Inloggen
Gezagvoerder

Beekman, Hermanus (Harmannus) Jans

Naam: Beekman, Hermanus (Harmannus) Jans
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 3
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
NACHTEGAAL 1884 Clipperbark Sailing Vessel 4447 Bekijk schip
MR. JACOB VAN LENNEP 1869 Bark Sailing Vessel 16453 Bekijk schip
AUSTRALIE 1854 Bark Sailing Vessel 14663 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Harmannus Beekman werd geboren te Wehe gem.Leens als zoon van Jan Beekman en Tekla Harms Spekkers.

Hij trouwde op 23 november 1853 te Nieuwe Pekela als buitenvaarder met de naaister Hillechiena Maria Abeling, geboren te Nieuwe Pekela als dochter van Pieter Berents Abeling en Gesina Harms Tedering. Zij overleed op 16 november 1872 te Londen (zie hierna)

Harmannus hertrouwde op 24 juli 1878 te Oude Pekela als schipper met de modiste Anna Catharina Nagel, geboren te Oude Pekela als dochter van Jan Hindriks Nagel en Tibigi (of Tobina) Berends Drenth. Zij was eerder gehuwd met de schipper Bernardus Timmer. Zij overleed op 30 oktober 1910 te Groningen, 69 jaar.

Harmannus overleed te Groningen op 03 augustus 1915, 86 jaar

 

“Op 3 dec. 1872 is bij mij, K.M.Brouwer, ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente Nieuwe Pekela, ingekomen een brief van het Ministerie van Marine ten geleide van een overlijdensakte, luidende als volgt:

Op 16 nov. 1872, verschenen voor mij, Hermanus Jans Beekman, gezagvoerder van het Nederlands barkschip “Australië”, thans liggende in het Victoriadok te Londen: Frans Johan Schnepil, eerste en Arend Jager, tweede stuurman op genoemde bodem die verklaarden dat de huisvrouw van genoemde gezagvoerder, genaamd Helena Maria Pieters Abeling, oud 43 jaren, geboren en wonende te Nieuwe Pekela, op 14 nov. 1872 door een ongelukkig toeval in de golven is geraakt en verdronken. Met vonnis van de rechtbank te Winschoten van 8 april 1876 dat als voornaam moet worden gelezen Hillechiena, in plaats van Helena.”115.

De Wed Heeren W.A.H.Meursing

Amsterdam                          Londen den 17 Novemb 1872

Waarde Patroon

Zoo als UEd al onderrigt is dat wij op een drijvende wrak verkeerden en het dek al reeds was losgeraakt gezamenlijk moesten besluiten dezelve te verlaten als er zich maar eenigzins hoop op redding voor kwam den 15 des morgens was er in de nabijheid een Hanoversche Schoener die genegen was ons op te nemen en daar wij slechts onze sloep hadden behouden moesten wij dan bij gedeelten zien aan boord van de Schoenerr te komen  een man was reeds in de sloep  vrouw en kinderen zouden daarna volgen maar Elaas mijn vrouw miste de sloep en dreef op de baren  ik sprong zoo spoedig mogelijk in de bood om mijn vrouw te redden maar zij was verdwenen  daarna hadden wij het geluk de schoener te bereiken  ik kwam goed aan boord  de Bood sloeg vol water en de man die bij mij in was is ook in de diepte verdwenen en daar de schoener niet in staat was de Australië mede te bereiken bragt dezelve mij te Harwich aan land.  Gisteren ben ik met den heer Williams naar ?? gereisd om de Australië te treffen maar wij vonden hetzelve gisteren avond laat te Londen in dok  aan de groote mast is een Plakaat geplakt en verlangen de Binnenbrengers £ 12000   het schip is wrak  ik weet niet wat te doen  heeft UEd hier ook een agent  ik twijvel niet dat het schip kunnen wij laten kondemneren  Laat mij zo spoedig mogelijk weten wat UEd denkt te doen.

Na minzaame groeten UEd Heilwenschenden DW Dienaar  H.J.Beekman.

Brief in Archief Meursing Stadsarchief Amsterdam 648-66

 

De schepen van de kapitein

In een notitie van de Waterschout te Amsterdam dd 26 juni 1878 is sprake van het vertrek van Amsterdam op 11 april 1878 naar Batavia van de “Merapi” onder kapitein F.Schnepel. Hij was voorheen stuurman en doet de reis q.q. in de plaats van kapitein H.J.Beekman “welke thans in de Prov. Groningen verblijf houdt.” (Ingekomen stukken bij de Amsterdamse Waterschout. Archief 391 nr. 5, Rijksarchief te Haarlem).

 

Bouma025 vermeldt H.J.Beekman als gezagvoerder gedurende:

*    1857 t/m 1863 van de 2/msch “Stella Matutina”, gebouwd in 1856 te Hoogezand, 149 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Pekela. Het schip is in 1863 gezonken;

*    1865 t/m 1866 van de 2/msch “Stella Matutina”, gebouwd in 1864 te Hoogezand, 237 ton o.m., varend voor E.H.Meursing te Hoogezand;

*    1867 t/m 1872 van hetzelfde schip maar nu varend voor W.& A.H.Meursing te Amsterdam.

*    1872 van de bark “Australië”; gebouwd in 1854 te Nw. Lekkerland, 672 ton o.m., varend voor W.& A.H.Meursing te Amsterdam. Het schip werd in Londen verkocht;

*    1874 van de bark “Mr. Jacob van Lennep”, gebouwd in 1868 te Nieuwendam, 820 ton o.m., varend voor W.& A.H.Meursing te Amsterdam;

*    1875 t/m 1878 van hetzelfde schip maar nu varend voor W.H.Meursing te Amsterdam;

*    1880 t/m 1883 op hetzelfde schip maar nu voor W.H.Meursing te Baarn;

*    1884 t/m 1889 van de comp.bark “Nachtegaal”, gebouwd in 1884 te Amsterdam, 1000 ton n.m., varend voor J.F.Meursing te Amsterdam.

 

Overige bijzonderheden

Het Archief van de Firma Meursing op het Stadsarchief te Amsterdam bevat onder n. 648/75-70 een reeks van stukken met betrekking tot de bark “Australië”.

In 648 nr. 67 staat een uitgebreid verslag in een stuk, dat is getiteld “Reglement van Averijen van het schip Australië kapitein H.J.Beekman op de reize van Sundswall n. Amsterdam” hetgeen is opgemaakt vanwege verzekeringskwesties

Het schip was op 18 oktober 1872 uit Sundswall vertrokken met bestemming Amsterdam. Vervolgens verliet het op 31 oktober 1872 Kopenhagen. Na passage van Elseneur begin november kwam men kort daarop in stormweer  waarbij veel schade ontstond en dag en nacht moest wordeen gepompt. Op 08 november liep men Krageroe binnen om te herstellen. Maar na vertrek kwam men weer in stormweer terecht, met hagelbuien. Op 13 november 1872 bevond men zich op 53o40’NB/ 5.8o OL . “Tegen ’s namiddags half 4 ure kwam een hevige breker over, die een gedeelte van de deklast, verschansing met stutten, kombuis met stutten en de groote boot over boord wierp en watervaten en kettingbokken stuk sloeg, terwijl bij die gelegenheid een matroos onder de balken geraakte en daardoor gedood werd, daar men het schip geheel op zijde liggende en de zee over heen slaande, niet bij tijds redding kon aanbregen”. Ondanks een reeks van maatregelen, waaronder het overboord zetten van deklast, “…zonk het schip niettemin al dieper en dieper en was het ongeveer ’s nachts 2 ure geheel vol en dreef op de lading.” Op 14 november begon het voordek op te breken en dreigde het schip te zinken. Na scheepsraad werd besloten het schip te verlaten. “Des morgens ten 9 ure kreeg men een Duitsche schoener in het gezigt, die hen wilde helpen, waarop men de enigste boot nedervierde; men wilde toen volgens pligt de vrouw en twee kinderenvan den kapitein, die aan boord waren, het eerst redden, doch de vrouw geraakte bij het overgaan in de boot in zee; de kapitein, dit ziende, sprong in de boot om haar te redden, hetgeen hem echter niet mogt gelukken; de boot werd door de schoener opgenomen, welke nadat één man was overgegaan, dadelijk zeil zette om het schip te bereiken, doch liep met zooveel vaart in, dat men konde bijdraaijen. Na een kwartier uurs zag men de boot niet meer, terwijl de schoener, na eerst eenigen tijd heen en weder gekruist te hebben, koers zette naar den wal. Men bevond zich alstoen naar gissing on ’t ZO van Orfordness op ongeveer 4 mijlen afstand en besloot den Theems te bereiken”. Er werd door twee stoomboten hulp verleend. “De stoomboot toen de onmogelijkheid inziende de bemanning over te nemen, beproefde het schip in slecht water te brengen met behulp van sleepers en zeilen, warbij echter de sleepers onophoudelijk braken. Ten 10 ure des avonds werd men echter op den Theems in de nabijheid van het vuur van de Gunfleetbank gebragt. Hierop ging de geheel equipage, uitgeput zijnde, op eene der stoombooten over.” Het schip werd even voor Gravesend ten anker gebracht en op 16 november 1872 in het Victoriadok gesleept.