De Sumatra post 13-12-1939
De Raad voor de scheepvaart deed uitspraak inzake de stranding van het m.s. MINJAK van de K.P.M. op het kustrif van het eiland Ternate in het Gat van Gamme Lamo.
De Raad is van oordeel.
1e dat de oorzaak van de stranding van het m.s. MINJAK op de 21ste mei 1939 is gelegen:
a. In gebrek aan juist inzicht en gemis aan de nodige zorg en voorzichtigheid bij het bevaren van een niet verlichte, maar overigens geheel schone zeestraat, derhalve aan onvoldoende navigatie;
b. In de zeer onvoldoende plaatsbepaling middels kompaspeilingen;
2e dat de schuld van de stranding ligt:
a. Bij de gezagvoerder K.P.C. Oosschot, die op onvoldoende wijze de navigatie heeft gevoerd;
b. Bij de dienstdoende eerste stuurman C. le Poole, die op zeer onvoldoende wijze de standplaats middels kompaspeilingen heeft bepaald en ziende dat de peilingslijnen een grote driehoek gaven, op geheel willekeurige wijze daaruit een standplaats heeft aangenomen;
De Raad concludeerde:
dat de tekortkomingen van beide betrokkenen zoals hierboven van ieder van hen is aangegeven, van zodanige aard zijn, dat tot toepassing van een tuchtmaatregel behoort te worden overgegaan, die, gezien de wijze waarop betrokkene Le Poole is tekort geschoten, geen andere kan zijn dan die van schorsing, terwijl wat betrokkene Oosschot betreft met het uitspreken van een berisping kan worden volstaan; dat bij het bepalen van de strafmaat in aanmerking genomen wordt, dat het ms. MINJAK geen schade door de stranding heeft belopen en dat op de 21ste Mei 1939 nog geen keep- en draad-vizier peiltoestel aan boord was; dat wat betreft betrokkene Le Poole een schorsing voor de tijd van drie dagen in juiste verhouding staat tot de ernst van zijn tekortkoming.
De straf. Hierop strafte de Raad, (Gelet op art. 25 lid 7 van de Schepen-ordonnantie 1935) betrokkene K. P. C Oosschot door het uitspreken van een berisping en betrokkene C. Le Poole, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als stuurman dienst te doen op een Nederlands-Indisch zeeschip buitengaats gedurende de tijd van drie dagen. Voorts werden beide betrokkene hoofdelijk veroordeeld in de op deze uitspraak gevallen kosten, bedragende ƒ 6,-