Inloggen
Gezagvoerder

Brauer, K.J.

Naam: Brauer, K.J.
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
HOLLANDS TROUW 1852 Bark Sailing Vessel 14490 Bekijk schip
HOLLANDS TROUW 1867 Bark Sailing Vessel 16293 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

K.J.Brauer was met vlagnummer R51 in de periode 1865 t/m 1869 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekent dat hij wèl de vlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen uit de Maatschappij058.

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein K.J.Brauer met vlagnummer R51 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

  • 1865 van de bark “Wilhelmina”    378 last  varend voor Gebr. Kröner te Rotterdam
  • 1866, 1867 van de bark “Hollands Trouw” 400 last  varend voor J.Vroege te Alblasserdam

 

K.J.Brauer was van 1867-1868 kapitein van de houten bark “Hollands Trouw”, in 1865/66 gebouwd bij Rijkee & Co te Katendrecht, 6756 ton , varend voor reder J.Vroege te Alblasserdam. Het schip is in 1868 op reis van Shields naar Batavia met kolen verbrand in de Indische Oceaan op 37o56’Z.Br. en 9o21’O.L.. De kapitein en 9 man kwamen om, 11 personen werden gered025 en 052.

Bouma025 vermeldt K.J.Brauwer als gezagvoerder gedurende:

  • 1864 t/m 1865 van de bark “Hollands Trouw”, gebouwd in 1852 te Elshout, 733 ton o.m., varend voor J.Vroege te Alblasserdam;
  • 1866 van de bark “Wilhelmina”, gebouwd in 1860 te Boom (B.), 713 ton o.m., varend voor H.& F.Kröner te Rotterdam;
  • 1867 t/m 1868 van de bark “Hollands Trouw”, gebouwd in 1866 te Rotterdam, 756 ton o.m., varend voor J.Vroege te Alblasserdam. Het schip is in 1868 uitgebrand.

 

Overige bijzonderheden

Er bestaat een afrekening van P.Pot “Gevaren in Kwaliteit van 1e Stuurman op het Barkschip genaamd Hollands Trouw gevoerd door Kapt K.J.Brauer op de Reize van Java en terug. Aangemonsterd te Rotterdam dd. 7 Mei 67 en afgemonsterd dd 28 Maart 1868, is 10 Maanden 21 dagen …”051.

In het kader van de discussie over de invoering van de Tuchtwet in Nederlands Indië werd in 1865 een memorie aangeboden “aan zijn Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië over de Wettelijke bepalingen omtrent de handhaving der orde en tucht aan boord der koopvaardijschepen binnen Nederlandsch-Indië.” Deze memorie werd ondertekend door K.J.Brauer.104.

NRC 07 oktober 1868114

Aan de Bombay Gazette van 8 september ontlenen wij het volgende (opm: zie ook NRC 100968):

Met het schip INDIA, kapt. Crawford, onlangs te Bombay gearriveerd, vernemen wij het treurige onheil ter zee, dat de 26e juli plaats had. Een Nederlands schip is totaal verbrand en de kapitein, zijn zuster en acht man van de equipage zijn daarbij omgekomen. Het was de HOLLANDS TROUW, een schip te huis behorende te Amsterdam (dit moet zijn Alblasserdam) en onder bevel van kapt. Brauer, de 7e mei van Shields vertrokken, geladen met steenkolen en met bestemming naar Batavia. Alles ging goed tot aan de 25e juli, maar in de vroege ochtend van die dag zag men, dat er in de nabijheid van de kajuit rook naar boven steeg. De kapitein was ziek geweest van af het ogenblik dat het schip uit Shields vertrokken was; de stuurman begaf zich dus onmiddellijk naar beneden en de kolen in een broeiende toestand vindende, gaf hij bevel om de luiken met geteerde bezenningen te voorzien. De equipage ging hiermee de hele dag voort, steeds beducht dat de brand zou uitbarsten. Men slaagde er echter in een barkschip te seinen, welks kapitein beloofde gedurende de nacht in de omtrek te zullen blijven. De duisternis viel in en de bark zette verraderlijk zijn koers voort. Het vuur brak spoedig daarna uit; er werden noodsignalen gebrand, noodschoten gelost, maar men ontving geen antwoord. Vroeg in de morgen begaf de bemanning zich in de twee boten, de stuurman en negen man in de ene en de kapitein, zijn zuster en negen man in de andere. Men bleef bij het schip, de beide boten waren door een loodlijn aan elkaar verbonden, terwijl men tevens door dit middel gemeenschap met het schip had. Ten zeven ure vroeg de kapitein, die stervende was, aan de stuurman om zich weer aan boord van het schip te begeven, alsdan naar boven te gaan om te zien of hij enig zeil kon ontdekken. De stuurman was bezig hieraan gevolg te geven, toen de boten door een zware stortzee werden belopen en de ene, waarin zich de kapitein en zijn zuster bevonden, onmiddellijk werd omgeslagen. De andere was bijna half vol water gelopen, maar haar bemanning deed al het mogelijke om hun kameraden te redden, die met de zee worstelden; op het ogenblik echter dat dit onheil gebeurde, waren de boten omtrent 50 vademen van elkander verwijderd en aangezien hun eigen boot half vol water was, konden zij weinig uitvoeren, zodat zij er slechts in slaagden één man op te vissen. De kapitein, de dame en 8 man zijn verdronken. De overblijvenden besloten daarop het schip te verlaten. Nadat zij enige uren in open zee hadden gezeild, werden zij ten half vijf ure gelukkig door de INDIA opgemerkt, die onmiddellijk naar hen afhield en hen redde uit hun gevaarlijke toestand. De zee was op dat ogenblik in zulk een toestand, dat men alle eigendommen en scheepspapieren in de boot moest achterlaten, die hetzelfde lot ondergingen als het logboek en andere zaken van waarde, die bij het omslaan van de kapiteinsboot waren te loor gegaan. Gelukkig werd de bemanning van de boot echter gered, terwijl kapt. Crawford en zijn bemanning het hen zo aangenaam maakten als de omstandigheden het hun toelieten. De INDIA was op dat ogenblik op 10º OL en 39º ZB bewesten de Kaap de Goede Hoop en de HOLLANDS TROUW werd door haar op een afstand van enige mijlen gezien. Laatstgenoemd schip stond echter in lichte laaie vlam, zodat men het nodeloos achtte het te naderen; ten gevolge waarvan de INDIA haar koers vervolgde. Kapt. Crawford zou gaarne de geredde manschappen, die allen Nederlanders waren, volgens hun wens te Mauritius aan wal hebben gezet, maar hij ondervond dat dit onmogelijk was. De 12e augustus ontmoette men een Franse schoener, die juist Bourbon verlaten had, waarop de manschappen van de HOLLANDS TROUW aan boord over gingen. Het was destijds stil en de kapitein beloofde de manschappen hen te Bourbon aan wal te zetten, indien spoedig wat wind kwam opdagen en zo niet, dat hij hen dan naar Mauritius zou overbrengen. Niemand van de bemanning kende de naam van het schip, welks kapitein beloofd had bij de HOLLANDS TROUW te zullen blijven, zodat de naam van die kapitein niet openbaar kan worden gemaakt. Kapt. Crawford heeft aan de Nederlandse consul te Bombay een rapport overgelegd van alle omstandigheden, betreffende de reis en het verlies van het verbrande schip, zo als deze door de stuurman, volgens zijn geheugen, werden geschreven, voordat hij de INDIA verliet. N.B. Nog is hier ter stede een telegram uit Suez ontvangen, waarin gezegd wordt dat de stuurman per stoomboot COPERNICKS vertrokken is.