NRC 081209
Maassluis, 7 december. Hedenavond 05.45 uur had er ter hoogte van Maassluis een aanvaring plaats
Tussen het naar Londen vertrekkende stoomschip BATAVIER IV en de door de sleepboot ROZENBURG binnen gesleept wordende logger SCH 428. Deze werd zodanig aan het voorschip getroffen dat hij in zinkende staat aan de Rozenburgse wal aan de grond werd gezet. Het volk werd gered door de sleepboot KEVER. De BATAVIER IV liep uit zijn roer en aan de wal van Rozenburg aan de grond. Met het getij kwam het stoomschip zonder assistentie vlot en zette de reis voort.
AH 241209
Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart behandelde hedenmiddag het ongeval overkomen aan de Scheveningse logger „Admiraal de Ruyter", (Sch 421) eigenaars Jacob den Dulk en Zoon.
De logger was op de Nieuwen Waterweg bij Maassluis aangevaren door de BATAVIER IV en gezonken. De 7e december 1909 's middags omstreeks vier uur kwam de logger uit zee en werd met een tweede logger de Nieuwe Waterweg opgesleept. Bij de Hoek van Holland waren de lichten opgestoken. Volgens de door de schipper van de logger voor de kantonrechter te Schiedam afgelegde scheepsverklaring had men steeds de zuidwal gehouden. Even beneden Maassluis was de andere logger door een andere sleepboot overgenomen, plotseling had men toen de BATAVIER IV zien aankomen, die op het schip aanvoer, en door welks voorsteven de steven van de logger aan bakboordzijde was ingedeukt, ten gevolge waarvan de logger zonk. In de scheepsverklaring voor de Nederlandse consul te Londen afgelegd door de kapitein van de BATAVIER IV werd meegedeeld, dat de BATAVIER IV de Waterweg uitstomende, bij Maassluis, zowel aan stuurboord als aan bakboord een sleepboot had waargenomen, alleen achter de eerste zag men de lichten van een gesleept wordend schip en even te voren had men waargenomen dat de sleepboot aan stuurboord een schip van die aan bakboord had overgenomen. Toen zag men eensklaps achter de sleepboot aan bakboord een groen licht en een donker voorwerp. Er werd stuurboord gegeven, daarna hard stuurboord en tegelijkertijd werd volle kracht achteruit geslagen. Een aanvaring volgde ten gevolge waarvan de BATAVIER IV aan den grond voer. Zij kwam zonder assistentie weer vlot. De schipper van de ADMIRAAL DE RUYTER bevestigde de scheepsverklaring. De stuurman van de logger Jacob Kous deelde mee, dat hij de beide lichten van de BATAVIER IV reeds gezien had, nog voor de tweede logger door de andere sleepboot was overgenomen. Even voor de aanvaring zag getuige alleen het groene (stuurboords) vuur van de BATAVIER IV. Hij had toen bakboord-roer (oud commando) gegeven, om nog dichter bij de zuidwal te komen en aldus zo mogelijk vrij te blijven. Volgens dezen getuige hadden er wel twee Batavier’s tussen de beide sleepboten kunnen passeren.
AH 251209
Raad voor de Scheepvaart. ( Vervolg.) De get. deelde nog mee, dat noch de sleepboot va de ADMIRAAL DE RUYTER, noch de BATAVIER stoten op de stoomfluit gegeven hadden. Op het allerlaatste ogenblik had de stuurman nog stuurboord-roer gegeven. De kapitein van de sleepboot (de ROZENBURG), J. Verschoor, die de beide loggers gesleept had, verklaarde dat beide schepen — de ADMIRAAL DE RUYTER was de achterste — goed brandende lichten gehad hadden. De sleepboot stoomde langzaam, doch kwam haast niet vooruit, doordat het eb was. De SCH 421 gierde absoluut niet; zij lag recht achter de sleepboot. Van de aanvaring had deze get. pas iets gemerkt, toen de tros brak. Van de BATAVIER had get. alleen het toplicht en het rode bakboordslicht gezien. De aanvaring gebeurde op een recht gedeelte van de Waterweg. De heer Kotting, lid van de Raad, vestigde er de aandacht van de kapitein op, dat hij in strijd met het reglement het voorste van de beide schepen, die hij sleepte, het eerst had losgelaten. Daardoor verkeerde men aan boord van de BATAVIER blijkbaar in de mening, dat het 't achterste schip was, dat losgelaten werd, en niet het voorste. (De ADMIRAAL DE RUYTER lag op een grote afstand, ongeveer 80 vaam, achter de sleepboot.) De gezagvoerder van de BATAVIER IV, W.J. Wilkens, deelde mee dat het schip te 04.50 van Rotterdam naar Londen was vertrokken. Bij Maassluis aan dek komend — hij was beneden geweest om de tickets te controleren — had get. aan stuurboord boeg een zwart voorwerp gezien, zonder licht, even nadat de uitkijk driemaal geblazen had. Op de brug komend, zag get. het rode licht van een vaartuig, dat later de DE RUYTER bleek te zijn. Dadelijk daarop volgde de aanvaring. De loods J. v. d. Berg, die zich aan boord van de BATAVIER IV bevond, verklaarde, dat men aan boord van de BATAVIER plotseling een flauw groen lichtje gezien had aan stuurboord. En even later zag men ook een rood licht. De logger moest volgens dezen getuige een heel eind uit de koers zijn geweest en dwars achter de sleepboot hebben gehangen. Door de aanvaring werd de stuurboord ankerkluis van de BATAVIER ingevaren. De 1e stuurman J.E. Vegter van de BATAVIER IV, was op de brug met de loods, toen de aanvaring plaats had. Hij verklaarde in dezelfde geest als de loods, evenals de roerganger J. Barendrecht. De matroos C. Reedijk die de uitkijk had, verklaarde eerst een zwart voorwerp gezien te hebben aan stuurboord boeg, even later een rood en groen licht, en dadelijk daarop had de aanvaring plaats. De Raad zal later uitspraak doen.