Inloggen
Gezagvoerder

Duit, Obbo Heeres

Naam: Duit, Obbo Heeres
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
JONKVROUW GEERTRUI 1849 Schoener Sailing Vessel 8486 Bekijk schip
THETIS 1854 Schoener Sailing Vessel 16582 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Obbo werd geboren op 07 september 1844 te Beneden Verlaat, gem. Veendam als zoon van de schipper Heero Hindriks Duut en Fenna Obbes van Dam.

Obbo Duut trouwde op 28 januari 1875 te Veendam als schipper met Dina Bossinga, geboren te Veendam 27 december 1847 als dochter van de schipper Hidde Gosses Bossinga en Wemeltje Hindriks Oortjes. Dina overleed op 16 oktober 1931 te Lisse, 83 jaar, weduwe.

Obbo overleed op 17 januari 1911 te Leiden, 66 jaar, zonder beroep.

 

Burgerlijke Stand akten uit de provincie Groningen vermelden Obbo als schipper in 1875, 1877, 1879.

Via de site wiewaswie staat Obbo als kapitein in 1880, wonende te Smilde, als stoombootkapitein in 1887 en zonder beroep in 1911.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

O.H.Duit was effectief lid van het zeemanscollege “De Harmonie” te Wildervank met vlagnummer 143 in de periode 1876 t/m 1886.

 

O.H.H.Duit was effectief lid van het Veendammer zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart” met vlagnummer92 in de periode 1875 t/m 1886.

In de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart staat inderdaad een D.H.Duit als lid in de periode 1875 t/m 1886, maar in Sweys staat onder hetzelfde nummer 92 in genoemde periode ene O.H.H.Duit als effectief lid. Dat zou kunnen slaan op Obbo Duut/Duit, geboren op 07 september 1844 te Beneden Verlaat, gem. Veendam als zoon van de schipper Heero Hindriks Duut en Fenna Obbes van Dam. Het kan in ieder geval niet gaan om Derk Harmz. Duit want die was in 1877 overleden

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt O.H.Duit als gezagvoerder gedurende:

*    1875 t/m 1876 van de 2-mastschoener “Thetis”, gebouwd in 1854 te Hoogezand, 140 ton o.m., varend voor H.F.G.Kaiser te Veendam. Het schip is in 1876 te Dambeck gestrand;

*    1878 t/m 1879 van de schoenerbrik “Astrea” ex Jonkvrouw Geertrui, gebouwd in 1849 te Joure, 184 ton o.m., varend voor K.& J.Wilkens te Veendam. Het schip werd verlaten op 35 mijl van Wick.

 

De collectie monsterrollen op het Noordelijk Scheepvaartmuseum te Groningen vermeldt:

23 februari 1867, schoener “Fenna Henderika” schipper Heero Hendriks Duut, 60 jaar uit Veendam. Voorts stuurman Obbo Heeres Duut, 22 jaar uit Veendam, kok, matroos, lichtmatroos en een kajuitwachter.

24 februari 1877, schoener “Astrea”, schipper Obbo H.Duit, 31 jaar uit Veendam. Voorts stuurman, kok en een lichtmatroos.

05 februari 1878, schoener “Astrea”, schipper Obbo H.Duut, 33 jaar uit Veendaam. Voorts stuurman, kok, 2 matrozen en een lichtmatroos

 

Overige bijzonderheden

Het Fries Scheepvaartmuseum en Oudheidskamer verkreeg in 2007 twee gouaches door Jacob Spin van het schip “Jonkvrouw Geertrui”. Het ene toont het schip op een kalme zee bij Texel. Op de achtergrond de vuurtoren van Texel en links de loodsboot Texel nr. 2. Het onderschrift op de prent is : “Jonkvrouw Geertrui. Kapt. N.A.Bouwen. Texel uitgaande.” Het andere schilderij laat hetzelfde schip zien, maar dan in vliegende storm. De zeilen zijn uit de lijken gewaaid en het schip lijkt reddeloos verloren. Het opschrift is “Jonkvrouw Geertrui. Kapt. N.A.Bouwen. Bezet bij Poortland.”.

“De schoenerbrik Jonkvrouw Geertrui van 120 last is in 1847 gebouwd op de werf van Hette Symon Geerts te Joure. In 1857 vestigde Eeltje Holtrop van der Zee zich op de werf. Opdrachtgever was de reder J.J.Rinkes te Joure. Op 25 april 1849 ging het schip te water en kreeg de naam Jonkvrouw Geertrui, genoemd naar een dochter van burgemeester P.B.J.Vegelin van Claerbergen van Haskerland. De naamgeving kan er op duiden dat Vegelin van Claerbergen nauw betrokken was bij de voorfinanciering van de bouwopdracht.

Het schip voer achtereenvolgens onder schipper J.A. de Boer (1849-1856), Kapt. N.A.Bouwen (1856-1864), kapt. H.P.Heikema (1864-1875) en kapt. J.Teerling (1875-1877) en tot slot onder gezag van kapt. O.H.Duit. Het schip werd in 1864 geveild en kwam toen in bezeit van Groningse reders.”

“Op 15 april 1877 kwam de schoenerbrik op weg van Harlingen naar Riga, terecht in zwaar weer en verlijerde naar de Schotse kust. Toen het dreigde te vergaan verliet de bemanning het schip. De bemanning bestond op deze reis uit de kapitein O.H.Duit, diens vrouw en twee kinderen (waarvan een baby van zes weken oud) en vijf bemanningsleden. De open jol waarin ze het vege lijf trachtten te redden, werd na 14 uur opgepikt door de bark Eastern Star uit Liverpool. De drenkelingen werden een dag later in Wick aan land gezet. De jol werd door de kapitein ter plaatse voor 2 pond verkocht.”