkel met op de voorgrond de raderstoomboot  “Willem den Eersten” (120 pk, gebouwd in 1826 te Amsterdam, 528 ton n.m.025), dat in 1837-1838 onder gezag stond van kapitein H.Blad, varend voor de Amsterdamsche Stoomboot Maatschappij te Amsterdam. Het schilderij is een geschenk van J.Oderwald. De raderstoomboot voert de collegevlag van Zeemanshoop uit Amsterdam met nummer 368. Op de achtergrond is een 2/m-schip afgebeeld met de groen-wit-groene collegevlag van het Rotterdamse college “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”.  Vlagnummer is niet te lezen.

In de nacht van 5 op 6 mei 1837 verging de Willem den Eersten op de Lucipara-riffen bezuiden Ambon op 5/6 mei 1837. Het schip was op weg naar Ambon met de pas benoemde goeverneur van de Molukken F.V.A. Ridder de Stuers en zijn familie, benevens 140 passagiers, waaronder een groot detachement militairen. Het schip was op 26 april van Soerabaja vertrokken met de verwachting dat het begin mei in Ambon zou aankomen. Maar het schip liep in de nacht van 5 op 6 mei 1837 op de riffen bij de Lucipara’s. Passagiers en bemanning gingen, met grote moeite vanwege de branding, aan land. Vanwege de beperkte voorraad levensmiddelen moest een rantsoenering worden ingesteld. Vanuit Ambon was inmiddels een zoektocht begonnen zonder resultaat. Ook vanuit het schip werd een sloep uitgestuurd om hulp te halen. Na enkele mislukkingen gelukte het tenslotte de autoriteiten te Ambon te waarschuwen en werden op 9 juni de schipbreukelingen gered. Op 12 juni bereikte men Ambon.

In het verslag wordt de gezagvoerder niet onomstotelijk aangeduid, maar uit o.a. Bouma025 en uit informatie van K.Suyk te Heiloo is op te maken, dat het hier kapitein H.Blad betreft. In het verslag is verscheidene malen sprake van ene Lamleth, die wisselend wordt aangeduid met de functie “kapitein” of “kommandant”, wellicht behorend tot het contingent militairen.

“De Kommandant van het stoomschip, gebukt onder de ramp, die hem zelf en ons allen trof, en diep geroerd van zulk een kostbaar vaartuig verloren te zien, scheen voor het beramen en uitvoeren van krachtdadige beschikkingen, zoo als onze toestand dezelve vorderde, niet bekwaam. Niet dat ik geloof, dat het elk ander zou hebben kunnen gelukken, het stoomschip weder vlot te krijgen of te redden, maar de meesten der opvarenden uit militairen bestaande, die het op reis niet te best gehad hadden, zoo kon onze positie elk oogenblik hagchelijker worden en alle hoop op behoud en redding, hoe flaauw die ook scheen, verloren gaan, zoo niet onder de troepen en zeelieden de strengste orde gehandhaafd werd.”

Uit het verslag blijkt dat De Stuers na de schipbreuk de leiding op zich heeft genomen, al zou dit ook een vorm van hierarchie geweest kunnen zijn, daar hij per slot een hoge bestuurlijke positie bekleedde en bemanning plus passagiers zich niet meer op het domein van de kapitein, i.c. het schip, bevonden. De kapitein wordt in het verdere verslag, noch in de bijlagen niet vermeld.

Uit: Verhaal der schipbreuk geleden door den Luitenant Kolonel De Stuers benevens passagiers en equipage van Z.M. Stoomschip Willem ! op de Lucipara’s in den nacht van den 5den op den 6den Mei 1837.

door F.V.A. Ridder de Stuers, ’s Gravenhage, bij K.Fuhri, 1837

Een verslag van deze schipbreuk is ook verteld in “De Indische Navorscher” 18, (4), 2005 door M.Spaans Azn: “Lucipara (schipbreuk in 1837 op het koraalrif Lucipara; verslag van F.V.H.A. de Stuers in de Javasche Courant; reconstructie van de 140 personen, die op het rif op redding wachtten. Onder de nazaten van de Stuers treft met verscheidene met de voornaam Lucipara aan.)

Niet verder door mij ingezien

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 23 juni 1835 staat de mededeling dat kapitein H.Blad een ieder uitnodigt om getuige te zijn van het aflopen op donderdag de 25ste om 13.00 uur van de stoomboot “Willem de Eerste”, op de werf Vredenhof, scheepsbouwmeester Jan Keuvel.023

Bouma dd 07 december 2002 berichtte mij dat het wellicht een binnenstomer is geweest. De werf was hem onbekend. Volgens hem betrof het niet het houten schroefstoomschip  “Willem de Eerste” van 500 ton o.m., varend voor de Amster. Stoomb. Maatschappij te Amsterdam en volgens hem gebouwd in 1839.