Inloggen
OVERIJSSEL - ID 8297


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1878-03-14 / 1879-07-15 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1878
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Steamship
Type: General Cargo schip
Type Dek: Full scantling
Masten: Two masts
Material Hull: Iron
Dekken: 3
Construction Data

Scheepsbouwer: Sir Raylton Dixon & Co. Ltd., Middlesbrough on Tees, Great Britain
Werfnummer: 145
Delivery Date: 1878-01-00
Technical Data

Engine Manufacturer: T. Richardson & Sons Ltd., Hartlepool, Great Britain
Motor Type: Steam, Compound
Number of Cylinders: 2
Power: 1000
Power Unit: IHP (IPK)
Eng. additional info: 38 & 70-36.
Speed in knots: 10
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 2198.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 1605.00 Net tonnage
Deadweight: 2500.00 tons deadweight (1016 kg)
 
Length 1: 300.4 Feet (British) Registered
Beam: 36.2 Feet (British) Registered
Depth: 25.8 Feet (British) Registered
 
Passengers:
1st 2nd 3rd Steerage Deck Total
26 16 0 40 0 82
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1878
Datum agenda: 1878-03-14
Register nr: 0
Scheepsnaam: OVERIJSSEL
Type:
Lasten: 0
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Ruys & Zn., W.
Plaats: Rotterdam
Opmerkingen: voorlopige
1878-03-14, gunstige beschikking uitreiking zb90-1878-03-12

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1878-03-14 OVERIJSSEL
Manager: Firma Wm Ruys & Zonen, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Stoomschip 'Overijssel', Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PNQJ

Ship Events Data

1879-07-15: Final Fate: Wrecked

Op Reis met passagiers (174 personen, in hoofdzaak troepen) en stukgoederen, bemand met 52 koppen, van Batavia naar Rotterdam is de OVERIJSSEL in de nacht van 15 juli 1879 bij flauwe wind en kalme zee bij Kaap Guardafui (oostpunt van Afrika, Somaliƫ) aan de grond gelopen. Het schip was niet meer te bergen en werd total Loss. Drie passagiers en twee leden van de bemanning verloren het leven. De overigen werden na een verblijf van 30 dagen in de woestijn afgehaald door het Britse oorlogsschip H.M.S. DAGMAR.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Willem Simon Kramers, Nederlands Hervormd, werd geboren op 22 september 1834 te Schoonhoven. Hij woonde te Gouda. Later vestigde hij zich te Rotterdam en woonde o.a. aan de Weenastraat Wijk 14 Nr. 318 (nieuw nr. 32) en de Dijkstraat nr. 114. Per 16 april 1873 vestigde hij zich te Kralingen en vertrok op 22 mei 1876 naar Gouda. Hij behaalde op 12 augustus 1856 het diploma 1e stuurman voor de koopvaardijvaart.

Hij was gehuwd met Johanna Francisca van Vollenhoven, geboren op 16 november 1837 te Rotterdam, Luthers005.

 

W.S. Kramers zou een scheepswerf hebben gehad in Ned.-Indië, maar die is weggevaagd door de uitbarsting van de Krakatau. (op 27 aug. 1883)

Nadien is hij weer gaan varen (volgens mijn bron B.Kruidhof, Vlissingen).

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

W.S.Kramers was met vlagnummer R140 in de perioden 1865 t/m 1872 en 1875 t/m 1885 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege "Maatschappij tot Nut der Zeevaart". Dit betekent dat hij wèl de vlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen uit de Maatschappij. In de tussenliggende jaren ontbreekt deze kapitein in de ledenlijsten van Sweys021. Het is mogelijk dat het om verschillende kapiteins gaat, maar ik neem voorlopig aan dat het dezelfde persoon betreft058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 19 augustus 1879 staat de mededeling van de president omtrent het verongelukken van de stoomboot “Overijssel” op Guardafui.023.

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein W.S.Kramers met vlagnummer als gezagvoerde in de ledenlijsten van058:

*    1865, 1866           bark “Bar. v. Palland v. Rosendaal”    399 last        Huijgens & Hardenberg te Den Haag

*    1867                      bark “Nederland en Oranje”                 399 last        van Zeijlen & Decker te Rotterdam

*    1877                      ss “Drenthe”                                           2333 last      Rotterdamsche Lloyd te Rotterdam

*    1878                      ss “Overijssel”                                          1378 last      Wm. Ruys & Zonen te Rotterdam

*    1880 t/m 1883     geen vermelding van schip en boekhouder

 

W.S.Kramers was in 1876 gezagvoerder van het stoomschip "Groningen", 2500 BRT, gebouwd in 1874 bij Mitchell & Co te Newcastle o/T (UK) voor de Stoombootreederij Rotterdamsche Lloyd (een bedrijf van W.Ruys) te Rotterdam. De "Groningen" strandde op 06 januari 1876 op de Maasvlakte en ging verloren024 en 025.

W.S.Kramers was in 1879 gezagvoerder van het ijzeren schroefstoomschip de "Overijssel", 2198 BRT, in 1878 gebouwd bij Raylton, Dixon & Co te Middelsbro (UK) eveneens voor de Stoombootreederij Rotterdamsche Lloyd. "... 15 juli 1879 bij Kaap Guardafui gestrand en verloren gegaan"024 en 025.

 

Bouma025 vermeldt W.S.Kramers als gezagvoerder gedurende:

*    1865 van de bark “Commissaris des Konings van der Helm”, gebouwd in 1865 te Alblasserdam, 662 ton o.m., varend voor Huygens & Hardenberg te Den Haag. Bouma vermeldt eveneens in 1865 en nà kapitein Kramers ene H. van Moerkerken als gezagvoerder. Het schip is in 1865 bij Manilla gestrand en wrak geraakt en het lijkt erop dat, tijdens deze laatste reis van Moerkerken het gezag heeft overgenomen. Maar zkeerheid hierover heb ik niet;

*    1870 t/m 1871 van de bark “Suzanne Johanna” ex Koning & Vaderland, gebouwd in 1854 te Vlaardingen, 498 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam. Het schip werd in 1871 verkocht naar het buitenland;

*    1872 t/m 1873 van het ijzeren schroefstoomschip “Feyenoord”, gebouwd in 1850 te Feyenoord, 287 ton o.m., varend voor de Ned. Stoomboot Maatschappij te Rotterdam, dir. D.L.Wolfson;

*    1874 t/m 1875 van het rader stoomschip “Batavier I”, gebouwd in 1872 te Feyenoord, 713 ton o.m., varend voor de Ned. Stoomb. Mij. Dir. D.L.Wolfson te Rotterdam;

*    1876 van het schroefstoomschip “Groningen”, gebouwd in 1874 bij Mitchell te Glasgow, 3000 ton o.m., varend voor de Rotterdamsche Lloyd Wm. Ruys te Rotterdam. Op de Maasdroogte gestrand en wrak;

*    1877 t/m 1878 van het ijzeren schroefstoomschip “Drenthe”, gebouwd in 1876 te Newcastle, 2500 ton n.m., varend voor Wm.Ruys & Zn te Rotterdam

*    1879 van het ijzeren schroefstoomschip “Overijssel”, gebouwd in 1878 te Middlesbro, 2600 ton n.m., varend voor Wm.Ruys & Zn te Rotterdam. Het schip strandde in 1879 bij Kaap Guardafui (een kaap in het uiterste noordoosten van Somalië bij de ingang van de Golf van Aden).

*    1880 van het ijzeren schroefstoomschip “IJmuiden” ex Cumbrae, gebouwd in 1869 te Renfrew, 643 ton o.m., varend voor de Amsterdamsche Stoomvaart Vereeniging, C.W.Zethraeus & M. van Emmerik te Amsterdam. Het schip werd op 27 oktober 1880 vermist op weg van IJmuiden naar Stettin025.

 

Overige bijzonderheden

In: Roeiredders van het Marsdiep 1824-1923094 staat in de biografie van Cornelis Dito (1830-1886) ( p.21-27) de volgende tekst:

: Bij een poging om … het bij Texel gestrande schip ‘Baron van Pallandt van Rozendaal ‘ de haven van Nieuwediep binnen te brengen, werden zowel zijn vlet (van Cornelis Dito) als het schip in elkaar geslagen.”

 

Op 06 januari 1876 strandde het ss “Groningen”, op weg van Antwerpen naar Rotterdam, op de Maasvlakte en ging verloren. De opvarenden werden gered.

Het ss. Groningen” werd gebouwd in 1875 bij c. Mitchel & Co , Newcastel on Tyne, mat 2475 Brt. en voer voor Wm.Ruys & J.Hoven te Rotterdam072.

 

Het zusterschip van de “Friesland”, het ss “Groningen”verging al na 11 maanden na de bouw. “Het strandde tijdens een storm, komende uit Antwerpen, op 6 januari 1876 bij het, onder loodsaanwijzing, binnenlopen van de Nieuwe Waterweg op de Maasvlakte en ging totaal verloren. In de weken erna zonk het tot een diepte van zes meter weg in het zand en de modder. … De resten van het schip zijn in 2007, 130 jaar later, verwijderd om de uitdieping van een vaargeul op de Maasvlakte mogelijk te maken.

Uit: De lotgevallen van Johannes Plantenga (1853-1877): De schipbreuk van het stoomschip “Friesland” door Bram Plantenga, Gens Nostra 63, 12, december 2008, p. 741-745.

 

Op 27 oktober 1880 vertrok van IJmuiden naar Stettin het ss. IJmuiden” en werd sedertdien vermist. Er waren 12 slachtoffers.

Het ss. “IJmuiden” werd gebouwd in 1869 bij Simons & Co te Renfrew, mat 643 Brt. en voer voor de Amsterdamsche Stoomvaart Vereeniging te Amsterdam072.

 

Op 15 juli 1879 strandde bij Kaap Guardafui, op weg van Batavia naar Rotterdam, het ss. “Overijssel” en ging verloren. 5 bemanningsleden kwamen om, de overige opvarenden wisten aan de wal te komen en werden na 30 dagen verblijf in de Arabische woestijn, door het Britse oorlogsschip Dagmar aan boord genomen.

Het ss. Overijssel” werd in 1878 gebouwd bij Raylton Dixon & Co te Middlesbo, mat 2368 Brt. en voer voor Wm.Ruys & Zonen te Rotterdam072.

 

W.S.Kramers vervoerde met de “Drenthe” detachementen van landmachtmilitairen naar Batavia op de volgende reizen:065*

*    Vertrek 03 april 1876 uit Nieuwediep. Aankomst 21 mei 1876 na 48 dagen. 8 officieren en 210 manschappen.

*    Vertrek 06 september 1876 uit Rotterdam. Aankomst 22 oktober 1876 na 46 dagen. 6 officieren en 105 manschappen. Onderweg bleef 1 officier achter in Padang en werd bij aankomst in Batavia 1 manschap vermist.

*    Vertrek 27 januari 1877 uit Vlissingen. Aankomst 16 maart 1877 na 48 dagen. 5 officieren en 158 manschappen.

*    Vertrek 23 juni 1877 uit Rotterdam. Aankomst 07 augustus 1877 na 45 dagen. 7 officieren en 133 manschappen.

*    Vertrek 17 november 1877 uit Nieuwediep. Aankomst 06 januari 1878 na 50 dagen. 9 officieren en 106 manschappen.

*    Vertrek 10 april 1878 uit Rotterdam. Aankomst 24 mei 1878 na 44 dagen. 3 officieren en 106 manschappen.

*    Vertrek 25 september 1878 van Rotterdam. Aankomst 15 november 1878 na 51 dagen. 5 officieren en 80 manschappen. Een detachement van 4 officieren en 80 manschappen, vertrokken op 14 september 1878 vanuit Rotterdam op de “Prins Hendrik”, is te Cadiz overgegaan aan boord van de “Drenthe”.

Hij vervoerde vanuit Rotterdam troepentransporten met de “Overijssel” op de volgende reizen:065*

*    Vertrek 08 mei 1878. Aankomst 22 juni 1878 na 45 dagen. 3 officieren en 106 manschappen. Bij aankomst ontbrak 1 officier zonder opgaaf van redenen.

Deze en de vorige opgave kloppen niet met elkaar. Gezien de opgaven bij Bouma025 weet ik vooralsnog niet hoe dit probleem op te lossen.

 

“De Prinses Amalia kreeg op de vijfde uitreis, vier uur na het verlaten van Suez op 7 april 1876, een gebroken krukas. Het schip werd teruggesleept naar Suez door het stoomschip Mandalay, maar kon daar niet worden gerepareerd. De lading ging uiteindelijk met de gecharterde Larington door naar Batavia. Het voor Indië bestemde landmachtdetachement aan boord vervolgde de overtocht met het SNM-schip Prins Hendrik (II) en het marinedetachement met het oorlogsschip Prins Hendrik  der Nederlanden; de overige passagiers gingen verder met de Drenthe, de Prins Hendrik en een Franse mailboot. De Engelse sleper Anglia bracht de Pinses Amalia naar de Elder-werf in Port Glasgow.”

Uit: “De eeuw van ‘Nederland’. Geschiedenis en vloot van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’” door A.J.J.Mulder.c.s. Uitg. Asia Maior. 2003.

 

 

Datum vanaf: 1878
Kapitein: Kramers, Willem Simon
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 140
Overige informatie: 0

Afbeeldingen


Omschrijving: OVERIJSSEL
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown
Algemene informatie

 

NRC 110979. Rotterdam, 10 september. Aan de verklaringen van kapt. W. S. Kramers, gezagvoerder van het verongelukte stoomschip OVERIJSEL, afgelegd voor de consul der Nederlanden te Aden, in dato 20 augustus 1879, ontlenen wij het volgende:
De kapitein verklaart, dat hij met genoemd stoomschip, na de lading te hebben ingenomen, op zaterdag de 28e juni ll. de rede van Batavia verlaten heeft, bestemd naar Rotterdam, via Jeddah ter ontscheping van pelgrims. Op de dagwacht van zondag de 29e derzelfde maand kwam hij buiten Straat Sunda, met goed weder en zuidwestelijke wind, en hij vervolgde zijn reis met goed en variabel weder en wind tot op maandag de 14e juli jl. des middags. Hij had toen, op 09º 38`NB en 51º 55`OL, gedurende het laatste etmaal een stroom om het noorden ten westen van 11¾ mijl.
Op dinsdag 15 juli stoomde hij recht om de Noord. Men bespeurde enige malen stroom- rafelingen,  ten een ure een hoog voorland, in het noorden ten westen, en stoomde daarboven met een koers van noord ten oosten ¾ oost rechtwijzend en met een vaart van tien mijlen. De gezagvoerder en 2e stuurman waren toen op de brug. Men passeerde het land ten twee ure, en veronderstelde dat dit voorland Guardafui was. Verder was geen land meer te zien. Men stuurde vervolgens iets westelijker tot noord- noordwest en noordwest ten noorden, totdat men een soortgelijke stroom rafeling waarnam, die later branding bleek te zijn. De gezagvoerder liet onmiddellijk het roer hard bakboord leggen; het schip draaide willig tot noord noordoost half oost, waarna het de grond raakte en ogenblikkelijk vast zat, alleen door de deining enige malen zeer zwaar stootte, waardoor met de derde stoot de stoompijp der machine brak, en zodoende de machine onbruikbaar gemaakt werd. De zeeën braken terstond vreselijk over het gehele schip, sloegen de stuurboord achterboot uit de davids en vulden de voorlife- boot op de brug met een hevige zee, zodat deze stuk sloeg. Alles wat men zag in het rond was branding, maar geen land. De pompen werden gepeild na het grond raken, en men bevond dat er zes voet water in het schip was, zodat men oordeelde het schip niet meer te kunnen redden. Het water in het schip nam zeer sterk toe, en men maakte dus een begin met het klaar maken der boten, en vooral van de stuurboordzijde boot, die men naar bakboord over het dek moest brengen, aangezien de zeeën vreselijk over de stuurboordzijde van het schip sloegen, zodat de boot tot tweemaal toe in de takels vol water sloeg, alvorens men haar aan bakboord over boord had.
Nadat de overige vier boten klaar gemaakt waren werden de twee grote life- boten te water gelaten, zomede de werkboot; men hield de bakboord life- boot op de brug in de davids hangen, en bracht enige provisies en tenten in de boot, die het eerste weg moest. Zodoende was het dag geworden. Nadat de mist opgetrokken was, ontwaarde men een lage strook land, met het hoge land daarachter, en zocht van top een goede plaats om te landen. De zee klom en brak vreselijk over het schip, hetwelk nog gedurig door de zee werd opgenomen en naar binnen gezet; dit veroorzaakte hevige schokken, zodat het niet raadzaam was langer aan boord te vertoeven. Ook was het gehele achterschip gevuld met water.
De eerste stuurman met acht man werd door de kapitein naar de wal gezonden, ten einde verkenning te doen, en of het mogelijk was te landen. Er werd een lijn medegenomen om die aan boord vast te maken en hiermede de boten van en naar het land te halen.
In het hevigst van de branding gekomen zijnde, hadden zij geen lijn genoeg in de boot en moesten die dus laten slippen. Zijn kwamen echter behouden aan het strand, losten de boot en beproefden haar daarna weder in zee te brengen, hetgeen echter niet gelukte.
De gezagvoerder aan boord, ziende dat men de boot niet naar buiten kon krijgen, zond de werkboot met de derde stuurman A. Vink en vier matrozen met een lijn aan land; deze boot had het ongeluk in de branding om te slaan, waarbij de derde stuurman A. Vink en de matroos C. Hansen verdronken; de anderen redden zich door naar het strand te zwemmen.
Intussen waren een menigte inboorlingen nabij gekomen; enige hunner beproefden naar boord te zwemmen, maar het wilde niet gelukken. Toen zond de gezagvoerder de tweede life- boot onder commando van de bootsman; deze bracht de lijn aan land. De boot werd bijna geheel geplunderd door de inboorlingen, en men had handen vol werk, om het noodzakelijkste voor zich zelve te behouden. De eerste stuurman ging, na eerst al de goederen bij elkander gelegd te hebben en er een wacht bij latende, met een der lifeboten naar het schip, doch kreeg in de branding de boot vol water. Door middel van de lijn kwam men echter behouden aan boord. Alle passagiers eerste klasse en nog enige provisies werden nu in de boot genomen, en men landde nogmaals behouden.
Intussen hadden de aan land aanwezigen een paar tenten van bootsriemen opgericht, en beproefden daarna nogmaals aan boord te komen, hetgeen niet gelukte, aangezien met het opkomen der zon de zee ook nog gerezen was.
Men moest dus voor die dag daarvan afzien, want telkens sloeg de boot vol water, en men werd ook door de inboorlingen verhinderd om goed op slag te komen. Ten laatste werd de lijn aan boord zo sterk aangehaald, dat men genoodzaakt was haar te laten slippen. Aan enige der inboorlingen was het gelukt naar boord te zwemmen, en de gezagvoerder betaalde hun zestig gulden ten einde een dunne lijn aan land te krijgen, maar het gelukte hun niet. Men begaf zich gedurende de nacht in de tenten; aan boord werden vuurpijlen afgeschoten en de stukken van tijd tot tijd gelost.
Woensdag 16 juli met de dag begon men weder om gezamenlijk een der boten naar buiten te brengen, hetgeen na veel moeite ten laatste gelukte; de eerste stuurman en zes man kwamen ten acht ure aan boord, belaadden de boot met de meest noodzakelijke mondbehoeften en het aan boord zijnde water en zout, en namen de scheepspapieren, chronometer enz. zomede een menigte Mekkagangers, vrouwen en kinderen mede in de boot. Ook ging de kapitein mede aan land, ten einde met de inboorlingen te onderhandelen en daarna weder aan boord te gaan. De 2e stuurman met ongeveer tien Europeanen, en de in de davids hangende lifeboot liet men aan boord. Wederom landde men gelukkig, doch men werd weder door de inlanders bestolen. Een uur later zag men de nog aan boord aanwezige boot te water laten en kwamen de resterende Europeanen aan land. De bemanning, zomede de passagiers, waren nu geland. De zee was hoog en de branding brak vreselijk over het schip. Enige Mekkagangers maakten vlotten, ten einde daarmede aan land te gaan, hetgeen hun gelukte, met uitzondering van drie hunner welke verdronken. Wederom werd getracht een der boten te water te krijgen maar tevergeefs; alle boten waren min of meer beschadigd. Ten elf ure werd een stoomboot sturende om de zuid, zichtbaar, die, na de schipbreukelingen gezien te hebben, recht op hen aanhield en de Engelse vlag toonde, op een afstand van ongeveer twee Engelse mijlen van het land een half uur stopte, en toen koers zette om de ZO. Weder werd moeite gedaan om een boot in zee te krijgen, maar tevergeefs.
Ten 1 ure zag men hetzelfde stoomschip terugkomen, op een halve Engelse mijl stoppen, een boot te water laten en zo dicht mogelijk naar het schip roeien, doch het werd door de hoge zee verhinderd bij het schip te komen. Men beproefde weder een boot naar buiten te krijgen, doch na dit drie malen te vergeefs geprobeerd te hebben, sloeg de boot om. De stoomboot, na gezien te hebben dat zij niet helpen kon, zette haren koers voort en raakte uit het gezicht.
Van die tijd af trachtte men zich zo goed mogelijk te behelpen. Voortdurend had men veel last van de inboorlingen. Op bevel van de aldaar regerende sultan gingen zij verder landwaarts in, waar beter verblijfplaats gevonden werd. Op woensdag de 13e augustus kwam des morgens in de kampplaats een Engels officier van het gouvernement stoomschip DAGMAR de schipbreukelingen verwittigen, dat genoemd stoomschip te Kaap Guardafui was aangekomen en op hen lag te wachten.

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten