Familiegegevens en opleiding
Hendrik de Jong werd geboren te Amsterdam op 30 september 1805.
Hij trouwde met Henriette Louise Keeman, geboren te Amsterdam op 10 december 1810.003
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.de Jong werd per 27 mei 1834 op voordracht van C.Koert met vlagnummer 382 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Bij de inschrijving is geen scheepsnaam vermeld. Toegevoegd is "bedankt"002.
In de Algemene Ledenvergaderingen van 20/27 mei 1834 van het college Zeemanshoop werd voorgedragen/benoemd Hendrik de Jong, oud 28 jaar, voerende de bark “Casor”, wonende op de Brouwersgracht bij de Brouwerstraat te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.Koert. Zijn vlagnummer werd 382023.
Deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 15 december 1840 en bedankt in 1859003.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 28 april 1859 en de Algemene Vergadering van 17 mei 1859 staat de mededeling dat kapitein H. de Jong heeft bedankt voor het effectief lidmaatschap “doch verzoekende No vlag te mogen blijven voeren”, hetgeen wordt toegestaan.042-023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
382 1834-1835 bark Castor Gebr.Hartsen
269 1836 bark Castor idem
1837-1840 geen vermelding van schip en boekhouder
1841-1844 fregat Anna Margaretha A.Ahlers Jr
1845-1846 bark Mathilde idem
1848-1853 bark Jan Hendrik idem
82 1854-1859 bark Jan Hendrik J.J.Marlof
1860 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt H.de Jong als gezagvoerder gedurende:
* 1835 t/m 1837 op de bark “Castor”, gebouwd in 1834 te Amsterdam, 475 ton o.m., varend voor de Gebr. Hartsen te Amsterdam;
* 1842 t/m 1845 op het 3/m schip “Anna Margaretha”, gebouwd in 1841 te Alblasserdam, 620 ton o.m., varend voor A.Ahlers Jr te Amsterdam;
* 1846 t/m 1849 op de bark “Mathilda”, gebouwd in 1843 te Maassluis, 585 ton o.m., varend voor A.Ahlers Jr te Amsterdam;
* 1848 t/m 1857 op de bark “Jan Hendrik”, gebouwd in 1847 te Maassluis, 614 ton o.m., varend voor A.Ahlers Jr te Amsterdam;
* 1858 t/m 1860 op hetzelfde schip maar nu varend voor J.J.Marlof te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
Vanuit de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart werd Frederik Hendrik Klein als ligtmatroos geplaatst op de "Castor" onder kapitein H.de Jong. Het betrof twee reizen naar Batavia en wel van juni 1834 - augustus 1835 en augustus 1835 - juni 1836004-532/1704.
H.de Jong verzorgde per 26 juli 1835 vanuit Nieuwediep met de “Castor” en troepentransport van 4 officieren en 102 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 18 november 1835 na 115 dagen.Onderweg was 1 militair overleden065*.
Cheribon. Reis van de “Urania” onder gezag van kapitein Cornelis Abrahamsz. Jr:
Anna Abrahamsz, de dochter van de kapitein, werd ondergebracht in een logement. “Het logement hier was niet zoo groot als op Batavia; er waren slechts zes kamers, vier groote en twee kleine van welke laatste wij de eerste twee dagen een voor ons in gebruik hadden. Doch toen arriveerde hier kapt. H.de Jong welke die kamer hebben moest … “
Uit p.35 van: Anna Abrahams. Journaal eener Oostindiesche Reis. De belevenissen van een tienjarig meisje in 1847 en 1848. Geannoteerde uitgave door de stichting Terra Incognita te Amsterdam. 1993. 72 pp.
De bewerkers van dit dagboek melden dat deze kapitein tegelijk met Anna’s vader op 15 juli naar Batavia was vertrokken, maar zijn zeilschip “Mathilda” deed er bijn drie weken korter over dan de “Urania”.
De bark “Jan Hendrik” onder kapitein H. de Jong vertrok van Texel, staat op 24 november 1851 geregistreerd te Dover en zeilde via Kaap Hoorn naar Valparaiso waar het op 12 maart 1852 aankwam. Daarna ging de reis via San Francisco naar Hongkong, aankomst 26 september. Het zal via Kaap de Goede Hoop weer naar Europa zijn gezeild.121
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Lelijvelt werd met vlagnummer 734 effectief lid van "Zeemanshoop" per 01 december 1857 op voorspraak van J.H.Schippers. Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Regina". Toegevoegd is "bedankt"002.
In de notulen van de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 24 november/01 december 1857 is vermeld dat tot effectief lid is voorgedragen/benoemd Johannes Lelijveld, oud 30 jaar, voerend de bark “Regina”, adres bij Nobel & Holtzapffel te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.H.Schippers.023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
734 1857-1859 bark Regina J.J.Marlof & Zn
1860-1864 bark Jan Hendrik idem
1865 geem vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt J.Lelyvelt als gezagvoerder gedurende:
* 1859 t/m 1860 van de bark “Regina”, gebouwd in 1846 te Maassluis, 473 ton o.m., varend voor Marlof & Zn te Amsterdam. Het schip voer in 1861 voor J.Holzapfel te Amsterdam en was herdoopt in “Celebes”;
* 1861 t/m 1865 van de bark “Jan Hendrik”, gebouwd in 1847 te Maassluis, 614 ton o.m., varend voor J.J.Marlof te Amsterdam. Het schip voer in 1866 voor N.Brantjes te Purmerend en was herdoopt in “Houtvaart”.
Overige bijzonderheden
Op 4 januari 1862 onderzocht de Raad voor Tucht bij de koopvaardij “eene zaak van klagten van den Heer E.van Duijn, rustend koopvaardijschipper, namens zijnen zoon J. van Duijn Ez.”. Zoon van Duijn had gevaren had als 2de stuurman gevaren op het barkschip “Jan Hendrik” onder kapitein J.Lelijvelt.
Vader van Duijn voerde in zijn klacht tegen kapitein Lelijvelt drie punten van beschuldiging aan: het ontslag van zijn zoon als ede stuurman uit scheepsdienst, daarna uitgesproken degradatie tot matroos en het uiteindelijk van boord verwijderen door de politie in Macao.”
“In het aan de Raad overgelegde journaal van de ‘Jan Hendrik’ stond dat de kapitein zijn 2de stuurman op 2 april 1861 wegens brutaliteit en onbekwaamheid uit zijn rang had ontslagen. De onbekwaamheid had te maken met het niet opvolgen van orders van de ‘opperstuurman’. Daardoor was ‘emballage’ nat geworden en werden goederen in een ‘wanne staat’ uitgeleverd. Samengevat kwam de weergave van het gebeurde door kapitein Lelijvelt erop neer dat Van Duijn eerst werd gedegradeerd van stuurman tot matroos (dus uit zijn functie werd ontheven), die degradatie weigerde te aanvaarden waarna ontslag en verwijdering van boord volgde.”
De Raad kwam tot de conclusie dat volgens getuigen Van Duijn zeker bekwaam was om als 2de stuurman te varen. De beschuldiging van verregaande brutaliteit was overeenkomstig de waarheid “maar de Raad voegde daaraan toe dat dit wangedrag de kapitein niet de ‘magt verleend’ tot afdanking uit scheepsdienst, of afzetting tot mindere rang. Hij had de bij de (Tucht)wet voorgeschreven straffen behoren toe te passen.” De verwijdering door de politie in Macao “kwalificeerde de Raad als misdragingen van de kapitein ten opzichte van de gewezen stuurman J. van Duijn in de zin van de Tuchtwet en schorste Lelijvelt voor een periode van zes maanden.” Het vervolg op deze zaak kende een uitgebreid judridisch steekspel tussen kapitein Lelijvelt en de Raad. Immers:
Op uitspraken van deze Raad was geen hoger beroep mogelijk. De enige mogelijkheid tot verweer was het indienen van een gratieverzoek. “In 1862 stuurde de door de Raad geschorste gezzagvoerder van het barkschip “Jan Hendrik” een gratieverzoek naar de Kroon.” Dit verzoek was gedateerd 22 maart 1862. “Het tuchtcollege had de betrokken gezagvoerder gedurende zes maanden onbevoegd verklaard als kapitein op een Nederlands schip dienst te doen. Dit op grond van het feit dat hij zijn tweede stuurman in Macao onwettig uit de scheepsdienst zou hebben ontslagen, hem wederrechtelijk in een lagere rang had geplaatst en de man vervolgens – de tot matroos gedegradeerde stuurman weigerde dienst te doen – door de politie aldaar van boord had laten verwijderen.
Op het verzoekschrift van de kapitein beslisten de ministers van Justitie en Marine overeenkomstig het bij de Raad van Tucht over deze zaak ingewonnen advies dat geen termen aanwezig waren om het verzoek in gunstige overweging te nemen.” 104
Familiegegevens en opleiding
Jan Visser werd geboren op Schiermonnikoog op 16 september 1827 als zoon van Eltje Jacobs Visser en Trijntje Ruurds Fenenga.
Hij trouwde op 14 februari 1849 te Schiermonnikoog als zeeman met Bernadina Melles Fenenga, geboren op Schiermonnikoog op 09 januari 1827 als dochter van Melle Jans Fenenga en Johanna Edzard Leensma.
Beide echtelieden waren aan boord van de bark “Argonaut”, die op een reis in 1868 van Yokohama naar Kobe spoorloos is verdwenen.
In het Bevolkingsregister van Edam wordt vermeld Jan Eltjes Visser, hoofd van het gezin, geboren 16 september 1827 te Schiermonnikoog, Nederduits Hervormd, van beroep “schipper buitengaats”, wonend aan de Nieuwehaven Wijk 4, nr. 172.. Zijn echtgenote was Bernadina Feninga, geboren op 08 januari 1827 te Schiermonnikoog. Als kinderen worden opgegeven Melle (* 02 november 1849, Schiermonnikoog), Eltje Jacobs (*01 oktober 1852, Schiermonnikoog), Trijntje (*25 november 1853, Edam), Gerrit (* 01 november 1856, Edam), Jan (*06 maart 1861, Edam), Johanna Edzerdina (* 1865, Edam) en Marike Jacoba (* 14 november 1867, Yokohama). Het gezin werd per 09 juni 1869 ambtshalve volgens artikel 20 KB, uitgeschreven.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Visser Ez. was met vlagnummer 49 in de periode 1860 t/m 1868 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
J.Visser was de laatste kapitein op de “Argonaut” “die in 1868 met het schip tussen Yokohama en Kobe ten onder ging”. (schriftelijke mededeling T.F.J.Pronker - Vlieland, 18 juli 2002)
Bouma025 vermeldt J.Visser Ez als gezagvoerder gedurende:
* 1856 van de bark “Johanna Margaretha” ex Maximiliaan Theodoor, gebouwd in 1828 te Amsterdam, 396 ton, varend voor J.L.Wickel & J.Boot te Edam. Het schip is in 1856 op weg van Nieuwediep naar Fredrikstad, in de Noordzee gezonken. De bemanning werd te Kragerö binnengebracht (Bouma);
* 1857 t/m 1860 van de bark “Thetis”, gebouwd in 1844 bij C.Smit te Alblasserdam, 319 ton, varend voor J.L.Wickel & J.Boot te Edam. Het schip voer in 1861 voor de Gebr. Wittering te Amsterdam en was herdoopt in “Jonge Eduard (Bouma);
* 1860 t/m 1865 van de brik “Martha Theresia”, gebouwd in 1860 te Risør, 270 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1866 t/m 1867 van de bark “Houtvaart” ex Jan Hendrik, gebouwd in 1847 te Maassluis, 611 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. In 1868: “Vermist” (Sweys);
* 1868 van de bark “Argonaut”, gebouwd in 1858 op de werf “De Boot” van F.F.Groen te Amsterdam, 387 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. “Vermist tussen Yokohama en Kobe” (Bouma).
Handelsblad. “Kobe (Osaka) 20 Julij 1868. “Aangaande het Nederl. Barks ARGONAUT Kapt. Visser, op 20 Junij uit Yokohama herwaarts vertrokken, heeft men sedert niets meer vernomen. Er hebben sinds het vertrek van het schip twee typhonen op de oostkust geheerscht.” (Hoedemaker).
Een portret van de bark “Thetis”, staat op p. 148 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp. Het portret hangt in hotel van der Werff te Schiernmonnikoog
Een portret van de bark “Martha Theresia”, staat op p. 155 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp. Het origineel is in bezit van Ch. F. Ellis.
Een portret van de bark “Argonaut”, staat op p. 156 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp.
Overige bijzonderheden
“In de kapiteinsregisters komt zijn naam voor de eerste maal in 1850 voor. En wel op de bark Thetis, dragende 170lasten, metende 319 tonnen, gebouwd in 1844 met als reders J.Dinkel en J.Boot te Edam. Hij meldt zich bij de oprichting van het zeemanscollege op Schiermonnikoog aan in 1861 en krijgt no.49. Van 1863 vaart hij op de bark Maria Theresia .In 1866 heeft hij van dezelfde rederij de bark Houtvaart (ex Jan Hendrik) …Een andere J.E.Visser, geboren in 1835 krijgt dan de bark Martha Theresia.(dit zouJacob Eltjesz Eltjes geweest kunnen zijn, die op 10 april1835 te Schiermonnikoog is geboren alsjongste zoon van Eltje Jacobs Visser en Trijntje Ruurds Fenenga) In 1867 gaat hij over op de bark Argonaut … en weer voor dezelfde rederij. Op een reis naar Japan zou Visser de bedoeling hebben gehad om in Japan een bestaan op te bouwen. Het succes bleef echter uit. Op een tussenreis van Yokohama naar Kobe, is de Argonaut spoorloos met de gehele bemanning ten onder gegaan. Aan boord was ook zijn gezin.”061
Familiegegevens en opleiding
Freerk Ekamp werd geboren op Schiermonnikoog op 26 mei 1830 als zoon van kapitein Albert Tjerk Ekamp en Aukje Freerks Koster.
Hij trouwde op 19 oktober 1853 te Schiermonnikoog als gezagvoerder met Elisabeth Melles Fenenga, geboren te Schiermonnikoog op 25 december 1834 als dochter van Melle Jans Fenenga en Johanna Edzerds Leensma. Het gezin zou ook in Den Helder hebben gewoond. Elisabeth overleed op 25 juni 1907 te Purmerend aan de Purmerweg, Wijk G, nr. 13.
Freerk Albert overleed op 13 juni 1914 te Purmerend aan de Gouw, Wijk C, nr.232 als weduwnaar van Elisabeth Feninga..
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
F.A.Ekamp was met vlagnummer 84 in de periode 1868 t/m 1917 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Hij was met vlagnummer 7 in de periode 1877 t/m 1894 lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt F.A.Ekamp als gezagvoerder gedurende:
* 1868 t/m 1869 van de brik “Martha Theresia”, gebouwd in 1860 te Risør, 270 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1869 verkocht naar Noord-Duitsland (Bouma);
* 1870 t/m 1873 van de brik “Louisa”, van stapel gelopen op 11 april 1855 op de werf “De Vrede” voorheen “Hollandia”van Blok & Mathijsen te Amsterdam, 283 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1874 verkocht aan kapitein E.T.Bos te Delfzijl en herdoopt in “Trijntje Geziena” (Bouma);
* 1876 t/m 1877 van de bark “A.R.Falck, gebouwd in 1846 bij C.Smit te Alblasserdam, 651 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1877 t/m 1900 op de houten gekoperde bark “Koophandel”, ex Elisabeth Maria, ex Ida Elisabeth, gebouwd in 1856 te Kinderdijk, 724 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip strandde op 31 oktober 1899 bij Reval en werd in 1900 afgekeurd (Sweys).
Een portret van de bark “Martha Theresia”, staat op p. 155 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp. Het origineel is in bezit van Ch.F.Ellis.
Overige bijzonderheden
Mast097-p25 en volgende vermeldt
“Het schip (Koophandel) was begin 1857 al in de vaart gekomen bij rederij W.Ruys J Dzn in Rotterdam onder de naam “Ida Elisabeth”. De scheepsbouwers van J. & K.Smit te Kinderdijk hadden er bij de bouw in 1856 nog een hele kluif aan gehad, want het schip was bestemd voor de vaart op Indië. De zware ladingen uit de Oost, zoals koffie, suiker en tin maakten een romp met scherpe lijnen onmogelijk daar anders de stabiliteit te zeer negatief zou worden beïnvloed. Een extra complicatie was voor de scheepsbouwers de eis van de reder geweest voor grote luikhoofden, aangezien in Indië het gebruik van stoommachines ook toenam en op elke uitreis het grootste deel der lading uit machineriën bestond.”
“In 1870 werd de bark op een publieke verkoping voor f 27.700,- van de hand gedaan. Zij voer vervolgens tot 1877 onder de naam ‘Elisabeth Maria’ voor de partenrederij J.H. van Santen uit Krimpen aan de Lek. In dat laatste jaar werd … (het schip) aangekocht door de welbekende rederij N.Brantjes uit Purmerend en kreeg deze inmiddels wat bejaarde dame de naam ‘Koophandel’. … Zij sleet de daaropvolgende jaren haar leven overwegend in de houtvaart, waarvoor de bark door haar grote luikhoofden uitermate geschikt was. Kapitein F.A.Ekamp voerde het schip reeds vanaf 1877(!) wn zou ook op de voorgenomen reis in 1898 het gezag bekleden”
In dit hoofdstuk 5 komt een beschrijving voor van de reis door de matroos J.T.Bogeholt (grootvader van de echtgenoot van de heer Mast) op de “Koophandel” op 20 april 1898 van Amsterdam. Auteur Mast heeft aan de hand van berichten in “Zeetijdingen” uit de Eemsbode en het relaas van matroos Bogeholt het vaartraject in 1898 kunnen reconstrueren. Het schip vertrok met een volle lading cokes van Amsterdam naar Kroonstad, en vandaar met een lading hout via Wyborg, Gravesend naar Londen. Terug in Amsterdam op 24 augustus 1898 vertrok matroos Bogenholt naar Elsfleth.
In de Eembode staat onder de rubriek Zeetijdingen het volgende bericht ontleend aam Mast 097-p.27:
“Kroonstad 12 Mei (1898). Swart IJmuiden, v Geestemunde, den 13den Steffens Jan & Carel, v. Amsterdam, den 14den Visser George Washington, v. Geestenmunde, Wielema Magdalena v. idem, Ekamp Koophandel, v.Amsterdam, alles wel.”
En in Concept Hoofdstuk 6 staat de volgende passage(zie inmiddels ook Mast097.
“Kapitein F.A.Ekamp strandde met de - reeds met gezaagd hout volbeladen - 3-mast bark “Koophandel” op 31 october 1899 tijdens een vliegende Westerstorm op de kust nabij Reval. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar bijlage 2 in dit boek. Het schip werd in 1900 voor de assuradeuren uiteindelijk een “constructive total loss”.
“1899-1900: Schip met volle lading gezaagd hout, onder kapitein F.A.Ekamp, op 31 okt 1899 tijdens vliegend stormweer gestrand nabij Reval (Tallinn/Estland). De ongelijke strijd van de “Koophandel” is het beste af te leiden uit de onderstaande berichten in de Zeetijdingen-rubriek van het “Nieuwsblad van het Noorden”.
1899
“Reval, 28 Nov. Door den westelijken storm die alhier woedt is zooveel zand aangespoeld, dat de negentien voet diep liggende Nederl. bark Koophandel nog slecht negen voet water om zich heeft. Men vreest dat het schip door den zwaren zeegang gebroken is. De equipage bestaat uit kapitein Ekamp en twaalf man. Wegens de hooge zee kon de reddingsboot het station brigitten niet verlaten. Kapt. Ekamp, die aan land wilde gaan, om het vereischte inzake de berging van het schip te bewerkstelligen, verliet het schip daarom in eigen boot; deze werd echter op het strand geworpen. Twee van de druipnat aangekomen matrozen worden te Brigitten verpleegd, terwijl de kapitein met den anderen matroos zich naar de stad begaven naar den Nederlandschen consul, die zich hun lot aantrok. Bij den aanhoudenden westelijken storm is het schip van landzijde onbereikbaar en kan ook de zich nog aan boord bevindenden equipage het schip niet verlaten.
Reval, 11 Dec. Met het bergen der lading van het Nederl. Schip Koophandel heeft men, nadat de storm is bedaard, een aanvang gemaakt. Gisteren werd de eerste schuit met lading hier aangebracht.
Reval, 23 Dec. Met de berging der lading van het Nederl. Schip Koophandel is men thans zoover gevorderd, dat nog slechts een klein gedeelte der lading planken aan boord is. Het schip zit thans 4 voet diep in het zand. Men zal met hoog water trachten het schip af te brengen.
1900
Amsterdam, 30 Aug. Volgens heden uit Reval ontvangen telegram is het Nederl. Barkschip Koophandel af- en te Reval binnengebracht.
Reval, 31 Aug. Het gister vlot- en hier in de haven gebrachte Nederl. Barkschip Koophandel is zoo zwaar beschadigd, dat het bijna waardeloos is. Ongetwijfeld zullen experts het schip afkeuren..
Amsterdam, 31 Oct. Het te reval binnengebrachte Nederl. Barkschip Koophandel is afgekeurd.”
Ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, Oud-Havenmeester Delfzijl/Eemshaven. Verkregen door bemiddeling van de heer K.Suyk te Heiloo. Zie ook Mast097-p.145.
In een artikeltje in het Noord-Hollands tijdschrift “De Speelwagen” uit 1951, 6de Jg. p.38-40 staat een herinnering van C.Oud uit Purmerend onder de titel “`Zeilschepen te Purmerend op het eind van de 19de eeuw”.
“De firma Brantjes (een houthandel in Purmerend) had zelf ook zeilschepen, waarvan ik mij nog de barken “Christoforos” en “Koophandel” en de brik “Marie” herinner. De “Koophandel” is in de Oostzee gestrand en verlaten, en de “Marie” na aanvaring in de Oostzee voor sloop verkocht.
Gezagvoerder van de “Koophandel” was Kapitein Ekamp, een oude heer, die prachtige verhalen kon vertellen, o.a. over zijn eerste reis, toen hij jongen was op een zeilschip uit de Zaanstreek. (naam niet genoemd) In de Caraibische Zee was dit schip geënterd door zeerovers, die het geld en voorwerpen van waarde uit de kajuit en het koksgereedschap uit de kombuis hadden medegenomen, doch de bemanning ongemoeid gelaten. Het schip had gelukkig nog geen lading aan boord gehad, dus er was voor de rovers niets te verdienen geweest.”
“…De firma Brantjes had ook nog een mooi ijzeren zeilschip, de “Willem Eggerts”, een schip, dat nooit in Purmerend kwam, in tegenstelling met de “Koophandel” en de “Marie”, die als regel in Purmerend overwinterden.”
In een serie artikelen in het blad “Het Zeilend schoolschip” in de periode 1847-1862 beschrijft kapitein Piet van Os onder het pseudoniem Pietos zijn zeilvaartherinneringen. In nr.26 van december 1954 vertelt hij over zijn opleiding aan de Rotterdamse zeevaartschool, waarin de volgende opmerking:
“De reden waarom jongens uit een zeeplaats als Den Helder naar Rotterdam gingen, voor hun opleiding tot koopvaardij-zeeman was, dat op de steeds verminderde vloot van houtslepers ieder jaar slechts een beperkt aantal jongens voor hun eerste reis aan de slag konden komen. De houtsleper-kapiteins waren oorspronkelijk meest van de Noordzee eilanden afkomstig, waardoor de eilander-jongens de voorkeur hadden. Kapitein Ekamp van de bark “Koophandel” maakte hierop echter een gunstige uitzondering. Ieder reis nam hij 2 onbevaren Nieuwedieper-jongens mee naar zee. Een in de kajuit en een in het volkslogies.”
Informatie omtrent kapitein Ekamp en zijn belevenissen met de “Koophandel” is te vinden in Onder zeil en stoom. De zeemansjaren van de Delfzijlster kapitein J.T.Bogeholt door R.K.Mast, Uitg. Heveskes, Groningen, 2003.
Voorts zijn gegevens ontleend aan de Dorpsbode 43(4):1989. Bijdrage 67.
In 1898 en 1900 werden op de naam van Ekamp gestelde contributies bijgeboekt ad f 5,- in het kasboek van het Pensioenfonds “Goede Voorzorg”. Wellicht werden ook in latere jaren nog contributie bijgedragen, maar deze zijn dan opgenomen onder een verzamelpost.
Jacob Schol vertelt over de hinder van wandluizen aan boord van een zeilschip.
p.31“ Mijn vadr vertelde eens dat toen hij tweede stuurman op de bark Koophandel was, de matrozen de kapitein vroegen het logies een grondige schoonmaak te geven. Kapitein Ekampt weigerde daar tijd voor te geven en toen hebben die matrozen een lucifersdoosje vol wandluizen in z’n kooi gegooid. Een gemene streek maar wel te verwachten.”
Uit: “ Uit de Zeilvaarttijd. Herinneringen van kapitein Jacob Schol”. Uitgave van de Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders 2011. 68 pp
Scheepvaartberichten 1894
Binnengekomen:
Ljusne (Zweden), 30 April, Antelope, kapt. H.J. Hut; Koophandel, F.A. Ekamp; beide van Nieuwe Diep.
PS: Ljusne ligt iets ten Zuiden van Söderhamn
Familiegegevens en opleiding
Jacob Visser werd geboren te Schiermonnikoog op 09 april 1835 als zoon van Eltje Jacobs Visser en Trijntje Ruurds Fenenga.
Hij trouwde op 06 juni 1860 met Trijntje Louws Jaarsma, geboren te Schiermonnikoog op 06 juni 1837 als dochter van Louw Folkert Jaarsma en Anneke Teens Teensma.
Zij overleed te Schiermonnikoog op 04 december 1906 als weduwe.
Jacob is overleden op 01 oktober 1885 te Den Helder. Als beroep is “gezagvoerder” vermeld. De overlijdensaangifte werd gedaan door de koopvaardijkapitein Gerrit Visser, 54 jaar, wonend te Den Helder, broer van de overledene.
Portretten van Jacob Eltjes Visser en Trijntje Louws Jaarsma staan op p. 71 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.E.Visser was met vlagnummer 77 in de periode 1865 t/m 1885 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Hij staat met vlagnummer 23 in de periode 1878 t/m 1888 vermeld als lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”. De einddatum van lidmaatschap moet onjuist zijn.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.E.Visser als gezagvoerder gedurende:
* 1861 t/m 1866 van de brik “Martha Theresia”, gebouwd in 1860 te Risør, 270 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1867 van de bark “Houtvaart” ex Jan Hendrik, gebouwd in 1847 te Maassluis, 611 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1869 t/m 1871 op de bark “Boni” ex Kemanglen, gebouwd in 1855 bij W.C.Hoogendijk te Capelle aan de IJssel, 575 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1872 t/m 1875 van het 3-mastschip “Koophandel” ex President Plate, gebouwd in 1856 bij J.Otto te Krimpen aan de IJssel, 751 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend.
Zeetijdingen 18 mei 1875: “In de Golf van Finland op een blinde klip gest. en gezonken.” (Sweys).
Handelsblad 21 mei 1875 Amsterdam “20 mei 1875. Volgens telegram uit Lovisa 18 dezer, is het Nederlandsche schip KOOPHANDEL, kapitein Visser bij Lovisa aan de grond geraakt en totaal wrak.”
* 1876 t/m 1885 van het 3-mastschip “Maria” ex Union, ex Lyra, gebouwd in 1855 te Newbury Port, 1062 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend.
Overige bijzonderheden
Teensma061 vermeldt dat Ruurd Melle Eltjes Visser (zie aldaar) in 1873 enige reizen als opperstuurman maakte bij zijn broer J.E.Visser op de bark “Koophandel”. Het zou hier dan moeten gaan om Jacob Eltjes Visser en niet Jan Eltjes – zie aldaar
Handelsblad 07 februari 1868: Advertentie van publieke verkooping van het gekoperd en kopervast Barkschip BONI te Dordrecht, gevoerd door kapitein C.J.Rotgens (sic), op 7 maart 1868. Volgens meetbrief lang 36,40 el, wijd 7,14 el, hol 4,98 el en alzoo gemeten op 575 ton of 303 last. Ligt aan de werf het Witte Kruis van Joh.Meyjes & zoon Kl.Katteburgerstraat. (BONI, ex KEMANGLAN, behoorende aan Gerrit van Hoogstraten en Zoon Dordreccht. Verkocht aan N.Brantjes Purmerend, gevoerd door kapitein J.E.Visser 77 sch. 303 last – 575 ton gebouwd 1855).”038.
Familiegegevens en opleiding
Jouke Cornelis Metus werd geboren te Schiermonnikoog op 13 augustus 1834 als zoon van Edzo Jans Metus en Grietje Joukes Visser.
Hij trouwde op 02 juni 1864 te Amsterdam met Margaretha Catharina Bakker, geboren te Amsterdam op 27 augustus 1839 als dochter van Hendrik van Peer Bakker, zeeman, en Gesina Donema. Ten tijde van het huwelijk was de vader overleden en de moeder staat geboekt als tapster te Amsterdam. Bij het huwelijk waren o.a. getuigen de koopvaardijkapitein Jan Eltjesz. Visser, 36 jaar, en de zeeman Teen Jaarsma, 24 jaar. (Teen werd later gezagvoerder en beide getuigen waren ook lid van “De Herkenning”- zie aldaar).
Bij de huwelijkse bijlagen was een onder ede afgelegde verklaring van de bruidegom aangaande zijn vader, en wel dat “hij onbekend is met zijne laatste woonplaats of plaats van overlijden.” Margaretha Bakker overleed te Amsterdam op 24 april 1923.
Jouke overleed te Amsterdam op 08 februari 1911.
In het bevolkingsregister van Amsterdam Index 1864, fiche 3730, staan een aantal personen Metus. In de bijbehorende fiche K341-1261 wordt vermeld Jouke Cornelis Metus als het hoofd van het gezin, geboren op 13 augustus 1834 te Schiermonnikoog, zeeman, wonende op de Zeedijk en in mei 1880 verhuisd naar L80 (niet verder nagekeken). Voorts zijn vrouw Margaretha Catharina Bakker, geboren te Amsterdam op 27 augustus 1837, zijn dochter Margartha Gesina, geboren te Amsterdam op 28 (maand onleesbaar), 1865, en zijn zoon Jouke Cornelis, geboren te Amsterdam op 22 januari 1867
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.C.Metus wass met vlagnummer 86 in de periode 1869 t/m 1917 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 J./J.C./J.C.E. Metus als gezagvoerder gedurende:
* 1868 t/m 1871 van de bark “Houtvaart” ex Jan Hendrik, gebouwd in 1847 te Maassluis, 611 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1872 t/m 1877 op de bark “Boni” ex Kemanglen, gebouwd in 1855 bij W.C.Hoogendijk te Capelle aan de IJssel, 575 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1877 t/m 1885 van de bark “A.R.Falck, gebouwd in 1846 bij C.Smit te Alblasserdam, 641 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1887 t/m 1892 van het 3-mastschip “Maria” ex Union, ex Lyra, gebouwd in 1855 te Newbury Port, 1062 ton varend voor N.Brantjes te Purmerend.
09 februari 1892: “Verk. om gesloopt te worden” (aan J.N.Prins te Nieuwediep) (Sweys).
Overige bijzonderheden
Bremer094 vermeldt de stranding van de bark “Boni” op 18 september 1871 bij het “Observatorium” (waar deze locatie is, weet ik niet) geladen met hout onder gezag van kapitein Metrus (sic)
In een artikeltje in het Noord-Hollands tijdschrift “De Speelwagen” uit 1951, 6de Jg. p.38-40 staat een herinnering van C.Oud uit Purmerend onder de titel “`Zeilschepen te Purmerend op het eind van de 19de eeuw”.
“De firma Brantjes (een houthandel in Purmerend) had zelf ook zeilschepen, waarvan ik mij nog de barken “Christoforos” en “Koophandel” en de brik “Marie” herinner. De “Koophandel” is in de Oostzee gestrand en verlaten, en de “Marie” na aanvaring in de Oostzee voor sloop verkocht.
…De firma Brantjes had ook nog een mooi ijzeren zeilschip, de “Willem Eggerts”, een schip, dat nooit in Purmerend kwam, in tegenstelling met de “Koophandel” en de “Marie”, die als regel in Purmerend overwinterden.”
In het kasboek 1898-1927 van het Pensioenfonds “Goede Voorzorg” is in 1899 de ontvangst vermeld van f 5,50 onder de vermelding “Jouke Metus, incl. boete”. Het betreft hier kennelijk een contribitiebetaling plus een boete vanwege achterstallige voldoening van de jaarlijkse bijdrage.
Familiegegevens en opleiding
Melle Eltjes Visser werd geboren te Schiermonnikoog op 25 januari 1825 als zoon van Eltje Jacobs Visser en Trijntje Ruurds Fenenga.
Hij trouwde te Schiermonnikoog op 14 februari 1849 als zeeman met Grietje Johannes van der Schaaff, geboren te Dokkum op 07 april 1825 als dochter van Johannes Folkerts van der Schaaff en Gezina (Geesjen) Remts Mellema.
Een overlijdensplaats en –datumvan Grietje van der Schaaf is niet gevonden in Friesland, Amsterdam, Purmerend, Krommenie, Edam, Den Helder, Zaandam en Alkmaar (1853-1940)
Melle Eltjes overleed (volgens “Schiermonnikoger Geslachten”) op 28 november 1883 “op zee”.
MAAR:
Gezien het bericht in het Handelsblad, (zie hierna), overleefde de kapitein de ramp met de “Judith”. Waar hij tenslotte is overleden is niet achterhaald, maar in ieder geval niet in Friesland, Amsterdam, Purmerend, Krommenie, Edam, Den Helder, Zaandam en Alkmaar (1883-1940).
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
M.E.Visser was met vlagnummer 12 in de periode 1859 t/m 1883 (dus vanaf de oprichting) lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.
Hij was met vlagnummer 8 in de periode 1877 t/m 1883 lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt M.E.Visser als gezagvoerder gedurende:
* 1858 t/m 1861 op de kof “Verwachting” ex Harmonie, gebouwd in 1827 bij Gips te Dordrecht, 173 ton, varend voor J.Teengs Az te Edam;
* 1862 t/m 1863 op de 3-mastschoener “Benoit” ex Triton, gebouwd in 1844 te Aberdeen, 98 ton, varend voor J.B.de Groof te Vlissingen. 13 mei 1863 “overzeild en gezonken” (Sweys);
* 1865 t/m 1868 op de schoenerbrik “Zwerver”, gebouwd in 1864 te Veendam, 170 ton, varend voor B.W.Kaars Sijpesteyn te Krommenie;
* 1869 t/m 1871 op dezelfde schoenerbrik, maar nu varend voor K.& J.Wilkens te Veendam. In 1872 werd het schip verkocht aan H.B.Kolk te Wildervank. (Bouma);
* 1872 t/m 1880 op de bark “Houtvaart” ex Jan Hendrik, gebouwd in 1847 te Maassluis, 611 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend;
* 1881 t/m 1883 op de bark “Judith” ex Bastiaan Pot, gebouwd in 1863 bij Pot te Elshout, 728 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend.
Zeetijdingen 28 november 1883: “Bij Mandal (Noorwegen) gestrand en wrak.” (Sweys).
Handelsblad: “Amsterdam 27 November 1883. Volgens telegram is het Nederl. schip Judith Kapt. Visser van Lorisa naar Purmerend bij Mandal (Noorwegen) vergaan. Slechts een gedeelte der equipage is gered, het schip is wrak”.
Christiansand 27 Nov. 1883. Van het bij Mandal verongelukte Nederl. schip Judith is slechts de Kapitein gered, de overige equipage bestaande uit 14 man is daarbij omgekomen” (Hoedemaker).
Overige bijzonderheden
Provinciale Groninger Courant 11 februari 1869
Veendam, 9 februari. Het schip (opm: brik) ZWERVER, kapt. M.E. Visser, van Greenock naar Rosario, is na vele stormen doorgestaan te hebben, ter rede van Belfast uit zee teruggekomen. Aan boord was alles wel.
Familiegegevens en opleiding
Teunis Lourens Teensma werd geboren op 05 januari 1849 te Schiermonnikoog als zoon van Lourens Pieter Teensma en Reintje Pieters Colle.
Hij trouwde op 22 februari 1872 te Schiermonnikoog met Grietje Louws Jaarsma, geboren te Schiermonnikoog op 29 mei 1847 als dochter van Louw Folkerts Jaarsma en Anke Teens Teensma. Zij overleed 09 maart 1835 te Rotterdam.
Teunis overleed op 06 augustus 1943 te Rotterdam.
Een portret van Teunis Lourens Teensma en Grietje Lourens Teensma staat op p. 70 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
T.L.Teensma was met vlagnummer 48 in de periode 1872 tot nà 1919 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”. De vermelding van ledenlijsten in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart stopt in 1919 en het is dus mogelijk dat deze gezagvoerder tot een later jaar lid is gebleven.
Hij was met vlagnummer 18 in de periode 1877 t/m 1893 lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt T.L.Teensma als gezagvoerder gedurende:
* 1872 van de bark “Reintje (3)“ ex Gelderland”, van stapel gelopen op 01 december 1849 te Amsterdam, 487 ton, varend voor zijn vader L.P.Teensma te Schiermonnikoog. Het schip werd gekocht van G.W.van Barneveld Kooy voor f 12.000,-.
Zeetijdingen mei 1872: T.L.Teensma met de bark “Reintje” ex Gelderland “gestrand en wrak”;
* 1881 t/m 1887 van de bark “Houtvaart” ex Jan Hendrik, gebouwd in 1847 te Maassluis, 611 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend. Het schip werd in 1887 verkocht voor de sloop. (Bouma);
* 1887 t/m 1892 van de bark “St.Christophorus” ex Singapore, gebouwd in 1858 te Nantes, 505 ton, varend voor N.Brantjes te Purmerend.
Zeetijdingen 09 februari 1892: “Verkocht om gesloopt te worden (te Purmerend)” (Sweys);
T.L.Teensma was van 1886-1892 kapitein van de houten bark “St.Christophorus” (ex-Singapore), gebouwd in 1858 te Nantes, 505 ton, varend voor. rederij N.Brantjes & Co te Purmerend. Het schip werd in 1892 gesloopt 052
Overige bijzonderheden
Bremer094 vermeldt de stranding van de bark “`St.Christophorus” op 27 augustus 1887 bij de Harssens, varend onder gezag van kapitein Teensma.
Gegevens mede ontleend de Dorpsbode 42(23):1988,Bijdrage 65.
In het kasboek van het pensioenfonds “Goede Voorzorg” wordt in 1908 een “straf” geboekt van 50 cent. Dit duidt op een deelnemerschap van het Fonds.
|