Inloggen
Gezagvoerder

Timmer, Cornelis Willem

Naam: Timmer, Cornelis Willem
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 3
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
CORNELISZOON 1852 Schoener Sailing Vessel 7708 Bekijk schip
GRIJPSKERK 1856 Schoenerbrig/Brigantijn Sailing Vessel 9019 Bekijk schip
MARGARETHA EN MARIA 1849 Schoenerbrig/Brigantijn Sailing Vessel 9070 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Vertrek en terugkomst in Amsterdam093

Kapitein                         Naam van het schip                                       Aankomst                     Vertrek

C.W.Timmer                 Corneliszoon                                                   02 juli 1860                  21 februari 1861

 

Bouma025 vermeldt C.W. Timmer als gezagvoerder gedurende:

*   1859 t/m 1863 van de 2/msch “Corneliszoon”, gebouwd in 1851 te Nieuwendam, 135 ton o.m., varend voor C.Dijserink & Zn te Haarlem;

*   1863 t/m 1865 van de 2/msch “Senior”, ex Grijpskerk, gebouwd in 1856 te Foxhol, 173 ton o.m., varend voor J.R.Bos Janszen te Amsterdam. Het schip voer in 1866 voor v/d Bey & Co te Amsterdam en was herdoopt in “Economie”;

*   1866 t/m 1868 van de sch.brik “Cornelia Maria” ex Suriname Packet, ex Mina, gebouwd in 1849 te Nieuwendam, 205 ton o.m., varend voor P.v/d Stijlen te Haarlem.

 

Overige bijzonderheden

“Op 24 september 1866 werd aan de Raad voor Tucht verzocht onderzoek te doen naar de door rijksbinnenloods H.Mink ingediende klacht. Loods Mink was pleitbezorger voor zijn minderjarige zoon die als lichtmatroos op het Nederlandse schip ‘Cornelia Maria’ had dienst gedaan. De aangeklaagde was kapitein C.W.Timmer, die met zijn schip een reis had gemaakt naar Zuid-Amerika. Het schip voer onder de directie van de heer P. van Stijlen te Haarlem.

De klacht van loods Mink aan het adres van kapitein Timmer, hield in dat ‘(…) zijnen minderjarige zoon H.Mink door voortdurende mishandelingen en kwellingen, hem door de schipper aangedaan, geen keuze is overgelaten dan om of het schip te verlaten, dan wel zich aan de mogelijke treurige gevolgen van onophoudelijke mishandelingen te onderwerpen en hij dientengevolge gekozeen schijnt te hebben zich van zijn schip te verwijderen, om die op den duur onuitstaanbare mishandelingen te ontwijken.”

Lichtmatroos Mink was op 23 september 1865 aangemonsterd en deserteerde op 4 mei 1866 in Brazilië. De Raad onderzocht de zaak en kwam tot de conclusie dat de weergave van de feiten door de lichtmatroos niet strookte met de volledige werkelijkheid “Zoonlief was aan boord een weinig meegaande persoonlijkheid gebleken, die bovendien zijn opgedragen taken niet goed vervulde en voorts geen eerbied en gehoorzaamheid jegens zijn kapitein kende.” In de conflicten met de kapitein was sprake van een pak slaag door de kapitein, een gagestraf en een tuchtiging met de bullepees.

“Uit de getuigenverklaringen bleek dat kapitein Timmer wel eens meer onbillijk optrad ‘jegens zijn schepelingen’ en dat hij de opgelegde straffen wel in het journaal maar niet overeenkmostig het voorschrift van de Tuchtwet in het strafregister had genoteerd. De Raad oordeelde dat Timmer op meer waardige wijze en niet met de bullepees diende te straffen. Wel werd er aan toegevoegd dat Mink had moeten begrijpen dat als hij zich beter had gedragen, de kapitein geen reden had gehad hem te straffen en daarom was ook zijn desertie in Brazilië niet goed te praten. Niettemin ontnam de Raad kapitein Timmer één maand de bevoegdheid om als kapitein op een Nederlands zeilschip dienst te doen.” 104.