NRC 090412
Londen, 7 april. Volgens een telegram van het eiland Alderney (einde Eng. Kanaal) is het van Rotterdam naar Bilbao bestemde Nederlandse stoomschip RHENANIA op het eiland Berhou (west van Alderney) gestrand en waarschijnlijk zal dit stoomschip totaal wrak worden. De bemanning is gered. (De RHENANIA van Wm.H. Müller & Co’s Algemeene Scheepvaart Maatschappij te Rotterdam, in 1882 te Glasgow gebouwd, is groot bruto 1.277 en netto 1.098 reg.ton).
NRC 090412
Rotterdam, 8 april. Van andere zijde wordt gemeld, dat het stoomschip RHENANIA tijdens dichte mist op Noir Houmet strandde en wel ’s ochtends 03 uur 30 min. Uit de drie achterruimen wordt gelost. De twee voorruimen staan onder water. De mist klaarde om 07.30 uur voormiddag op.
NRC 090412
Londen, 8 april. Uit Alderney wordt van twee kanten gemeld, dat er koeien die aan boord waren van het stoomschip RHENANIA zijn verdronken. Het ene bericht zegt, dat er 35 en het andere, dat er 29 van die dieren zijn omgekomen. De bergingswerkzaamheden worden voortgezet.
NNO 130412
Rotterdam, 12 april. Volgens alhier ontvangen berichten, is het stoomschip RHENANIA nog dicht en wordt aanbevolen bergingsmateriaal te zenden ten einde te trachten het stoomschip weer af te brengen. Diensvolge zal de sleepboot ROTTERDAM met de nodige pompen naar de strandingsplaats vertrekken.
NRC 220412
Rotterdam, 22 april. Nadat er afgelopen vrijdag nog pogingen zijn gedaan om het Nederlandse stoomschip RHENANIA, dat ten westen van Alderney op het eiland Berhou is gestrand, vlot te slepen en nadat er nog gepompt is, heeft men het stoomschip zo als het daar ligt aan plaatselijke slopers aldaar verkocht.
NRC 180512
Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart heeft heden een onderzoek ingesteld naar het vergaan op 9 april bij Alderney van het stoomschip RHENANIA van de firma Wm. Müller & Co. te Rotterdam, kapt. J.E. Vegter. Deze werd door de Raad gehoord. Hij verklaarde, dat het zijn vierde reis was met de RHENANIA. Het schip was gebouwd in 1883 en mat bruto 1.227 en netto 787 ton. Het had 19 koppen bemanning aan boord, w.o. 2 stuurlieden en 2 machinisten. De officieren waren allen gediplomeerd. Er waren 3 kompassen aan boord, een op de bovenbrug, een in het stuurhuis en een achter. Ook was er een Thomson peiltoestel aan boord, een handlood, een reservelood en een blue-back.
Op 4 april was de RHENANIA van Rotterdam met een lading stukgoed en vee vertrokken met bestemming naar de Franse kust bij Spanje in de Golf van Biscaye. In het achterruim was ook enig ijzer geladen.
De kapitein wist niet of het Thomson stuurkompas gecompenseerd was, het kompasjournaal werd geregeld bijgehouden. Door een abuis van de stuurman is te laat opgemerkt, dat de deviatie op alle koersen dezelfde was.
De kapitein erkende, dat hij toen hij bij het uitzetten van de koersen niet in de lichtcirkel van Kaap La Hogue (opm.: is Cap de La Hague) kwam, gelijk hij verwachtte, het lood niet gebruikt heeft.
De president merkte op dat hij dan zeker bemerkt zou hebben, dat hij teveel door de sterke stroom om de zuid werd gezet, te meer daar hij niet zeker was van zijn bestek.
Uit het verdere verhoor bleek, dat hij de nacht om de zuid werd gezet, te meer daar hij niet zeker was van zijn bestek.
Uit het verdere verhoor bleek, dat hij de nacht van de zevende om twee uur in een mistvlaag was geraakt, die spoedig weer optrok; een half uur later kwam de RHENANIA opnieuw in een mistbank; om 3 uur riep de uitkijk: "Land vooruit", maar het was te laat, het schip liep met volle kracht op de rotsen bij Alderney, waar het tot de 22e bleef zitten. Daarna is het afgezakt en gezonken; de opvarenden hebben zich in de boten gered.
Nog verklaarde de kapitein, dat hij kort voor de stranding de lichten van een ander schip had gezien, wat hem gesterkt had in zijn vertrouwen, dat hij de goede koers had gevolgd. De volgende dag heeft hij nog enige andere schepen gezien.
Aanmerking werd hem erop gemaakt, dat hij in de mist te snel gevaren had. In verband hiermee werd voorlezing gedaan van een schriftelijke verklaring van een Engelse loods, dat stroom en tij in deze buurt zó sterk zijn, dat men volle kracht moet stomen om koers te behouden. De kapitein legde voorts nog over een verklaring van de burgemeester van Alderney, dat er in de laatste jaren op dit punt vele schepen vergaan zijn en dat er nu een vuurtoren met zeer sterk licht zal gebouwd worden.
De eerste stuurman, de heer J. Zimmerman, vervolgens gehoord, verklaarde dat hij toen ’s avonds 8 uur op de brug kwam, het licht van Catherine’s Point nog zag. Met dit licht en dat van Barfleur had hij een kruispeiling genomen. Tot 12 uur werden geen lichten waargenomen, behalve van passerende schepen. Getuige heeft Kaap La Hogue niet gezien. Om 12 uur, toen getuige de brug verliet, was het helder weer.
De derde stuurman, J.B.A. Lamette, verklaart om 12 uur de wacht te hebben overgenomen. Als koers werd hem overgegeven WZW ½ W. Hij had speciale opdracht om te letten op het licht van Kaap La Hogue, maar heeft dat niet gezien, evenmin dat van Casquette. Getuige meende buiten de lichtcirkel van deze vuren te zijn.
Tenslotte werd nog gehoord de matroos J.C. Mooyman, die de wacht had.
De Raad zal later uitspraak doen.
NRC 290512
Raad voor de Scheepvaart. Voorts deed de Raad uitspraak inzake het vergaan bij Alderney van het stoomschip RHENANIA, van de firma W.H. Müller & Co. te Rotterdam, gezagvoerder J.E. Vegter te Onstwedde.
De Raad is tot de slotsom gekomen, dat de schipbreuk van het stoomschip RHENANIA is veroorzaakt, doordat de vuren ten gevolge van over het land hangende mist verduisterd waren en aan boord van de RHENANIA niet zijn gezien.
Dientengevolge is niet bemerkt, dat het schip uit zijn koers geraakte, en dat de sterke stroom het schip, dat slechts weinig vaart had, naar de klippen toedreef. De Raad is van oordeel, dat op de wijze, waarop het schip door de gezagvoerder J.E. Vegter is bestuurd, geen aanmerking valt te maken.