Inloggen
Gezagvoerder

Bresters, Jan Jans

Naam: Bresters, Jan Jans
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
VROUW STIJNTJE 1828 Smak Sailing Vessel 10162 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Jan werd gedoopt op 12 februari 1792 in de Martinikerk te Groningen, geboren te Groningen bij Oosterbrug, als zoon van schipper Jan Bresters en Stijntje van den Bos

Jan Bresters trouwde op 29 april 1818 te Groningen als koopman met de blauwverversche Hissina Brands, gedoopt op 18 december 1796 te Groningen als dochter van de blauwverver Lammert Brands en Fennegien Diephuis. Zij overleed op 26 september 1850 te Groningen, 53 jaar

Jan Jans Brester overleed op 12 september 1833 “op zee”.allegroningers

De schepen van de kapitein

Smak “Vrouw Stientje”

 

Jan Bresters, waarschijnlijk Senior (zie ook de scheepsnaam), wordt in 1828 schipper op de smak VROUW STIJNTJE, in dat jaar gebouwd bij H.W. Bieze in Veendam. Zijn eerste zeebrief dateert van 28 mei 1828 en zijn laatste van 24 februari 1831.

Op 19 juli 1833 wordt er opnieuw een eerste zeebrief afgegeven voor de VROUW STIJNTJE, nu met als kapitein J.J. Bresters, die nu ook als belanghebbende de aanvraag voor de zeebrief had ingediend. Vermoedelijk kocht of erfde  J.J. Bresters dit schip in 1833 van zijn vader.

Mededeling G.Mulder, Marhisdata september 2011

Overige bijzonderheden

Gron. Archieven                                           Archiefnummer Gron. 1873.146.18369                      

DVD LII – 8176 - 8179

VERKLARING VAN VERGAAN

Naam schip         de VROUW STIENTJE

 

plaats en datum acte:         Groningen, 2 juli 1836

 

Voor Mr. Ede Johannes Offerhaus, notaris te Groningen, compareerden:

  • Jacob Antoon Eberurin (?), koek- en banketbakker te Groningen
  • Hendrik Houkes, zeeman te Groningen
  • Barteld Jans de Jonge, fabrikant te Groningebn
  • Willem Schutter, juwelier en goudsmid te Groningen
  • Johan Bakker, zilversmid te Groningen
  • Ulferdus Gerardus Schilthuis Jzn, koopman te Groningen Welke hebben verklaard:
  • Dat Jan Jans Bresters, scheepskapitein te Groningen, met zijn smakschip de VROUW STIENTJE de 9e augustus 1833 van Groningen naar Zoutkamp is vertrokken, beladen met zwarte en witte haver, gedestineerd naar Duinkerken.
  • Dat hij de 9e september 1833 van daar naar zee is vertrokken
  • Dat de equipage van het schip, behalve kapt. Bresters, bestond uit Hendrik Jans Berends Mulder, stuurman, oud 35 jaren, Jacob P. Feringa, matroos, oud 31 jaren, Ipe van den Bos, matroos, oud 17 jaren, en Thies Storteboom, kok, oud 18 jaren.
  • Dat in de nacht van de 12e op de 13e september 1833 een hevige storm stond
  • Dat tot op dat ogenbliik geen tijding van schip of bemanning was vernomen
  • Dat de comparanten de opvarenden zeer goed kenden, zijnde de eerste en de derde comparant volle aangehuwde neven van de kapitein en aangehuwde broeders van Ipe van den Bos, de vierde comparant gehuwd met de zuster van de vrouw van de kapitein, de vijfde comparant een volle aangehuwde broeder van de stuurman, de tweede comparant lang met kapt. Bresters had gevaren en dat de zesde comparant de lading had aangeleverd en deze nimmer te Duinkerken was aangekomen.
  • Dat in de scheepstijdingen van het Handelsblad onder de rubriek Texel bericht is, dat op de 13e september 1833 was opgevist een naamstuk van een schip, waarop stond “18-Jan Bresters-28”.
  • Dat de beide eerste comparanten zich op de 23e oktober 1833 naar Texel hadden begeven om zo mogelijk enige berichten nopens gemeld schip en diens equipage in te winnen.
  • Dat zij beiden eerste comparanten op Texel aangekomen zijnde, aldaar bij de strandvonderij hebbende berustende gevonden een roerpen van een smakschip alsmede een anker met Goudse bladen, welke roerpen en anker door de tweede comparant stellig waren herkend als behoorde hebbende tot bovengemeld smakschip en wel het anker voor het zogenaamde daagse anker.Voorts werd hen door de onderstrandvonder van het Oude Schild bericht, dat er bij de opperstrandvonder van Texel berustende was twee naamstukken van een schip, zijnde lichtblauwe plankjes met zwarte randen, waarop met gele drukletters stond “die DRY GEBRÜDERS von Kniphausen”, welke naamstukken de eerste en tweede comparant echter niet konden te zien krijgen wegens de afwezigheid van de opperstrandvonder.
  • Dat het de zes comparanten bekend is, dat bovengemeld smakschip de VROUW STIENTJE gedurende het embargo onder de naam, op gezegde naamstukken vermeld, en onder Kniphauser vlag gevaren heeft en dat dat schip van zodanige naamstukken, als hier zijn omschreven, is voorzien geweest.
  • Dat voorts op Texel aan hen beide eerste comparanten is vertoond een octant met deszelfs kist, welke volgens verklaring van de onderstrandvonder op Den Hoorn aldaar was aangespoeld, waarop stond “18-HB Mulder-23”, welke octant met kistje door de tweede comparant werden herkend en te behoren aan de bovengemelde stuurman van het schip, terwijl de vijfde comparant verklaard heeft, dat hem bekend was, dat een octant met een kistje, gemerkt als boven staat omschreven, aan gemelde H.J.B. Mulder toebehoorde.

Verder verklaarden de beide eerste comparanten:

  • Dat onderscheidene personen op Texel hun hebben verklaard, dat door enige vissers in de laatste helft der maand september 1833 onder toestemming van de heer opperstrandvonder een stuk van een wrak aan de zuidwestkant van Texel was opgevist en gesloopt geworden op het Oude Schild, en dat tussen de planken van dat wrak witte en zwarte haver had gezeten en dat zulks eveneens het geval was geweest met een te Koog aldaar aangespoeld stuk van een wrak, hetwelk aldaar door de strandvonderij was verkocht.
  • Dat beide stukken waren herkend te behoren tot een Groninger schip wegens de (onleesbaar), en dat dit schip was verongelukt tussen de Onrust en de witte ton in de nacht tussen de 12e en de 13e september 1833, omstreeks middernacht en verder te dier tijde geen andere schepen bij Texel waren verongelukt.
  • Dat de eerste en tweede comparant, zich vervolgens naar het Nieuwe Diep en de Helder begeven hebbende, aldaar bij de weduwe Kolder hebben berustende gevonden het in het Handelsblad voormeld gemelde naamstuk en dat naamstuk door hen beide eerste comparanten is herkend voor het naamstuk, hetwelk binnen in de spiegel van de boot, behorende bij gemeld schip, was geplaatst geweest.
  • Dat zij voorts bij de heer burgemeester van de gemeente de Helder hebben bevonden en gezien een gedeelte van een naamstuk van een schip, waarop staat “STIENTJE”.
  • Dat hun voorts daar op de Helder nog is vertoond een ander gedeelte van een naamstuk, waarop staat “DE VROUW” , welk stuk toen mede bij de burgemeester is gedeponeerd, welke beide stukken volgens verklaring van onderscheidene mensen op de Helder aldaar waren aangespoeld en door de beide eerste comparanten werden herkend voor de naamstukken van het meergemelde smakschip.
  • Dat voorts onderscheidene personen van de Helder en het Nieuwe Diep aan hen beide eerste comparanten verklaard hadden, dat zij ten tijde van het verongelukken van het schip bij of op de Onrust veel zwarte en witte haver de Helder hadden zien voorbijdrijven en ook aldaar was aangespoeld, en dat door de equipage van een Russisch kofschip, hetwelk in de nacht van de 12e op de 13e september 1833 als bijlegger aldaar was binnengevallen, aan hen verklaard was, dat zij op de hoogte van de Onrust plotseling uit het gezicht hadden verloren een smakschip, hetwelk zij enige tijd bij zich hadden gehad
  • Dat hun comparanten bekend is, dat Hessina Brands, weduwe van Jan Jans Bresters, wegens het verongelukken van meergemeld schip de gelden daarvoor uit drie scheepscompacten te Sappemeer en Groningen, alsmede ook een gratificatie van Z.M. de koning der Nederlanden heeft ontvangen.

Ten slotte verklaren zij zes comparanten op grond van een en ander:

  • Dat het zeker en zonder enige twijfel is, dat meergemeld smakschip de VROUW STIENTJE totaal is verongelukt en de gehele equipage daarvan in zee is omgekomen en alzo Jan Jans Bresters, Hendrik Jans Berends Mulder, Jacob P. Feringa, Ipe van den Bos en Thies Storteboom alle vijf overleden zijn.

 

Waarvan acte.

Groningen, 2 juli 1836.

ML / 070911