Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
G.J Bruker was met vlagnummer R47 in de periode 1859 t/m 1872 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Geen
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein G.J.Bruker met vlagnummer R47 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
- 1859, 1862, 1863 bark “Commissie Compagnie” 406 last de Commercie Compagnie, Middelburg
- 1864 t/m 1867 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt G.J.Bruker als gezagvoerder gedurende:
- 1859 t/m 1864 op de bark “Commercie Compagnie”, gebouwd in 1859 te Middelburg, 768 ton o.m., varend voor de Commercie Compagnie te Middelburg. Het schip werd in 1864 verkocht naar P.C.de Gijselaar & Zn te Amsterdam en herdoopt in “Cornelia Adolphine”.
Overige bijzonderheden
Ene kapitein Bruker (dezelfde?. Zo ja, dan is hij erg laat lid van het zeemanscollege geworden)) was in 1831 gezagvoerder op de Twee Anthonies (schip in combinatie met een kapitein Bruker wordt niet genoemd bij Bouma025 en van Sluijs013). Hij had aan boord de kajuitjongen Jacob Bouten (zie aldaar). Het schip vertrok vanuit Rotterdam naar Java. Daarna ging de reis naar Canton en toen terug via St.Helena. Inmiddels hadden Engeland en Frankrijk partij gekozen in het conflict inzake de afscheiding van Belgie en de toegang tot Nederland geblokkeerd. Het schip werd door de Engelse marine opgebracht naar Portsmouth. Pas na ruim drie maanden werd het schip weer vrijgegeven en zeilde men naar Hellevoetsluis.066.
In het Commissie verslag van de “Enquete omtrent den Toestand van de Nederlandsche Koopvaardijvloot 1874-1875” staat een verslag van het interview met G.Knol, directeur der Commercie-compagnie te Middelburg. Op p. 99 van de enquete komt ter sprake “… de treurige geschiedenis van het schip de Commercie-compagnie, dat door den kapitein werd afgeloopen.” Op een vraag waaraan moest worden toegeschreven dat het schip door de kapitein kon worden afgelopen antwoordde de heer Knol: “Nadat het eene reis had gedaan werd het bevracht voor Engeland op Calcutta; daar aangekomen moest echter de charterpartij te niet gedaan worden. Toen is de kapitein van de eene naar de andere plaats gevaren om vracht te krijgen, en liet niets van zich hooren, zoodat men eindelijk door tusschenkomst van verschillende gouvernementen het schip in Havanna in beslag nam.”
Het is niet duidelijk of het hier gaat om kapitein Bruner of zijn opvolger kapitein J.G. de Roever