Inloggen
NEDERLAND - ID 10744


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1826-02-08 / 1864-00-00 | Reden uitgevlagd: Verkocht naar het buitenland

Identification Data

Bouwjaar: 1805
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Bark
Masten: Three masts
Material Hull: Wood
Construction Data

Scheepsbouwer: Michael Voigt Junior, Eckernförde, Schleswig-Holstein
Delivery Date: 1805-00-00
Technical Data

Gross Tonnage: 181.00 lasts
Gross Tonnage 2: 349.00 tons (oude meting)
 
Length 1: 29.45 Meters Registered
Beam: 5.72 Meters Registered
Depth: 4.65 Meters Registered
Configuration Changes

Datum 22-05-1805
Type: Remeasurement
Omschrijving: Afmetingen volgens de bijlbrief van 22 mei 1805:
Lengte van de kiel 92 voet, breedte binnenwerks 19-2/3 voet, lengte van de onderste balken 27-1/3 voet, hoogte van het ruim 11½ voet, hoogte van het tussendek 5 voet.



Datum 00-00-1816
Type: Conversion
Omschrijving:

Door scheepswerf Hermann Wullf in Itzehoe werd het schip verbouwd tot walvisjager. De meetbrief van 16 oktober 1816 vermeldt een grootte van 141 Commercielasten, waarmede de GUSTAV het grootste koopvaardijschip van Itzehoe werd. De koop, verbouwing en uitrusting hadden meer dan 60.000 mark resp. 10.000 Reichsbankthaler gekost; met deze tonnage voldeed de GUSTAV aan de eisen om van de staat (Denemarken) een premie te ontvangen. Deze bestond uit vijf jaren lang een uitkering van 10 zilveren Reichsbankthaler per (maximaal 130) commercielast.
De bemanning bestond uit een kapitein (bij walvisvaarders commandeur genoemd), een stuurman, 48 matrozen en een kajuitsjongen.

Datum 08-02-1826
Type: Shiptype/category changed
Omschrijving: In het algemeen wordt het scheepstype nu aangeduid als pink.

Datum 00-00-1835
Type: Remeasurement
Omschrijving: Gegevens volgens koopakte 1835:
3 masten, twee dekken; afmetingen: 30,53 x 8,25 x 5,14 m, hoogte tussendek 1,85 m
363 gemeten tonnen / ca 240 roggelasten

Datum 00-03-1837
Type: Remeasurement
Omschrijving: Gegevens volgens koopakte maart 1837:
349 ton (in de marge staat 181 last of 362 zeetonnen)
Afmetingen 29,45 x 5,72 x 4,65 meter

Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1826
Datum agenda: 1826-02-08
Register nr: 18260035
Scheepsnaam: NEDERLAND
Type:
Lasten: 0
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Groenlandsche & Straat Davids Visscherij Societeit
Plaats: Harlingen
Kapitein op moment van verzoek: niet vermeld
Opmerkingen: Nieuwe Zeebrief
buitenlands gebouwd schip GUSTAV, nu NEDERLAND
resolutie ontvanger bezwaar recht

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1805-00-00 GUSTAVUS
Manager: Johann Detlef Kruse, Eckernförde, Schleswig-Holstein
Eigenaar: Johann Detlef Kruse, Eckernförde, Schleswig-Holstein
Shareholder:
Homeport / Flag: Eckernförde / Schleswig-Holstein

Date/Name Ship 1805-05-22 GUSTAV
Manager: Cordes & Gronemeyer, Hamburg, Germany
Eigenaar: Cordes & Gronemeyer, Hamburg, Germany
Shareholder:
Homeport / Flag: Hamburg / Germany

Date/Name Ship 1814-00-00 GUSTAV
Manager: Peter Kleudgen, Hamburg, Germany
Eigenaar: Peter Kleudgen, Hamburg, Germany
Shareholder:
Homeport / Flag: Hamburg / Germany

Date/Name Ship 1815-00-00 GUSTAV
Manager: Itzehoer Interessenschaft zur Ausreglung auf den Walfisch- und Robbenfang, Itzehoe, Schleswig-Holstein
Eigenaar: Itzehoer Interessenschaft zur Ausreglung auf den Walfisch- und Robbenfang, Itzehoe, Schleswig-Holstein
Shareholder:
Homeport / Flag: Itzehoe / Schleswig-Holstein
Additional info: Omgebouwd tot walvisjager.

Date/Name Ship 1825-06-18 NEDERLAND
Manager: Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen, Friesland, Netherlands
Eigenaar: Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen, Friesland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Harlingen / Netherlands
Additional info: Het scheepstype wordt nu aangeduid als pink. Aankoopprijs 18.800 mark.

Date/Name Ship 1835-01-26 NEDERLAND
Manager: Firma Salm, Heemskerk & Co., Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Firma Salm, Heemskerk & Co., Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Amsterdam / Netherlands
Additional info: Aankoopprijs NLG 6605.-

Date/Name Ship 1837-03-20 DIRKJE ADAMA
Manager: Firma Barend Visser & Zoon, Harlingen, Friesland, Netherlands
Eigenaar: Firma Barend Visser & Zoon, Harlingen, Friesland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Harlingen / Netherlands
Additional info: Aankoopprijs NLG 9.110,-

Date/Name Ship 1864-00-00 ASTREA
Manager: Unknown, Arendal, Norway
Eigenaar: Unknown, Arendal, Norway
Shareholder:
Homeport / Flag: Arendal / Norway

Bezitters van parten (aandelen) in het schip

 

januari 1835:
eigenaren: Salm, Heemskerk & Co, Amsterdam (7/8e part en boekhouders) en firma Barend Visser & Zoon , Harlingen (1/8e part)

20 maart 1837:
Eigenaren firma Barend Visser & Zoon, zeehandelaars te Harlingen (7/8e part) en Jacob Johannes Korthals, makelaar te Amsterdam (1/8e part)          

Ship Events Data

1864-11-00: Final Fate: Stranded

Begin november 1864 als de Noorse ASTREA op Rügen gestrand en vergaan.

Gezagvoerders

Datum vanaf: 1817
Kapitein: Meyerdierks Sr, Dirk
Overige informatie: Shipsname GUSTAV.

Datum vanaf: 1820
Kapitein: Hell, Johann
Overige informatie: 0

Datum vanaf: 1822
Kapitein: Fedders, Nickel
Overige informatie: 0

Datum vanaf: 1824
Kapitein: Mohn, Jochim
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt J.J.Adriaan als gezagvoerder gedurende:

*    1826 t/m 1830 van de pink “Nederland”, gebouwd in 1807, bouwgegevens niet vermeld, 363 ton o.m., varend voor de Groenland en Straat Davis Visserij te Harlingen.

 

Overige bijzonderheden

Op 05 maart 1827 werd Teunis Hagen vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als ligtmatroos geplaatst op de “Nederland” onder commandeur J.J.Adriaan voor een reis van Groenland vanuit Harlingen. Teunis keerde terug op 06 augustus 1827004(532/1535). Volgens Bouma025 was J.J.Adriaan van 1826-1831 kapitein van de "Nederland" voor de "Groenland en Straat Davis Visscherij" te Harlingen.

Op 05 maart 1827 werd Jan Willem van Schaik vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als ligtmatroos geplaatst op het schip de Nederland onder commandeur J.J.Adriaan voor een reis naar Groenland vanuit Harlingen. Jan Willem keerde terug op 06 augustus 1827004(532/1495).

 

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

p.107         Op 01 januari 1825 werd voor een periode van 10 jaar te Harlingen de Groenlandse en Straatdavidse Visscherij Socviëteit opgericht met Pieter Rodenhuis als president directeur. Het eerste schip de Willem de Eerste”verging in 1825.

                   “Despite the loss, the Harlingen-based company fitted out no fewer than four ships in 1826. The first to return was the newly-aquired Nederland. This vessel, a three-masted, square-rigged 349-ton frigate, had been built in 1800 in the little town of Itzehoe near the mouth of the river Elbe, some 50 kilometers northwest of Hamburg. Nederland moored in Harlingen harbour on 3 June with 1890 seals.

p.108         “The 1827 season again brought misfortune to the company. Willem de Eerste(II) left the harbour of Harlingen 0n 27 March 1827 ubder the command of Jan Cornelisz Groendijk. …Exactly two months later, while on the Greenland whaling grounds, the vessel was damaged and had to be abandoned. Douwe Jansz Cupido, whaling captain fom Rotterdam, came tot the secue of the crew and took them all on board his ship Maasstroom. Later, some crew were transferred to whaleships sailing under the flags of Bremen and Hamburg. J.J.Adriaan, Captain of Nederland brought Groendijk and 14 men back to their home port. Adriaan, sailing his second of four seasons (in total) for the Sociëteit of Harlingen, had caught five whales and returned with 160 barrels of blubber

p.110         “In 1828 Nederland was the only vessel sailing for the company, but brought home more than 3000 seals, a remarkable good catch

 

Datum vanaf: 1826
Kapitein: Adriaan, J.J.
Overige informatie: Shipsname NEDERLAND.

Familiegegevens en opleiding

Klaas Sytses Hoekstra werd geboren te Den Helder op 25 januari 1788.

Hij trouwde op 11 maart 1809 (den Helder) met Jantje Jans Hillenius.

Hoekstra overleed op Texel na 1831

 

Uit Schokkenbroek 2008, p.109

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

K.Hoekstra werd met nr.313 effectief lid van Zeemanshoop per 16 maart 1833 op voorspraak van kapitein C.van Zameren. Zijn schip wordt niet vermeld. Hij heeft voor het lidmaatschap bedankt002.

In de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 09/16 maart 1830 werd met vlagnummer 313 voorgedragen/benoemd kapitein Klaas Hoekstra, wonende te Harlingen, adres en op verzoek van de heer Jacob Broertjes, oud 42 jaar, voerende de pink Nederland, op voordracht van kapitein C.C.van Zameren023.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 25 mei 1837 staat een lijst van kapiteins die zijn overleden of die hebben bedankt voor het lidmaatschap. Jaartallen van overlijden of bedanken zijn niet vermeld. Bedankt heeft K. van den Oever.042.

 

In de Algemene Vergadering van 09 oktober 1827 van het Amsterdamse college Zeemanshoop wordt melding gemaakt van een missive van M.van der Plaat uit Harlingen “wegens de uitgave van een verhaal van de Reize & Schipbreuk van den Kommandeur K.Hoekstra …” 023

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                    jaren           type                  scheepsnaam          naam reder/boekhouder

        313                       1830-1834     pink                  Nederland               Groenl. en Straat Davids Visscherij

                                                                                                                             te Harlingen

                                           1835           geen opgave van schip en boekhouder

        205                       1836-1837     geen opgave van schip en boekhouder

 

Van Sluijs013 geeft als bijzonderheden:

De Harlingen was een 3/m galjoen (walvisvaarder) die werd gebouwd c.1826 onder kapitein Klaas Hoekstra. Is vergaan in Straat Davis op 23 augustus 1826 met een bemanning van 46 koppen, die grotendeels werd gered. Opgenomen door Engels schip de Dundee onder kapitein Duncan. Voor verdere berichten: zie Amst.Courant van 20 juni 1837; 04 juli 1827). De Nederlandsche Hermes012 vermeldt als bouwmeester Johs Alta te Harlingen met als eigenaar de Groenl.Viss.Soc.

 

Bouma025 vermeldt K.Hoekstra als gezagvoerder gedurende:

*    1831 t/m 1835 van de pink “Nederland”, gebouwd in 1807, bouwgegevens niet vermeld, 363 ton o.m., varend voor de Groenland en Straat Davis Visserij te Harlingen.

 

Overige bijzonderheden

In 1825 liep, in opdracht van de Nederlandsche Groenlands- en Straat Davis Visserij-Sociëteit, de walvisvaarder "Harlingen" van stapel. In datzelfde jaar voer het schip uit onder gezag van kapitein Klaas Hoekstra van Texel. "Aan boord waren zesenveertig mensen. Ze kregen in Straat Davis echter nauwelijks walvissen te zien, maar des te meer ijs. Op 25 augustus ging het nieuwe schip in het pakijs verloren. De bemanning slaagde er met behulp van Engelse collega's (van de "Dundee". Bouma025) in Groenland te bereiken, waar men bij eskimo's overwinterde. Pas na een jaar na hun vertrek arriveerde ze via Denemarken weer in Harlingen. Twee man waren na de ramp aan de kou bezweken." Het Hannemahuis te Harlingen heeft een schilderij door D.A.Teupken met als afbeelding de ondergang van de "Harlingen" in het pakijs van Straat Davis. In het boekje is een reproductie opgenomen. Uit: Harlingen weerspiegeld  door Johan van de Wal en Gert Fopma  Harlingen 1998.

 

Een schilderij van de ondergang van de walvisvaarder “Harlingen” in 1826 in Baffin Baai is in het Hannemahuis te Harlingen. Geschilderd in 1841 door D.A.Teupken (Amsterdam 1801-1845)

blijkt dat, precies een jaar na de ramp, een emotioneel weerzien met zijn gezin in Harlingen plaatsvond.

Tekst bij het schilderij in het Hannemahuis is

“Op de voorstelling is het roer gelicht en aan de achtersteven opgehangen om het tegen ijsschotsen te beschermen. Schotsen kruien over het schip . Op de achtergrond ligt de Engelse walvisvaarder “Dundee” waarvan de opvarenden op weg zijn om die van de “Harlingen” te helpen.

Op 14 maart 1826 vertrok van  Harlingen het nieuw gebouwde galjootschip “Harlingen”met 46 koppen bestemd voor de walvisvangst in Straat Davis.. Maar op 23 augustus 1826 werd het schip in Baffin Baai door het ijs ingesloten en verging. De bemanning werd gedurende drie maanden vriendelijk aan boord van de Britse walvisvaarder “Dundee”opgenomen, totdat ze werd gesommeerd weg te gaan omdat ze een te grote aanslag op de proviand pleegden. Commandeur Klaas Hoekstra besloot te vertrekken met niets anders dan de dood voor ogen. Ten koste van veel ontberingen slaagde de bemanning erin de kust van Groenland te bereiken en daar bij eskimo’s en Deense kolonisten te overwinteren. Pas in augustus 1827 keerden de geredden, waaronder Klaas Hoekstra in Harlingen terug. Hoekstra heeft in 1828  het het dagboek van zijn hachelijke reis uitgegeven”

 

Foto van het schilderij. Juni 2009

 

In het manuscript " Journaal van Ds.P.Heering geschreven op zijn reis van Nieuwediep naar Batavia, 11 November 1868 tot 20 Februari 1869, aan boord van de bark "Anna & Sophia" (kapt.P.Hoekstra), benevens een afbeelding van dat schip", geschreven door dominee P.Heering (NSM nr.S 3620 A IV-2) staat onder 25 november het volgende:

"Juist had de kapitein (P.Hoekstra van de "Anna en Sophia)" mij een gedrukt journaal laten lezen van een reis naar Groenland, door zijn vader, Klaas Hoekstra, ondernomen. De man verloor daarbij zijn schip, kwam met zijn volk bij een Engelschen Groenlandvaarder aan boord, maar moest door de vermindering van den proviand met twee of drie sloepen, ook dit schip verlaten. Ze gingen toen met die zwakke, telkens lekke booten dagen lang nu eens over het ijs, dan weêr over het water. Hun dagelijksch rantsoen was één scheepsbeschuit, één glaasje rum en een klein stukje raauw gezouten spek. Hun drinkwater was ijs en sneeuw. Eindelijk kwamen ze bij de Esquimoo's, waar zij den winter moesten doorbrengen, robbespek etende en in verschrikkelijke onreinheid. Bij de meesten moesten teenen, vingers geamputeerd worden. Behalve twee, die bezweken, kwamen ze allen behouden in Holland, doch de meesten verminkt. Het was een aandoenlijk verhaal, juist wegens zijn eenvoud en weinigen omhaal van woorden."

 

"Het schip Harlingen, kommandeur Klaas Hoekstra, te Harlingen te huis behorende, is den 23sten Augustus in Straat Davis verongelukt; de ekwipagie 46 man sterk, is door het Engelsche schip Dundee, kapt.Duncan, (hetwelk in Straat Davis overwinterd heeft en eenige dagen geleden te Busta, op Hitland, is binnengelopen) opgenomen en aldaar aan boord gebleven tot den 6den October, wanneer zij hetzelve, na alvorens voor drie weken van levensmiddelen en sterken drank voorzien te zijn geworden, in de Sloepen, welke sedert door Kapt.Duncan in ruim waner(sic) zijn gezien, heeft verlaten, koers stellende naar eene volksplanting (settlement) op de Oostkust van Straat-Davis, waarvan zij toen 350 mijlen (miles) verwijderd was." Uit: Scheeps-tijding. Amsterdamsche Courant 20 juni 1827.

 

"Rotterdam den 2den Julij. Uit een naderen brief door Kapitein Duncan, voerende het schip Dundee, onlangs in Engeland behouden terug gekomen, aan de directie der Nederlandsche Groenlands en Straat-Davis-Visscherij-Societeit, te Harlingen, wegens het verlies van het schip Harlingen, Kommandeur K.Hoekstra, geschreven, blijkt, dat beide schepen elkander eerst bij Kaap Farewel en later op de Z.W.kust van Groenland ontmoetten, noordwaarts opstevenden en trachtten, zoo verre noordelijk als doenlijk zou zijn, een doortogt naar de westkust te banen. Op 73 graden noorder breedte geraakten zij in bezetting en werden door het ijs op 74½ graden voortgedreven; zij vleiden zich vrij te komen en de westkust te zullen bereiken, maar het ijs zette zich meer en meer rondom de schepen vast. Den 22sten Augustus verhief zich een zware storm, weshalve kapitein Duncan eene kom of dok van 500 voeten lengte liet zagen, ten einde het schip in veiligheid te stellen. De Harlingen was een mijl van hem verwijderd; deszelfs equipagie trachtte eene soortgelijke kom te zagen, doch de dikte en zwaarte van het ijs maakte dit ondoenlijk. Den 23sten Augustus, omtrent 4 ure in den ochtend, ontdekte kapitein Duncan eene noodvlag op de Harlingen en zond dadelijk een gedeelte zijner ekuipaadje over het ijs tot assistentie. Deze had echter naauwelijks zijn schip verlaten of men zag de Harlingen op zijde vallen en in minder dan vijf minuten had de schok van twee tegen elkander aanstootende ijsvelden deszelfs geheele verlies ten gevolge. Van levensmiddelen had de manschap niets en van de kleederen slecht een klein gedeelte kunnen redden; dezelve werd aan boord van de Dundee opgenomen en verzorgd. Men hoopte steeds dat er in den loop van Augustus of September eene opening in het ijs zou komen, waardoor men het ruime water zou bereiken, zich met andere schepen vereenigen en alzoo een gedeelte der manschap van de Harlingen op dezelve zou kunnen verdeelen, doch men bleef gedurig door uitgestrekte ijsvelden omringd, en de voorraad van levensmiddelen, ontoereikend voor de beide ekuipaadje, gedurende den langen winter, begon zeer te verminderen. Dit had op 4 Oct. eene ernstige beraadslaging ten gevolge, waarbij besloten werd, dat de ekuipaadje van de Harlingen den 15 dier maand het schip zou verlaten, ten einde, zoo mogelijk, het etablissement Livelij te bereiken; doch het weder op den volgende dag allergunstigst zijnde, werd het vertrek bespoedigd; de booten, met genoegzame levensmiddelen voorzien, werden langs het ijs omtrent zes mijlen ver gesleept en de manschappen keerde dien avond naar het schip terug. Den 6den geraakten de booten in klaar water en den 7den zag men dezelve onder zeil; daar wind en weder de negen achtereenvolgende dagen allergunstigst waren, had kapitein Duncan alle reden te hopen en te verwachten, dat de reis naar Livelij behouden volbragt zou zijn geworden. Jaarlijks komen te Livelij Deensche schepen met levensmiddelen voor die kolonie, zoo dat het te verwachten is, dat de manschappen met deze proviandschepen of met Engelsche bodems zullen terugkeeren. Kapitein Duncan was tot den 16den April laatstleden in het ijs bezet gebleven, wanneer hij eindelijk op 63 graden noorder breedte vrij geraakte. In het begin van Februarij had hij nog twee visschen gevangen, doch veel ellende uitgestaan en meermalen het schip moeten verlaten, uit vrees van door de ijsvelden verpletterd te zullen worden. Op den 22sten Februarij was men in het uiterste gevaar geweest, uit hoofde van een ijsberg digt achter het schip, zoodat men aan deszelfs behoud wanhoopte en het noodige op het ijs geworpen werd. Gelukkig kwam het schip vrij doch door het nederstorten van dien berg werd een gedeelte van het spek en brood, dat op het ijs lag, geheel bedolven, bij welke gelegenheid mede eenige papieren en een brief van kommandeur Hoekstra verloren gingen. De koude was soms geweldig en wanneer het woei kon men geene vijf minuten op het dek zijn, zonder bevrozen ledematen te krijgen; de zon had men in 75 dagen niet gezien (Rotterdamsche Courant)."

Uit: de Amsterdamsche Courant 04 juli 1827 uit de rubriek "Nederlanden".

 

 “Klaas Hoekstra werd in 1788 geboren. Zijn vader was doopsgezind predikant. Op zijn veertiende ging Hoekstra al naar zee. Dat was heel gebruikelijk in die jaren, maar niet voor de zoon van een dominee. Door de vrede van Aniens tussen Napoleon en Engeland  in 1802 kon de jonge Klaas het zeegat uit, op een walvisvaarder. Niet voor lang echter. De oorlog begon spoedig opnieuw. Klaas Hoekstra maakte één reis … Hij verdiende dertig gulden. Een mooi bedrag. Hij kocht een horloge, schonk vijf gulden aan de armen en droeg de rest af aan zijn moeder: een brave borst. Daarna wachtte Klaas thuis tot Napoleon verslagen en verbannen was. … “. Hoekstra huwde met Jantje Hillenius en hij had in 1826 al zeven kinderen. Op het ogenblik van de afvaart van de Harlingen in maart 1826 was de achtste op komst.

De rest van het verslag bevat de bijzonderheden, die ook in het artikel uit de Amsterdamsche Courant van 1827 zijn opgenomen

Uit: “De ondergang van de Harlingen” door J.G.Kikkert. Zaterdags Bijvoegsel van NRC-Handelsblad 1 februari 1986.

 

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

  1. 108 Op 01 januari 1825 werd voor een periode van 10 jaar te Harlingen de Groenlandse en Straatdavidse Visscherij Socviëteit opgericht met Pieter Rodenhuis als president directeur.

                   “In addition to  Nederland, Spitsbergen and Wollem de Eerste (II), the appropriately named galiiot Harlingen (about 440 tons) was the fourth ship employed by the Sociëteit and Klaas Hoekstra from the isle of Texel, was assigned as master.The vessel was built in Harlingen, again by the shipwright Johan Alta.

                   Er wordt verslag gedaan van het verlies van het schip in Baffin Bay zie ook hiervoor

p.111         “In 1829, both Nederland under command of Klaas Hoekstra and the newly-built Spitsbergen (II) sailed for Spitsbergen. Catches were disappointing, as the first vessel returned empty. Klaas Hoekstra was again assigned master of  Nederland in 1830 and remained in command until the discontinuation of the Sociéteit (1834)

In de pagina’s 111 e.v zijn gedetailleerde gegevens vermeld over de tochten en resultaten van de Nederland. Hier niet gedetailleerd weergegeven. Zie boek van Schokkenbroek

Na opheffing van de Sociëteit werden de Nederland en de  Spitsbergen (II) in 1834 verkocht aan de firma Barend Visser & Zn te Harlingen.

 

Datum vanaf: 1830
Kapitein: Hoekstra, Klaas Sytses
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Jeppe Pieters Carst werd geboren te Schiermonnikoog op 07 juli 1802 als zoon van Pieter Jeppes Carst en Martje Jacobs Meyer..

Hij huwde te Schiermonnikoog als kapitein op 02 oktober 1828 met Christina Christiaans Jaski, geboren te Schiermonnikoog op 21 september 1805 als dochter van Christiaan Jans Jaski en Geertruida Remts Coerkamp. Zij overleed de Haarlem op 29 oktober 1877.

Jeppe overleed op 10 januari 1861 te Batavia.060

 

Javabode 19 januari 1861

         Op den 10den Januarij ll, is alhier na eene kortstondige doch hevige ziekte overleden, de Heer J.P.Carst, in leven gezagvoerder van het Nederl. Schip Argonaut.

                            R.JASKI CARST

 

         Eenige en Algemeene kennisgeving

 

Jeppe Pieters Carst werd geboren te Schiermonnikoog op 07 juli 1802 als zoon van Pieter Jeppes Carst en Martje Jacobs Meyer. Hij huwde te Schiermonnikoog op 02 oktober 1828 met Christina Jaski, geb./ged. te Schiermonnikoog op 21-09/06-10 1805 als dochter van Christiaan Jansz Jaski (zie aldaar) en Geertruida Remts Courcamp. Jeppe was, net als zijn schoonvader koopvaardijkapitein, en overleed te Batavia op 10 januari 1861. Zijn vrouw Christina overleed te Haarlem op 29 oktober 1877046.

Op pagina 163 van: Louise Mellema - "Schiermonnikoog Lytje pole". Uitgave Fryske Akademy nr.438. 1973. 280pp. staat een portret van Jeppe Pieters Carst

 

“Die Kapt. J.P.Carst was de eeste kapitein van de “Argonaut” en stierf in Hongkong nadat het schip daar was aangevaren”. (schriftelijke mededeling T.F.J.Pronker - Vlieland, dd 18 juli 2002).

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.P.Carst werd met nr.373 effectief lid van Zeemanshoop per 14 januari 1834 op voorspraak van P.J.Carst. Zijn schip was de "Thetis"002.

In de Algemene Vergaderingen van 07/14 januari 1834 van het College Zeemanshoop werd voorgedragen/benoemd tot effectief lid Jeppe Pieters Carst, oud 31 jaar, wonende in de Groote Bikkerstraat te Amsterdam, voerende de schoenerkof Koophandel, op voordracht van kapitein Pieter J.Carst. Zijn vlagnummer werd 373023.

Jeppe Pieters Carst werd lid van het Weldadig Zeemanfonds per 09 maart 1841003.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 06 juni 1861 doet de wed. J.P.Carts-Jaski een verzoek om een uitkering welke haar in de vergadering van 25 juli 1861 is toegestaan met ingang van 01 februari 1861.042.

 

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 06 augustus 1861 staat vermeldt dat per 01 februari 1861 een uitkering  in de 1e klasse is toegekend aand de wed. J.P.Carst geb. Jaski voor haar en 1 kind “mits overleggende doodacte van haren man en moge blijken dat het kind geregtigd was.023.

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                    jaren           type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

         373                           1834           sch.kof            de Koophandel                                     Salm,Heemskerk en Co

                                           1835           pink                  Nederland                                             idem

         260                           1836           pink                  Nederland                                             idem

                                      1837-1839     sch.brik            Thetis                                                     B.Kooij Jz

                                      1840-1853     fregat               Wilhelmina Lucia                                G.C.Bosch Reitz

          75                       1854-1858     fregat               Wilhelmina Lucia                                idem

                                      1859-1860     bark                 Argonaut                                               de Coning en Co

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

J.P.Carst                       Argonaut                                  29 maart 1858                                      01 mei 1861

 

Bouma025 vermeldt J.P.Carst als gezagvoerder gedurende:

*    1833 van de sch.kof “Jonge Reintje”, gebouwd in 1826 te Veendam, 104 ton o.m., varend voor de Vries & Co te Amsterdam;

*    1834 t/m 1836 van de schkof “Koophandel”, gebouwd in 1833, bouwlocatie niet vermeld, 200 ton o.m., varend voor Salm, Heemskerk & Co te Amsterdam;    

*    1836 t/m 1837 van de pink “Nederland”, gebouwd in 1807, bouwgegevens niet vermeld, 363 ton o.m., varend voor de Groenland en Straat Davis Visserij te Harlingen;

*    1838 t/m 1840 van de schbrik “Thetis”, gebouwd in 1837 te Amsterdam, 130 ton o.m., varend voor B.Kooy Jz te Amsterdam;

*    1841 t/m 1852 van het 3/mschip “Wilhelmina Lucia”, gebouwd in 1838 te Middelburg, 755 ton o.m., varend voor G.C.Bosch Reitz te Amsterdam;

*    1853 t/m 1859 van hetzelfde schip maar nu getuigd als bark;

*    1860 van de bark “Argonaut”, gebouwd in 1858 op de weerf van F.F.Groen te Amsterdam 387 ton o.m., varend voor Brantjes & v/d Drift te Purmerend.

 

Overige bijzonderheden

Pieter Derk Hendrik Bernardus de Haan werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als ligtmatroos geplaatst op de Wilhelmina Lucia onder kapitein Karst(sic) voor een reis van Amsterdam naar Batavia. Hij keerde terug op 28 februari 1846004(533/1962).

 

Op 13 april 1859 vertrok van de rede van Texel het nieuwe clipperschip ("op de eerste reis") "Argonaut" van Brandjes en van der Drift te Purmerend onder kapitein J.P.Carst025 en arriveerde te Batavia op 19 juli na een reis van 96 dagen026(38/049).

 

In een e-mail dd 02 juni 2005 van de heer R.R. van Staveren staat de mededeling, dat hij in de nalatenschap van J.Teensma (die de korte kapiteinsstukjes schreef in de Schiermonnikoger Dorpsbode061) een foto vond van de “Wilhelmina Lucia”, 1840, kapitein Carst “komende ter Rheede van Batavia.” Het schip draagt de nummervlag 373 van “Zeemanshoop”.

 

In een boekwerkje “Nederlandse Zeilschepen 1813 – 1880”, van L.Smit en H. Hacquebord, staat op blz. 43 o.m. het volgende:

“De “Argonaut” was in 1858 gebouwd op de werf van F.F. Groen te Amsterdam, voor rekening van rederij Brandjes en Van der Drift te Alkmaar. De tonnemaat was 387, de lengte 39,30 m, de breedte 5,60 m en de holte 3,94 m. De verhouding van lengte tot breedte duidt op de klippervorm en de illustratie (een foto van de Argonaut is eveneens afgebeeld in genoemd boekwerkje) laat ook voldoende zien hoe fijn de belijning van de bark was. Intussen was de dood van kapitein J.P. Karst onnodig gebleken, daar de “Argonaut” werd gelicht en naar Amsterdam teruggezeild (In 1860 werd het gloednieuwe schip in de haven van Hongkong aangevaren door het stoomschip “Manilla”, waardoor ze tot aan het dek zonk. Kapitein Karst was door dit ongeval zo geraakt, dat hij spoedig er na is overleden). In 1861 zeilt de bark in 78 dagen van Texel naar Batavia. In 1868 voer ze de haven van Yokohama uit om spoorloos te verdwijnen.”

 

In "Het Nederlandsche Zeewezen" 4e jaargang, 1925, p.181-184 staat een artikel onder de titel “Hoe kapitein Carst naar Japan ging en wat hij daar mee maakte”  Het artikel geeft geen auteur. In dat artikel staan een reeks gegevens over andere kapiteins, o.a de vader van Jan de gezagvoerder Jeppe Pieters Carst, en die gegevens heb ik bij die persoon opgenomen.

“Een van de meest bekende en waarschijnlijk wel de meest populaire Nederlander in Yokohama is Kapitein Jan Carst. Door een onzer lezers hiertoe in staat gesteld, geven wij gaarne eenige bijzonderheden weer uit het leven van dezen zeeman en uit dat van zijn vader, beiden mannen, die niet weinig bijdroegen om in het Verre Oosten respect te verwekken voor het Nederlandsche gezag. ….

De vader van kapitein Carst had in 1859 met de Heeren de Coning en Lels de firma Carst, Coning en Lels opgericht. Hij was een van die ondernemende Hollanders, die niet voor een kleintje vervaard zijn. Om zich in die tijd blijvend in Japan te vestigen, was namelijk niet iets waartoe ieder gaarne over ging, omdat de toestand voor vreemdelingen er nog weinig behaaglijk was, hetgeen moge blijken uit het hieronder volgende stuke historie:

31 Maart 1854 sloot commodore Perry een tractaat van vrede en vriendschap tussen Amerika en Japan, en in 1858 sloot Lord Elgin, opperbevelhebber der Britsche zeemacht, een tractaat te Jedo (later Tokio genaamd) en daarna volgden de tractaten met Frankrijk, Rusland en Nederland. Gevolg hiervan was, dat in 1859 de haven van Kanaguwa voor de vreemdelingen geopend werd.

De openstelling van Japan voor de vreemdelingen was niet naar den zin van een groot deel der Japanners, vooral de Daimio’s landheeren zagen hun macht bedreigd, zij werden vreemdelingenhaters en zetten hun onderhoorigen op tegen de vreemdelingen. Door hen en ook door de Ronins, onslagen officieren van de landheeren , werden verscheidene moorden op vreemdelingen bedreven.

Beschrijving van een verscherping van de situatie en een verzoek van de Nederlandse consul om wapens te mogen dragen. Beschrijving van de moord op de Hollandse kapiteins Wessel de Vos en Jasper Nanning Dekker. Zie aldaar.

“Kapitein Jeppe Pieters Carst, gezagvoerder van de Argonaut sedert 5 Sept. 1854 te Yokohama, ontsnapte door een toeval, daar hij juist een paar minuten na het vertrek der heeren de Vos en Dekker, bij den scheepshandelaar kwam, om hem te halen. Even daarna kwam er een Japanner, die vertelde, dat er twee Russische matrozen vermoord waren. IJlings liep kapitein Carst, gevolgd door de heeren Gerlach en Schnell, naar de plaats van het ongeval en bij het licht der maan zagen zij tot hun groote ontsteltenis de lijken van de Vos en Dekker. De slachtoffers waren afgemaakt door sabelhouwen, de heer de Vos was het eerst aangevallen in den rug, had verder sabelhouwen in den nek, boven de dij, boven de knie en eenige houwen op het hoofd. De heer Dekker had de meeste houwen in het gezicht en hoofd en was zijn rechterhand afgeslagen. …”

Verdere beschrijving van de handelingen van de consulen de begrafenis van de twee Nederlandse kapiteins.

“Later werd de Heer J.P.Carst in de door hem opgerichte firma vervangen door een zoon, waarna genoemde firma mede door het uittreden van den Heer de Coning, Carts, Lels en Co werd herdoopt.

In 1864 kreeg Carst, Lels en Co. opdracht om voor Japansche rekening een schip te koopen. De opdracht werd doorgegeven naar Amsterdam, waar een 400 ton metende brik werd aangekocht, die onder de naam Nippon naar Yokohama moest worden gebracht.

Het bevel over dit schip werd aangeboden aan den jeugdigen kapitein Jan Carst, dien we op 27 October 1864 op het schip zien uitvaren. … ” (zie verder bij Jan Jeppeszoon Carst)

 

NRC 28 mei 1861114

Advertentie. J.J. van der Meulen en W. Bakker Bz, makelaars, presenteren op maandag de 10e juni 1861, des avonds ten 6 ure precies, in de Nieuwe Stads Herberg aan het IJ te Amsterdam, ten overstaan van de deurwaarder J. Dupont Noordbeek, te verkopen: een buitengewoon snelzeilend, gekoperd en kopervast, in het jaar 1858 nieuw gebouwd barkschip, varende onder Nederlandse vlag, genaamd ARGONAUT, laatst gevoerd door wijlen kapt. J.P. Carst; volgens Nederlandse meetbrief lang 39 ellen 50 duimen, wijd 5 ellen 60 duimen,hol 3 ellen 94 duimen en alzo gemeten op 387 tonnen of 205 lasten. En dat verder met al deszelfs rondhouten, opstaand en lopend want, ankers, touwen, zeilen, enz. als breder bij inventaris vermeld. Het schip ligt te Amsterdam in het Oosterdok aan de dijk.

Nader bericht bij bovengemelde makelaars of bij de cargadoors de Coningh & Co te Amsterdam.

 

 

Datum vanaf: 1835
Kapitein: Carst, Jeppe Pieters
College: Zeemanshoop, Amsterdam
Vlagnummer: 373
Overige informatie: Jeppe Pieters Carst werd geboren te Schiermonnikoog op 07 juli 1802 als zoon van Pieter Jeppes Carst en Martje Jacobs Meyer.. Hij huwde te Schiermonnikoog als kapitein op 2 oktober 1828 met Christina Christiaans Jaski, geboren te Schiermonnikoog op 21 s

Familiegegevens en opleiding

Hinrich Braren Rickmers was de zoon van de walvisvaarder Hinrich-Hendrik Rickmers-)

 

 

De schepen van de kapitein

 

 

Overige bijzonderheden

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

p.124 e.v. In 1835 werd te Harlingen een nieuwe maatschappij gevestigd, zonder een specifieke naam maar gevoerd door de rederij Barend Visser en Zoon. Zij kochten de “Spitsbergen II” en de “Nederland”, die werd herdoopt in “Dirkje Adema”, vernoemd naar de eerste vrouw van Dirk Cornelis Zijlstra, een vermogend Harlinger. De nieuwee maatschappij was een privé onderneming zonder aandeelhouders

                  De “Spitsbergen II” kwam onder het commando van Hendrik Rickmers, die een hele reeks van tochten naar het Arctische gebied ondernam. Hij schreef zijn belevenissen in geschriften, die thans berusten in het Friesenmuseum in Wyk op Föhr en waaruit Schokkenbroek uitgebreid citeert. Zie daarvoor Schokkenbroek vanaf p. 125.

p.128        From the 1838 season through 1853, the company annually fitted out two vessels. Spitsbergen under master Hendrik Rickmers left Harlingen on 23 March. Three days later, Dirkje Adema, under command of Hendrik’s second son, Hinrich Braren Rickmers (1810-1869) , followed Spitsbergen (II) in itsw wake to the huntingsgrounds between Jan Mayen and Spitsbergen

                  Er wordt in het boek van Schokkenbroek uitgebreid ingegaan op vistochten en de resultaten van Rickmers op de “Dirkje Adema” mede ontleend aan berichten in de Leeuwarder Courant. Zie daartoe zijn dissertatie.

p.130        “In 1841, Captain Hinrich braren Rickmers was succeeded by Otto Mehlen, who left Harlingen harbour on 9 March on board Dirkje Adema , in company with the Spitsbergen (II), which was under the newly appointed Captain Johan Both, who in turn had succeeded Hendrick Rickmers.

 

Leeuwarder Courant 01 april 1838114

Harlingen. Binnengekomen: den 25 maart de schonerschepen FLORA, kapt. J. Manning, LIVELIJ, kapt. S.H. Finch, van Londen.

Den 29 dito het kofschip MARTHA ALIDA, kapt. K.H. Plukker, van Newcastle.

Uitgezeild: den 25 maart de schonerschepen NORTHAM, kapt. D. Charrosin en FAME, kapt. S. Holeman, beide naar Londen.

Den 26 dito het pinkschip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, naar Groenland (opm: walvis- en robbenjager).

 

ZeePost 11 april 1838 – 51114

Vlie, 7 april. Het schip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, is heden van hier naar Groenland vertrokken (opm: Harlinger robben- en walvisjager).

 

Leeuwarder Courant 17 juli 1838114

De commandeur (opm: kapitein) van een den 23 juni van het ijs vertrokken en den 9 juli te Glückstadt (opm: plaats aan de Elbe) aangekomen Groenlandvaarder, rapporteert, dat bij zijn vertrek de Harlinger Groenlandvaarders SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, 2 vissen en 600 robben, en DIRKJE ADEMA, commandeur J. Rickmers, 2 vissen en 130 robben gevangen hadden.

Volgens rapport van een Groenlandsvaarder, te Peterhead teruggekomen, had hij den 16 juli een der Hollandse Groenlandsvaarders vol spek, bij het ijs verlaten.

 

Zierikzeesche Courant 20 juli 1838114

De commandeur van een den 23 juni van het ijs vertrokken en den 9 dezer te Glückstad aangekomen Groenlandvaarder rapporteert, dat bij zijn vertrek de Harlinger Groenlandvaarders SPITSBERGEN, commandant H. Rickmers, 2 vissen en 600 robben, en DIRKJE ADAMA, commandant J. Rickmers, 2 vissen en 130 robben gevangen hadden. Volgens rapport van een Groenlandvaarder, te Peterhead teruggekomen, had hij den 16 juni één der Nederlandse Groenlandvaarders vol spek bij het ijs verlaten.

 

ZeePost 26 juli 1838 – 141114

Het schip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, is den 25 dezer te Texel binnengelopen van Groenland met vier vissen (opm: walvissen) en 130 robben.

 

Leeuwarder Courant 27 juli 1838114

Harlingen, 25 juli. Heden is alhier de tijding bekomen, dat het schip DIRKJE ADEMA, commandeur (opm: kapitein) H.B. Rickmers, behouden in Texel is binnen gekomen, met 4 vissen (opm: walvissen) en 130 stuks robben, zo mede dat het schip SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, met 3 vissen en 600 stuks robben, bij het Vlie (opm: Vlieland) voor de wal gepraaid was.

 

Zierik Zeesche Courant 31 juli 1838114

Den 25 is behouden van Groenland in Texel binnengelopen het schip DIRKJE ADAMA, commandeur (opm: kapitein) H.B. Rickmers, met 4 vissen en 130 stuks robben, en bij het Vlie was voor de wal gepraaid het schip SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, met 3 vissen en 600 stuks robben.

 

Leeuwarder Courant 31 juli 1838114

Harlingen. Binnengekomen: ……

…..Den 28 dito de schonerschepen HOPE, kapt. W. Cousins, en FAME, kapt. W. Barfield, beide van Londen,het pinkschip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, van Groenland, de kofschepen

 

Leeuwarder Courant 19 maart 1839114

Harlingen. Binnengekomen:

…. Den 8 dito het smakschip de VROUW ELIZABETH, kapt. J.H. Cappen naar Hull; het pinkschip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager).

Den 10 dito het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager); het schonerschip FRIENDS, kapt. W. Cousins, naar Londen.

 

ZeePost 05 augustus 1839 – 460114

Commandeur Nickelsen, van Groenland te Aarhuis (opm: Arhus) gearriveerd, rapporteert gepraaid te hebben de schepen SPITSBERGEN, commandeur Rickmers, met 180, en NEDERLAND, commandeur Rickmers Jr, met 200 robben.

 

Leeuwarder Courant 13 augustus 1839114

Harlingen. Binnengekomen: den 4 augustus het smakschip HET TOEVAL, kapt. H.H. Ebes, van Memel (opm: Klaipeda); het kofschip GEZINA, kapt. B.A. Visser, van Oostrisoer; het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers en het pinkschip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, beide van Groenland (opm: robbenjagers); het galjasschip MARIA LOUISE, kapt. J.F. Smidt, van Dantzig (opm: Gdansk).

 

 

Datum vanaf: 1838
Kapitein: Rickmers, Hinrich Braren
Overige informatie: Shipsname DIRKJE ADAMA.

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Otto Mehlen werd per 01 juli 1851 met vlagnummer 13 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Zijn schip was de "Dirkje Adama", boekhouders Barend Visser & Zn te Harlingen. De contributie werd voldaan door zijn vrouw Anna Elfabe Schedigan, geboren 29 mei 1805. Ten tijde van de inschrijving had het echtpaar een dochter Machdalena (07 november 1842)028-fol.013.

Hij was lid met het vlagnummer 13 lid van het College in de periode 1851-1858034.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen036

vlagnummer    periode      type           naam van het schip                                          boekhouder/reder

     H13             1841-1857 3/m freg.   Dirkje Adema                                                          Barend Visser & Zn, Harlingen

 

Bouma025 vermeldt O.Mehlen als gezagvoerder gedurende:

*    1842 t/m 1858 van het 3/mschip “Dirkje Adema”, gebouwd in 1800 te Itzehoe, 349 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen.

 

Overige bijzonderheden

Van der Wal en Fopma (1998, "Harlingen weerspiegeld", p.17) noemen een "Dirkje Adema" als het derde schip van de Nederlandsche Groenlands- en Straat Davis Visserij-Sociëteit. Samen met hun tweede schip, de "Spitsbergen" zouden deze bij de walvisvaart meer succesvol zijn geweest dan het eerste schip uit 1825, de "Harlingen", die in dat jaar in het pakijs van Straat Davis verloren ging (zie ook bij K.Hoekstra). Bouma025 noemt maar één "Dirkje Adema", een 3/m schip gebouwd in 1800 te Itzehoe, 349 ton, en in 1842 bij Barend Visser & Zn te Harlingen. De opeenvolgende gezagvoerders waren O.Mehlen (1842-1858), C.Burgman (1859) en H. Wildts (1860-1864). Het schip werd in 1864 verkocht naar Noorwegen en strande in 1865 bij Rügen.

 

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

p.124 e.v.  In 1835 werd te Harlingen een nieuwe maatschappij gevestigd, zonder een specifieke naam maar gevoerd door de rederij Barend Visser en Zoon. Zij kochten de “Spitsbergen II” en de “Nederland”,  die werd herdoopt in “Dirkje Adema”, vernoemd naar de eerste vrouw van Dirk Cornelis Zijlstra, een vermogend Harlinger. De nieuwe maatschappij was een privé onderneming zonder aandeelhouders

p.130         “In 1841, Captain Hinrich Braren Rickmers was succeeded by Otto Mehlen, who left Harlingen harbour on 9 March on board Dirkje Adema , in company with the Spitsbergen (II), which was under the newly appointed Captain Johan Both, who in turn had succeeded Hendrick Rickmers.

                   In de volgende pagina’s ontleendt Schokkenbroek aan berichten in de Leeuwarder Courant en de Provinciale verslagen gegevens over afvaarten, terugkomsten en vangstresultaten, die hier niet verder zullen worden vermeld

p.134         “That year (1848), however, an interesting phenomenom took place. Otto Mehlen’s name pops up in the newspaper a few months after his return in Dirkje Adema. In between whaling voyages, he apparently tried to make some money on the side as Captain of Vriesland but without success: on 20 September he came back home from Amsterdam with an “empty” ship. Its supposed cargo was not specified.

p.135         In 1853 werd het tweede schip van Barend Visser, de “Spitsbergen” verkocht en was de Dirkje Adema de enige walvisvaarder in Harlingen.

                   “Sources about whaling activities of Barend Visser & Son betweee 1854 and 1859 are scarce

p.136         In 1856 and 1857, Mehlen had a fairly early return (on 19 and 26 July, respectively). The only information available concerns results for the latter year. In 1857, Dirkje Adema’s crew killed 1,300 seals.342 The following year (1858), Mehlen had his last command. His ship departed on 10 March and upon its return, in Harlingen after an absence of about 4½ months, 100 seals were unloaded.343 Mehlen’s command was taken by C. Brinkmann in 1859.

 

 

 

 

 

 

 

Amsterdamsche Courant 15 juni 1844114

Amsterdam, 14 juni. Volgens bericht van de Groenlandsche Visserij, had het Harlinger schip SPITSBERGEN, kommandeur Both, de 3e mei 3 robben geslagen, de DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, was op die datum nog ledig.

 

Algemeen Handelsblad 00 juli 1844114

Uit een provinciaal verslag over 1843 waren de visserij uitkomsten over dat jaar niet slecht. Beide schepen van Harlingen, DIRKJE ADEMA had aangebracht 4536 stuks robben en 5 walvissen, zijnde de hoogste vangst van al de naar Groenland uitgezonden bodems. Met de SPITSBERGEN zijn aangebracht 3189 stuks en 1 walvis, hetwelk een middelmatige reis wordt genoemd.

 

Amsterdamsche Courant 23 juli 1845114

Harlingen, 19 juli. De alhier te huis behorende Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, en SPITSBERGEN, kommandeur Both, hadden ieder, volgens bericht van het blad De Visscherij, een vis (opm: walvis) gevangen en 2000 robben geslagen

 

NRC 28 mei 1850114

Rotterdam, 27 mei. Volgens brief van kommandeur O. Mehlen, voerende de te Harlingen te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, had hij de 1e dezer 9.000 robben geslagen en zou hij nog enige tijd aan de robbenkust vertoeven om daarna de terugreis aan te nemen. Aan boord was alles wel. De overtocht vanaf de Vlierede tot aan Groenland was in acht dagen afgelegd.

 

NRC 07 augustus 1850114

Rotterdam, 6 augustus. Uit Harlingen schrijft men ons d.d. 4 augustus het volgende. De Groenlandsvaarder SPITSBERGEN is op vrijdag de 2e augustus hier binnengelopen, hebbende 6.500 robben gevangen. De vangst is dus dit jaar zeer gunstig over het geheel, want de reeds voor enige weken gearriveerde DIRKJE ADAMA bracht ruim 9.600 robben aan.

 

NRC 31 juli 1851114

Harlingen, 28 juli. De Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, kapt. Mehlen, is heden in onze haven binnengelopen met de aanzienlijke vangst van 3500 robben en een walvis. De andere, gelijktijdig van hier vertrokken SPITSBERGEN, kapt.P. Nagel, is ter rede van ’t Vlie gearriveerd met 900 robben, zodat deze minder gelukkig is geslaagd.

 

 

NRC 06 juli 1852114

Cuxhaven, 3 juli. Volgens hier ontvangen rapport hadden de 15e juni de schepen DIRKJE ADEMA 100 en SPITSBERGEN 700 robben geslagen.

 

 

NRC 02 augustus 1852114

Harlingen, 30 juli. Gisteren liep de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA hier de haven binnen met een vangst van 200 robben en een kleine vis (opm: walvis). De andere, SPITSBERGEN, wacht nog voor de haven op hoger vloed en zal waarschijnlijk heden avond binnenlopen. De laatste brengt 1000 robben aan. De vangst is dus niet zeer groot.

 

NRC 27 februari 1853114

Harlingen, 24 februari. De Groenlandsvaarders DIRKJE ADEMA en SPITSBERGEN zijn deze morgen onder de gunstigste omstandigheden uit onze haven vertrokken.

 

NRC 28 februari 1854114

Harlingen, 26 februari. Gisteren avond was men hier zeer ongerust over de zeesluizen en schepen in de buitenhaven, want, bij een hevige storm en ontzettend hoog opgejaagde vloed, werd de Groenlandvaarder DIRKJE ADEMA losgerukt van zijn ligplaats en een spel van wind en golven. Daardoor zijn de stoomboot FLEVO, een paar tjalken, de kazerne en genoemd schip zelf aanmerkelijk beschadigd, enige mensen in de haven gevallen en met moeite er uitgeholpen. Het afvaren der FLEVO is daardoor deze morgen ook enige uren vertraagd.

 

NRC 03 maart 1854114

Harlingen,1 maart. De enige nog overige Groenlandvaarder DIRKJE ADEMA, is heden van hier ter visserij uitgezeild. Het is te wensen, dat een goede vangst deze tak van nijverheid aanmoedige, opdat er in plaats van het ten vorigen jare alzo afgeschafte schip SPITSBERGEN, een ander in de vaart gebracht worde.

 

Algemeen Handelsblad 08 juni 1854114

(Geen plaats of datum) De Harlinger Groenlandvaarder DIRKJE ADEMA, commandeur Mehlen, had tot 16 mei 1854 600 robben geslagen. (opm: zie NRC 290754)

 

NRC 29 juli 1854114

Harlingen, 28 juli. Gisteren avond retourneerde in onze haven de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, kapt. O. Mehlen, aanbrengende slechts 600 robben, zodat deze visserij ditmaal zeer ongunstig is afgelopen.

 

NRC 23 februari 1856114

Harlingen, 21 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, kapt. O. Mehlen, de enige hier nog bestaande, heeft gisteren morgen onze haven verlaten. Vroeger was die meestal bemand met buitenlanders, thans bijna geheel met binnenlands scheepsvolk. (opm: groenlandvaarder = walvis- en robbenjager)

 

NRC 25 maart 1856114

Harlingen, 23 maart. Omtrent de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, onlangs van hier vertrokken, is men niet recht gerust, dewijl er een gerucht verspreid is, als zou dit schip in het ijs gezonken zijn, terwijl de bemanning grotendeels op het ijs redding had gezocht. (opm: zie NRC 270356)

 

NRC 27 maart 1856114

Rotterdam, 26 maart. De eigenaars van het schip DIRKJE ADAMA schrijven, dat hun niets bekend is van een aan dat schip overkomen ongeluk – zie NRC. van 25 dezer – maar dat zij zelfs alle redenen hebben te verzekeren, dat dit gerucht geheel vals is.

 

NRC 12 juli 1856114

Harlingen, 9 juli. Men heeft hier het zekere bericht ontvangen, dat de Harlinger Groenlands- vaarder DIRKJE ADEMA in het laatst der maand april in welstand gezien was bij de robbenvangst.

 

NRC 13 februari 1857114

Rotterdam, 12 februari. Men is thans te Harlingen weder bezig om het schip DIRKJE ADAMA, commandeur Otto Mehlen, bestemd naar Groenland ter robben- en walvisvangst, onder tuig te brengen om nog in deze maand de reis te aanvaarden. Het schip wordt bemand met meer dan vijftig koppen, waarvan het grootste gedeelte belang bij de vangst heeft, waarom het voor de equipage zowel als voor de eigenaren te wensen is, dat de vangst voordelig moge uitvallen.

 

Leeuwarder Courant 09 februari 1858114

Harlingen, 7 februari. De buitengewone zachte winter is oorzaak geweest, dat de zeevaart alhier geen noemenswaardige verhindering heeft ondervonden. Heden morgen heeft ook de stoomboot BURGERMEESTER ZIJLSTRA haar gewone wekelijkse beurt op Kampen weder hervat, terwijl op de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA alle toebereidselen tot vertrek naar de visserij worden gemaakt. Zo wij vernemen wordt reeds morgen de bemanning aan boord verwacht.

 

Leeuwarder Courant 12 maart 1858114

Harlingen, 10 maart. Heden verliet onze haven, om naar de visserij te vertrekken, de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, kapitein O. Mehlen, bemand met 53 schepelingen. Was de afscheidsgroet der overgrote menigte, die op havenhoofden stond, welgemeend en hartelijk, ook onze wens, en gewis die van al onze stadgenoten, “een goede vangst en gelukkige terugkomst”, vergezelt hen naar het barre Noorden

 

NRC 26 juli 1858114

Harlingen, 23 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, is hier deze middag terug gekomen. De vangst is deze reis gering geweest, als bestaande in circa 400 robben. (opm: zie LC 270758, waar men over slechts 100 robben spreekt).

 

Leeuwarder Courant 27 juli 1858114

Harlingen, 25 juli. Na een afwezigheid van ruim vier maanden, kwam hier gisteren terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, kapitein O. Mehlen. De gehele equipage bevond zich in de beste toestand, maar de vangst mag aller ongelukkigst genoemd worden, daar zij slechts uit ruim 100 robben bestaat. (opm: zie NRC 260758, waar men over 400 robben spreekt).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de Harlinger Courant van half mei 1853 (geen datum op de fotokopie van de pagina) staat het volgende096:

HARLINGEN 16 Mei Wij berigten met genoegen de hier ontvangene tijding, dat van de beide jaarlijks van hier, voor rekening van de H.H.Barend Visser & Zoon, ter Groenlandsche visscherij uitzeilende schepen, het eene: Dirkje Adema, reeds met eene lading van 8300 robben is bevracht en het andere Spitsbergen , met eene lading van 3500 robben naar de plaats der walvischvangst is opgezeild. Beide zijn nog visschende en dus waarschijnlijk nog niet op de terugreis.”

 

 

Datum vanaf: 1841
Kapitein: Mehlen, Otto
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Geen

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt C.Burgmann (moet zijn Brinkmann) als gezagvoerder gedurende:

  • 1859 van het 3/mschip “Dirkje Adema”, gebouwd in 1800 te Itzehoe, 349 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen.

 

Overige bijzonderheden

p.124 e.v.  In 1835 werd te Harlingen een nieuwe maatschappij gevestigd, zonder een specifieke naam maar gevoerd door de rederij Barend Visser en Zoon. Zij kochten de “Spitsbergen II” en de “Nederland”,  die werd herdoopt in “Dirkje Adema”, vernoemd naar de eerste vrouw van Dirk Cornelis Zijlstra, een vermogend Harlinger. De nieuwe maatschappij was een privé onderneming zonder aandeelhouders

p.136  In 1856 and 1857, Mehlen had a fairly early return (on 19 and 26 July, respectively). The only information available concerns results for the latter year. In 1857, Dirkje Adema’s crew killed 1,300 seals.342 The following year (1858), Mehlen had his last command. His ship departed on 10 March and upon its return, in Harlingen after an absence of about 4½ months, 100 seals were unloaded.343 Mehlen’s command was taken by C. Brinkmann in 1859.

 

Leeuwarder Courant 11 januari 1859114

Harlingen, 9 januari. Ofschoon de Groenlandsvaarders alhier ter stede in de laatste jaren ongunstig slaagden en alleen de DIRKJE ADEMA in de vaart bleef, zal toch nog dit jaar het fregat NOORDPOOL ter robbenvangst uitgerust worden, onder directie van de heren Zeilmaker en Co alhier. Omstreeks het midden der volgende maand, of zo mogelijk nog vroeger, denkt men uit te zeilen. Men hoopt dat deze onderneming met een goed gevolg bekroond word, tot opbeuring van deze tak van nijverheid.

 

Leeuwarder Courant 22 februari 1859114

Harlingen, 20 februari. De beide Groenlandsvaarders hebben onze haven verlaten. Op maandag den 7 dezer vertrok de NOORDPOOL, onder bevel van de scheepskapitein R. Helmers, naar Tonsberg, die aldaar het vaartuig heeft overgeleverd aan de commandeur C. Koch, om met 60 man Noordse equipage ter robbenvangst te gaan. Heden morgen zeilde de DIRKJE ADEMA uit met 56 man equipage, onder bevel van de commandeur C. Brinkman, om mede aan de visserij deel te nemen.

Onze beste wensen voor het welslagen der onderneming vergezellen beide vaartuigen, daar die tak van nijverheid zo bevorderlijk kan zijn voor de bloei dier stad.

 

 

 

Datum vanaf: 1859
Kapitein: Brinkmann, C.
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Hendrik werd geboren/gedoopt 07 september/03 oktober 1802 te Sneek als zoon van Minnert Wilts (sic) en Antje Douwes

Hij bleef ongehuwd.

Hij overleed op 18 september 1887 te Leeuwarden, 85 jaar en ongehuwd. Hij werd begraven op de begraafplaats aan de Spanjaardslaan in Leeuwarden

 

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

In Appendix 5, p.323 staat een “Overview of Pupils of the Nautical College in Harlingen (1842-1864)”, en kennelijk degenen die aan de walvisvaart hebben deelgenomen, waaronder:

Hendrik Wildst, geboren te Sneek. In 1842 met als leeftijd 39 jaar. In de jaren 1842-1845 wordt aangetekend dat hij is “bescheiden en zeer vlijtig” in gedrag en “redelijk vatbaar” in begrip. Hij maakte in 1844/45 een reis naar Groenland;

 Ook in 1845/46 ging hij weer naart school per 02 december en werd weer omschreven als “bescheiden en zeer vlitig” en nu “vatbaar” in begrip, dwz een wat hogere kwalificatie. “Has received sufficient theoretical training in naviogation. Calculates longitude at sea by lunar distances.”. Maakte en reis naar Groenland.

Hij ging tenslotte weer naar school op 23 november 1846 met dezelfde kwalificaties voor gedrag en begrip. “Has received sufficient theoretical training in navigation. Calculates longitude at sea by chronometers.” Ook nu weer een reis naar Groenland

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

H.Wildst was met vlagnummer 33 in de periode 1860-1875 lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Hij is niet in de Registers van het College ingeschreven. De gegevens zijn ontleend aan de ledenlijsten van het College uit "Sweijs"034.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen036

vlagnummer   periode     type          naam van het schip                                boekhouder/reder

        33           1859-1863 3/m           Dirkje Adama (walvisvaarder)           Barend Visser & Zn, Harlingen

 

Bouma025 vermeldt H.Wildst als gezagvoerder gedurende:

     *   1860 t/m 1864 op het 3/m schip “Dirkje Adema”, gebouwd in 1800 te Itzehoe, 349 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen. Het schip werd in 1864 verkocht naar Noorwegen en strandde in 1865 op Rügen.

 

Overige bijzonderheden

Het fregat "Dirkje Adema" van de reders Barend Visser & Co te Harlingen maakte onder kapitein H.Wildst in 1860 een reis naar de Noordelijke IJszee tot de hoogte van Spitsbergen. Daarover werd verslag gedaan door de matroos Jan Wever. Deze maakte in 1862 nog een tweede reis op "de Groenlandvaarder". "Geen van deze reizen was bijzondergelukkig wat de vangst betreft". Zie: "Journaal der merkwaardige reizen van Jan Wever (van West-Terschelling ...". Ingeleid door A.B.van Deinse te Rotterdam. Den Haag, 1946.

 

Voer in de zestiger jaren van de 19de eeuw "als commandeur op de Harlinger walvisvaarder (liever: robbenjager) "Dirkje Adema". Hij was in 1841 als volgt ingeschreven (op de Zeevaartschool te Harlingen): H.Wilst van Sneek. Klasse 3. Vlijt 3 Graden. Vermogen 3 Graden. Rekent de gebeterde Koersen en verheden. Later komen we hem nogmaals tegen. Onder "opmerkingen" staat dan "Bij Barend Visser naar Groenland". De firma Barent Visser en Zn. was de reder van de "Dirkje Adema"017.

 

Pieter Reinders Roda, zeeman, geboren 24 mei 1813 te Terschelling, overleed als schepeling aan boord van het Nederlandse pinkschip "Dirkje Adema" onder kapitein Hendrik Wilst, op reis van Harlingen naar Groenland op 10 maart 1860 op het ijs op 73o14' NB en 04o20' WL bij de robbenvangst. Uit: J.P.N.L.Roorda van Eijsinga. Roda van Terschelling, een geslacht van zeevarenden. Naaldwijk/Oostburg, 1966. (CBG G/-/port/554).

 

Het schip was in 1860 “verreweg het oudste schip van de Nederlandse vloot. Het vaartuig deed in 1860, onder gezag van kapitein H.Wildst, een reis naar de Noordelijke IJszee en bracht het tot de hoogte van Spitsbergen. Aan boord bevond zich Jan Wever van West-Terschelling.” (Uit: “De Harlinger rederijen. Scheepvaart in vroegere jaren” door H.J.A.R. van Harlingen; Harlinger Courant, 14 november 1969).

 

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

p.124 e.v. In 1835 werd te Harlingen een nieuwe maatschappij gevestigd, zonder een specifieke naam maar gevoerd door de rederij Barend Visser en Zoon. Zij kochten de “Spitsbergen II” en de “Nederland”, die werd herdoopt in “Dirkje Adema”, vernoemd naar de eerste vrouw van Dirk Cornelis Zijlstra, een vermogend Harlinger. De nieuwe maatschappij was een privé onderneming zonder aandeelhouders

p.136        It was not until 1860 that the vessel in service of Barend Visser & Son sailed under Dutch command again. That year, Hendrik Wildst (1802-1877) from the little Frisian town of Sneek, took the helm. Thus, for all 24 years between 1835 and 1859 the vessel had a foreign master.

                  The 1860 season was a failure. Based on the information available, that year’s catch amounted to two polar bears and an unspecified number of seals.345 Moreover, Hendrik Wildst lost two of his men: a German surgeon and, about eight days later, an able bodied seaman. Both men received seamen’s burials.346 Slightly better results were obtained during the 1861 season, with a total catch of 560 seals yielding 100 kwartelen of blubber.

                              Harlinger Courant, 4 March 1858; Idem, 27 July 1858; C. de Jong, ‘De Dirkje Adema’, 42; typescript A.J.Dijkstra; C. Nielsen, ‘Uit de geschiedenis van de Harlinger walvisvaart’, 25.

p.137        In 1863, the whaling activities of Barend Visser & Son were discontinued. Hendrik Wildst spent the last years of his active and adventurous life in St. Anthony Gasthuis in Leeuwarden. The following year, the 64-year old Dirkje Adema was sold to Norway for ƒ9,000.352 In Norway the vessel was used in the transport of timber but one year later (1865), the vessel ran aground near the German island of Rügen. After a life-long service of 65 years and hundreds of thousands of miles of sailing, the vessel found its final mooring place about 150 kilometres to the northwest of Itzehoe,where the ship had been built.

 

Leeuwarder Courant 13 juli 1860114

Harlingen, 11 juli. Na een afzijn van 5 maanden keerde heden in onze haven terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, commandeur H. Wilds. De bemanning bevond zich in de beste welstand, ofschoon 2 derzelve, de scheepsdokter en een matroos, op de reis overleden zijn. De vangst is echter ongelukkig uitgevallen en bestaat slechts in ruim 200 robben en één vinvis.

 

 

Leeuwarder Courant 12 februari 1861114

Harlingen, 10 februari. Naar wij vernemen is het vertrek der Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, aan de firma Barend Visser alhier toebehorende, weder spoedig op handen. Morgen over 8 dagen komt de bemanning reeds aan boord en kort daarna kan de uitvaart plaats hebben.

 

Leeuwarder Courant 01 maart 1861114

Harlingen, 27 februari. Ofschoon de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA in de laatste paar jaren zeer ongelukkig in de vangst is geslaagd, werd die bodem, opnieuw tot de tocht toegerust en verliet heden morgen onze haven, met zich voerende 53 man equipage, onder bevel van de commandeur H. Wildts. De herhaalde “Hoera’s!” der bemanning en der talloze toeschouwers bij de uittocht, gaven duidelijk blijk van de hoge belangstelling in deze onderneming, en luid was de algemene wens: Een behouden terugkomst met een goede vangst!

 

NRC 01 maart 1861114

Harlingen, 27 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, voorzien van een bemanning van 55 koppen onder bevel van de gezagvoerder H. Wilst (opm: H. Wildts), heeft heden onze haven verlaten om zijn jaarlijkse tocht ter walvis- en robbenvangst aan te vangen.

 

Leeuwarder Courant 15 maart 1861114

Harlingen, 13 maart. De laatste stormen zijn, ofschoon men geen zware verliezen heeft te betreuren, niet gunstig voor de zeevaart dezer stad geweest. Verscheidene vaartuigen, waaronder de Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, zijn daardoor genoodzaakt op de rede van het Vlie te blijven liggen; veertien dagen hebben de meeste schepen daar vertoefd, en dat ze het daar niet ruim hadden getuigt het kofschip WELGELEGEN, kapitein J. Zwaal, dat met gebroken spil en verlies van ankers hier weder is binnen gelopen. Het Harlinger weerglas is echter hedenmorgen vrij wat gerezen. De menigte vissersvaartuigen, die sedert 12 dagen onze haven vulde, heeft ons heden eensklaps verlaten, en, naar wij vernemen, hebben op de rede liggende schepen tevens gelegenheid gehad om in zee te komen.

 

Leeuwarder Courant 30 juli 1861114

Harlingen, 28 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADEMA, commandeur H.J. Wildst, is heden, na een afwezigheid van 5 maanden, in onze haven terug gekeerd. De gehele bemanning bevond zich in de beste welstand, maar de vangst is zeer slecht geweest, en bestaat slechts in 170 robben.

 

NRC 31 juli 1861114

Rotterdam, 30 juli. De 28e juli kwam de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wildts, in Harlingen binnen na een afwezigheid van circa vier maanden. Ook deze keer kan de vangst als totaal mislukt beschouwd worden, daar er door deze bodem niet meer dan een paar honderd robben zijn aangebracht.

 

 

Datum vanaf: 1860
Kapitein: Wildst(Wilst), Hendrik
Overige informatie: 0

Datum vanaf: 1864
Kapitein: Bruun.
Overige informatie: Shipsname ASTREA.

Monsterrollen

Opgemaakt Amsterdam
Datum: 1835-03-27
Scheepsnaam voorvoegsel:
Scheepsnaam: NEDERLAND
Schipper: Carst, Jeppe Pieters
Scheepstype: pink
Grootte:

Bekijk alle monsterrollen Bekijk alle monsterrollen
Afbeeldingen


Omschrijving: De NEDERLAND, voor het Marsdiep en voerende de nummervlag 260 van het College Zeemanshoop, kapt. J.P. Carst ,en de rederijvlag van Salm, Heemskerk & Co. Onderschrift bij schilderij : NEDERLAND KAPT. J.P. KARST KOMENDE VAN BALTIMORE TER RHEEDE VAN TEXEL
Collectie: particuliere collectie, niet gespecificeerd
Vervaardiger: Spin, Jacob
Onderwerp: Zeeopname

Omschrijving: De DIRKJE ADAMA, een z.g. kapiteinsportret, gemaakt voor kapt. Rickmers
Collectie: Fries Scheepvaartmuseum
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Zeeopname
Algemene informatie

1804-1806

De bark werd in 1804-1805 als GUSTAVUS gebouwd door scheepsbouwer Michael Voigt Junior, Eckernförde voor koopman Johann Detlef Kruse uit Eckernförde.
Nog voordat de bark in de vaart kwam werd het schip in 1805 reeds verkocht aan Cordes & Gronemeyer, Hamburg. Deze vernoemden het schip in GUSTAV.
In 1805 maakte de GUSTAV een rondreis vanaf Dantzig via Santander, Bayonne, Lissabon naar Engeland om daarna in Hamburg terug te keren. In 1806 deed de bark nog een rondreis Hamburg / Havana / Hamburg.

1807-1814

Van 1807 tot 1814 lag de GUSTAV, temidden van een vloot andere schepen, in Hamburg opgelegd als gevolg van de blokkade van de Elbe door de Engelsen als reactie op het verbod tot handeldrijven met Engeland, zoals in november 1806 was uitgevaardigd door Keizer Napoleon, bekend als het Continentaal Stelsel.

1814-1816

In 1814 werd de GUSTAV aangekocht door Peter Kleudgen, Hamburg, waarna de bark in 1814-1815 twee reizen maakte naar St. Thomas en Havana.
In 1815 werd het aangekocht door Itzehoer Interessenschaft zur Ausreglung auf den Walfisch- und Robbenfang, Itzehoe.
Door scheepswerf Hermann Wullf in Itzehoe werd het schip verbouwd tot walvisjager. De meetbrief van 16 oktober 1816 vermeldt een grootte van 141 Commercielasten, waarmede de GUSTAV het grootste koopvaardijschip van Itzehoe werd. De koop, verbouwing en uitrusting hadden meer dan 60.000 mark resp. 10.000 Reichsbankthaler gekost; met deze tonnage voldeed de GUSTAV aan de eisen om van de staat (Denemarken) een premie te ontvangen. Deze bestond uit vijf jaren lang een uitkering van 10 zilveren Reichsbankthaler per (maximaal 130) commercielast. De bemanning bestond uit een kapitein (bij walvisvaarders commandeur genoemd), een stuurman, 48 matrozen en een kajuitsjongen.

1817-1825

Op 23 maart 1817 werd de GUSTAV onder commandeur Dirk Meyerdierks Sr. voor haar eerste tocht uitgeklaard en bracht na 4½ maand 3100 robbenhuiden en 60 kwardelen (opm: een maat van vaten) spek naar huis; in 1818 ving men niet meer dan 25 robben en twee kleine walvissen welke tezamen goed waren voor 50 vaten spek; in 1819 bedroeg de buit slechts een schamele 20 robben. Nadat ook in de volgende jaren de vangsten zeer gering waren werd de GUSTAV na terugkomst van haar negende reis op 18 juni 1825 voor 18.800 mark naar Harlingen verkocht.

Een door Herbert Karting, Itzehoe, gemaakt uittreksel van de door notaris J.H. Hubbe opgemaakte koopakte nr. 149, welke met veel moeite kon worden gelezen en samengesteld.
Auszug des Kaufkontrakts vom 18. Juni 1825 betr. Bark GUSTAV  von Itzehoe

Am 18. Juni 1825 erscheint vor Johann Heinrich Hubbe, Notar in der freien und Hansestadt Hamburg, Herr Carsten Heinrich Meyer, Kaufmann aus Itzehoe, als Miteigner und Bevollmächtigter der  Itzehoer Interessentschaft zur Ausrüstung auf den Walfisch- und Robbenfang, ausgewiesen durch die dem Vertrag im Original angehängten Vollmacht, als Verkäufer und Herr Friedrich Rucker, Kaufmann in Hamburg, wohnhaft am Herrengraben, im Namen und im Auftrag der Nederlandsche Groenlands- en Straat Davis Visscherij-Societeit als Käufer.
Sie erklären, wie sie durch Vermittlung des bekannten Schiffsmaklers Friedrich Balthasar Hubbe am 20. April [1825] über den Verkauf des grönländischen Barkschiffes einen Kaufkontrakt folgender Art und Weise miteinander verabredet und geschlossen haben:
Es erklärt Carsten Heinrich Meyer, das ihm und der Interessentschaft zur Ausrüstung auf den Walfisch- und Robbenfang in Itzehoe (laut vom Notar Johann Christian Lucas am 26. September 1815 in Hamburg errichteten Kaufbrief und anliegendem Protokollauszug, datiert Itzehoe, 15. Oktober) gehörende, 140 dänische Commerzlasten große dänische Barkschiff GUSTAV an die Niederländische Straat Davis Visscherij Societeit in Harlingen  für die Summe von 18.800 Mark Grob Courant verkauft und überlassen zu haben. Dieses ist zur Grönlandfahrt eingerichtet und mit zugehörigem grönländischen Fleth sowie mit allem Zubehör an Ankern, Tauen, Segeln, Masten, Wanten, stehender und laufender Takelage und übrigem Gerät versehen, und in einem Zustande, wie es gegenwärtig zulässig ist. Er erklärt ferner, obige Kaufsumme von 18.800 Mark Grob Courant von der Societät durch den vorgenannten Herrn Friedrich Rucker empfangen zu haben, was er hiermit nochmals gehörig bestätige und das Barkschiff GUSTAV der besagten Societät zu deren Eigentum abtrete.
Herr Carsten Heinrich Meyer verpflichtet sich, alle und jede Abgabe, welchen Namen sie auch haben und wie auch die Königlich preußische Regierung daran interessiert sein möge, die vor Übernahme durch die Societät entstanden sind, zu übernehmen, sowie in allen Häfen und Strömen für Schulden und Lasten, welchen Namen sie auch haben und bis dato aufgetreten sein möchten, jederzeit einzustehen. […]

1826

Op 8 februari 1826 werd de eerste zeebrief aangevraagd door Groenlandsche & Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen; er is nog geen naam van een kapitein ingevuld. Er blijkt een dispuut te zijn met de Ontvanger inzake de betaling van rechten, waarbij het schip was gearresteerd. In het algemeen wordt het scheepstype nu aangeduid als pink.
Op 1 maart werd weer de eerste zeebrief aangevraagd door Groenlandsche & Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen; er was nog geen naam van een kapitein ingevuld. De Staatsraad in Den Haag verlangde een cedule; het schip was in het buitenland gebouwd.
Op 6 maart 1826 werd de eerste zeebrief afgegeven voor de NEDERLAND, onder kapt. J.J. Adriaan.

LC 060626
Harlingen, 3 juni. Heden kwam behouden van Groenland terug het door de alhier gevestigde Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit uitgeruste pinkschip NEDERLAND, gevoerd door commandeur Jacob Adriaan, gevangen hebbende 1990 robben. Door aanhoudende stormen en slecht weer het schip lek geworden zijnde, heeft de commandeur het besluit moeten nemen, tot voorkoming van grotere schade terug te keren, en zich met genoemde vangst te vergenoegen.
AC 070626
Vlie, binnengekomen den 3 juni: NEDERLAND, kapt. J.J. Adriaan, uit Groenland, met 1990 robben, dezelve heeft den 12 mei, wegens bekomen zware lekkage het ijs moeten verlaten, en den 11 april gepraaid commandeur Cupido (opm: pink MAASSTROOM), welke toen 23 à 2400 robben aan boord had.

1827

LC 310727
Harlingen, 28 juli. Heden is bij de alhier gevestigde Groenland en Straat Davids Visscherij Societeit, de tijding ontvangen, dat het schip NEDERLAND, commandeur Jacob Adriaan, behouden in Texel is binnen gekomen met vijf walvissen en enige robben. De equipage van de verongelukte Straat-Davidsvaarder HARLINGEN, commandeur Klaas Hoekstra, heeft na het verlaten van het Engelse schip DUNDEE, tien dagen met de sloepen omgezworven en veel uitgestaan, en is, na één man door koude te hebben verloren, te Upermavik aangekomen. Bij Upermavik en Pröven vijf man, die te zeer uitgeput waren om de anderen te volgen, achter gelaten hebbende, zijn de overige den 23 van Pröven vertrokken, en den 27 met veel moeite en gevaar te Norsoak gekomen, vanwaar de commandeur en een gedeelte van het volk beproefd hebben om door het Waaigat naar Ritterbenk te gaan, doch terug hebben moeten keren, waarop de commandeur dertien zieken te Norsoak gelaten en zich met de 27 overige gezonde manschappen naar Omenak en Niakovna begeven heeft. Gedurende den winter op die kust zo goed mogelijk verzorgd zijnde, bevond zich de gehele equipage (uitgezonderd een der te Upermavik gebleven, die overleden is) den 18 mei nog te Omenak, Ritterbenk en Claushaven, behalve drie man, die door den kapt. luit. inspecteur Holböl naar Gohavn zijn overgebracht, een van welken aan boord van een Engels schip is geplaatst geworden; zijnde men voornemens om, zodra de gelegenheid dit toeliet, ook het overige volk successievelijk met aankomende schepen thuiswaarts te doen keren.
LC 070827
Leeuwarden, 6 augustus. Het schip WILLEM DEN EERSTEN, commandeur J.C. Groendijk (opm: fregat WILLEM DE EERSTE, kapt. Jan Cornelisz Groendijk), door de Nederlands Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit, te Harlingen, uitgerust en de 27 maart uit het Vlie gezeild, is de 27 mei in Groenland verongelukt; de equipage is door den Rotterdamse commandeur D.J. Cupido, opgenomen en vervolgens gedeeltelijk overgezet op onderscheiden Bremer en Hamburger schepen, alsmede op het schip van de commandeur  J.J. Adriaan, die de commandeur en veertien man in Texel heeft aangebracht, vanwaar zij te Harlingen zijn aangekomen.
LC 070827
Harlingen. De 3 augustus binnen gekomen het pinkschip NEDERLAND, kapt. J.J. Adriaan, met vijf walvissen van Groenland.

1828

PGC 180728
Amsterdam,12 juli. Volgens rapport van commandeur N. Paulsen, van de Groenlandse visserij te Flensburg teruggekomen, bestond de vangst van het schip de NEDERLANDEN (opm: pink NEDERLAND), commandant J.J. Adriaan, van Harlingen ter walvisvangst uitgevaren, in het begin van mei uit 3.000 robben. De visserij was zeer ongunstig, zo dat den 10 juni geen der schepen nog één vis (opm: walvis) gevangen had. Die dag had het aldaar zwaar gestormd, doch commandeur Paulsen had niet vernomen, dat de schepen daardoor geleden hadden.

 1829

LC 170329
Harlingen. Uitgezeild: Den 8 maart het barkschip NEDERLAND, commandeur J.J. Adriaan, naar Groenland.
LC 240729
Verslag over den staat en het beheer van de provincie Friesland. Tot mijn leedwezen moet ik Uw Edele Groot Achtbare Heren mededelen, dat het jaar 1828, voor de Groenlandsche en Straat-Davids Visscherij-Sociëteit te Harlingen gevestigd, wederom ongunstig geweest is; dezelve heeft slechts één schip kunnen in zee brengen, welks vangst in ene partij robben heeft bestaan, onvoldoende om voordelige uitkomst op te leveren. Hartelijk wensen wij dat de pogingen door deze Sociëteit, dit jaar weder in het werk gesteld met gelukkiger uitkomsten en beteren vangst bekroond mogen worden, ten einde het voortdurend bestaan van deze in zo vele opzichten, Sociëteit te verzekeren en derzelve aanwezen in Harlingen te bestendigen. (opm: bekort)

1830

Op 8 maart 1830 werd een nieuwe zeebrief afgegeven voor de NEDERLAND, nu onder kapt. K. Hoekstra

RC 170430
Amsterdam, 15 april. Het schip (opm: pink) NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra, de 5e dezer van Harlingen naar Straat Davids vertrokken, is, volgens brief van Harlingen van de 10e dezer met 7 el 25 duim water in het ruim aldaar teruggekomen.
RC 200430
Amsterdam, 18 april. Aangaande de walvisvanger NEDERLAND, commandant (opm: op een walvis- of robbenjager werd een kapitein commandeur genoemd) K. Hoekstra, van Harlingen naar Straat Davis, meldt men nader van Harlingen, dat deze niet met 1 el 25 duim water in het ruim teruggekomen was, maar wel zo veel water maakte in het etmaal.
RC 220430
Amsterdam, 22 april. De Harlinger walvisvanger NEDERLAND, commandant K. Hoekstra, naar Straat Davis bestemd, doch te Harlingen teruggekomen, is, volgens brief vandaar van de 17e dezer, aan beide zijden over kant gehaald en het lek daarvan spoedig ontdekt, doch het schip overigens volkomen hecht en dicht bevonden; men veronderstelde, het binnen acht dagen tot het hervatten der reis weer in gereedheid gebracht te zullen hebben.
LC 261030
Harlingen. Binnen gekomen: Den 23 oktober het pinkschip NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra, van Straat Davids;

1831

LC 010431
Harlingen. Uitgezeild den 20 maart de pinkschepen NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra en SPITSBERGEN (opm: bark), commandeur H. Rickmers, beide met ballast naar Groenland;
AH 180831
Vlie, 14 augustus. Binnengekomen: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra van Groenland met 3 vissen (opm: walvissen) en 1000 robben. 

1832

AH 260332
Vlie, 22 maart. Vertrokken: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, naar Spitsbergen;
AH 060832
Terschelling, 1 augustus. Binnengekomen: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, van Groenland;

1833

AH 060833
Vlie, 2 augustus. Nog binnengaats NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra.
AH 070833
Vlie, 3 augustus. Kapt. K. Hoekstra, gisteren binnengaats gemeld, is ter rede gekomen en heden door de harde wind niet gepraaid.
Vlie, 4 augustus. NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, vroeger gemeld, komende uit Groenland, met 20 kwartdelen spek.

1834

Op 24 februari 1834 werd de laatste nieuwe zeebrief afgegeven voor kapt. K. Hoekstra,

AH 200334
Vlie, 17 maart. Uitgezeild NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, naar Groenland;
RC 160834
Rotterdam, 15 augustus. Commandeur J. Ocken, van de Groenlandse robbenvangst te Nyborg aangekomen, rapporteert, dat de 23e juni de Harlingse Groenlandse SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers en NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra, de eerste slechts 20 en de laatste 4 robben geslagen, doch nog geen vis gevangen hadden.
AH 180834
Vlie, 15 augustus. Nog binnengaats: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra; SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers.
AH 190834
Binnengekomen: Vlie, 16 augustus. NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, van Groenland, met 300 robben en 8 vaten spek; SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, van Groenland, met een vis (opm: walvis), 30 quardelen (opm: een maat van vaten) spek;

1835

Op 16 februari 1835 werd de zeebrief van 24 februari 1834, welke voor kapt. K. Hoekstra was afgegeven, door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Harlingen naar de Staatsraad in Den Haag teruggezonden, met als reden ‘schip verkocht’.
Koper was Barend Visser en Zoon, negotianten te Harlingen; waarschijnlijk maakte een aantal mede-aandeelhouders deel uit van de rederij. De NEDERLAND werd in de volgende twee jaren in de vrachtvaart ingezet.
Op 18 maart 1835 werd een nieuwe zeebrief voor de NEDERLAND afgegeven, nu aangevraagd door Salm, Heemskerk & Co (boekhouder en waarschijnlijk mede-reder), Amsterdam, voor kapt. Jeppe Pieters Carst. Deze zeebrief werd op 31 maart 1837 door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Amsterdam naar de Staatsraad in Den Haag teruggezonden onder vermelding ‘schip verkocht’, waarna op 5 april royement volgde.
Het jaar werd verder gebruikt om de pink waar nodig te herstellen en om het schip weer als robben- en walvisjager te kunnen inzetten.

LC 090135
Advertentie. De notarissen Hanekuijk en Wijma te Harlingen zullen, op maandag de 26e  januari 1835, des voormiddags ten 10 ure, bij de beschrijving, en des avonds ten 7 ure, bij de eindelijke toewijzing, ten verzoeke van heren directeuren der Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Societeit te Harlingen, in de herberg Roma, in het openbaar, veilen, de voor gemelde visserij gebruikt geweest zijnde schepen, enz., als:
-  Het pinkschip, genaamd NEDERLAND, lang over stevens 29 el 55 duim, wijd 5 el 80 duim, hol 4 el 77 duim, tussen deks 1 el 47 duim, groot 363 gemeten tonnen of circa 240 rogge lasten; waarop tot strijkgeld wordt gesteld NLG 100.
-  Het brikschip, genaamd SPITSBERGEN, lang over stevens 26 el 18 duim, wijd 5 el 26 duim, hol 4 el 10 duim, tussen deks 1 el 68 duim, groot 251 gemeten tonnen of ongeveer 150 rogge lasten, in het jaar 1829 te Harlingen nieuw uitgehaald; waarop tot strijkgeld wordt gesteld NLG 150 
Beide met derzelver rondhout, opstaand en lopend want, ankers, touwen, zeil en treil, en verdere daarbij zijnde goederen of complete inventaris, zoals dezelve zijn liggende in de Zuiderhaven, voor na te melden pakhuis, te Harlingen.
-  Een hecht en sterk en tot berging van allerlei koopmansgoederen geschikt pakhuis, voorzien van verscheidene zolders en een zeer grote kelder, met ene brede loods aan de Zuidzijde en 15 v. roede achtergrond, zeer gelegen ter plaatsing van houtwaren en andere artikelen, staande aan de Zuiderhaven, bij de Westerkerk, te Harlingen, wijk H, no. 219, waarop tot strijkgeld wordt gesteld NLG 50.
De schepen, zowel als het pakhuis, terstond na den verkoop vrij te aanvaarden, en breder bij biljetten, te bekomen bij gemelde notarissen, gespecificeerd.
-  Op dinsdag den 27 januari 1835, in de herberg Roma, te beginnen ten 10 ure voor den middag: De Vleeten met visgereedschappen, en hetgeen verder te voorschijn zal worden gebracht, volgens daaraf gedrukte catalogussen, te bekomen bij den heer D. Fontein, Pz., ten gemelde stede.
Alles te bezichtigen in de week, voorschreven geannonceerde verkoop voorafgaande.
DC 050235
Dordrecht, 4 januari. De verkoop der eigendommen en goederen, aan de thans gedissolveerde Harlinger Groenlands- en Straat Davids Visscherij Sociëteit toebehoord hebbende, heeft, in de op 26 en 27 januari ll. daarvan gehouden publieke veilingen opgebracht, te weten:
Het pinkschip NEDERLAND, groot 363 gemeten tonnen of ongeveer 240 roggelasten NLG 6.605,-.
Het brikschip SPITSBERGEN, groot 251 gemeten tonnen of ongeveer 150 roggelasten NLG 15.277,-
Het pakhuis De Walvisch NLG 1.970, en de vleten en andere goederen bij kavelingen, pl.m. NLG 8.000,-.
Voorts schrijft men uit Harlingen, dat het brikschip SPITSBERGEN door de kopers wederom ter walvisvangst zal worden uitgerust.
AH 180235
Advertentie. Schepen in lading. Naar Noord- en Zuid-Amerika en de W.I. Eilanden: Baltimore. Het pinkschip NEDERLAND, kapt. Jeppe Pieters Carst, van Amsterdam.
Adres bij Jan Corver en Comp. en Kranenborg en Zoon.
AH 200435
Texel, 17 april. Uitgezeild: NEDERLAND, kapt. J.P. Carst, naar Baltimore;
RC 140535
Rotterdam, 13 mei. Kapt. H. Fägels, van Charleston te Amsterdam gearriveerd, heeft de 23e april, op de hoogte van Lezard, gepraaid het schip NEDERLAND, kapt. J.P. Carst, van Amsterdam naar Baltimore; aan boord was alles wel.
RC 190935
Rotterdam, 18 september. Kapt. J. Myers, alhier in 23 dagen met het barkschip LOUISA, van Baltimore aangekomen, rapporteert, dat hij de 11e dezer, op 49º17’ NB 13º17’ WL, gepraaid heeft het Nederlands schip NEDERLAND, kapt. Carst, van Baltimore naar Rotterdam.
RC 081035
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar New-York (ook voor passagiers), het Nederlands fregatschip NEDERLAND, kapt. Jeppe Pieters Carst.
Adres bij Wambersie en Burger.
RC 121135
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading:
Naar Baltimore (mede voor passagiers), het Nederlands fregatschip NEDERLAND, kapt. J.P. Carst. Adres ten kantore van Hudig en Blokhuyzen.
RC 241235
Rotterdam, 23 december. De 21e dezer, des namiddags, zeilde van Helvoetsluis NEDERLAND, kapt. J.P. Carst, naar Baltimore;

1837

RC 180337
Advertentie. G.J. Roland Holst, A. van der Sluys, G.W. Sesink Clee, C.A. Schröder en J.J. Korthals, makelaars, zullen op maandag 20 maart 1837, des avonds ten 6 ure, te Amsterdam, ten overstaan van notaris B. Tideman, in de Nieuwe Stads Herberg aan het IJ verkopen: Een extra-ordinair, welbezeild Fregatschip, genaamd NEDERLAND, varende onder Nederlandse vlag, gevoerd door kapt. J.P. Carst, volgens Nederlandse meetbrief lang 29 el 55 duim, wijd 5 el 72 duim, hol 4 el 65 duim.

1838

Op 7 februari 1838 werd een nieuwe zeebrief, aangevraagd door Barend Visser & Zoon, Harlingen, voor de DIRKJE ADAMA onder kapt. H.B. Rickmers. Diens vader H. Rickmers voer als commandeur op de bark SPITSBERGEN van dezelfde rederij.

LC 010438
Harlingen. Uitgezeild: den 26 maart het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, naar Groenland (opm: walvis- en robbenjager).
ZP 110438
Vlie, 7 april. Het schip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, is heden van hier naar Groenland vertrokken (opm: Harlinger robben- en walvisjager).
LC 100738
De aanbouw van schepen in nauw verband staande met de meerdere of mindere scheepvaart, zo heeft dan ook de opbeuring, welke aan de buitenlandse scheepvaart onder Hollandse vlag is ten deel gevallen gunstig op de scheepsbouw gewerkt. Op alle wel ingerichte scheepstimmerwerven is bestendig werkt geweest; te Harlingen en elders zijn een aantal schepen gebouwd en bij het einde van het jaar waren er verschillende bestellingen tot aanbouw zo op de grote, als op de kleine werven, voorhanden. Het zoude de wel­vaart dezer Provincie zeer bevorderlijk zijn, indien de scheepsbouw en met de­zelve de scheepsrederijen weder in bloei mochten geraken. Het door de Heren Barend Visser en Zonen te Harlingen, ter walvis en robbenvangst, uitgezonden schip SPITSBERGEN heeft geen gunstige vangst gehad, zo dat de premie voor wanvangst aan de onderneming is toegekend. In het vorige jaar deelden wij UEd. Gr. Achtb. mede, dat deze Heren nog een schip hadden aangekocht met het voornemen om ook hetzelve tot visserij uit te zenden. Dit voornemen is ten uitvoer gebracht, en in dit voorjaar zijn de beide schepen SPITSBERGEN en DIRKJE ADAMA uit de haven van Harlingen, ter walvis en robbenvangst, uitgezeild. Tot de kustvisserij zijn in het vorige jaar gebezigd geworden 35 schepen bemand met 180 koppen. De vangst is gering geweest en dit was derhalve oorzaak dat de visserij niet veel voordelen heeft opgeleverd, ofschoon voor de vis anders tamelijk goede prijs konden worden bedongen. De gedroogde vis is tot goede prijzen verkocht, doch over het geheel heeft er te weinig kunnen worden gedroogd, om veel voordeel te kunnen aanbrengen. Te Paesens moet echter een vrij aanzienlijke hoeveelheid zijn gedroogd geworden. (opm: overgenomen uit een veel groter artikel dat verder niets met de scheepvaart te maken heeft)
LC 170738
De commandeur (opm: kapitein) van een den 23 juni van het ijs vertrokken en den 9 juli te Glückstadt (opm: plaats aan de Elbe) aangekomen Groenlandvaarder, rapporteert, dat bij zijn vertrek de Harlinger Groenlandvaarders SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, 2 vissen en 600 robben, en DIRKJE ADAMA, commandeur J. Rickmers, 2 vissen en 130 robben gevangen hadden. Volgens rapport van een Groenlandsvaarder, te Peterhead teruggekomen, had hij den 16 juli een der Hollandse Groenlandsvaarders vol spek, bij het ijs verlaten.
LC 270738
Harlingen, 25 juli. Heden is alhier de tijding bekomen, dat het schip DIRKJE ADAMA, commandeur (opm: kapitein) H.B. Rickmers, behouden in Texel is binnen gekomen, met 4 vissen (opm: walvissen) en 130 stuks robben, zo mede dat het schip SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, met 3 vissen en 600 stuks robben, bij het Vlie (opm: Vlieland) voor de wal gepraaid was.
LC 310738
Harlingen. Binnengekomen den 28 juli het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, van Groenland, 

1839

LC 190339
Harlingen. Uitgezeild: den 8 maart het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager). Den 10 dito het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager);
ZP 050839
Commandeur Nickelsen, van Groenland te Aarhuis (opm: Arhus) gearriveerd, rapporteert gepraaid te hebben de schepen SPITSBERGEN, commandeur Rickmers, met 180, en NEDERLAND, commandeur Rickmers Jr, met 200 robben.
LC 130839
Harlingen. Binnengekomen: den 4 augustus het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers en het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, beide van Groenland (opm: robbenjagers);

1840

LC 170340
Harlingen. Uitgezeild den 11 maart het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers en het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, beide naar Groenland.
ZP 150640
De 10e mei zijn gepraaid geworden de schepen SPITSBERGEN,  kapt. Rickmers, van Harlingen met 700 robben, en DIRKJE ADAMA, kapt. Rickmers Jr., van dito met 400 robben.
ZP 200740
Commandeurs van de te Glückstad gearriveerde Groenlandsvaarders rapporteren gepraaid te hebben de te Harlingen te huis behorende schepen SPITSBERGEN, kapt. Rickmers, met 1100 robben, en DIRKJE ADAMA, kapt. Rickmers, met 700 robben.
LC 110840
Harlingen. Binnen gekomen: Den 8 augustus het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, van Groenland.
LC 180840
Harlingen. Binnen gekomen: Den 10 augustus het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, van Groenland;

1843

DC 060643
Dordrecht, 5 juni. Volgens brief van de Groenlandsche Visscherij, van 13 mei, hadden de Harlinger Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, commandeur O. Mehlen, destijds 4.500, en SPITSBERGEN, commandeur J. Both, 3.000 robben geslagen.
DC 010843
Dordrecht, 31 juli. Op 26 juli is het schip genaamd DIRKJE ADAMA, van de Groenlandsche Harlinger Maatschappij, behouden ter rede van het Vlie gekomen, met een gunstige vangst, bestaande uit 4.800 stuks robben en 5 vissen, waaronder een grote en vier middelmatige. Door deze bodem was omstreeks Pinksteren het schip SPITSBERGEN gepraaid, bestaande te dier tijd derzelver vangst uit ongeveer 3.000 stuks robben en één vis.

1844

AC 150644
Amsterdam, 14 juni. Volgens bericht van de Groenlandsche Visserij, had het Harlinger schip SPITSBERGEN, kommandeur Both, de 3e mei 3 robben geslagen, de DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, was op die datum nog ledig.
AH 000744
Uit een provinciaal verslag over 1843 waren de visserij uitkomsten over dat jaar niet slecht. Beide schepen van Harlingen, DIRKJE ADAMA had aangebracht 4536 stuks robben en 5 walvissen, zijnde de hoogste vangst van al de naar Groenland uitgezonden bodems. Met de SPITSBERGEN zijn aangebracht 3189 stuks en 1 walvis, hetwelk een middelmatige reis wordt genoemd.

1845

AH 000445
Vlie, vertrokken 6 april DIRKJE ADAMA (opm: pink), O. Mehlen, naar Groenland.
AC 230745
Harlingen, 19 juli. De alhier te huis behorende Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, en SPITSBERGEN, kommandeur Both, hadden ieder, volgens bericht van het blad De Visscherij, een vis (opm: walvis) gevangen en 2.000 robben geslagen.
AC 230745
Harlingen, 19 juli. De alhier te huis behorende Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, en SPITSBERGEN, kommandeur Both, hadden ieder, volgens bericht van het blad De Visscherij, een vis (opm: walvis) gevangen en 2.000 robben geslagen. 

1846

NRC 180746
Glückstadt, 12 juli. Volgens bericht van de Groenlandsche Visscherij hadden de Harlinger schepen SPITZBERGEN (opm: SPITSBERGEN), kapt. Both, en DIRKJE ADAMA, kapt. Mehlen, ieder 300 robben geslagen en luidden over het algemeen de berichten over de vangst ongunstig. 

1847

NRC 120347
Harlingen, 9 maart. De Groenlandsvaarders SPITSBERGEN, kommandeur J. Both, en DIRKJE ADAMA, kommandeur O. Mehlen, zijn, de eerste de 4e en de laatste de 5e dezer van hier naar de visserij vertrokken. De eerste is reeds de 7e uit het Vlie in zee gezeild.
NRC 270547
Brake, 22 mei. Volgens rapport van de komm. Matt, van Groenland alhier aangekomen, hadden de 6e mei de Harlinger schepen DIRKJE ADAMA, komm. Mehlen, 2000, en de SPITSBERGEN, komm. Both, 5000 robben geslagen.
NRC 200747
Leeuwarden, 17 Juli. Onlangs is één der beide schepen, welke jaarlijks in Harlingen ter walvis- en robbenvangst worden afgezonden, teruggekomen. Dit schip, de DIRKJE ADAMA genaamd, kommandeur Hoekstra (opm: O. Mehlen), heeft een zeer gelukkige vangst gehad, bestaande uit 9500 robben. Het andere schip (opm: SPITSBERGEN) had volgens bericht bereids 5000 robben en een halve vis.
AH 020847
(Geen plaats of datum vermeld) Ook het tweede, ter walvis- en robbenvangst uitgezonden schip, de SPITSBERGEN, kommandeur J. Both is thans binnengelopen, zijnde op 30 juli l.l. in ´t Vlie gearriveerd en hebbende gevangen een halve vis en 5350 robben.

1849

NRC 010849
Rotterdam, 31 juli. De Harlinger Groenlandsvaarder SPITSBERGEN, commandant J. Both, is l.l. vrijdag (opm: 27 juli) van Groenland in het Vlie binnengekomen, hebbende 850 robben geslagen. (opm: vergelijk het aantal geslagen robben met het in Kroniek 1847 in dato 2 augustus, genoemde aantal; over de DIRKJE ADAMA is in deze kroniek gerapporteerd) 

1850

NRC 160350
Harlingen, 9 maart. Heden zijn van hier vertrokken, bestemd ter robben- en walvisvangst naar Groenland, de schepen DIRKJE ADAMA (opm: pink) en SPITSBERGEN (opm: bark), bemand met 105 koppen en voorzien van 15 sloepen en de nodige visvangers-gereedschappen. Beide schepen behoren toe aan de heren Barend Visser & Zoon te Harlingen.
AH 130550
Peterhead, 6 mei. De Harlinger Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur O. Mehlen, had vóór 26 april 7.000 robben geslagen.
AH 130550
Peterhead, 6 mei. De Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur Mehlen, had vóór 26 april 7.000 robben geslagen.
NRC 280550
Rotterdam, 27 mei. Volgens brief van kommandeur O. Mehlen, voerende de te Harlingen te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, had hij de 1e dezer 9.000 robben geslagen en zou hij nog enige tijd aan de robbenkust vertoeven om daarna de terugreis aan te nemen. Aan boord was alles wel. De overtocht vanaf de Vlierede tot aan Groenland was in acht dagen afgelegd.
NRC 070850
Rotterdam, 6 augustus. Uit Harlingen schrijft men ons d.d. 4 augustus het volgende. De Groenlandsvaarder SPITSBERGEN is op vrijdag de 2e augustus hier binnengelopen, hebbende 6.500 robben gevangen. De vangst is dus dit jaar zeer gunstig over het geheel, want de reeds voor enige weken gearriveerde DIRKJE ADAMA bracht ruim 9.600 robben aan. 

1851

NRC 310751
Harlingen, 28 juli. De Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, is heden in onze haven binnengelopen met de aanzienlijke vangst van 3500 robben en een walvis. De andere, gelijktijdig van hier vertrokken SPITSBERGEN, kapt. P. Nagel, is ter rede van ’t Vlie gearriveerd met 900 robben, zodat deze minder gelukkig is geslaagd. 

1852

NRC 060752
Cuxhaven, 3 juli. Volgens hier ontvangen rapport hadden de 15e juni de schepen DIRKJE ADAMA 100 en SPITSBERGEN 700 robben geslagen.
NRC 020852
Harlingen, 30 juli. Gisteren liep de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA hier de haven binnen met een vangst van 200 robben en een kleine vis (opm: walvis). De andere, SPITSBERGEN, wacht nog voor de haven op hoger vloed en zal waarschijnlijk heden avond binnenlopen. De laatste brengt 1000 robben aan. De vangst is dus niet zeer groot.

1853

NRC 270253
Harlingen, 24 februari. De Groenlandsvaarders DIRKJE ADAMA en SPITSBERGEN zijn deze morgen onder de gunstigste omstandigheden uit onze haven vertrokken.
NRC 180553
Amsterdam, 16 mei. De Nederlandse Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. Moller (opm: commandeur O. Mehlen), had, volgens brief van Elseneur (opm: Helsingör) van de 11e dezer, de 22e april 8000 robben geslagen.
NRC 060653
Harlingen, 4 juni. De Groenlandsvaarder SPITSBERGEN is met een getal van ongeveer 5000 robben hier aangekomen. Het schip is zwaar lek.
NRC 080653
Harlingen, 5 juni. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA schijnt het plan om op de walvisvangst uit te gaan, mede te hebben laten varen. Het schip is reeds in het gezicht onzer haven en brengt, naar men verneemt, een massa van ongeveer 9000 robben aan.

1854

NRC 280254
Harlingen, 26 februari. Gisteren avond was men hier zeer ongerust over de zeesluizen en schepen in de buitenhaven, want, bij een hevige storm en ontzettend hoog opgejaagde vloed, werd de Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA losgerukt van zijn ligplaats en een spel van wind en golven. Daardoor zijn de stoomboot FLEVO, een paar tjalken, de kazerne en genoemd schip zelf aanmerkelijk beschadigd, enige mensen in de haven gevallen en met moeite er uitgeholpen. Het afvaren der FLEVO is daardoor deze morgen ook enige uren vertraagd.
NRC 030354
Harlingen,1 maart. De enige nog overige Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, is heden van hier ter visserij uitgezeild. Het is te wensen, dat een goede vangst deze tak van nijverheid aanmoedige, opdat er in plaats van het ten vorigen jare alzo afgeschafte schip SPITSBERGEN, een ander in de vaart gebracht worde.
AH 080654
(Geen plaats of datum) De Harlinger Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur Mehlen, had tot 16 mei 1854 600 robben geslagen. (opm: zie NRC 290754
NRC 290754
Harlingen, 28 juli. Gisteren avond retourneerde in onze haven de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, aanbrengende slechts 600 robben, zodat deze visserij ditmaal zeer ongunstig is afgelopen.

1855

LC 300355
Harlingen, 28 maart. Heden middag heeft de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA onze haven verlaten, gesleept door de op Amsterdam varende sroomboot HARLINGEN.
LC 030855
Harlingen, 30 juli. Niet zonder leedwezen berichten wij, dat de vangst van de dezer dagen teruggekeerde, alhier te huis behorende walvisvaarder DIRKJE ADAMA dit jaar als geheel mislukt te beschouwen is. Te laat aan de robbenkust gekomen, heeft men niet meer dan 30 robben kunnen slaan, terwijl men, daarna verderop ter visserij gezeild, door ijs en mist belet werd om de walvissen, die echter niet in grote getale aanwezig waren, nabij te kunnen komen. De vangst bestaat dan ook slechts in een zogenaamde botkop, een kleinere soort van vis, tot het geslacht der walvissen behorende. Op reis is men een witte ijsbeer machtig geworden, die, naar wij vernemen, door de reders, de heren Barend Visser & Zoon alhier, aan het zoölogisch genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam ten geschenke zal worden aangeboden.

1856

NRC 230256
Harlingen, 21 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, de enige hier nog bestaande, heeft gisteren morgen onze haven verlaten. Vroeger was die meestal bemand met buitenlanders, thans bijna geheel met binnenlands scheepsvolk. (opm: Groenlandvaarder = walvis- en robbenjager)
NRC 250356
Harlingen, 23 maart. Omtrent de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, onlangs van hier vertrokken, is men niet recht gerust, dewijl er een gerucht verspreid is, als zou dit schip in het ijs gezonken zijn, terwijl de bemanning grotendeels op het ijs redding had gezocht.
NRC 270356
Harlingen, 23 maart. Omtrent de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, onlangs van hier vertrokken, is men niet recht gerust, dewijl er een gerucht verspreid is, als zou dit schip in het ijs gezonken zijn, terwijl de bemanning grotendeels op het ijs redding had gezocht.
NRC 120756
Harlingen, 9 juli. Men heeft hier het zekere bericht ontvangen, dat de Harlinger Groenlands- vaarder DIRKJE ADAMA in het laatst der maand april in welstand gezien was bij de robbenvangst.

1857

NRC 130257
Rotterdam, 12 februari. Men is thans te Harlingen weder bezig om het schip DIRKJE ADAMA, commandeur Otto Mehlen, bestemd naar Groenland ter robben- en walvisvangst, onder tuig te brengen om nog in deze maand de reis te aanvaarden. Het schip wordt bemand met meer dan vijftig koppen, waarvan het grootste gedeelte belang bij de vangst heeft, waarom het voor de equipage zowel als voor de eigenaren te wensen is, dat de vangst voordelig moge uitvallen.
NRC 270257
Harlingen, 24 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA is heden van hier weder uitgezeild, bemand met 53 koppen, meest inlanders (opm: bedoeld zijn autochtonen). Men hoopt, dat de vangst voordelig moge uitvallen.
NRC 270657
Harlingen, 24 juni. Volgens hier aangekomen tijding had de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA op (opm: waarschijnlijk is bedoeld sedert) de 2e mei, toen deze naar de visserij afzeilde, 400 robben geklopt. Komt er nu nog iets bij, dan kan de vangst goed worden.
NRC 280757
Harlingen, 26 juli. Deze namiddag omstreeks 1 ure is de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, in de haven alhier teruggekeerd, inhebbende omstreeks 1300 robben.

1858

LC 090258
Harlingen, 7 februari. De buitengewone zachte winter is oorzaak geweest, dat de zeevaart alhier geen noemenswaardige verhindering heeft ondervonden. Heden morgen heeft ook de stoomboot BURGERMEESTER ZIJLSTRA haar gewone wekelijkse beurt op Kampen weder hervat, terwijl op de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA alle toebereidselen tot vertrek naar de visserij worden gemaakt. Zo wij vernemen wordt reeds morgen de bemanning aan boord verwacht.
LC 120358
Harlingen, 10 maart. Heden verliet onze haven, om naar de visserij te vertrekken, de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapitein O. Mehlen, bemand met 53 schepelingen. Was de afscheidsgroet der overgrote menigte, die op havenhoofden stond, welgemeend en hartelijk, ook onze wens, en gewis die van al onze stadgenoten, “een goede vangst en gelukkige terugkomst”, vergezelt hen naar het barre Noorden.
NRC 260758
Harlingen, 23 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, is hier deze middag terug gekomen. De vangst is deze reis gering geweest, als bestaande in circa 400 robben. (opm: zie LC 270758, waar men over slechts 100 robben spreekt).
LC 270758
Harlingen, 25 juli. Na een afwezigheid van ruim vier maanden, kwam hier gisteren terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapitein O. Mehlen. De gehele equipage bevond zich in de beste toestand, maar de vangst mag aller ongelukkigst genoemd worden, daar zij slechts uit ruim 100 robben bestaat. (opm: zie NRC 260758, waar men over 400 robben spreekt).

1859

LC 110159
Harlingen, 9 januari. Ofschoon de Groenlandsvaarders alhier ter stede in de laatste jaren ongunstig slaagden en alleen de DIRKJE ADAMA in de vaart bleef, zal toch nog dit jaar het fregat NOORDPOOL ter robbenvangst uitgerust worden, onder directie van de heren Zeilmaker en Co alhier. Omstreeks het midden der volgende maand, of zo mogelijk nog vroeger, denkt men uit te zeilen. Men hoopt dat deze onderneming met een goed gevolg bekroond word, tot opbeuring van deze tak van nijverheid.
NRC 100259
Harlingen, 7 februari. Het Nederlandse fregatschip NOORDPOOL, kapt. K. Helmers, is heden van hier uitgezeild naar Tonsberg in Noorwegen, waar het bemand zal worden voor een reis ter Groenlandvaart. Dit onder directie der heren Zeilmaker en Co zeer solide uitgeruste, fraai en gemakkelijk ingerichte sterke vaartuig, wordt door deskundigen zeer geroemd, zodat men op het welslagen dezer gewichtige onderneming hoopt. De inzender van het bericht in dit blad van 6 dezer omtrent deze nieuwe Groenlandvaarder, heeft dus verkeerd opgegeven, dat de heer C. Teves de directie ter uitrusting van dit schip had. Dit moest zijn de heren Zeilmaker & Co. Ook verwart hij de robbenvangst met de walvisvangst, want de NOORDPOOL is alleen ter robbenvangst uitgezonden. Wat de bemanning aangaat, ook de DIRKJE ADAMA had vroeger en heeft ook thans nog een vreemde commandeur of gezagvoerder en gedeeltelijk zodanige bemanning, omdat die meer geschikt schenen. ’t Is dus geen gebrek aan nationaliteit, dat men zo handelt, en ter voorkoming van onaangename indrukken moet de correspondent deze terechtwijzing er bij voegen, opdat men hem de schuld daarvan niet toerekene. (opm: de krant van 6 februari, waarnaar verwezen wordt, ontbreekt)
LC 220259
Harlingen, 20 februari. De beide Groenlandsvaarders hebben onze haven verlaten. Op maandag den 7 dezer vertrok de NOORDPOOL, onder bevel van de scheepskapitein R. Helmers, naar Tonsberg, die aldaar het vaartuig heeft overgeleverd aan de commandeur C. Koch, om met 60 man Noordse equipage ter robbenvangst te gaan. Heden morgen zeilde de DIRKJE ADAMA uit met 56 man equipage, onder bevel van de commandeur C. Brinkman, om mede aan de visserij deel te nemen. Onze beste wensen voor het welslagen der onderneming vergezellen beide vaartuigen, daar die tak van nijverheid zo bevorderlijk kan zijn voor de bloei dier stad.
NRC 280759
Harlingen, 26 juli. Heden is hier aangekomen de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. Brinkman, met een vangst van omstreeks 2600 robben. De NOORDPOOL, hier te huis behorende, heeft laatstleden zondag (opm: 24 juli) zijn vangst, bestaande in 2.400 robben, met een Noors vaartuig hier doen afleveren. Het schip blijft in Tønsberg overwinteren om met de heropening der visserij spoedig op het terrein te kunnen wezen. 

1860

NRC 240260
Harlingen, 22 februari. Deze morgen, omstreeks 10 ure, verliet de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA onze haven onder commando van H. Wilst. De bemanning bedraagt ruim 50 man. Gelukkig slage men dit jaar en kere rijk beladen in welstand terug, opdat deze voor onze stad zo belangrijke tak van nijverheid moge bloeien.
NRC 010560
Harlingen, 29 april. Men heeft hier de tijding ontvangen, dat de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA door stormweer zodanig in de robbenvangst was verhinderd, dat men slechts drie robben had gevangen. Twee man van het scheepsvolk had men door ziekte verloren en 12 man gered en opgenomen van een verongelukte Engelse Groenlandvaarder.
NRC 110760
Harlingen, 9 juli. Heden is alhier in de Blaauwe Slenk behouden binnengekomen de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. H. Wilst. Wegens het vele stormweder heeft men niet meer dan 200 robben gevangen.
LC 130760
Harlingen, 11 juli. Na een afzijn van 5 maanden keerde heden in onze haven terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wilds. De bemanning bevond zich in de beste welstand, ofschoon 2 derzelve, de scheepsdokter en een matroos, op de reis overleden zijn. De vangst is echter ongelukkig uitgevallen en bestaat slechts in ruim 200 robben en één vinvis.

1861

LC 120261
Harlingen, 10 februari. Naar wij vernemen is het vertrek der Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, aan de firma Barend Visser alhier toebehorende, weder spoedig op handen. Morgen over 8 dagen komt de bemanning reeds aan boord en kort daarna kan de uitvaart plaats hebben.
NRC 010361
Harlingen, 27 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, voorzien van een bemanning van 55 koppen onder bevel van de gezagvoerder H. Wilst (opm: H. Wildts), heeft heden onze haven verlaten om zijn jaarlijkse tocht ter walvis- en robbenvangst aan te vangen.
LC 010361
Harlingen, 27 februari. Ofschoon de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA in de laatste paar jaren zeer ongelukkig in de vangst is geslaagd, werd die bodem opnieuw tot de tocht toegerust en verliet heden morgen onze haven, met zich voerende 53 man equipage, onder bevel van de commandeur H. Wildts. De herhaalde “Hoera’s!” der bemanning en der talloze toeschouwers bij de uittocht, gaven duidelijk blijk van de hoge belangstelling in deze onderneming, en luid was de algemene wens: Een behouden terugkomst met een goede vangst!
LC 150361
Harlingen, 13 maart. De laatste stormen zijn, ofschoon men geen zware verliezen heeft te betreuren, niet gunstig voor de zeevaart dezer stad geweest. Verscheidene vaartuigen, waaronder de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, zijn daardoor genoodzaakt op de rede van het Vlie te blijven liggen; veertien dagen hebben de meeste schepen daar vertoefd, en dat ze het daar niet ruim hadden getuigt het kofschip WELGELEGEN, kapitein J. Zwaal, dat met gebroken spil en verlies van ankers hier weder is binnen gelopen. Het Harlinger weerglas is echter hedenmorgen vrij wat gerezen. De menigte vissersvaartuigen, die sedert 12 dagen onze haven vulde, heeft ons heden eensklaps verlaten, en, naar wij vernemen, hebben op de rede liggende schepen tevens gelegenheid gehad om in zee te komen.
LC 300761
Harlingen, 28 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H.J. Wildts, is heden, na een afwezigheid van 5 maanden, in onze haven terug gekeerd. De gehele bemanning bevond zich in de beste welstand, maar de vangst is zeer slecht geweest, en bestaat slechts in 170 robben.
NRC 310761
Rotterdam, 30 juli. De 28e juli kwam de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wildts, in Harlingen binnen na een afwezigheid van circa vier maanden. Ook deze keer kan de vangst als totaal mislukt beschouwd worden, daar er door deze bodem niet meer dan een paar honderd robben zijn aangebracht.

1862

LC 180262
Harlingen, 16 februari. De scheepvaart brengt hier na de koude weder nieuwe levendigheid. De vier Noorse schepen, die hier overwinterden, liggen tot vertrek gereed. Enige anderen, die hier oplagen, worden weer getuigd, terwijl ook de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA tot ene nieuwe expeditie wordt uitgerust en morgen reeds de bemanning aan boord krijgt.
NRC 010362
Harlingen, 27 februari. Sedert drie dagen ligt alhier zeilklaar de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. H. Wildts, toebehorend aan de heren Barend Visser & Zn. en bemand met 53 koppen. De lage stand aan het water, veroorzaakt door de oostenwind, belet hem onze haven te verlaten.
NRC 030362
Harlingen, 1 maart. De Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. H. Wildts, toebehorende aan de heren Barend Visser & Zn., verliet hedenmorgen onze haven, ofschoon er wegens oostenwind nog weinig water was, waarom hij opzettelijk scheef lag, om minder diepgang te hebben. Niet ver van de haven geraakte hij echter vast op de Ruggen, en een weinig daarna weer op dezelfde bank, waar hij nog niet af is.
NRC 210662
Rotterdam, 20 juni. Volgens brief van Groenland van 23 mei had de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA toen 2200 robben geslagen.
LC 150762
Harlingen, 13 juli. Na een afzijn van ruim vier maanden keerde l.l. vrijdag in onze haven terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wildts, met een zeer goede vangst, bestaande in 2300 jonge en 500 oude robben, waarvan vele buitengewoon zwaar waren. Ook werd door den commandeur medegenomen ene levende, schone, witte sneeuwvogel, hier bekend onder den naam strandputter, een vogeltje ongeveer ter grootte van ene spreeuw, die hier zelden voorkomt, en misschien dienen zal tot een geschenk voor de Artis te Amsterdam. Een beer, die door de bemanning vervolgd werd, wilde echter niet te water om zich levend te laten vangen, en is derhalve afgemaakt. Van de equipage zijn kort na het vertrek van hier twee man overleden, de overigen bevonden zich in den besten welstand.

1863

LC 300163
Harlingen, 28 januari. Het doet ons genoegen een gerucht te kunnen weder spreken, dat wij hier en elders hoorden, alsof de hier te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA niet weder ter visvangst zoude worden uitgerust. Het tegendeel is waar; eerstdaags zal dat vaartuig weder naar de robbenkust en de visserij vertrekken. De werkzaamheden voor de uitrusting zijn reeds begonnen en den 16 februari a.s. komt de bemanning aan boord.
LC 030363
Harlingen, 1 maart. Vrijdag l.l.(opm: 27 februari) is de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wildts, door de stoomboot HARLINGEN uit de haven tot over de Ruggen gesleept, om vervolgens naar de robbenkust en de visserij te vertrekken. De equipage bestaat uit 54 man, die onder de veelvuldige wensen der toegestroomde aanschouwers in zee stak.
NRC 080663
Rotterdam, 7 juni. Volgens bericht uit de Groenlandse visserij was de vangst algemeen ongunstig. De Groenlandvaarder MARIA, te Purmerend thuis behorende, had op 5 mei 1300 jonge, 1900 oude robben; de Groenlandvaarder NOORDPOOL, van Harlingen, op 20 mei 300 jonge en 300 oude; van de DIRKJE ADAMA werd niets gemeld.
NRC 100763
Harlingen, 7 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA,  kapt. H. Wildts, is hier heden behouden in onze haven teruggekomen met een vangst van 900 robben. De terugreis was zeer voorspoedig en alles wel aan boord.
NRC 200763
Rotterdam, 19 juli. Men meldt uit Harlingen: Volgens rapport van de Groenlandsvaarders, is de onderneming over het algemeen mislukt. Er was te weinig ijs in zee. In jaren tijds heeft men niet zo ver de zee open gezien en was er dus zeer weinig gelegenheid tot een goede vangst. Van de 60 à 70 schepen, die zich in de Noordpoolstreken bevonden, waren er wellicht 10 die iets gevangen hadden. De Engelsen waren al zeer spoedig onverrichter zake afgetrokken. De DIRKJE ADAMA was zelfs tot op 82º NB gezeild, een breedte die ongetwijfeld zelden overschreden is. De minder gunstige resultaten van latere tochten worden door sommigen toegeschreven aan het veelvuldig gebruik van schietgeweer, dewijl robben en walvissen daardoor schuw worden.

1864

NRC 070264
Harlingen, 4 februari. Daar de walvisvangst en robbenslagerij in de laatste jaren zeer slecht is uitgevallen, hebben onderscheidene rederijen, o.a. in Engeland, Hamburg en Flensburg, besloten geen schepen tot dat doel meer uit te zenden. Thans verneemt men, dat de hier te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kommandeur H. Wildts, dit jaar ook niet ter visvangst zal uitzeilen.
NRC 280764
Harlingen, 26 juli. In andere jaren meldden wij omstreeks deze tijd de terugkomst van de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, hetzij met of zonder goede vangst. Thans moeten wij van dit vaartuig de laatste mededeling doen. De DIRKJE ADAMA zal van hier niet weder naar de IJszee vertrekken, want donderdag l.l. (opm: 21 juli, verkoopprijs NLG 9.000, bouwjaar 1805) is zij verkocht aan een Noors kantoor (opm: nieuwe naam ASTREA, thuishaven Arendal) om te dienen tot vervoer van hout. Deze tak van nijverheid, die hier 39 jaren met afwisselend geluk bestond, heeft dus het voorbeeld van zo vele andere gevolgd en hier opgehouden te bestaan. Alleen te Purmerend bestaat nu nog een rederij, die somtijds één vaartuig ter walvisvangst uitzendt. Zij is derhalve thans de enige van dien aard thans in ons land.
NRC 010864
Harlingen, 30 juli. Men heeft in sommige dagbladen bericht, dat door de verkoop van de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA de Groenlandsvaart voor hier geheel was geëindigd, doch men heeft gewis vergeten er bij te voegen, dat voor rekening van de heren Zeilmaker & Co. alhier nog de NOORDPOOL jaarlijks wordt uitgezonden, ofschoon deze gewoonlijk te Tønsberg overwintert.
MB 191164
Arendal, 12 november:  Volgens hier binnengekomen telegrammen zijn drie schepen, welke in deze stad thuisbehoren, in de loop van de laatste week vergaan, namelijk de schepen  PRESTO, kapt. Dedekam,  ASTREA, kapt. Bruun en  RAGNA, kapt. Pedersen. Het schip PRESTO lag beladen op de rede van Kalmar en tijdens de storm ’s nachts op de 5e van deze maand braken de (anker)kettingen, zodat het schip op drift raakte en op een steengrond stootte, waar het zich nu nog bevindt met gebroken masten en in lekke staat, en is volgens het laatste rapport niet meer te redden.  Het schip ASTREA is totaal vergaan bij Rügen op reis van de Oostzee naar Engeland, geladen met hout, en het schip RAGNA is bij de aanloop van Christianstad ten onder gegaan. De gehele bemanning is gered. (opm: de pink ASTREA is de vroegere Nederlandse walvis- en robbenjager DIRKJE ADAMA, zie AH 131264)
AH 131264
Sneek, 9 december. Het bericht is te Harlingen ontvangen, dat de daar vroeger te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, in het voorjaar aan een Noors kantoor verkocht en van daar vertrokken onder de naam van ASTREA, voor enige dagen in de storm op de kust van het eiland Rügen is vergaan. De equipage is gered, maar van het schip zal weinig terecht komen, daar de masten gekapt waren. De lading bestond uit delen.

 

 

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

Tresoar, Leeuwarden Archiefnummer Harlingen 16.1255.149

Memory-stick DSCN 1168 - 1172
__________________________________________________________________________

KOOPBRIEF

Naam schip Schleswig-Holsteins schip GUSTAV, thans door kopers genaamd NEDERLAND

plaats en datum acte koopacte, Hamburg, 18 juni 1825

type schip bark

bouwwerf/verkoper Carsten Heinrich Meyer, Itzehoe, als gevolmachtigde van de Itzehoer Interessenschaft zur Ausreglung auf den Wallfische und Robbenfang Raht.

gevoerd door kapt.

eigenaar/koper Friedrich Rucker, Hamburg, namens de Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen

te voeren door kapt.

grootte in tonnen 140 Deense commercielasten

tuigage / aantal dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating

plaats / datum registratie

nummer registratie deel

notaris Johann Heinrich Hubbe, notaris in de Vrije Stad Hamburg

prijs 18.800 mark

Bijzonderheden: het schip was op 20 april 1825 geïnspecteerd, waarna het koopcontract was gesloten. De GUSTAV was op 26 september 1815 voor notaris Johan Christiaan Lucas door de firma in Itzehoe als Deens schip aangekocht. Of de bark in 1815 al de naam GUSTAV had of toeneerst kreeg is niet duidelijk.

Opm: bij het invullen van de database er om denken, dat Itzehoe tot 1867 in het zelfstandige hertogdom Schleswig-Holstein lag (dus geen Duitse vlag!)

06.03.1826 eerste zeebrief afgegeven voor de NEDERLAND onder kapt. J.J. Adriaan.
researcher/datum research: GM-ML /010713






Transcription

I

No. 149

Im Jahre Achtzehnhuehndertfunfund
zwaenzig am achtzehen Iunis [18.06.1825] [...] [erscheint]
vor mir Johann Heinrich Hubbe Not[ar]
in dieser freier Hansu[e]stadt Hamburg
Herrn Carsten Heinrich Meyer Kaufm[an]
aus Itzehoe profer noie und als Bevol[l]
machtigter der Itzehoer Intere

II

senschaft zur Ausreglung auf dem Wol [Wal]
lfische und Robbenfang Rraht. der dieser
Ausferterung [Ausfertigung] im Original angehangten
Vollmacht als Verkaufen an einem
bheste und
Herr Friedrich Rucker Kaufman
hieselbist wohnhaft am herrngraben [im] Na
mer und in Anhtrag den Nederlandschen
Gronlands und Stras zu Davids fischere
Sosietat in Harlingen [Nederlandsche Groenlands- en Straat Davis Visscherij-Sociëteit], als Kaufman am
Frewen Yeile.
Und geben denselben zu vernehmen
wie hiedurch vermelt a[n]lang alen was hiesigen
cundigten Vischen maklaar herren Johan
Friedrich Balthasar Hubbe und in Gewarh
heit der am dem zwanzigsten April [20.04.],
dieser Jahre Zwischen ihnen geseh
ter feinen Appunctation uber nach be
kunte gronlandsche Barkschiff
und Verkauf Cuntract mit einander ver
abredet und geschlossen hatten auf Art
und Weise wie folgt.
Es bekummet nimlich Herr Carsten
Heinrich Meier das ihm und der
Intressenschaft zur ausrustung auf dem
Wollfisch und Robbenfang in Itzehoe
lant

III

lant das daruber von dem Notar Johan
Christiaan Lucas unterm sechs und zwanzig
stem September Achtzehnhundertfunfzehn [26.09.1815] in
Hamburg en[t]richteten Kaufbriefes und dem
selbem anliegendem Extractus Protocolle
dictiatis de dato Itzehoe funfzehnten Octobris
[...] zugehorigen; zur Grönland
fahrt wie gerechte und dazu gehorigen
gronlandischen fleth vorsehen einhunderte
und wie vierzig danische Commerzlasten
grosse danische Barkschiff Gustav [...]
mit allem zubehör an Ankern Taue
Segeln Masten Wanten laufen der un[ter]
stehender Takelage und ubrigen Gereth
heit in dem Stande wie solches gegenwer
tig zulesigt an dem vorherige dachte [nie]
derländischen Groenlands und Strasche [Da]
vids Fischerey Societat in Harling
en und fur den bedengene Kaufsumma von
Achtzehntausend achthundert [18 800] Stark Grob Courant [...]
verkauft und uberlassen und diese Kauf
summa von derselben durch dem vorher [ge]
nanten Herrn Friedrich Rucker empf[ang]
ge

IV
gen zu haben weshalber über den Empfang
dieser achtzehntausendachthundert Mark grob
Tour [Währung] auf hiemit gehörig jeder und das ge
dachte Briekseschif Gustav der besagten Sosie
teit als käufer nochmals zu deren Eigenthum
abtrete und ihr solches hiemit redire
Der Herrn Carsten Heinrich
Meyer bekent für mir alle und jeder der Abga
ben, wie hie[r]auf Namen haben und in betreft
des Verkauffer dieser Schiffer in den König
preussischen Regierung zu intressen seyn
möglich, zu Übername und der gedachten
Sosietet als Kaufman zu davon gänzlich und
in jeder hinsich und eine wis Rheder und
intern [...] Schiff hiedurch ans das bundig
zu wergke thun der gedachten Sosieteet derer
Schiffe um das hie zu behörieg wegen in
allen hafen und auf alle Stromen, vor alle
An kun[f]d zu sprechen von Bedienung Gelde
an und allen andern, Schulden, und
Lasten wie selben Namen haben, und bis
dato darauf auf sterstene mogten jeder zeit
einzustehen, die gewahr zu Lasten und [...]
deshalbe zu richtigen mithun [...] allen
halben frey Werr geyn zu laiten, unter ver
bindung wie Rechten.
Dage
V

Dagegen erklärt Herr Friedrich Ruc
ker namens obgedachter nederlandschen und
Strase Davids Fischerey Soshiteet in Harlingen
und hier dieselbe als Käufer der gedachte
Brakschiff Gustav und für den verwechsele
dem gedachten Kaufsum ein von achtzehntau
sendachthundert Mark Grob gekauft [...] Er der
halben und an den Kauffsum genomen
aus alles noch genugen befunden zu haben
Zur Urkunde diessen haben König
[...] das in einem nachgebleben Origi
naal dieses keinem [...] zu vor
seinen Kaufbrieffer nach geschehen [...]
mit mir dem Notar untersreiben in
Hamburg [...]
Signation Carsten Heinrich Meyer für
mich und namens der Inter [...] Abschrift
Friedr. Rucker im Ampfang durch Nie
derländischer Gröndlans & Straath Davids
Fischerey Societeet im Harlingen/infidem
L.S. J.H. Hubbe
für gleichichen Auffschrifft
was getekend J:H:Hubbe
Not[ar]

Naam NEDERLAND (de)
Archiefinstelling Tresoar, Leeuwarden
Jaar 1826
Toegang 16
Inventaris 1255

Tresoar, Leeuwarden Archiefnummer Harlingen 16.1255.149

Memory-stick DSCN 1168 - 1172
__________________________________________________________________________

KOOPBRIEF

Naam schip Schleswig-Holsteins schip GUSTAV, thans door kopers genaamd NEDERLAND

plaats en datum acte koopacte, Hamburg, 18 juni 1825

type schip bark

bouwwerf/verkoper Carsten Heinrich Meyer, Itzehoe, als gevolmachtigde van de Itzehoer Interessenschaft zur Ausreglung auf den Wallfische und Robbenfang Raht.

gevoerd door kapt.

eigenaar/koper Friedrich Rucker, Hamburg, namens de Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen

te voeren door kapt.

grootte in tonnen 140 Deense commercielasten

tuigage / aantal dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating

plaats / datum registratie

nummer registratie deel

notaris Johann Heinrich Hubbe, notaris in de Vrije Stad Hamburg

prijs 18.800 mark

Bijzonderheden: het schip was op 20 april 1825 geïnspecteerd, waarna het koopcontract was gesloten. De GUSTAV was op 26 september 1815 voor notaris Johan Christiaan Lucas door de firma in Itzehoe als Deens schip aangekocht. Of de bark in 1815 al de naam GUSTAV had of toeneerst kreeg is niet duidelijk.

Opm: bij het invullen van de database er om denken, dat Itzehoe tot 1867 in het zelfstandige hertogdom Schleswig-Holstein lag (dus geen Duitse vlag!)

06.03.1826 eerste zeebrief afgegeven voor de NEDERLAND onder kapt. J.J. Adriaan.
researcher/datum research: GM-ML /010713






Transcription

I

No. 149

Im Jahre Achtzehnhuehndertfunfund
zwaenzig am achtzehen Iunis [18.06.1825] [...] [erscheint]
vor mir Johann Heinrich Hubbe Not[ar]
in dieser freier Hansu[e]stadt Hamburg
Herrn Carsten Heinrich Meyer Kaufm[an]
aus Itzehoe profer noie und als Bevol[l]
machtigter der Itzehoer Intere

II

senschaft zur Ausreglung auf dem Wol [Wal]
lfische und Robbenfang Rraht. der dieser
Ausferterung [Ausfertigung] im Original angehangten
Vollmacht als Verkaufen an einem
bheste und
Herr Friedrich Rucker Kaufman
hieselbist wohnhaft am herrngraben [im] Na
mer und in Anhtrag den Nederlandschen
Gronlands und Stras zu Davids fischere
Sosietat in Harlingen [Nederlandsche Groenlands- en Straat Davis Visscherij-Sociëteit], als Kaufman am
Frewen Yeile.
Und geben denselben zu vernehmen
wie hiedurch vermelt a[n]lang alen was hiesigen
cundigten Vischen maklaar herren Johan
Friedrich Balthasar Hubbe und in Gewarh
heit der am dem zwanzigsten April [20.04.],
dieser Jahre Zwischen ihnen geseh
ter feinen Appunctation uber nach be
kunte gronlandsche Barkschiff
und Verkauf Cuntract mit einander ver
abredet und geschlossen hatten auf Art
und Weise wie folgt.
Es bekummet nimlich Herr Carsten
Heinrich Meier das ihm und der
Intressenschaft zur ausrustung auf dem
Wollfisch und Robbenfang in Itzehoe
lant

III

lant das daruber von dem Notar Johan
Christiaan Lucas unterm sechs und zwanzig
stem September Achtzehnhundertfunfzehn [26.09.1815] in
Hamburg en[t]richteten Kaufbriefes und dem
selbem anliegendem Extractus Protocolle
dictiatis de dato Itzehoe funfzehnten Octobris
[...] zugehorigen; zur Grönland
fahrt wie gerechte und dazu gehorigen
gronlandischen fleth vorsehen einhunderte
und wie vierzig danische Commerzlasten
grosse danische Barkschiff Gustav [...]
mit allem zubehör an Ankern Taue
Segeln Masten Wanten laufen der un[ter]
stehender Takelage und ubrigen Gereth
heit in dem Stande wie solches gegenwer
tig zulesigt an dem vorherige dachte [nie]
derländischen Groenlands und Strasche [Da]
vids Fischerey Societat in Harling
en und fur den bedengene Kaufsumma von
Achtzehntausend achthundert [18 800] Stark Grob Courant [...]
verkauft und uberlassen und diese Kauf
summa von derselben durch dem vorher [ge]
nanten Herrn Friedrich Rucker empf[ang]
ge

IV
gen zu haben weshalber über den Empfang
dieser achtzehntausendachthundert Mark grob
Tour [Währung] auf hiemit gehörig jeder und das ge
dachte Briekseschif Gustav der besagten Sosie
teit als käufer nochmals zu deren Eigenthum
abtrete und ihr solches hiemit redire
Der Herrn Carsten Heinrich
Meyer bekent für mir alle und jeder der Abga
ben, wie hie[r]auf Namen haben und in betreft
des Verkauffer dieser Schiffer in den König
preussischen Regierung zu intressen seyn
möglich, zu Übername und der gedachten
Sosietet als Kaufman zu davon gänzlich und
in jeder hinsich und eine wis Rheder und
intern [...] Schiff hiedurch ans das bundig
zu wergke thun der gedachten Sosieteet derer
Schiffe um das hie zu behörieg wegen in
allen hafen und auf alle Stromen, vor alle
An kun[f]d zu sprechen von Bedienung Gelde
an und allen andern, Schulden, und
Lasten wie selben Namen haben, und bis
dato darauf auf sterstene mogten jeder zeit
einzustehen, die gewahr zu Lasten und [...]
deshalbe zu richtigen mithun [...] allen
halben frey Werr geyn zu laiten, unter ver
bindung wie Rechten.
Dage
V

Dagegen erklärt Herr Friedrich Ruc
ker namens obgedachter nederlandschen und
Strase Davids Fischerey Soshiteet in Harlingen
und hier dieselbe als Käufer der gedachte
Brakschiff Gustav und für den verwechsele
dem gedachten Kaufsum ein von achtzehntau
sendachthundert Mark Grob gekauft [...] Er der
halben und an den Kauffsum genomen
aus alles noch genugen befunden zu haben
Zur Urkunde diessen haben König
[...] das in einem nachgebleben Origi
naal dieses keinem [...] zu vor
seinen Kaufbrieffer nach geschehen [...]
mit mir dem Notar untersreiben in
Hamburg [...]
Signation Carsten Heinrich Meyer für
mich und namens der Inter [...] Abschrift
Friedr. Rucker im Ampfang durch Nie
derländischer Gröndlans & Straath Davids
Fischerey Societeet im Harlingen/infidem
L.S. J.H. Hubbe
für gleichichen Auffschrifft
was getekend J:H:Hubbe
Not[ar]

Naam NEDERLAND
Archiefinstelling Tresoar, Leeuwarden
Jaar 1826
Toegang 16
Inventaris 1255

Stadsarchief Amsterdam Archiefnummer AMS 5074.1417.1835.7

deel VII, foto 1- 027, 028
CEDULE

Naam schip NEDERLAND

plaats en datum acte eigendomsbewijs, Amsterdam, 10 maart 1835

type schip pink

bouwwerf/verkoper niet vermeld

gevoerd door kapt. geweest door kapt. Klaus Hoekstra

eigenaar/koper firma Salm, Heemskerk & Co., Amsterdam (boekhouders en 7/8e part), en firma Barend Visser & Zoon, Harlingen (1/8e part)

te voeren door kapt. Jeppe Pieters Carst

grootte in tonnen 192 lasten

tuigage / aantal dekken drie masten, twee dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating gebouwd buiten de Nederlanden

plaats / datum registratie Amsterdam, 10 maart 1835

nummer registratie deel 230, folio 299, recto, vak 2

notaris Regtbank van Eerste Aanleg, Amsterdam

prijs

Bijzonderheden: getoond wordt de koopacte; het schip ligt thans te Harlingen.
De datum van de acte is NIET de datum van de transactie. De juiste datum vindt men in Amsterdam AB 1819-1838.
De eed wordt afgelegd door Abraham Salm van de firma Salm, Heemskerk & Co
De vorige zeebrief, verleend op 24 februari 1834, werd op 12 februari 1835 door de ontvanger te Harlingen ingetrokken.



researcher/datum research: ML / 290116

Naam NEDERLAND
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1835
Toegang 5074
Inventaris 1418
Klik hier om de originele akte te bekijken

GEMEENTEARCHIEF Amsterdam
archiefnummer 5074 – 1420 – 1835 – no. 7

KOOPBRIEF Nederland

plaats en datum acte Harlingen, 26 januari 1835

type schip pinkschip

kapitein

verkoper Dirk Cornelis Zijlstra, koopman te Harlingen, voorzitter
van de Nederlandsche Groenlandsche Straat Davids
Visscherij Sociëteit te Harlingen

koper Barend Visser en Zoon, negotianten te Harlingen

te voeren door kapt.

grootte in tonnen 363 gemeten tonnen / ca 240 roggelasten

tuigage / aantal dekken

afmetingen 30,53 x 8,25 x 5,14 m, tussendeks 1,85 m

kiellegging

tewaterlating

plaats / nr van registratie

datum registratie 2 februari 1835

notaris Jacob Hanekuik en Sjoerd Simons Wijma, Harlingen

prijs ƒ 6605

bijzonderheden verkoop bij publieke veiling


Naam NEDERLAND
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1835
Toegang 5074
Inventaris 1420
Klik hier om de originele akte te bekijken

Tresoar, Leeuwarden, Archiefnummer Harlingen 16.1255.201

Memory-stick DSCN 1366 - 1372
__________________________________________________________________________

KOOPBRIEF

Naam schip NEDERLAND

plaats en datum acte openbare verkoping, Amsterdam, 20 maart 1837

type schip pink of fregatschip pink volgens akte AMS5074.1420.1835-7
in 1825 aangekocht als bark, Tresoar, Harlingen 16.1255.149
bouwwerf/verkoper Jan Valkenier, koopman te Amsterdam, namens de rederij van het schip

gevoerd door kapt. Foppe Pieters Carst

eigenaar/koper firma Barend Visser & Zoon, zeehandelaars te Harlingen (7/8e part) en Jacob Johannes Korthals, makelaar te Amsterdam (1/8e part)

te voeren door kapt.

grootte in tonnen 349 ton (in marge staat 181 last of 362 zeetonnen)

tuigage / aantal dekken

afmetingen 29,45 x 5,72 x 4,65 meter

kiellegging

tewaterlating

plaats / datum registratie Amsterdam, 21 maart 1837

nummer registratie deel 48, folio 22, recto, vak 3

notaris Bruno Tideman, notaris te Amsterdam

prijs NLG 9.110,-

Bijzonderheden: de verkoping vindt plaats in de Nieuwe Stads Herberg aan het IJ te Amsterdam, terwijl het schip lag aan de werf de Gouden Leeuw van de scheepsbouwmeesters Jeremias Meijjes & Zonen, te Amsterdam.
Een eigendomsbewijs wordt pas in februari 1838 verstrekt.

07.02.1838 nieuwe zeebrief voor de DIRKJE ADAMA onder kapt. H.B. Rickmers


researcher/datum research: ML / 310513

Naam DIRKJE ADAMA
Archiefinstelling Tresoar, Leeuwarden
Jaar 1837
Toegang 16
Inventaris 1255

Bronnen

Jaar: 0000
Bron: Diverse Bronnen
Omschrijving: Tresoar, Leeuwarden, Archiefnummer Harlingen 16.1255.149
Gemeentearchief Amsterdam, archiefnummer 5074 – 1420 – 1835 – no. 7
Tresoar, Leeuwarden, Archiefnummer Harlingen 16.1255.201.9
N.A. Den Haag, toegang nummer 2.08.01.07, vele bestanddelen
Herbert Karting, Itzehoe (BRD)
S. Parma, Hilversum
J. van Sluijs, Amsterdam
AC = Amsterdamsche Courant
AH = Algemeen Handelsblad
DC = Dordrechtsche Courant
LC = Leeuwarder Courant
MC = Morgenbladet (vertaald uit het Noors)
NRC = Nieuwe Rotterdamsche Courant
PGC = Prov. Groninger Courant
RC = Rotterdamsche Courant
ZP = Zeepost