Inloggen
Gezagvoerder

Me(e)devoort, Gerardus van

Naam: Me(e)devoort, Gerardus van
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
HENRIETTE 1812 Fregat Sailing Vessel 13036 Bekijk schip
JACOBA MAURINA 1838 Bark Sailing Vessel 10378 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Gerardus van Medevoort werd geboren te Amsterdam op 17 januari 1793.

Hij huwde met Maria Elisabeth Gunst, geboren te Amsterdam op 27 mei 1804. Zij overleed op 15 november 1879.

Hij overleed in 1862.003

Gerardus Meedevoort woonde op de Brouwersgracht 213 te Amsterdam. Hij werd geboren op 17 januari 1893 te Amsterdam. Zijn religie was Rooms Katholiek.098.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

G.van Meedevoort was met vlagnummer 169 in 1827 lid van het Amsterdamse zeemanscollege “De Blaauwe Vlag” 008.

 

In de Algemene Ledenvergadering van het Amsterdamse zeemanscollege "Zeemanshoop" op 05 oktober 1824 werd P.van Meedevoort, 30 jaar, wonende op de Haarlemmerdijk over de Heerenmarkt, met vlagnummer 76 aangenomen als effectief lid op voordracht van kapitein P.F.Wegener023.

In het Inschrijfregister van Zeemanshoop werd G.van Meedevoort met vlagnummer 76 opgenomen als effectief lid . Als zijn schip is vermeld "De Jonge Willem". Dit is doorgeschrapt en vervangen door "Jacoba Maurina". Toegevoegd is "overleden"002.

Hij werd deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 30 april 1832003.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 24 juni 1841 staat een verzoek van stuurman Hanssen om 1 maand gage “wegens verlies van klederen etc. bij het stranden van het schip de Jonge Willem kapitein G. van Meedevoort”. Het Bestuur vraagt om bewijsstukken.042

In de notulen van dee Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 maart 1853 vraagt kapitein G. van Meedevoort om een uitkering die hem in de vergadering van 28 april 1853 wordt verstrekt voorlopig voor 12 maanden en met ingang van 01 mei 1853. deze wordt voor 12 maanden verlengd in de vergadering dd 27 april 1854 “overleggende bewijs van voortdurende ongesteldeheid. verlenging van 12 maanden per 26 april 1855.” Verlenging met 12 maanden per 29 april 1858. Idem per 28 april 1859. Wederom een verzoek om verlenging op 01 mei 1860. Het Bestuur wenst eerst een nader onderzoek naar de maatschappelijke toestand. Op 31 mei 1860 wordt geconstateerd dat de genoemde kapitein in behoeftige omstandigheden verkeert en de uitkering wordt verlengd met 12 maanden. Op 25 april 1861 verlenging voor 6 maanden. Op 05 juni 1862 voor 12 maanden.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 oktober 1862 staat het overlijden gemeld van G. van Meedevoort. In de vergadering van 08 januari 1863 vraagt de wed. G. van Meedevoort-Gunst om een uitkering die haar in de vergadering dd 29 januari 1863 wordt toegekend ingaande 01 maart 1863.042

 

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 24 mei 1853 staat de toekenning van onderstand voor 12 maanden per 01 mei 1853 aan kapitein G. van Meedevoort. Een continuering van deze uitkering voor 12 maanden op 23 mei 1854, op 22 mei 1855, op 13 mei 1856; op 12 mei 1857, op 25 mei 1858, op 14 juni 1859, op 12 juni 1860, op 30 april 1861, op 17 juni 1862023.

In de Algemene Vergadering van 09 december 1862 is de mededeling van de wed. D.J. van Meedevoort dat haar man, G. van Meedevoort is overleden.023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd. 24 februari 1863 wordt per 01 februari 1863 een uitkering toegekend aan de wed. G. van Meedevoort geb. M.E.Gunst.023.

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                   jaren           type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

        76                             1825           fregat               de Jonge Willem                                   Wed.L.Thym & Zn

                                      1826-1833     pink                  deJonge Willem                                    idem

                                      1834-1835     pink                  de Jonge Willem                                   Thym, Rothuys & Co

        43                         1836-1840     pink                  de Jonge Willem                                   idem

                                          1841           geen vermelding van schip en boehouder

                                      1842-1846     bark                 Jacoba Maurina                                   Thym, Rothuys & Co

                                          1848           geen vermelding van schip en boekhouder

                                          1849           bark                 Natalie                                                   Thym, Rothuys & Co

                                      1850-1852     geen vermelding van schip en boekhouder

        15                         1853-1861     geen vermelding van schip en boekhouder

 

Bouma025 vermeldt G.vanMeedevoort als gezagvoerder gedurende:

*    1826 t/m 1835 van de 3/m pink “Jonge Willem”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 280 ton o.m., varend voor de Wed. L.Thym & Zn te Rotterdam;

*    1836 t/m 1841 op hetzelfde schip maar nu voor Thym, Rothuis & Co te Rotterdam. Het schip is gestrand bij Plymouth;

*    1843 t/m 1848 van de bark “Jacoba Maurina”, gebouwd in 1838 te Amsterdam, 450 ton o.m., varend voor Thijm, Rothuis & Co te Amsterdam. Het schip voer in 1849 voor C.E.Duyts te Amsterdam en was herdoopt in “Nijverheid”;

*    1850 t/m 1851 van de bark “Nathalie”, gebouwd in 1816 te Amsterdam, 346 ton o.m., varend voor N.Brantjes te Purmerend.

 

Overige bijzonderheden

Amsterdamsche Courant 07 juni 1825. Apart artikel:

“Paramaribo, den 12den April.  Eenige minuten na middernacht tusschen den 11den en 12den dezer maand werd aan boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, Kapt. Jens Johannissen, ontdekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de Kapt. J.Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken, sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon; bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep Kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zichzelve en hetgeen zij nog mogten uithalen te redden; en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren an andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgende damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl kapt., alhoewel dringend te rug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg had, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort, vermits sedert dat oogenblik hij niet weder tevoorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.

      Dit had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen, de Zorgvuldigheid, Kapt. J.Hulsen; de Henriette, Kapt. J.E.Schneebeeke en de Henriette, Kapt. J.C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was, andere schepen zoo als de Maria, Kapt. E.D.Dekker; de Jonge Willem, kapt.G.van Meedevoort ; de vier Gezusters, Kapt. Jan van Dijl vlooden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, Kapt. P.Rijnbende in de binnen laag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal, het schip Betsy, Kapt.M.Mac Dougal van Rotterdam in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter touw afgebrand zijnde en deze bodem dus met het laatste van den vloed op deszelfs voor touw rondzwaaijende, met de achter steven naar den wal, tegen de Betsij langszij aankomende,) ook dezen aangetats en overmeesterd, zoodanig dat de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie ure in.

      Om voor te komen dat de brand van de Betsij tot de huize overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voorketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan de wal vastgemaakt tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en om ver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept daarop spelende gehouden, tot vijf ure des morgens, toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan men bedugt was.

      De ijver door den Oversten P.Muller en de andere Heeren Officieren van ’s Rijks Brik van oorlog Merkuur betoond, heeft grootelijks bijgedragen tot de spoedige stuiting van dezen dreigenden brand; - waarbij tegenwoordig zijn geweest Zijne Exellentie de Generaal Majoor en Gouverneur, de leden der regering enmeer andere Burgerlijke en Militaire autoriteiten.

      De toestand de ekwipage der beide afgebrande schepen is deerniswaardig, hebbende dezelve alles verloren.

      Na de vermelding dezer bedroevende gebeurtenis, mogen wij niet nalaten de verdiende hulde aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Kapitein Jens Johannissen, die slechts alleen daarvan het slagtoffer is geworden, toe te wijden. - Zijne bestendige zorg voor zijnen kostbaren bodem; de eerste na zoo vele jaren stilstands in onze Nationale scheepsbouw, alhier, in den jare 1816 gerimmerd (getimmerd?) en ten regten daarvan de sieraad. - Zijn gestadig verblijf aan boord - De goede orde en discipline welke daar steeds heerschte - Dit alles heeft het onheil niet mogen voorkomen. Maar nimmer zal voorzeker het geheugen van zoo vele goede hoedanigheden worden uitgewischt bij de Reeders van zijnen bodem, bij welke zij hem ten regten geacht hadden gemaakt, - bij de Planters, welke denzelven mede hadden leren waarderen, - bij zijne equipagie, welke hem vereerde en beminde. Terwijl eindelijk eene gade en kinderen, in hem den besten verzorger hebben te betreuren.”

 

"De Drie Gebroeders" op de rede van Paramaribo057:

30 november 1837     "... heden gearriveerd captijn Medevoort bark de Jonge Willem van Amsterdam".

14 februari 1838        "... heden vertrokken captijn Medevoort bark de Jonge Willem ...".

Monsterrol dd 21 september 1837 van het fregat "De Jonge Willem" onder gezag van Gerardus van Medevoort met 15 manschappen. Bestemming Suriname. Boekhouders waren Thijm, Rothuis & Comp.011.

"De Drie Gebroeders" op de rede van Paramaribo057:

13 januari 1840         "Gearriveerd kapt Meedevoort barkschip Jonge Willem van Amsterdam".

Het fregat "De Jongen Willem" onder gezag van Gerardus van Medevoort en met 15 manschappen dateerde de monsterrol op 11 juli 1838 met bestemming Surinamen. De boekhouders waren Thijm, Rothuis & Comp.011.

 

Op 09 september 1825 werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam Jacobus Elie van Hoogenhuyze als kajuitwachter geplaatst op de "Jonge Willem" onder kapitein P.Medervoort (moet zijn van Meedevoort) voor een reis naar Suriname. Terugkeerdatum wordt niet vermeld004(532/1486).

 

In de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 17 augustus 1841 wordt het verzoek behandeld van L.H.Luths, scheepskok, om onderstand vanwege het “stranden van het Schip de Jonge Willem kapt. G.van Meedevoort zijn goederen verloren”. Hem wordt een uitkering van f 15, - toegestaan