Inloggen
Gezagvoerder

Coopmans, A.

Naam: Coopmans, A.
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
TWENTHE 1856 Bark Sailing Vessel 15078 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 en van Sluijs013 vermelden A.Coopmans als gezagvoerder gedurende:

*    1856 op de bark ” Twenthe”, op 15 maart 1856 op de werf van bouwmeester H.de Hoog te Delfshaven te water gelaten, 350 last/689 ton o.m., varend voor J.C.P.Brak & J.J. van der Meulen te Amsterdam. Op weg van Rotterdam naar Batavia brak er nabij Madeira muiterij onder de Maleiers uit, waarbij het schip uitbrandde.

 

Overige bijzonderheden

Het schip vertrok in juli 1856 voor de eerste reis van Hellevoetsluis met als bestemming Java. De bemanning bestond uit de kapitein , drie stuurlieden, een dokter, twee timmerlieden, een hofmeester, een kok , drie jongens en 22 Maleise matrozen.  Ook waren de vrouw van de kapitein en een Maleise baboe aan boord.  Al direkt na de aanvang van de reis begonnen er moeilijkheden. Hoewel de monsterrol nauwkeurige informatie gaf omtrent de dagelijkse maaltijden, kregen de Maleise bemanningsleden drie maal per dag rijst met gezouten vis (of gezouten vis met rijst!). Ondanks herhaalde protesten werd het menu niet veranderd   en op 11 augustus weigerde de Maleise bemanning verder te werken. “De kapitein riep de mokkende bemanning aan dek en vroeg wie er nog wilde werken . Dat wilden de Maleiers allemaal, als ze maar goed te eten kregen. De kapitein had een duidelijk  en klassiek antwoord bij de hand. Wie niet werkt zal ook niet eten en wie werkt zal niets anders krijgen dan zoute vis.” Een deel wilde op die voorwaarde wel verder werken, maar de rest niet.  “De kapitein gaf de kok de opdracht aan de weigerachtigen geen eten meer te geven en de pomp van het watervat te nemen, zodat ter hoogte van Madeira in de maand augustus de Maleiers, die vier weken zoute vis hadden gegeten, geen druppel water meer konden drinken … “Ik zal die honden wel dwingen om naar mijn pijpen te dansen”.” De daaropvolgende ochtend (op 12 augustus 1856) vroeg één van de Maleiers om aan land gezet te worden, maar de kapitein antwoordde dat ze dan maar moesten zwemmen. Onmiddellijk daarna brak muiterij uit. De blanke bemanningsleden zagen kans om naar de kajuit te vluchten en barricadeerden de deur. Maar de muiters  gooiden daarna brandende rommel naar binnen. Na vier uur bleken de Maleiers  met een barkas het schip te hebben verlaten., de “Twenthe”brandend achterlatend. “Gelukkig was er een schip in de nabijheid dat te hulp kon worden geroepen. De opvarenden waren nog maar nauwelijks aan boord  van het reddende schip – het Franse fregatschip Talisman – of de Twenthe  verdween in de diepte” .  Op  13 september 1856 kwam de bemanning in Rio de Janeiro aan. De muitende Maleiers waren een maand eerder in Funchal  (een plaats op Madeira) aangekomen en werden daar vastgezet. Ruim een jaar later werd een proces tegen hen gevoerd.  “In èn buiten de rechtszaal  stonden twee meningen tegenover elkaar. Er waren er die alleen maar spraken van rebellie en brandstichting en er waren anderen die de Maleiers zagen als arme en getreiterde lieden, die tot hun daden waren gedreven door de houding van de kapitein. Sommige helden zelfs over tot de overtuiging dat niet deze aangeklaagden strafbaar waren, maar dat de kapitein van de Twenthe zelf had gerebelleerd tegen de wet, recht en billijkheid.  Vier  Maleiers werden tenslotte tot vrijheidsstraffen veroordeeld049.

Dit relaas is ongetwijfeld ontleend aan “Muiterij aan boord van het barkschip “Twenthe” op 12 augustus 1856” door A.Dirkzwager, gepubliceerd in het Rotterdams Jaarboekje 1964:183-191. De gegevens werden vooral ontleend aan het gerechtelijk dossier op het Ministerie van Justitie. “Het proces is opgenomen in de kolommen van het destijds bestaande Weekblad van het Recht”.