Inloggen
Gezagvoerder

Lieuwen, Tys Dirksz

Naam: Lieuwen, Tys Dirksz
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
SAGITTA 1852 Bark Sailing Vessel 14505 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Thijs Dirks Lieuwen werd geboren te Terschelling op 14 december 1802.

 Hij huwde met Geertje Reltjes Stada, geboren te Terschelling op 17 oktober 1809.

Thijs overleed in 1853.003

 

Lieuwen overleed in 1853 toen hij als gezagvoerder van de bark “Sagitta” met zijn schip in Soerabaja lag en daar cholera had opgelopen. Bron: Een Terschellinger zeilvaartkapitein doo Bram Oosterwijk, uitg. Coolegem Media, 2016, p.100.

 

Tys Dirksz Lieuwen werd geboren op 14 december 1802 te Terschelling als zoon van Dirk Lieuwen, broodbakker, en Sjoeke/Sjoukje Tjaards Jongeboer, beiden te Midsland.

Hij huwde op 11 september 1834 met Geertje Reltjes Stada, geboren 17 oktober 1809 als de dochter van koopvaardij-kapitein Reltje Cornelis Stada (zie aldaar) en Trijntje Oenes Boon. Het echtpaar kreeg 5 kinderen: 1) Dirk Tys, geboren 1939 en overleden in 1852 te Zwolle; 2) Trijntje Tys, geboren in 1843; 3) Sjoeke Tys, geboren in 1845; 4) Neeltje Tys, geboren in 1849; en 5) Reltje Cornelis, geboren in 1851 010-p.35/38 en 20. Geertje overleed op 23 september 1881.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

T.D.Lieuwen, adres Fraissinet van Baak, werd met vlagnummer 531 ingeschreven als effectief lid van "Zeemanshoop" per 19 mei 1840 op voorspraak van J.C.Pöpper. Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Verwachting". Toegevoegd is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving waren Lieuwen en zijn vrouw 37 resp. 31 jaar. Ingeschreven was 1 zoon uit 1839 en 1 dochter uit 1843002a.

In de Algemene Vergaderingen van 12/19 mei 1840 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd tot effectief lid voorgedragen/benoemd Thijs Dirks Lieuwen, oud 37 jaar, voerend de schoener “De Verwachting”, wonend te Terschelling en met als adres Fraisinet van Baak te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.C.Töppen.023.

Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemansfonds van Zeemanshoop per 01 april 1841003.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 08 december 1853 wordt aan de weduwe van kapitein T.D.Lieuwen een uitkering toegekend voor haar en 4 kinderen met ingang van 01 augustus 1853.042.

 

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 20 december 1853 staat de mededeling dat aan de weduwe van kapitein T.D.Lieuwen, geboren G.R.Stada per 01 augustus 1853 een uitkering werd toegekend.023

 

De schepen van de kapitein

Lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                   jaren           type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

       531                        1840-1842     schoner            De Verwachting                                   C.Kuyper & Zn te Zaandam

                                      1843-1850     galjoot             West-Indië                                            Fraissinet & van Baak

                                      1851-1852     bark                 Sagitta                                                   idem

 

De maritieme levensloop van Tys Dirksz Lieuwen zag er a.h.v. uit:

1818                             ging op 16-jarige leeftijd naar zee.

1825                             Op 23-jarige leeftijd overleefde de matroos Tys Dirksz Lieuwen de ramp van de walvis- en Kaap Davis-vaarder "Willem de Eerste", "het pinkschip, dat op zijn thuisreis ter hoogte van Huisduinen in de nacht van 21 op 22 oktober 1825 in een vliegende storm strandde en totaal werd verbrijzeld. Van de bemanning van dit schip, onder commando van de Terschellinger commandeur Emke Jansz Ruige, kwamen twaalf Terschellinger zeelieden om het leven". (zie daartoe: "Ondergang van een walvisvaarder in 1825" Anonieme bijdrage in "Cornelis Douwes", orgaan de de Vereniging van Oud-Leerlingen der Zeevaartschool Terschelling, nr.20 1967 pp.389-392. Ook acte dd 29 oktober 1825 gepasseerd bij notaris Sjoerd Simons Wijma te Harlingen vermeld bij kapitein Emke Jans. Ruygh –zie aldaar).

tussen 1825 en 1835   matroos op schepen van de rederij Corn.Kuyper te Zaandijk (specifieke gegevens ontbreken).

1835                             tweede stuurman op de "Sara Anna Cornelia" onder kapitein H.K.Dijkhuis.

1836                             onderstuurman op de "West Indië" onder gezag van zijn schoonvader Reltje Cornelis Stada.

1838                             stuurman op dezelfde "West Indië" dan onder gezag van kapitein J.J.Boon die op 15 oktober 1842 te Paramaribo aan boord van dit schip overleed.

1839                             wordt aangezocht het bevel over de "West-Indië" te voeren. Maar zijn schoonvader kapitein Stada schrijft daarover aan de hoofd-boekhouder van Fraissinet en van Baak, de heer H.H.van Stralen: "Mijn schoonzoon ziet zich helaas genoodzaakt voor de hem aangeboden dienst te bedanken, omreden hij in de berekening der lengte niet genoegzaam geoefend is en dit tegenwoordig van de stuurlieden op de Oost al veel gevordert wordt. Ik heb hem gezegd kapitein Stenebeke familjaar en wel als een goed navigator te kennen die dit waarschijnlijk niet zo nauw zoud nemen, doch zijn antwoord is: "mogelijk wordt buyten toedoen van kapitein Stenebeke mij het examen afgevordert en om er niet beschamend af te komen is het beter niet begonnen. Ik voor mij wenste wel mijn zoon het aangenomen had daar ik niet twijfel hij zoude kapitein Stenebeke wel voldoen"020.

1840                             door rederij Corn.Kuyper te Zaandam belast met het toezicht bij de bouw van de kof "De Goede Verwachting"  van de Gebr.Kater te Monnikendam

1840-1843                  kapitein op het kofschip "De Goede Verwachting", 42 last (79 ton), rederij Corn.Kuyper te Zaandam. Het schip komt in 1843 onder commando van W.J.Bakker, de zwager van Tys Lieuwen, rederij Teengs & Telting te Alkmaar.

1843-1851                  driemast galjoot "West-Indië", 152 last (289 ton), rederij Fraissinet & van Baak te Amsterdam als opvolger van kapitein J.J.Boot.

1851                             verhuist naar Zwolle en krijgt toezicht op de bouw van de tweedeks bark "Sagitta" bij scheepsbouwmeester W.R.van Goor. 158 last (299 ton)

1852                             de "Sagitta" wordt op 06 mei te Zwolle feestelijk te water gelaten. Op 26 mei 1852 geraakt zijn zoontje Dirk Tys te water en verdrinkt.

1853                             kapitein van de bark "Sagitta", 158 last (299 ton). Reders Fraissinet & van Baak te Amsterdam. "In januari 1853 vertrekt de "Sagitta" voor haar eerste reis naar Batavia. Eerste stuurman is een zwager van de kapitein W.J.Bakker. (de tekst in 010 bevat een krantenadvertentie waarin de reis van de "Sagitta" naar "Samarang en Sourabaija" wordt aangekondigd en waarin wordt geattendeerd op de mogelijkheid van verscheping van goederen en passagiers). Deze eerste reis van de nieuwe "Sagitta", het schip waarop hij zo trots is, zal ook de laatste reis van kapitein Lieuwen zijn. Op 5 augustus 1853 ontvangt zijn vrouw Geertje Reltjes Stada, van de reder het ontstellende bericht dat haar man op 6 mei van dat jaar, aan boord van zijn schip, liggende te Soerabaja, na een hevige ziekte (cholera) van slechts enkele uren, is overleden. Deze veelbelovende kapitein, die, zoals zijn reders in hun rouwbeklag uitdrukten, "zo zeer met zijn nieuwe bodem was ingenomen en zelfs niet eens hiermede eene reis heeft mogen volbrengen" wordt op 6 mei, de dag van zijn overlijden, en precies een jaar na de stapelloop van zijn schip, te Soerabaja begraven. Stuurman Bakker wordt door zijn reders opgedragen de "Sagitta" thuis te varen."

                                      Het schip werd in 1866 omgedoopt tot "Tjadda Geziena" en voer van 1866-1870 onder kapitein J.O.Staal. In 1870 werd het schip wederom hernoemd en wel tot "Louis", reder L.J.van de Sande te Amsterdam. Het voer in 1871-1872 onder kapitein A.Oosterhuis. Van 1873-1875 was kapitein D.K.de Jong de gezagvoerder en het schip strandde in 1875 op het eiland Nedingen in het Kattegat en sloeg wrak. 010-p.35/38 en 20.

 

Bouma025 vermeldt T.D.Lieuwen als gezagvoerder gedurende:

*    1841 t/m 1843 van de sch.kof “Verwachting”, gebouwd in 1840 te Monnikendam, 79 ton o.m., varend voor C.Kuyper te Zaandijk;

*    1840 t/m 1844 van de sch.kof “Goede Verwachting”, gebouwd in 1840, bouwlocatie niet vermeld (moet dus zijn Monnikendam) , 79 ton o.m., varend voor C.Kuyper & Zn te Zaandijk;

      vermoedelijk zijn de twee voorgaande schepen identiek. In overeenstemming met de opgave van Stada (zie hiervoor) zou de juiste naam dan “Goede Verwachting” zijn.

      Bouma gaat accoord en heeft de notering van de “Verwachting” geschrapt.

*    1844 t/m 1851 van de bark-galjoot “West Indië”, ex Antonius & Cornelis, gebouwd in 1828 te Harlingen, 280 ton o.m., varend voor Fraissinet & van Baak te Amsterdam. Het schip was in 1853 te koop in Zwolle;

*    1852 t/m 1853 van de bark “Sagitta”, gebouwd in 1852 te Zwolle op de werf van W.R. van Goor, 299 ton o.m., varend voor Fraissinet & van Baak te Amsterdam.

 

Overige bijzonderheden

Van Kees Stada (kees.stada@home.nl) dd 25 juli 2003 kreeg ik de volgende gegevens:

Thijs Dirks Lieuwen ook genaamd Tijs, kapitein, geboren op Terschelling op 14 december 1802, gedoopt te Midsland (Tersch.) op 19 december 1802, wonende te Amsterdam (NH) en te Zwolle (Ove), overleden te Soerabaja (Ind.) op 6 mei 1853 op de rede a/b “Sagitta”, 50 jaar en 143 dagen oud, zoon van Dirk Jans Lieuwen (broodbakker, landbouwer en burgemeester) en Sjoeke Tjaards Jongeboer.

Adres te Amsterdam: Tesselschade kade ten huize van G.J.Filge, logementhouder no 6; hij dient dan bij de Mobiele Schutterij en vraagt verlof aan omdat zijn vrouw in zwangerschap verkeert.

      Bij de stranding van het pinkschip “Willem den Eersten” in de nacht van 21 op 22 oktober 1825 ter hoogte van Huisduinen onder kapitein Emke Jans Ruig (zie bij Ruige/Ruig/Ruygh) kwamen van de 46 opvarenden er 29 om het leven. Thijs Lieuwen overleefde als matroos de ramp.

1823                             jongen op “Het Huis ter Speijk”

1825                             matroos op de “Willem den Eersten”

23.3.1826                   monsterrol uit het archief te Amsterdam, brik “’t Huis te Spijk”, bestemming Suriname, matroos, oud 23 jaar, gage f 20,

1835                            tweede stuurman op de “Sara Anna Cornelia”

1836                            onderstuurman op de driemast galjoot “West Indië”

1838                            stuurman “West Indië”

1840-1843                 kofschip “Goede Verwachting” (bij de bouw wordt hij belast met het toezicht) . In 1845 voor f 5000 wordt het schip verkocht en komt onder commando van zwager W.J.Bakker.

1843-1851                 driemast galjoot “West Indië”

1852-1853                 bark Sagitta, gekoperd en kopervast, tweedeks (tijdens de bouw belast met toezicht; op 6 mei 1852 is de tewaterlating, maar enige weken later, op 26 mei, komt een wrede slag. Spelend tuimelt zijn dertienjarig zoontje van de kademuren en verdrinkt).

In januari 1853 vertrekt de “Sagitta” voor haar eerste reis naar Batavia. Zijn zwager W.J.Bakker is dan eerste stuurman. Het is geen geluksboot, want op 5 augustus 1853 ontvangt zijn vrouw, Geertje Reltjes Stada, van de reders het ontstellende bericht, dat haar man op 6 mei van dat jaar, aan boord van het schip, liggende in Soerabaja, na een hevige ziekte (cholera) van slechts enkele uren, is overleden.

 

In: "Cornelis Douwes". Orgaan van de Vereniging van Oud-Leerlingen der Zeevaartschool Terschelling: nr.24:450-45120 staat een uitvoerig overzicht van het leven van Tijs Dirksz Lieuwen, waaruit al hiervoor is geput. Een deel ervan wordt als aanvulling ontegraal overgenomen.

“In 1843 kreeg T.D.Lieuwen het bevel over het drie mast galjoot schip “West Indié”, eigendom van de toentertijd zeer bekende Amsterdamse Rederij Fraissinet en Van Baak… Het van rederij verwisselen was in dit geval niet zo verwonderlijk, zoals blijkt uit de bewaard gebleven correspondentie, die zijn schoonvader, kapitein Reltje Cornelis Stada, met de reders Fraissinet en Van Baak, heeft gevoerd.

Deze gezagvoerder, die zijn laatste reis in 1836 maakte op bovengenoemde galjoot en blijkbaar tot volle tevredenheid van zijn reders op hun schepen had gevaren, onderhield met hen een vrij geregelde briefwisseling. De inhoud van al deze brieven getuigde van wederzijdse achting en kapitein Stad heeft dan ook niets nagelaten om zijn drie varende schoonzoons bij zijn vroegere werkgeven geplaatst te krijgen, wat hem wonderwel gelukt is.

 Ook voorzag hij de brieven van zijn schoonzoons, aan de maatschappij gericht, meestal van een begeleidend schrijven.

Zo blijkt uit de inhoud van één van zijn brieven, gedateerrd op 6 mei 1839, dat in dat jaar T.D.Lieuwen al werd aangezocht het bevel ovder de West-Indië  te voeren.

Kapitein Stada schrijft daarin aan de hoofd-boekhouder, de heer H.H. van Stralen: “Mijn schoonzoon ziet zich helaas genoodzaakt voor de hem aangeboden dienst te bedanken, omreden hij in de berekening der lengte niet genoegzaam geoefend is en dit tegenwoordig van de stuurlieden op de Oost al veel gevorderd wordt.

Ik heb hem gezegd kapitein Stenebeke familjaar en wel als een goed navigator te kennen die dit waarschijnlijk niet zo nauw zou nemen doch zijn antwoord is: “Mogelijk wordt buyten toedoen van kapitein Stenebeke het examen afgevorder en om er niet beschaamend af te komen is het beter niet begonnen. Ik voor mij wenste wel mijn zoon het aangenomen had daar ik niet twijfel hij zoude kapitein Stenebeke wel voldoen.”

In 1843 blijkt T.D.Lieuwen dus toch deze benoeming te aanvaarden en hij blijft tot 1851 het bevel over dit schip voeren.

Blijkens het Handelsblad van 24 mei 1852 lag het schip op 15 juni van dat jaar aan de werf van W.R. van Goor te Zwolle in veiling en was te bevragen bij kapitein T.D.Lieuwen.

In een latere advertentie, nl op 23 mei 1853, lag de “West Indië” in veiling te Amsterdam en werd daar voor het luttele bedrag van f 1.300- opgehouden. In de “Staat der Nederlandsche Zeemacht en koopvaardijvloot 1854” zien we de “West-Indië “ niet meer verrmeld. Waarschijnlijk is het schip in dat jaar gesloopt. Dat de “West-Indië” in Zwolle in veiling lag  en aldaar was te bevragen bij Kapt. Lieuwen is verklaarbaar door het feit dat hij tijdelijk aldaar woonachtig was. In 1851 was hij naar Zwolle verhuisd om toezicht te houden bij de bouw van een nieuw schip van zijn rederij, een tweedeks bark, die de naam “Sagitta” zou krijgen. …..

Blijkens de correspondentie was Tijs Dirksz Lieuwen ten zeerste verheugd het bevel over deze nieuwe bodem te mogen voeren.

Op 6 mei 1852 werd de “Sagitta” te water gelaten.

Op deze waarscchijnlijk toch feestelijke tewaterlating volgde enige weken later een wrede slag. Spelend op de kade tuimelde zijn 13-jarig zoontje Dirk Tijs in de haven en verdronk. Dat was de 26-ste mei.

In de loop van de maand januari 1853 vertrok de Sagita naar Batavia.

Tot de bemanning behoorde ook zijn zwager W.J.Bakker. Hij was de eerste stuurman, in 1848 in dienst gekomen bij deze reders. (1844-1847 Kapt. op de “Goede Verwachting”).

Deze eerste reis van de nieuwe Sagitta zou voor Tijs Dirksz Lieuwen tevens de laatste zijn.

Op 5 augustus 1853 ontvangt zijn vrouw, Geertje Reltjes Stada van de reders het ontstellende bericht dat haar man op 6 mei, aan boord van zijn schip, liggende te Soerabaja, na een hevige ziekte (cholera)  van slechts enkele uren, was overleden.

De veelbelovende kapitein, die, zoals zijn reders in hun rouwbeklag uitdrukten, “zo zeer met zijn nieuwe bodem was ingenomen en zelfs niet eens hiermede eene reis heeft mogen volbrengen”, werd op 6 mei, de dag van zijn overlijden en precies een jaar na de van stapelloop van zijn schip, te Soerabaja begraven. Stuurman Bakker werd door zijn reders opgedragen de Sagitta thuis te varen. (Hij bleef kapitein op de Sagitta tot 15 oktober 1866.)

In een brief van 2 januari 1854 van Kapitein Stada, gericht aan de heren Fraissinet en Van Baak, lezen we o.m.: “te regt merkt UEd aan, dat het mij aangenaam zoude zijn, mijn schoonzoon W.J.Bakker boven veele  mededingers de voorkeur geniet de Sagitta te voeren. Verblijdend voor mij was het bericht hiervan en zegge UEd Deswegen uit Grond mijns Harten Dank hiervoor. Zijn persoon aangaande zo ver ik hem ken is hij door en door eerlijk van karakter maar zeer driftig. Ook driftig in voortvaardigheid, waardoor hij zich veel vijanden maakt, bijzonder alhier onder de matrozen.”…..