Inloggen
Gezagvoerder

Brandligt, Coenraad

Naam: Brandligt, Coenraad
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 3
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
AURORA 1797 Pink (grote vaart) Sailing Vessel 10828 Bekijk schip
MARTHA EN ELISABETH 1808 Brik Sailing Vessel 11235 Bekijk schip
FRANKLIN 1802 Fregat Sailing Vessel 17109 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

navolgende gegevens kunnen zijn verward met die van de volgende Coenraad Brandligt

Familiegegevens en opleiding

Geen

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

C.Brandligt werd met nr.22 effectief lid van Zeemanshoop. Er zijn geen verdere gegevens vermeld in het Inschrijfregister behalve de toevoeging “bedankt”002. In de notulen van de algemene ledenvergadering van het College op 07 juni 1822 wordt gemeld dat C.Brandligt als effectief lid is aangenomen op voordracht van W.Blom en het vlagnummer 22 krijgt toegewezen. In de vergadering van 27 september 1822 wordt hij benoemd tot commissaris van het College023.

In de Algemene Ledenvergadering van 16 juli 1828 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen Coenraad Brandligt, wonende in de Kromme Binnenkant te Amsterdam, 43 jaar, voerende het schip de “Astrea”, op voordracht van kapitein P.F.Wegener. Maar in de Algemene Ledenvergadering van 22 juli 1828 staat het volgende: “In de ballotage werdt de Somma van dertig Guldens gevonden ter afkeuring van den Heer Coenraad Brandligt…”. Daarmee ging een benoeming niet door. Kennelijk was het zeer van twee jaar geleden nog niet geheeld.

Is hij in 1830 alsnog lid geworden? Zie volgend blad.

C.Brandligt was van 1822-1823 bestuurslid van het College Zeemanshoop019.

C.Brandligt was met vlagnummer 23 in de periode 1827-1830 lid van het Antwerpse zeemanscollege “Tot Nut der Zeevaerd”108.

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 december 1825 wordt het volgende gemeld:

“Door één der Leden wordt hierop bericht, dat Kapitn C.Brandligt, als boekhouder van het schip Dido, opentlijk in de Kollegie Kamer had verklaard, dat hij de ongehuwde manschappen van die bodem, had verboden, om aan het Fonds deel te neemen, en dus tegenstrijdig aan art.15 van het Reglement heeft gehandeld, en wordt besloten aangezien voorn. Heer Brandligt, zich alsmede in de Kollegie Kamer onvoegzame en beledigende uitdrukkingen, zoo jegens het Bestuur als ten opzicht van bijzondere leden had veroorloofd eenen brief namens het Bestuur te schrijven met uitnodiging om zoo veel mogelijk, door aansporing tot deelneming bij voorn. ongehuwde manschappen van gez. schip de Dido, de schade door zijn gedrag aan het Fonds toegebracht te herstellen, en zich voortaan van onvoegzame uitdrukkingen te onthouden en dezelven te herinneren aan art 15 van het Reglement en 82 & 83 der wetten, wordende de uitvoering hiervan aan den Heer Biben opgedragen.”042

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 17 mei 1832 is sprake van: “Twee brieven van kapitein Jacob Oelsen 5 & 10 Mei wegens onaangenaamheden met kapitn C.Brandligt over het niet hijsen van de vlag op zijn schip.”042.

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop van 03 januari 1826 wordt melding gemaakt van de onmiddellijke opzegging van zijn lidmaatschap door kapitein C.Brandligt. De reden is dat hij zich door het optreden van enkele bestuursleden ernstig gegriefd toonde. Men zou een door hem ingekomen missive niet ter kennis van de vergadering hebben willen brengen en de voorzitter zou een vergadering afgehamerd hebben zonder hem de gelegenheid te geven zijn zegje te doen. Als reactie hierop en “om het Bestuur eene onaangenaamheid aan te doen” had hij “als meester van zijn eigen bodem, de ongehuwde manschappen van de Dido ... verboden om deel te nemen aan het Weldadig Zeemans Fonds”. Brandligt verliet direct na zijn opzegging de vergadering, maar in de daaropvolgende toelichting door het Bestuur reageerde geen van de aanwezigen ten gunste van Brandligt. Daarmee was voor de President het incident gesloten023. (een aardig kijkje in de psyche van kapitein Brandligt).

C.Brandligt, vlagnummer 22, bedankt in 1826.084

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                  jaren                        type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

         22                        1825                           geen opgave van schip en boekhouder

 

C.Brandligt was in 1823 gezagvoerder op de “Thalia”.

Ontleend aan: “De laatste reis van Carel Fredriks. Verslag van de reis met het fregatschip Nieuwe Zeelust naar Batavia”. J.M.Fredriks. Typoscript, Vianen 1998, 95 pp. Op de voorzijde een tekening van het schip door J.Mooij, dd.1818.

 

In het Stadsarchief van Amsterdam bevindt zich in inventaris 5181/7150 een akte van vrijwillige koop/verkoop dd Amsterdam 21 november 1814 van de pink “Aurora”, gevoerd door kapitein Foppe Baas. De verkopers zijn Jan van Ouderkerk de Vries, Johannes Engelhardus Lublink en Harmanus Smit, makelaars te Amsterdam, in opdracht van de firma Barend Visser & zoon. De aankopers voor f 15.500,- zijn Jacobus Gerardus van der Meulen, koopman (1/8ste part), Johannes Preyer, koopman (1/8ste part), A.Holman (1/8ste part), L.Brandligt & Zoon (part niet vermeld) en B.Otto… (onleesbaar, allen te Amsterdam. Het schip zal na de verkoop worden gevoerd door kapitein Coenraad Brandligt Jr. De verkoop werd geregeld door D.H.Marinus, deurwaarder te Amsterdam.

Het schip lag bij deze verkoop in het Braauw Waal te Amsterdam.

Op 22 november 1814 verklaarden alleen Jacobus Gerardus van der Meulen en Johannes Preyer, dat zij het schip aanvaardden. Zij (met hun aandeel) en de overige drie mede-reders staan vermeld in de bij de acte van aan-/verkoop gevoegde eigendoms-ceduul dd. 09 januari 1815, ter verkrijging van een zeebrief voor de “Aurora”.

 

Het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevat monsterrollen op naam van kapitein Coenraad Brandligt Jr op de:

“Aurora”, dd .16 februari 1815, pink “Aurora”, kapitein Coenraad Brandligt Jr, bestemming Batavia, correspondent J.G. v.d. Meulen & J.Preyen, 34 bemanningsleden i.c. opperstuurman, onderstuurman, bootsman, bootsmansmaat, bottelier, timmerman, ondertimmerman, kok, dokter, matroos/zeilmaker, matroos/klamphouder, 13 matrozen, 4 ligtmatrozen, koksmaat, 4 jongens en een hofmeester;

“Fredrik Hendrik”, dd 20 oktober 1820;

“Thalia”, dd 01 augustus 1823;

“Epaminodas”, dd 01 juni 1827;

“Astrea”,

Archiefn. 39-131, 06 november 1828, brik “Astrea”, kapitein Coenraad Brandligt, bestemming Batavia, , 19 bemanningslede, i.c. opperstuurman, onderstuurman, derde stuurman, bootsman, timmerman, kok, 5 matrozen, 3 ligtmatrozen, doktoor, hofmeester.

Archiefnr. 38-133, 28 juli 1829, brik “Astrea”, kapitein Coenraad Brandligt, bestemming Batavia, boekhouder de kapitein zelve, 16 bemanningsleden i.c. stuurman, onderstuurman, doktoor, timmerman, bootsman, kok, 6 matrozen, 2 ligtmatrozen, jongen, hofmeester, leerling.

Archiefnr. 38-135, 28 juli 1830, brik “Astrea”, kapiten Coenraad Brandligt, bestemming Batavia, boekhouder de kapitein zelf. 17 bemanningsleden i.c. stuurman, onderstuurman, doktoor, timmerman, bootsman, kok, zijlemaker/matroos, 5 matrozen, 3 ligtmatrozen, hofmeester, leerrling

Archiefnr. 38-139, 13 juli 1832, brik “ Astrea”, kapitein Coenraad Brandligt, bestemming Kaap de Goede Hoop en Batavia, boekhouder de kapitein, correspondent den Vries & Comp., 18 bemanningsleden, i.c. opperstuurman, onderstuurman, derde waak, bootsman, timmerman, kok, 8 matrozen, 2 ligtmatrozen, jongen, hofmeeste, kajuitoppasser.

“Rhijn”, dd 15 februari 1837

Bouma025 (zie ook van Sluijs012) vermeldt C.Brandligt als gezagvoerder gedurende:

  • 1815-1817 op de pink “Aurora”. Was op 21 november 1814 te Amsterdam in veiling (zie Asd. Crt. 26 nobember 1814 en 20 april 1816).
  • 1821 (t/m 1825?) op het 3/m schip “Frederik Hendrik”, bouw- en tonnagegegevens ontbreken, , Vermoedelijk als eigenaar vanuit Amsterdam. In 1826 wordt hij als reder opgegeven, waarbij het schip door P.Zink wordt gevaren.

Het schip werd op 18 november 1822 te Amsterdam in veiling gebracht.

Amsterdamsche Courant  09 november 1822 in de rubriek Advertenties:

“ … den 18den November 1822 … te Amsterdam, in het voormalig Nieuwezijds Heeren Logement, op den Haarlemmerdijk, verkoopen: Een … fregat-schip, genaamd Fredrik Hendrik, gevoerd door kapitein C.Brandlicht (sic), Lang 32 Ellen, 85 duimen, Wijd 8 ellen, 8 duimen, Hol 3 ellen, 76 duimen … alles

  • 1824-1825 op de 3/m hoeker “Thalia”, bouwgegevens ontbreken, 224 ton o.m., varend als eigenaar vanuit Amsterdam.

 

Het Archief van de Waterschout te Amsterdam11a bevat monsterrollen op naam van Coenraad Brandligt Jr   van de “Frederik Hendrik (10 oktober 1820); Thalia ( 01 augustus 1823); Epimondas (01 juni 1827).

Overige bijzonderheden

Ver Huell was “Kolonel en kapitein ter Zee, Equipagemeester der marine in het Hoofd-departement van de Maas, Lid van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam, en van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen”.

Uit het boek blijkt, dat hij een ruime cultuurhistorische en natuurhistorische belangstelling had. Zijn verslag is gebaseerd op herinneringen, daar zijn dagboek van de reis bij een scheepsramp verloren is gegaan. Ver Huell wilde uitgezonden worden naar Indië en zou zich op zijn marineschip inschepen. Toen hij echter te Nieuwediep aankwam was zijn schip juist uitgevaren. Hij scheepte zich in november 1815 in op de koopvaarder de “Aurora” “welke in Texel zeilree lag, met ambtenaren voor de kolonie, en werklieden voor de constructiewinkel te Sourabaia , op Java ...”. De kapitein van de “Aurora” was C. Brandligt. “Ik stapte over, en vond het dek opgepropt met mannen, vrouwen en kinderen, en in de kajuit eenige militairen en civiele ambtenaren”. Hij noemt met name zijn medepassagiers Smulders, van Son en van der Graaf. De reis ging via Wight naar Portsmouth, waarnaar werd uitgeweken vanwege het slechte weer. Daarna ging men verder via Teneriffe en Palma naar de Kaap Verdische eilanden. Op het eiland St. Jago werd enige tijd verbleven en Ver Huell doet verslag van een paar tochten met vermelding van diverse natuurhistorische bijzonderheden. Na passage van Tristan da Cunha wordt Kaapstad aangedaan, alwaar een maand wordt verbleven. Tenslotte arriveerde hij te Batavia, met vermelding van passage van de eilandjes Noessa Cambaya en Klapperseiland ten zuiden van Java en van “Cracatouw en Slebeze, dwars van Prinseneiland” in Straat Soenda. Er is een vrij uitgebreide beschrijving van het de legerplaats Anjer aan de Javaanse Westkust. Tijdens de zeereis worden eveneens diverse natuur-historische opmerkingen gemaakt.

Ik heb alleen de eerste c. 30 pagina’s, die over de tocht met de “Aurora” gaan, gelezen. De rest van het boek en ook deel 2 doet verslag over zijn verdere belevenissen in Indië.

In: “Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën”. 1835-1836 Nederlands Scheepvaart Museum inv. nr S.0187.

In 2004 verscheen het boekje “Des Hemels Zegen. Scheepsbrieven van Murk Lelsz, 1803-1819” door Dorine Verheyden-Lels en Tineke de Bruyn-Lelsz, uitgegeven door de Stichting Lelsz-Lels bij Hollaers van Elkerzee BV. In het gedeelte van dit boekje, waarin scheepsbrieven aan de orde komen uit 1816 toen Murk Lellsz naar Indië voer met de “Onderneming”, schrijft deze op 16 maart 1816 vanuit Kaap de Goede Hoop aan zijn patroon de Commerciële Sociëteit in Amsterdam (p.60):

“Van mijn makkers arriveerde er nog geen een, doch ik heb van een Engelsman gehoord dat hij Brandligt op de Zout Eilanden had gezien dus dat die nu allerwaarschijnlijkst niet ver meer van hier is. Ze waren in goede staat.”

En in een brief dd 22 juni 1816 vanuit Batavia schrijft Lelsz (p.62):

“Mijn confrater Brandligt is … daags na mijn vertrek aan de Kaap gearriveerd, zodat ik die ook binnenkort tegemoet kan zien.” (d.i. volgens de auteurs van voormeld boekje 22 dagen na de de aankomst van Lelsz in Kaap de Goede Hoop.)

Amsterdamsche Courant 20 april 1816 onder de rubriek Scheepstijdingen

Cornelis Quak,kapitein van de pink “Vrouw Aletta” meldde dat hij op weg naar Batavia op 12 januari 1816 Porto Prayo was binnengelopen “waar hij liggende gevonden had het Pink-Schip Aurora, kapt. Coenraad Brandligt Jr … “ eveneens op weg naar Batavia.

 

Java Governmental Gazette 20 juli 1816114

…Het Nederlandse schip AURORA, kapt. C. Brandligt, den 20 november 1815 van Amsterdam vertrokken, arriveerde den 16 dezer ter rede Batavia.

 

Java Governmental Gazette 10augustus 1816114

….Den 7 dezer zijn de schepen AURORA, kapt. C. Brandligt, en ONDERNEMING, kapt. M. Lels, en den 9 dezer de VROUW ALETTA, kapt. C. Quak, van Batavia als transportschepen naar het oosten vertrokken. (opm: waarschijnlijk gehuurd door het Nederlands gouvernement)….

 

Rotterdamsche Courant 03 september 1817114

Amsterdam, 1 september. Kaptein Coenraad Brandligt Jr, voerende het schip AURORA, den 26 augustus van Batavia in Texel binnengekomen, meldt dat zijn schip in de best mogelijke staat is, en alle de schepelingen zich in volmaakte welstand bevinden; voorts rapporteert hij den 25 dito in het Kanaal in goede staat gepraaid te hebben, de schepen JAN EN CORNELIS, kapt. J. Duyf, CORNELIA, kapt. E. Sipkes, en VROUWE IDA ALIDA, kapt. K. Sipkes, naar Batavia, en ADRIANA JOHANNA, kapt. T.K. Kleyn, naar Lissabon gedestineerd, alle den 21 dito uit Texel gezeild.

 

Rotterdamsche Courant 21 juli 1821114

Rotterdam, 20 juli. Uittreksel uit de Lloyd’s List van den 17 juli:

Den 23 april is van Kaap de Goede Hoop vertrokken het schip FREDERICK HENDRICK, Brandlight (opm: fregat FREDRIK HENDRIK, kapt. C. Brandligt)……

Rotterdamsche Courant 25 april 1822114

Amsterdam, 23 april. Bij Kaap de Goede Hoop zijn gearriveerd C. Brandligt (opm: fregat FREDRIK HENDRIK), van Batavia naar Amsterdam, en J. ten Boekel (opm: pink JOHANNA JACOBA), van Amsterdam, laatst van Rio-Janeiro.

 

Rotterdamsche Courant 02 mei 1822114

Amsterdam, 30 april. Sedert onze laatste is in Texel binnengekomen C. Brandligt (opm: fregat FREDRIK HENDRIK), van Batavia; dezelve is bij het binnenkomen in het gat bij Kaap Hoofd aan de grond gezeild, doch met assistentie weder in vlot water en in het Nieuwe Diep gekomen.

 

Rotterdamsche Courant 14 november 1822114

Advertentie. R. Hoijman, T. van Olivier, J.E. Lublink, G.J. Roland Holst, A. van der Sluijs en J. Boelen, makelaars, zullen, op maandag den 18 november 1822, des avonds te zes uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extraordinair welbezeild nieuw-gekoperd Fregatschip, genaamd FREDRIK HENDRIK, gevoerd door kapt. C. Brandlicht (opm: C. Brandligt); lang 32 ellen 85 duimen, wijd 8 ellen 8 duimen, hol 3 ellen 76 duimen, het verdek hoog aan boord 1 el 98 duimen (opm: 32,85 x 8,08 x 3,76 / 1,98 m.); alles Nederlandse maat; zijnde Amsterdamse maat lang 116 voeten, wijd 28 voeten 6 duimen, hol 13 voeten 2 duimen, het verdek 7 voeten; breder bij de inventaris en berigt bij de bovengenoemde makelaars.