Inloggen
Gezagvoerder

Metzon, Gerrit

Naam: Metzon, Gerrit
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
ONDERNEMING 0 Brik Sailing Vessel 10969 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

De hiernavolgende teksten zijn ontleend aan een Genealogie van het Geslacht Masson-Metzon, een zeevarend geslacht van Bretonse afkomst. In te zien in het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag onder code Masson-Metzon.

Voorts verscheen in het Jaarboek 64 van het Centraal Bureau voor Genealogie, 2010 een artikel “Christen geef uw goed. De Algerijnse kaapvaart en slavenhande; in het begin van de negentiende eeuw” door Maarten van Bourgondië en Peter Hollander, waarin verslag door Gerrit Metzon van zijn periode als slaaf in Algerije.

 

Gerrit Metzon werd geboren/gedoopt 28 augustus/03 september1769 als zoon van Andries Pauliszoon Metzon (1742 – 1811, stuurman) en Trijntje Gerritsd Stam (1744-1831).

Hij is altijd vrijgezel gebleven en woonde in het ouderlijk huis samen met zijn moeder Trijntje Stam en zijn ongehuwde Zuster Cornelia. In zijn testament uit 1821 noemt hij zijn moeder enige en algemene erfgename en vermaakt zijn zuster Cornelia zijn huis en Erven.

Gerrit overleed te Vlaardingen op 27 oktober 1845

 

De schepen van de kapitein

Zie hierna

 

Overige bijzonderheden

Als kapitein der koopvaardij voer hij op bestemmingen in Spanje en de Middellandse Zee.

Hij is bekend van een verblijf van 2 jaar in slavernij in Algiers en het unieke “dagverhaal” wat hij daarvan bijhield en waaraan een aparte rubriek is gewijd. Van zijn beleggingen in scheepsparten wordt bij notariële akte melding gemaakt in 1816, het jaar van zijn terugkeer. Hij is altijd vrijgezel gebleven en woonde in het ouderlijk huis samen met zijn oude moeder Trijntje Stam en zijn ongetrouwde zuster Cornelia. In zijn testament uit 1821 noemt hij zijn moeder enige en algemene erfgename en vermaakt zijn zuster Cornelia zijn huis en Erven.

Bij de volkstelling van 1840 woonde hij (nog steeds) op Westnieuwland 32. Daar overleed hij als rentenier op 76-jarige leeftijd

 

Waaruit blijkt de kerkelijke betrokkenheid van het geslacht Masson/Metzon?

-    Het dagverhaal van Gerrit Metzon eindigt kenmerkend met de passage:

“Zondag den 27sten gingen wij allen eenparig ter kerke, om God voor onze verlossing te loven en te danken. Onze jongste leeraar, de WelEerw. Heer D. Van der Leeuw, deed eene zeer opwekkende en stichtelijke leerrede over Johannes VIII : 36 en vermaande de gemeente bij het uitgaan van de kerk in de armenbussen eene kleine liefdegift uit te reiken tot ondersteuning hunner mede-Christenen en sradgenooten, die arm en behoeftig uit de wreedste slavernij waren teruggekomen.”

 

Gerrit Metzon schreef een: “DAGVERHAAL VAN MIJNE LOTGEVALLEN gedurende eene gevangenis en slavernij van twee jaren en zeven maanden te Algiers” hetgeen is gepubliceerd in Memoria 1 “Tussen zeerovers en christenslaven” door Dr. G. van Alphen & Mr. H.Hardenberg, H.E.Stenfert Kroese’s Uitgevers-Mij N.V. Leiden, 1950, 195 pp. (Nederlands Scheepvaartmuseum 2729. Cat.nr.Mi 84-291 K IIa)

 

dagverhaal van Gerrit Metzon

Het dagverhaal van Gerrit Metzon beschrijft hoe hij als kapitein van het buisschip De Twee Gebroeders, eigendom van reder R. Troost te Vlaardingen, op 19 juni 1814 de haven van Cadiz uitvaart op weg naar Nederland. Het schip was geladen met zout, kurk en enige andere goederen.

Het dagverhaal van Gerrit Metzon is gedetailleerd. De hieronder cursief aangegeven fragmenten zijn hieruit overgenomen:

Op 25 juni werden zij bij Kaap Vincent bij aanhoudende stilte overvallen door Algerijnse zeerovers. Lading en persoonlijke bezittingen, ja zelfs bijna alle kleren van hun lijf werden afgenomen. Het schip wordt in beslag genomen en Gerrit wordt met zijn stuurman naar een Turks fregat gebracht, waar ook andere Nederlandse gevangen waren en ondervraagd naar de situatie in Kadix. Hij moet daar zijn broer achterlaten die hem bij het wegroeien nog naroept “Goeden nacht, kapitein! in eeuwigheid zien wij elkander niet weder” Ik keerde mij om, doch de droefheid belette mij hem te antwoorden. Als gevangen op hun eigen schip maken zij al snel kennis met een totaal ander cultuur. Bij zonopgang knielde de Turkse stuurman op het dek voor zijn gebed, wat nog tweemaal daags herhaald werd.“De Turken vleiden ons aanhoudend, dat wij geene slaven zouden worden, en bezwoeren dit bij hunne baard, hetwelk hunne gewone en plegtigste eed is”.  Op 29 juni zijn ze in de straat van Gibraltar. Het zal meer dan drie weken duren voordat ze, de Afrikaanse kust volgend, op

19 juli in Algiers aankomen. In die periode is Gerrit gedwongen op de kale planken te slapen. Aan land gekomen werden ze voor de “Bassa” geleid en vervolgens door de stad, bespot en uitgejouwd door de bewoners, naar de “Prison” gebracht.

De bemanning waaronder hun neef Andries uit Enkhuizen werden tot slaaf gemaakt en in  een gevangenis opgesloten. “Hier bragten onze beide geleiders ons binnen, schreven onze namen op en gaven ons het gewone teken der slavernij, bestaande in eene ligte beugel aan het been”

Gerrit wordt aan het werk gezet in de zeilmakerij, waar 30 andere schippers/stuurlieden van kleine schepen werkten. Hij schrijft: “Ik moest de zeilen der binnengekomen fregatten afslaan, opdoeken en op de zeilmakerij brengen”.Gerrit beschrijft ook de gevangenis met binnenplaats en twee rondlopende galerijen, waarin twintig hokken met 36-20 slaapplaatsen waren. Een onbekende weldoener zorgt ervoor dat een slaaf het bevel had “een redelijk maal met eene halve flesch wijn te geven”

Op 6 augustes kwamen stuurman Paulus met zijn zoon pas aan land. Gerrit probeert voor Paulus te regelen dat hij geen slavenwerk hoeft te doen, maar vergeefs. Op 29 augustus 1814 wordt Paulus ontslagen van slavenarbeid en “kreeg op voorspraak bij den Bassa eene plaats bij de oude lieden, die breien of splitsen moesten, hetwelk een werk was dat hij uithouden kon”

Slaven die ziek waren, werden naar het Hospitaal gebracht, zoals op 15 augustus zijn matroos Pieter de Heer “uit hoofde van ziekte en ongemak aan de beenen” en op 3 september zijn matroos Arij Stavoren die insgelijks kwade beenen had

Op 1 juli 1815 sluit Algiers door bemiddeling van de Zweedse consul vrede met de Amerikanen en heeft Gerrit met kapitein Riedijk bij deze consul een gesprek in het Engels, die echer niets voor de Nederlanders kon doen. Dit sloeg ons niet weinig ter neder.

24 juli komst van een Nederlands eskader van 7 schepen met de bedoeling van onze Admiraal om door bemiddeling van de Engelse consul vrede te sluiten. Dit loopt op niets uit. Op 23 december 1815 wordt Gerrit door bemiddeling van de Engelse consul van de arbeid bevrijd en wordt door hem aan zijn schoonvader, de Deens consul, overgegeven die hem onderbrengt op zijn landgoed buiten de stad. De Amerikaanse consul ontfermde zich over Paulus Metzon.  Op 1 augustus was er een gerucht dat er eene aanzienlijke Engelsche vloot herwaarts stond te komen. Het gevolg bleef niet uit: Gerrit Metzon moeste zich op 7 augustus 1816 weer naar de gevangenis en kreeg de slavenbeugel weer aan. Algiers bereidt zich voor op een aanval vanuit zee. Op 27 augustus werden de slaven, totaal 1100 man, lopend door slavendrijvers buiten de stad gebracht, begeleid door een twintigtal Moren te paard. Wij trokken voort, even gelijk den vorigen dag geleid wordende over stuivende zandgronden en woeste heiden, zonder ergens eenig water tot lessing van onze onlijdelijken dorst te kunnen bekomen.Wij hoorden bij aanhoudendheid sedert des middags te drie uren eene geducte kanonnade, die aanhield tot des nachts te elfder uren. Enige dagen later kregen ze het bericht weer terug te keren naar Algiers en zagen ze de Engelse en Nederlandse eskaders, hetwelk ons geene kleine blijdschap verschafte.

Het bombardement van Algiers door een Engels-Nederlandse oorlogsvloot had effekt gehad

Hierna volgt de vrijlating en het boek beschrijft hoe Gerrit en zijn neef Andries in oktober 1816 weer in Nederland terugkeren en op 21 oktober in Den Helder aan land kwamen.

 

Een dag later liepen ze met tegenwind de haven van  Enkhuizen binnen, waar hij zijn neef Andries weer bij zijn broer Gijsbregt bracht  en schrijft “ik hield mijn nachtverblijf  in de woning mijner zuster”. Hij beschrijft ook het logement de Toren (rechts op de prent), waar kapitein Riedijk zijn intrek neemt. Via Amsterdam, Delft en de trekschuit naar Maassluis, komen ze uiteindelijk lopend in Vlaardingen aan.

Het dagverhaal eindigt na twee jaar en zeven maanden: Zondag den 27sten gingen we allen eenparig ter kerke….

 

Akten opgemaakt te Schiedam

9 oktober 1816- akte 210-Koopcontract van scheepsparten, waarin o.a. Gerrit Metzon een van de kopers was, door notaris Pieter Verkade:

…..nagenoemde getuigen De Heeren Jan Dorsman De Hilligen en Simon van Gijn, kooplieden wonende binnen deze Stad. Dewelken verklaarden te hebben verkocht aan de Heeren Jacob Bubberzon, Scheepsboekhouder….. Gerrit Maszon, Schipper voor drie twee en dertigste parten, Arent de Bruijn, Scheepsboekhouder voor een twee en dertigste part en David Hordijk voor….. Een tweemast brikschip genaamt de Maria, lang over steven zeven en zeventig voeten, Hol tusschen Deks Drie voet acht  Duim en van tusschen Deks tot de kiel diep Negen voet, groot zesenvijftig Commercielasten, gevoerd wordende door de Schipper Haije Rubinga……” 

 

11 november 1816 – Koopcontract onroerend goed door notaris Pieter Verkade

Trijntje Stam, weduwe van Andries Metson, zonder beroep en wonende aan Westnieuwland wijk L no 32/946 en Gerrit Metson, koopvaardijschipper, (wonend op hetzelfde adres), koper ter andere zijde “een huijs en Erve staande en gelegen in het Westnieuwland …… Verkoopprijs f 400,- Guldens Hollands Courant”

Akte vermeldt dat het huis behoorde aan Andries Metson, akte van transport 5 mei 1780.

 

18 juli 1821 - akte 127 - Testament van Gerrit Metzon  - op 50 jarige leeftijd

Compareerde voor mij Pieter Verkade notaris…..:  Gerrit Metzon, koopvaardijschipper wonend aan het Westnieuwland alhier te Stede……….. “Ik legateer aan mijn gezamelijke Broeders en Zusters….. alle mijne klederen…….nog legateer ik mijn Zuster Cornelia Metzon mijn huys en Erve, staande en gelegen in Westnieuwland alhier, door mij en mijn moeder en Zuster Cornelia althans bewoond met alle huysraad mij toebehorende. Aan de kinderen van Paulus, Gijsbregt en Neeltje Metzon de somma van vijftig gulden contant geld”

De akte vermeldt dat e.e..a. niet eerder zal worden uitgekeerd dan na het overlijden van zijn moeder die het vruchtgebruik zou houden.

“Ik stel voorts tot mijne enige en algehele erfgename……. mijne al meer gemelde moeder Trijntje Stam”

                                     

Hier blijkt dat kapitein Gerrit (van het dagverhaal Algiers) een vermogend man moet  zijn geweest. Hij bezat een huis en bewoonde dat met zijn moeder en zuster. Hij overleefde echter beiden en ook zijn zuster Neeltje van der Bendt- Metzon, zodat de erfenis naar zijn broers moet zijn gegaan. Zijn legaat aan zijn neven en nichten was voor die tijd veel geld: de waarde toen zal zeker een faktor 100 zijn geweest ten opzichte van nu ofwel werden zij bedacht met een bedrag van minstens f 5.000,- per persoon. En dan te bedenken dat broer Paulus 2 kinderen had en Gijsbregt minstens 5 kinderen……

 

Uit: Van Vlaardingen naar Algiers door Peter Hollander in Genealogie 10(4) 2004, p. 125

      “Van 1814 tot 1816 zaten Gerrit Metzon (1769-1845) uit Vlaardingen en zijn neef Andries Metzon (1769-1845) uit Enkhuizen als Christenslaven in de gevangenis te Algiers. Gerrit voer als kapitein op De Twee Gebroeders, eigendom van een Vlaardinger reder. Hij had in Cadiz kurk en zout geladen en was weer op de thuisreis toen hij bij Kaap Sint-Vincent (Zuid-Portugal) overvallen werd door de Barbarijse zeerovers uit Algiers. Deze zeerovers opereerden vanuit Noordwest-Afrika (met Algiers als onneembaar centrum) en maakten op de Middellandse Zee, maar ook daarbuiten, zoals bij De Twee Gebroeders, jacht op Europese schepen. Schip en lading waren buit en de bemanning werd als Christenslaaf te werk gesteld en veelal tegen betaling van losgeld vrij gelaten. Deze misstand die meer dan drie eeuwen geduurd heeft, werd in Algiers pas in 1816 gewapend beëindigd. Toen werden daar de slaven bevrijd door een Brits-Nederlandse vloot waarbij het Nederlandse smaldeel onder bevel stond van vice-admiraal Jhr. Theodorus Frederik van Capellen. Gerrit heeft niet alleen een dagverhaal van zijn lotgevallen geschreven maar dit is ook in 1817 uitgegeven. Het is het enige Nederlandse dagboek over Christenslaven te Algiers. Jaren later voer een achterneef van Gerrit, Mathijs Metzon (1835-1876) als kapitein op het jacht de Zeemeeuw. Dat jacht was in 1866 door Freule Tinnen gekocht, hoewel ze er daarna nooit gebruik van heeft gemaakt.

 

Rotterdamsche Courant 28 augustus 1821114

Rotterdam, 27 augustus. Den 25 arriveerde te Den Briel ….

….Den 27 zeilde de VROUW MARGARETHA, G. Metzon, naar Malaga.

 

Rotterdamsche Courant 03 november 1821114

Rotterdam, 2 november. Den 31 passato arriveerden te Helvoetsluis de schepen FORTUNA, A. Kouwenhoven, van Malaga; de VROUW MARGARETHA, G. Metzon, van Villanova, laatst van St. Ubes (opm: Setubal); dezelve liggen onder quarantaine op de rede; EARL OF CLANCARTY, F.F. Gibbs, van Londen…..

 

Rotterdamsche Courant 08 januari 1822114

Rotterdam, 7 januari. Van Den Briel wordt van den 5 gemeld: den 5 zeilden de CONCORDIA, S. Swart, en de MARGARETHA, J. Verdoes, naar Bordeaux; SERAPHINE, A. Guithomat, en ZOÉ, J. Barbedienne, naar St. Malo; de VROUW ANTJE, O.G. Stuit, naar Fécamp; de HOPENDE VISSER, G.A Masson, naar Newry; de ANNA SOPHIA, F. Tupper, en de JOHANNA CHRISTINA, L.C. de Vries, naar Belfast; de FORTUNA, H. Kolff, naar Nantes; de DRIE VRIENDEN, A.R. de Groot, naar Bayonne; de JOHANNA EN WILHELMINA, D. Mooijekind, naar Hull, en arriveerde de SPECULATION, J. Serck, van Bergen.

Den 6 zeilde the LEO, L. Waterhouzen, naar St. Ubes.

Den 7 arriveerden de VROUW ROLPHINA, J.K. Bolhuis, van Ekernfoerde, en de VROUW ROLLINA, B.J. Jaski, van St. Petersburg.

 

Rotterdamsche Courant 28 maart 1822114

Rotterdam, 27 maart. Van Vlissingen wordt van den 20 gemeld:

Sedert onze laatste zijn, voor Antwerpen bestemd, alhier ter rede aangekomen de schepen de HOPENDE VISSCHER, G. Masson, van Liverpool, laatst van Vere, de HERCULES, P. Boer, van Bordeaux; ALEXANDRINE, J.J. Garrels, van Bordeaux; le CHASSEUR (opm: kotter, thuishaven Antwerpen), G. de Haan, van Alicante, en de JONGE JAN, K.J. Kornel, van Lissabon; de beide laatsten moeten quarantaine houden.