Inloggen
Gezagvoerder

Lelijvelt, Johannes

Naam: Lelijvelt, Johannes
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
REGINA 1847 Bark Sailing Vessel 13855 Bekijk schip
JAN HENDRIK 1848 Bark Sailing Vessel 14033 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Lelijvelt werd met vlagnummer 734 effectief lid van "Zeemanshoop" per 01 december 1857 op voorspraak van J.H.Schippers. Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Regina". Toegevoegd is "bedankt"002.

In de notulen van de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 24 november/01 december 1857 is vermeld dat tot effectief lid is voorgedragen/benoemd Johannes Lelijveld, oud 30 jaar, voerend de bark “Regina”, adres bij Nobel & Holtzapffel te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.H.Schippers.023.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                   jaren           type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

         734                      1857-1859     bark                 Regina                                                   J.J.Marlof & Zn

                                      1860-1864     bark                 Jan Hendrik                                          idem

                                          1865           geem vermelding van schip en boekhouder

 

Bouma025 vermeldt J.Lelyvelt als gezagvoerder gedurende:

*    1859 t/m 1860 van de bark “Regina”, gebouwd in 1846 te Maassluis, 473 ton o.m., varend voor Marlof & Zn te Amsterdam. Het schip voer in 1861 voor J.Holzapfel te Amsterdam en was herdoopt in “Celebes”;

*    1861 t/m 1865 van de bark “Jan Hendrik”, gebouwd in 1847 te Maassluis, 614 ton o.m., varend voor J.J.Marlof te Amsterdam. Het schip voer in 1866 voor N.Brantjes te Purmerend en was herdoopt in “Houtvaart”.

 

Overige bijzonderheden

Op 4 januari 1862 onderzocht de Raad voor Tucht bij de koopvaardij “eene zaak van klagten van den Heer E.van Duijn, rustend koopvaardijschipper, namens zijnen zoon J. van Duijn Ez.”. Zoon van Duijn had gevaren had als 2de stuurman gevaren op het barkschip “Jan Hendrik” onder kapitein J.Lelijvelt.

Vader van Duijn voerde in zijn klacht tegen kapitein Lelijvelt drie punten van beschuldiging aan: het ontslag van zijn zoon als ede stuurman uit scheepsdienst, daarna uitgesproken degradatie tot matroos en het uiteindelijk van boord verwijderen door de politie in Macao.”

“In het aan de Raad overgelegde journaal van de ‘Jan Hendrik’ stond dat de kapitein zijn 2de stuurman op 2 april 1861 wegens brutaliteit en onbekwaamheid uit zijn rang had ontslagen. De onbekwaamheid had te maken met het niet opvolgen van orders van de ‘opperstuurman’. Daardoor was ‘emballage’ nat geworden en werden goederen in een ‘wanne staat’ uitgeleverd. Samengevat kwam de weergave van het gebeurde door kapitein Lelijvelt erop neer dat Van Duijn eerst werd gedegradeerd van stuurman tot matroos (dus uit zijn functie werd ontheven), die degradatie weigerde te aanvaarden waarna ontslag en verwijdering van boord volgde.”

De Raad kwam tot de conclusie dat volgens getuigen Van Duijn zeker bekwaam was om als 2de stuurman te varen. De beschuldiging van verregaande brutaliteit was overeenkomstig de waarheid “maar de Raad voegde daaraan toe dat dit wangedrag de kapitein niet de ‘magt verleend’ tot afdanking uit scheepsdienst, of afzetting tot mindere rang. Hij had de bij de (Tucht)wet voorgeschreven straffen behoren toe te passen.” De verwijdering door de politie in Macao “kwalificeerde de Raad als misdragingen van de kapitein ten opzichte van de gewezen stuurman J. van Duijn in de zin van de Tuchtwet en schorste Lelijvelt voor een periode van zes maanden.” Het vervolg op deze zaak kende een uitgebreid judridisch steekspel tussen kapitein Lelijvelt en de Raad. Immers:

Op uitspraken van deze Raad was geen hoger beroep mogelijk. De enige mogelijkheid tot verweer was het indienen van een gratieverzoek. “In 1862 stuurde de door de Raad geschorste gezzagvoerder van het barkschip “Jan Hendrik” een gratieverzoek naar de Kroon.” Dit verzoek was gedateerd 22 maart 1862. “Het tuchtcollege had de betrokken gezagvoerder gedurende zes maanden onbevoegd verklaard als kapitein op een Nederlands schip dienst te doen. Dit op grond van het feit dat hij zijn tweede stuurman in Macao onwettig uit de scheepsdienst zou hebben ontslagen, hem wederrechtelijk in een lagere rang had geplaatst en de man vervolgens – de tot matroos gedegradeerde stuurman weigerde dienst te doen – door de politie aldaar van boord had laten verwijderen.

Op het verzoekschrift van de kapitein beslisten de ministers van Justitie en Marine overeenkomstig het bij de Raad van Tucht over deze zaak ingewonnen advies dat geen termen aanwezig waren om het verzoek in gunstige overweging te nemen.” 104