1803
AC 201003
Zeetijdingen. Te Shilly is binnengekomen het schip (opm: pink) OBERON, kapitein Rohloff, van Stettin naar Liverpool gedestineerd.
1805
BLC 231105
Advertentie. Men zal den 10 december 1805, ’s namiddags twee uren, in de Herberg Roma te Harlingen, op weder uitvoer publiek verkopen: een lading fijn zout, van Liverpool met het schip OBERON, door schade binnen gekomen. Nadere informatie bij Barend Visser en Zoon aldaar.
1806
LC 080206
Harmanus Tanboezer, executeur te Harlingen, presenteert aldaar aan de meestbiedende te verkopen, ad opus jus habentium (opm: voor degene die het aangaat), uit krachte een finaal dispositiv van Drost en Gerechte dezer Stad, en authorisatie dies:
Een extra ordinair welbezeild pinkschip, OBERON genaamd, gevoerd bij Christoph Bradenahl, op naam van Martin Georg Röhlefs, van Stettin in 1797 aldaar nieuw gebouwd, laag over steven 110 voet, wijd over zijn dek 27 voet, hol in het ruim 11½ voet, tussen deks van balk tot balk 5 voet 1 duim, alle Hollandsche voeten, en dat verder met al zijn rondhouten, opstaande en lopende wand, ankers, touwen en zeilen, en andere scheepsbehoeftens, zo als het zelve is en tegenwoordig in de Zuiderhaven leggende te Harlingen.
Wie gadinge maakt, kome op dinsdag den 4 maart 1806, 's namiddags één uur bij de schrijvinge , en des avonds 6 uur bij de verhoginge en finale palmslag, ten huize van Abel Bolhuis, kastelein in de Herberg Roma te Harlingen, en kope op dan voor te lezene conditien, die inmiddelen tijde te vernemen zijn bij bovengemelde executeur.
ZEG HET VOORT.
1814
LCO 080714
Scheepstijdingen. Den 4 en 5 juli zijn in te Tessel zee gezeild: ANTONA (opm: pink AURORA), kapt. F. Baas, naar Riga en GERRITJE, kapt. J. Abrahams, naar de Oostzee.
Op 21 juni 1814 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de AURORA, aangevraagd door Fredrik Smit, mede reder, Amsterdam, voor Foppe Baas als kapitein.
LCO 031014
Scheepstijdingen. Den 28 september is in Tessel o.a. binnengekomen AURORA, kapt. T. Baas (opm: pink, kapt. Foppe Baas), van Riga.
RC 171114
Advertentie. De makelaars J. van Ouwerkerk de Vries, J.E. Lublink en H. Smit zullen op maandag den 21 November ’s avonds ten 6 uren (ten overstaan van Huissier [opm: deurwaarder] D.H. Marinus) in het N.Z. Heeren-Logement aan de Haarlemmerdyk openbaar verkoopen: een extraordinair welbezeild Pinkschip, genaamd AURORA, gevoerd door kaptein Foppe Baas, lang over steven 112 voet, wyd 28 voet, hol 14 voet, ’t Verdek hoog 6½ voet, alle Amsterdamse maat, breeder bij den Inventaris omschreven.
1815
Op 12 januari 1815 werd de eerste (bedoeld wordt nieuwe) zeebrief verstrekt voor de pink AURORA, aangevraagd door J.G. van der Meulen en Johannes Preyer, Amsterdam, voor Coenraad Brandligt jr. als kapitein.
LCO 291115
Zeetijding. Sedert onze laatste zijn te Tessel uitgezeild: AURORA, kapt. C. Brandligt (opm: pink, kapt. C. Brandligt jr), ALETTA (opm: pink VROUW ALETTA), kapt. C. Quack en ONDERNEMING, kapt. M. Lels, alle drie naar Batavia.
RC 091215
Amsterdam, 7 december. Den 30 november is te Portsmouth, wegens contraire wind, doch in goede staat, binnengelopen het schip (opm: pink) AURORA, kapitein C. Brandligt junior, van Amsterdam naar Batavia gedestineerd; hetzelve zoude met den eersten gunstige wind de reis vervolgen.
RC 161215
Amsterdam, 14 december. Volgens brief van den 8 december, had het te Portsmouth binnengelopen schip (opm: pink) AURORA, kapitein C. Brandligt jr., den vorigen dag, met een gunstige wind de reis naar Batavia vervolgd.
1816
OHC 200416
Amsterdam den 18 april. Volgens brief van kapt. C. Quak, voerend het pinkschip de VROUW ALETTA, van Amsterdam naar Batavia, geschreven den 5 februari op de zuiderbreedte 14 gr. 21 min. lengte (opm: graden slecht leesbaar) 35 gr. 28 min. bewesten Greenwich, was hij aldaar destijds in goeden staat van schip en volk zeilende. Na zijn vertrek uit Texel had hij wegens storm onder Duins gelegen en een anker moeten kappen om onder zeil te gaan; was, na variabel weer, verzeld van storm, den 12 januari te Porto Praijo binnengelopen, alwaar hij vond leggen het pinkschip AURORA, kapitein C. Brandligt junior, mede van Amsterdam naar Batavia gedestineerd, en dachten beiden den 15 dito de reis te vervorderen, doch welk vertrek, wegens het weglopen van drie man van kapt. Quak, die met een kleine sloep naar den wal waren en tot welker opsporing hij, benevens kapt. Brandligt, hoewel vruchteloos, alle pogingen had aangewend, eerst den volgende dag plaats had. Den 20 dito waren beide schepen met een flauwe koelte elkander uit het gezicht geraakt en kapt. Quak den 26 dito de linie gepasseerd.
JGG 200716
Het schip (opm: fregat) TWEE VRIENDEN, kapt. P.I. Pieters, den 10 juli met koffij van Indramajoe vertrokken, arriveerde den 12 dezer weder ter rede Batavia.
Het Nederlandse schip (opm: pink) AURORA, kapt. C. Brandligt, den 20 november 1815 van Amsterdam vertrokken, arriveerde den 16 dezer ter rede Batavia.
RC 230716
Amsterdam den 21 juli. Volgens brief van de Kaap de Goede Hoop, van den 25 april, lag het schip (opm: pink) AURORA, kapt. C. Brandligt junior, in den besten staat, gereed om den 29 of 30 dito de reis naar Batavia voort te zetten. Volk en passagiers waren in volkomen welstand.
JGG 100816
Den 7 augustus zijn de schepen AURORA (opm: pink), kapt. C. Brandligt, en ONDERNEMING, kapt. M. Lels, en den 9 dezer de VROUW ALETTA, kapt. C. Quak, van Batavia als transportschepen naar het oosten vertrokken. (opm: gehuurd door het Nederlands gouvernement)
OHC 311216
Amsterdam, 28 december. Den 16 juli is te Batavia gearriveerd ’t schip (opm: pink) AURORA, kapt. C. Brandllgt junior.
1817
RC 220517
Amsterdam, 20 mei. Kapt. Coenraad Brandligt junior, voerende het Schip (opm: pink) AURORA, meldt van Batavia van den 2 december, dat zijn schip en volk in den besten staat waren en hij den 8 dito naar Indermajo en van daar naar Samarang zou verzeilen, ten einde het overige zijner lading in te nemen en vervolgens naar Amsterdam te vertrekken.
RC 030717
Amsterdam, 1 juni. Kapitein Coenraad Brandligt jr., voerende het schip AURORA (opm: pink), meldt van Soerabaija, van den 21 januari, dat hij den volgende dag met ene volle lading de reis naar Amsterdam zou aannemen.
OHC 090817
Het schip (opm: pink) de VROUW ALETTA, kapt. C. Quak van Batavia laatst van de Kaap de Goede Hoop, in Tessel binnengekomen, is den 17 mei uit Simonsbaai gezeild, tegelijk met het schip (opm: pink) AURORA, kapt. C. Brandligt mede van Batavia naar Amsterdam gedestineerd.
RC 030917
Amsterdam, 1 september. Kapt. Coenraad Brandligt Jr, voerende het schip AURORA, den 26 augustus van Batavia in Texel binnengekomen, meldt dat zijn schip in de best mogelijke staat is, en alle de schepelingen zich in volmaakte welstand bevinden; voorts rapporteert hij den 25 dito in het Kanaal in goede staat gepraaid te hebben, de schepen JAN EN CORNELIS, kapt. J. Duyf, CORNELIA, kapt. E. Sipkes (opm: fregat, kapt. Feijke Sipkes), en VROUWE IDA ALIDA (opm: fregat VROUW IDA ALEYDA), kapt. K. Sipkes, naar Batavia, en ADRIANA JOHANNA, kapt. T.K. Kleyn, naar Lissabon gedestineerd, alle den 21 dito uit Texel gezeild.
RC 041117
Londen, 31 oktober. De AURORA, kapitein C. Brandligt, van Amsterdam naar Batavia, is den 8 der vorige maand, op 14 graden 16 minuten noorderbreedte en 27 graden 36 minuten westerlengte, gepraaid door THE WELLINGTON, kapt. Lyons, van Ceylon aangekomen.
Op 26 november 1817 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de pink AURORA, aangevraagd door A.B. van Limbeeck c.s., Amsterdam, voor Albert Ahlers als kapitein.
1818
RC 170918
Amsterdam, 15 september. De schepen CONSTANTIA, kapt. M. Spreeuw, en DE HARMONIE, kapt. H.J. de Bloom, den 12 september in Texel binnengekomen van Surinamen, zijn beide den 31 juli van daar vertrokken, tegelijk met de schepen SPECULATION, kapt. Thomas Pietersz; de VRYHEID, kapt. Rinse Sjeerd Rinses; JOHANNA PHILIPPINA, kapt. Willem de Boer; AURORA, kapt. Albert Ahlers; IGNATIA EN JENNY, kapt. Jan Nobel; en CATHARINA ANNA HELENA, kapt. Freerk Machielsen; naar Amsterdam.
Op 10 november 1818 werd een Turkse Pas verstrekt, voor een reis naar Suriname, voor de pink AURORA, aangevraagd door A.B. van Limbeeck c.s., Amsterdam, voor Albert Ahlers als kapitein. (Schip buitenlands gebouwd.)
1819
RC 240719
Amsterdam, 22 juli. Kapitein Thomas Pietersz, voerende het schip (opm: pink) SPECULATION, den 19 juli van Surinamen binnen gekomen, heeft 43 dagen reis en breng berigt, dat acht dagen na hem uit die kolonie zouden vertrekken de schepen AURORA (opm: pink), kapt. A. Ahlers, en ATHALANTE (opm: fregat ATALANTE), kapt. J. Stoffers, beide mede naar Amsterdam.
OHC 100819
Amsterdam, 9 augustus. Den 8 dezer zijn in Tessel binnengekomen de schepen AURORA (opm: pink), kapt. A. Ahlers, van Suriname en HESPERUS (opm: fregat), kapt. T.C. Schenkhuizen, van Demerarij.
RC 230919
Advertentie. Rutger Hoijman, David Beets, Gerhard Jacob Roland Holst en Hermanus Isaac Rietveld, makelaars, zullen, op maandag den 27 september 1819, des avonds te 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extraordinair welbezeild Pinkschip (opm: ook – onjuist - geadverteerd als Fregatschip), genaamd AURORA, gevoerd bij kaptein Albert Ahlers, lang 113 en 1 half voet, wijd 28 voet 6 duim, hol 13 voet 8 duim, het verdek 6 en 1 half voet, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris en berigt bij de makelaars. (opm: zie ook RC 281020)
Op 23 november 1819 werd voor de AURORA zowel een nieuwe zeebrief als een Turkse Pas verstrekt voor een reis naar Suriname, aangevraagd door J. Preyer en Suwerkrop te, Amsterdam, voor Albert Ahlers als kapitein.
1820
RC 090320
Amsterdam, 7 maart. Kapt. A. Ahlers, AURORA (opm: pink), van Amsterdam naar Surinamen, heeft met het laatste stormweer en hoge deining, in de haven van het Nieuwe Diep liggende, schade aan het schip en tuigagie bekomen, door het aan boord (opm: langszij) liggen van het schip SUPERB, kapt. C. Weens; ook heeft het schip VICTOR, kapt. J. Johnston, deszelfs rusten verloren.
OHC 190920
Amsterdam, 18 september. Den 17 dezer zijn te Tessel binnen gekomen de schepen AURORA (opm: pink), kapt. Ahlers van Suriname en LA BELLE ALLIANCE (opm: sloep, thuishaven Gent), kapt. L. Heyde van Demerarij, ligt quarantaine; de wind noord west.
Op 2 oktober 1820 werd de Turkse Pas ingetrokken, nadat deze door de Directeur der Inkomende- en Uitgaande Rechten voor Noord-Holland Utrecht vanuit Amsterdam naar de Staatsraad in ’s Gravenhage was opgestuurd. Daarop werd de cautie vrijgegeven.
RC 281020
Advertentie. D. Beets, J.E. Lublink, G.J. Roland Holst en F. der Kinderen, makelaars, zullen, op maandag den 6 november 1820, des avonds te zes uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op den Haarlemmerdijk, verkopen: Een extraordinair wel bezeild gekoperd pinkschip, genaamd AURORA, gevoerd door kapitein Albert Ahlers, lang 113 en 1 half voet, wijd 28 en 1 half voet, hol 13 voet 8 duim en het verdek hoog aan boord 13 voet en 1 half duim; alles Amsterdamse maat. Breder bij den inventaris en bericht bij den makelaars. (opm: zie ook RC 230919; dit schip met bouwjaar Stettin 1797 werd verkocht, waarschijnlijk voor de sloop)
Op 2 december 1820 werd de zeebrief van 23 november 1819, vanuit Amsterdam door de Directeur der Inkomende- en Uitgaande Rechten voor Noord Holland en Utrecht naar de Staatsraad in Den Haag opgestuurd, waarna deze werd geroyeerd met de vermelding ‘schip verkocht’.
Transcript Charter Partij pink AURORA december 1814
Wij ondergetekende de Staatsraad in buitengewone dienst, belast met de portefeuille van het Departement van Koophandel en koloniën, als bevrachter ter Eenre, en J.G. van der Meulen en Johannes Preijer als Directeuren en Mede reders van het Hollandsch gekoperd schip genaamd AURORA, groot ingevolge de meetbrief twee honderd negen en vijftig gemeten Rogge Lasten, gevoerd door Schipper Coenraad Brandligt junior als vervrachter ter andere zijde:
Verklaren wegens de Bevrachting en Vervrachting van het gemelde Schip te zijn overeengekomen en geaccordeerd, op de navolgende voorwaarden.
Dat het voorschreven Schip door de vervragters zal moeten worden geleverd, hegt, digt, wel gecalfaat en gekoperd, mitsgaders voorzien van drie complete stellen zeilen en vier zware Touwen en in het woord van al het geene tot eene reize naar Oost Indien en vandaar herwaarts, ten genoegen van den bevrachter benodigd is. En in zonderheid ook van een Turksche Pas, welke aan de Bevrachters zal moeten worden vertoond.
Dat de Equipage welke door de Vervrachters zal moeten worden bezorgd, uit niet minder zal mogen bestaan dan Twee en Dertig manschappen waaronder niet meer als drie jongens zich zullen mogen bevinden.
Dat den Schipper en Eersten Stuurman zullen moeten zijn ten genoegen van den Bevrachter voor denzelven Examens afleggen aan de Instructien die door denzelven zullen worden afgegeven.
Dat het Schip voor de Stad Amsterdam ter belading leggende, vanwege den Bevrachter zal worden beladen, met zoveel goederen, dat hetzelve genoegzaam geballast is, om naar Texel te kunnen zeilen, werwaarts hetzelve dan ook terstond, weer en wind dienende, zal moeten vertrekken en ter Reede van Texel gearriveerd zijnde, zal het schip aldaar vanwege den Bevrachter verder worden beladen, met zodanige goederen als dezelve zal verkiezen in te schepen, tot de volle of bekwame lading toe, waarbij echter altoos zal moeten worden geobserveerd, dat er genoegzaam ruimte overblijve voor de natemeldene passagiers en derzelve bagage, mitsgaders voor de Victualie en provisien, welke tot onderhand en voeding voor de passagiers gedurende de reize zullen nodig zijn, welke goederen in die orde aan boord zullen worden geleverd, dat daarbij de dragt van het Schip in eene behoorlijken Stuagie kan worden in acht genomen, zullende de belading en expeditie van het Schip moeten Zijn volbragt, voor of op den 31 maart aanstaande. Langer opgehoudende, zal de Bevrachter verbeuren, negentig Guldens daags, totdat het Schip deszelfs expeditie zal hebben bekomen, om met ‘s lands eskader te zeilen naar Java, om aldaar hetzij te Batavia, hetzij te Sourabaija, zoals zulks door den kommandant van het Eskader aan den Schipper zal zijn geordonneerd, deszelfs ingenomen lading te ontlossen, welke leggelden indien er de zodanige zijn, met de eerste termijn der natemeldene vrachtpenningen, zullen worden uitbetaald.
Dat dit Schip zal worden geemployeerd, om behalve de goederen, die in hetzelve zullen geladen worden, ook van hier naar Batavia of Sourabaija overtevoeren, een aantal van circa honderd personen, zoo mannen, vrouwen als kinderen, of zoo veel minder of meerder als den Bevrachter zal verkiezen. En daar inop een welvoegelijke wijze, zullen kunnen worden gelogeerd.
Dat de Hutten en Appartementen voor de passagiers bestemd, met de Commoditeiten voor derzelver logement, van wegen, tot genoegen en voor rekening van den Bevrachter ingericht, betimmerd en bezorgd zullen worden, gelijk zomede de grote kombuis, het koks gereedschap en komaliewand, door denzelven aan boord zullen worden geleverd, en zullen de alzo aan boord geleverde Hutten, goederen en gereedschappen (zo verre het Schip van dezelve, voor zijne verdere bestemming noch op de retour reize niet zal benodigd zijn), wederom aan de orders van den Bevrachters te Batavia of Sourabaija, of anders bij retour van hetzelve, alhier uitgeleverd worden.
Dat daartegen de Vervrachters voor hunne Rekening aan boord van het Schip zullen doen gereedmaken, de roosters en ventilators ter bevordering van lucht in de Scheepsdekken, de nodige schotten in het ruim of tussendeks, om ventilatie, volkslogies e.a. af te scheiden, hetwelk ook wederom te Batavia of Sourabaija, voor Scheepsrekening zal moeten worden hersteld.
Dat vanwegen de vervrachters voor het nodig onderhoud der Passagiers, gedurende de reize zal worden gezorgd, naar de volgende Schaftregel en randsoenen, zoals zulks op de Nederlandsche Koopvaardijschepen gebruikelijk is, naamelijk per hoofd per week:
Drie ponden Vleesch.
Een pond Spek.
Een pond Stokvisch.
Een pond Kaas.
Een en een half pond Boter.
Drie en een half pond hard brood.
En veertien glaasjes goede Hollandsche Genever, waarvan de helft op Kina.
Daagsche Schafting:
Zondag. Vleesch met Graauw Erwten en Augurken.
Maandag. Stokvisch en witte Erwten.
Dinsdag. Spek en Zuurkool.
Woensdag. Vleesch en Graauwe Erwten.
Donderdag. Stokvisch en witte Erwten.
Vrijdag. Spek en Zuurkool.
Zaterdag. Stokvisch en witte Erwten.
Voorts alle morgens Gort en een pint Bier, dog zullen voor kinderen onder de Tien Jaren van tijd tot tijd ligtere Spijzen hetzij Gort, Rijst, of Gierst met pruimen, Rozijnen of Korenten, worden verstrekt.
Ook zullen de Vervrachters moeten zorgen voor het benodigde Zout, Peper, Mostaard Zaad en Azijn zo voor consumtie, als voor dagelijksche zuivering van het Schip, mitsgaders voor het benodigde brandhout en licht, en zullen de van de daagsche Schafting overblijvende restanten wederom opgeschaft en geconsumeerd moeten worden.
Zullende alle de provisien voor de Schafting vanwegen den Bevrachter kunnen worden geïnspecteerd, ten einde zich van de deugdzaamheid derzelve te verzekeren.
Dat de distributie der Levensmiddelen volgens Scheepsgebruik zal geschieden, dog zullen de gecommitteerden uit de passagiers verpligt zijn, den Schipper en Scheepsofficieren behulpzaam te weezen in het handhaven der goede order en voor zoveel van hun zal afhangen, in de zorg dat niets verkwist nog verwaarloosd worde.
Dat wanneer de Scheeps Doctor, zijn of andere Spijzen als de gewone Schafting bepaald, mogte requireeren, ten gebruike voor zieken, zullen dezelve almeede door den Schipper mochten worden geleeverd, tegens ordonnantie, om wanneer blijken zoude dat zulks Strekken mogt tot merkelijke prejudicie en bezwaar van de Vervrachters, dezelve als dan daarin naar billijkheid te gemoet te komen boven de bedongen en hier na te vermelden Kostpenningen.
Dat de Bevrachter zal zorgen voor een goede en welvoorziene Medicijn Kist, en de voornaamste der Chirurgicale Instrumenten doch dat de Scheeps Doctor voor Reekening der vervrachters zal worden aangenomen, en gesalariseerd en zal zodanig Doctor vooraf moeten produceeren een bewijs van admissie van de Geneeskundige Commissie te Amsterdam, tot het uitoeffenen zowel van de Externe als Interne praktijk, ten genoegen van de Bevrachter, ook zal de Scheeps Doctor gehouden zijn, de voormelde Medicijn Kist en Chirurgicale Instrumenten te Batavia of Sourabaija, in goede order aan de Directie over het Hospitaal aldaar uit te leeveren. En het verbruik te behoorlijk te verantwoorden waarvan het bewijs zal moeten worden vertoond, alvorens de hier na te meldene premie te kunnen ontvangen, en zal bij aldien door onachtzaamheid daaraan Schade mogte zijn toegebragt, zodanige Schade van deszelfs premie worden gekort.
Dat de voornoemde Scheeps Doctor uit de voorzeide Medicijn Kist, zoveel van de resterende medicijnen, prijs courant en voor rekening van de vervrachters zal kunnen overneemen, als hij zal calculeren voor de verdere hier na te vermeldene bestemming van het Schip, te kunnen nodig hebben.
Dat aan den Scheeps Doctor voor deszelfs attentie en activiteit in de behandeling en verzorging der zieken, zal worden toegelegd, een premie van Drie Guldens per hoofd voor ieder passagier zonder onderscheid van Sexe of ouderdom, welke te Batavia of Sourabaija levende zal zijn gedebarqueerd.
Dat tot aanmoediging van den Schipper om door reiniging van het Schip, zuivering en verfrissching van Lucht en andere voorzorgen, te maken voor de conservatie der gezondheid, van de zich aan boord bevindende passagiers, aan denzelven zal worden toegelegd en voor hem aan de vervrachters worden uitbetaald bij de voldoening van den tweeden termijn der Vrachtpenningen, Vijf Guldens voor eene buitengewone premie voor elk levende passagier, welke hij te Batavia of Sourabaija zal hebben ontscheept, en zal dan al meede aan den Vervrachter worden voldaan, de premie hier voor aan den Scheeps Doctor toegelegd, van al het welk drie eensluidende declaratoiren van wegens het Gouvernement, aan den Schipper zullen worden ter hand gesteld, om door dezelve te worden overgezonden, en van welke de productie van derzelve zal valideeren.
Dat voor Kostgeld van iedere passagier zonder onderscheid van ouderdom of Sexe zal worden betaald, dertien Stuivers per dag van welk kostgeld, zodra het schip na Zee zal zijn zal worden betaald, de Kostgelden binnengaats verscheenen, en daarenboven de gecalculeerde helft der Kostgelden van de reize gerekend over zeven maanden of Twee Honderden Tien dagen en dus voor de helft Honderd en Vijf dagen, en de wederhelft of de resterende dagen van de reize tot den dag der ontscheping te Batavia of Sourabaija bij het inkomen alhier van het berigt dat het Schip ter bestemder plaatse is gearriveerd en de passagiers heeft gedebarqueerd, en zal van de overledene boven de voorzegde Honderd en Vijf dagen, geen verdere Kostgeld worden betaald, als tot derzelver overlijden, hetwelk bij extract uit het Scheeps journaal, daartoe door den Schipper en Stuurman getekend en door de gecommiteerde uit de passagiers gecontrasigneerd, overgezonden, zal moeten constatereeren.
Dat het Schip nadat te Batavia of Sourabaija de passagiers en goederen zullen zijn gedebarqueerd en ontlost en hetzelve van de gedane vertimmeringen zal zijn hersteld ten spoedigsten van wegen den Bevrachter zal worden beladen, met alle zodanige goederen en producten, als men zal gelieven in te schepen, echter altoos tot de volle of bekwame lading toe, en zullen de goederen welke tot belading van het Schip zullen zijn gedestineerd en zodanige order aan boord worden gezonden, als de Schipper tot behoorlijke belading van zijn Schip zal oordeelen benodigd te zijn, en tevens de vrijheid hebben, om zo veel Peper tussen deszelfs lading te storten, als daarin met behoorlijke conservatie der Lading, kan worden geborgen. Zullende de nodige emballage en garneering tot preserveering de Lading voor Reekening van de Bevrachter geleverd worden en aldus beladen zijnde, zal de Schipper terstond de reize na Herwaarts moeten aan neemen.
Dat de goederen, zo op de Laad als Los plaatsen, den Schipper vrij aan boord van het Schip zullen geleverd en afgehaald worden.
Dat den Schipper te Batavia of Sourabaija eenige behoefte benodigd zijnde, zo ook eenige reparatie aan het Schip moeten ondergaan, zal men het Schip daarin zoo veel doenlijk behulpzaam zijn, en bij aldien zich eenige zieken onder de equipage mogten bevinden, zullen dezelve na verzochte en bekomene permissie, in de Hospitalen van het Gouvernement gebragt, verpleegd, en verzorgd worden, echter alles ten kosten van de vervrachters en van al hetwelk den Schipper drie eensluidende onkost rekeningen zal moeten teekenen, welke hier te Lande van de Vrachtpenningen zullen worden gekort.
Dat het Schip zo uitgaande als te huis komende, direct na deszelfs gedestineerde Losplaats zal moeten Zeilen, zonder eenige andere Havens te mogen binnen lopen, als door gebrek of onvoorziene toevalle daar toe genoodzaakt, of onder Convooij varende door den Commandant van het Convooij daartoe gelast wordende, zullende de Havens en andere verdere onkosten als mede averij grosse vallende, gedragen worden voor zo verre de uitreize, en dus zolang de passagiers zich aan boord zullen bevinden, aangaat Twee derde voor Reekening van het Schip en voor het overige gedeelte der reize en de na te meldene tussen reize, en Costume en Usantiën der Zee.
De Havens – Loots – Baken – Vuur en paal gelden hier te Lande, als mede alle verdere Scheeps onkosten, zullen zijn voor Reekening der vervrachters, dog daarentegen zal het Schip te Batavia noch op eenige Laad of Losplaats, der na te meldene tussen reize, geene Havens, rivier noch andere ongelden van dien aard betalen, en genieten alle voorregten van den bevracht Schip van het Gouvernement.
Ingeval echter de Hoge Indische Regering mogt afzien, om ook de retour reis voor Gouvernements reekening te bevrachten, en het Schip aldus te Batavia of Sourabaija door particuliere mogt beladen worden, dan zullen hier door alle verdere voorregten Cerfeeren, en de Schipper gehouden zijn te betalen alle uitgaande rechten en belastingen die wegens Schip en Lading in de Indische Havens zullen gevorderd worden.
Dat den Schipper noch deszelfs equipage zonder speciaal verlof daartoe te hebben, gevraagd en bekomen, niet zal vermogen te doen eenige de minste negotie op de uit of op de t’huis reize, direct of indirect hoe ook genaamd, gelijk ook den Schipper noch zijne onderhebbende officieren noch onderhebbende Scheepsvolk geene andere goederen, uit of thuis varende, zullen mogen Laden, of dat gedogen dat ingeladen worden, zelfs ook niet onder pretext, van vivres, behoeften of iets anders, wat het ook zoude mogen zijn, dat niet tot de Victualie of behoefte voor het Schip behoord dan die goederen alleen, welke door zullen gezonden worden, zullende het denzelven ten allen tijden vrijstaan visitatie te laten doen, hetwelk den Schipper zal moeten gedogen, en zullen in cas van contreventie alle goederen, welke tegen dit beding mogten zijn of worden ingeladen, ten profijt van den Bevrachter, zonder enige form van proces worden geconfisqueerd, en daar te boven de Vervrachters vervallen zijn in de boeten van Twee duizend Guldens, ten behoeven als voren, welke somma van het kaplaken zal worden gekort, overlatende aan de Vervrachters de reserve van actie, tegen de geene welke de fraude zal hebben begaan, zoo als dezelve en echten, zal oordelen, te behoren.
Dat den Schipper wanneer hij door sterfgeval, ziekte als anderszins te Batavia of Sourabaija volk kwam te ontbreken om de verdere reize te volbrengen, voor Scheeps rekening en dus ten kosten der vervrachters, zo veel manschappen zal mogen aanwerven, als hij zal nodig hebben en waartoe de Hoge Regering in Indien hem alle faciliteit zal bezorgen.
Dat de Bevrachter tot de ontscheping der Manschappen, Bagagie, Gereedschappen en goederen, en tot de wederbelading op Batavia of Sourabaija en eindelijke ontlossing alhier, te zamen zal disponeren over negentig legdagen, in te gaan daags na dat het Schip ter Rheede van Batavia of Sourabaija het anker zal hebben laten vallen en achtereen volgend aflopende, tot dat hetzelve aldaar voor de retour reize, zal beladen en geëxpidieerd zijn, bij welk expeditie, de op Batavia of Sourabaija geëmploijeerde legdagen op de Cherterpartij zullen worden afgeschreven, welke bij arrivement hier te Lande, wedrom zullen beginnen te loopen, daags nadat den Schipper verklaard zal hebben, tot lossen gereed te zijn en dan ook gereed is, en langer dan de voorschreven legdagen opgehouden wordende zal voor elke overige legdag worden betaald negentig Guldens daags.
Dat wanneer den Schipper kan worden beweezen, zich op enige plaatsen Zeilree zijnde en weer en wind dienende, nodeloos te hebben opgehouden, zal hem mede negentig Guldens daags van het Kaplaken worden gekort.
De vracht voor de geheele uit en thuis reize zal berekend worden naar de alhier uit te levere goederen en van dezelve worden betaald Drie Honderd Negentig Guldens per last van:
Vier duizend Ponden: Tin
Salpeter en
Suiker.
Drie duizend Ponden: Koffij
Peper
Nagelen
Indigo en
Caliatours hout.
Twee duizend Ponden: Thee
Caneel
Lijmaten
Catoene garens en
Sapanhout
Fustagien met natte of ingelegde waren acht oxhoofden per last, andere fust na rato van den inhoud, alles Bruto gewigt en beladen zal als hier boven is bepaald, en daarenboven tien percent voor ordinaire avarij en drie duizend Guldens tot een Caplaken voor den Schipper, alles Hollands courant geld.
Welke betalingen zullen moeten geschieden aan de Vervrachters of hunne onder of rechtverkrijgende in de volgende Termijnen.
Een derde der vracht, avarij en Kaplaken, dertig dagen nadat het Schip zal zijn in Zee gezeijld, onder verband van Restitutie wanneer mocht komen te blijken, dat het Schip (het welk God verhoede) mocht gebleven zijn binnen drie maanden na den dag, dat het Schip zal zijn in Zee gezeild, en waarvan het montant voor alles in eens af (de voorenstaande kost, leg en premie gelden uitgezonderd) werd bepaald naar aanleiding der gemeten Lasten op de Somma van Acht en dertig duizend Guldens.
Een zesde wanneer het schip op Batavia of Sourabaija zal zijn gearriveerd en zijne Manschappen en goederen zal hebben gedebarqueerd en het bericht daarvan alhier zal zijn ingekomen, waartoe drie eensluidende declaratoiren van wegens de Hoge Indische Regering aan den Schipper zullen worden ter hand gesteld, en een derzelve alhier zal worden geproduceerd en welk montant naar aanleiding als boven word bepaald, op de helft ter Somma van Negentien Duizend Guldens.
En eindelijk de resteerende Helft bij retour na getrouwe ontlossing van het Schip in het vaderland, zullende als dan de boven betaalde gelden, in mindering van het geheel verreekend worden en Valideeren.
Het zal echter aan de Hoge Indische Regering hetzij uit gebrek aan genoegzame voorraad van producten, om het Schip terstond te beladen, wederom te doen repatrieeren of ook uit eenige andere oorzaak vrijstaan het Schip tot een tussen reize te engageren, hetzij op de Kusten van Java of andere naburige eilanden, hetzij voor eene reize naar Japan of naar China, en in het laatste geval, om, of direct op Batavia te retourneeren, of wel van China terug over Batavia, of direct te repatrieeren, alles zoals de Hoge Indische Regering zulks ten meesten voordele van den Bevrachter of voor de Kolonie zal oordelen nodig te hebben, en alzoo te behoren, en zal ingevalle van zodanige tussen reize, deze Cherterpartij ook ten aanzien van de Legdagen worden gereekend stil te staan, met den dag, dat daarvan aan den Schipper aanzegging zal worden gedaan, hetwelk op de Cherterpartij zal worden aangetekend, terwijl daags na de uitlevering der Lading, bij retour van de tussen reize te Batavia, de Legdagen en verdere Conditien dezer Cherterpartij, wederom zullen gerekend worden te Continueeren.
Wanneer echter de Hoge Indische Regering mogt verlangen alzoo over het Schip voor een reize naar Japan of China of op de Kust van Java of naburige eilanden, te disponeren, dan zal derzelve over de vracht om Conditien met den Schipper zodanig kunnen Contracteeren als onderling zal kunnen worden overeen gekomen, altoos ook zelfs voor China met direct of indirect, ten grondslag aanneemende de alhier gemeeten groote van het Schip en waaraan beide contractanten, verklaren bij deeze zich te refereeren ente Submitteeren als of hetzelve contract door hun gesloten en in deeze, was geinsereerd; zullende de vrachtpenningen van zodanige reize alhier worden betaald, zoo dra behoorlijk bewijs van de Hoge Indische Regering hoeveel het Schip op zoodanige terug of heen reize zal zijn geproduceerd.
Dat dewijl het voor de Vervrachters niet mogelijk is hun Schip voor zodanige onbekend tussen reizen alhier te laten assureeren, zo zal in zulk een geval de waarde van het Schip op Batavia, door wederzijdsche te benoemen Tauxateurs werden geestimeerd en deze waarde door de Hoge Indische Regering verzekerd worden tegen genot van Eene percent premie van dat montant per maand, of twaalf percent in het jaar gerekend, welke premie op de ordonnantie der Vrachtpenningen, na volbrachte tussen reize, zal worden af getrokken, en zal bij onverhoopt verongelukken van het Schip de alzo verzeekerder waarde, hier te Lande worden vergoed boven de Vrachtpenningen welke de Hoge Indische Regering tot dato van het ongeluk op de voorschreeve ordonnantie erkennen zal verdiend te zijn geweest.
Dat het aan den Bevrachter zal vrijstaan het Schip bij retour geheel of gedeeltelijk te beladen met goederen aan het Gouvernement behorende en de overige ruimte met goederen van Particuliere aan te vullen, zo als zulks de Bevrachter zal goed vinden, edoch indien door de Hoge Regering zelve, geen gebruik van het Schip zal worden gemaakt, zal het aan den Schipper geoorloofd weezen, om naar een bekwame retour Lading bij Particulieren om te zien, gedurende den tijd dat de bepaalde legdagen lopen en die vindende zal hij zich aan de Hoge Regering moeten addresseeren, om tot de inneeming van goederen op vracht, permissie te bekomen, welke aan hem niet zal worden geweigerd, edoch van dat ogenblik af aan zal het verband dezer tegenwoordige Cherterpartij worden gehouden voor gecesseerd, en door de Bevrachters daaraan te zijn voldaan, door de betaling van het een derde en een zesde der bedongen vrachtpenningen benevens de premie aan den Schipper en Doctor voor de overgebrachte manschappen voor zo verre echter den Schipper op deze wijze geen volle of bekwame Lading mogt bekomen zal deze Cherterpartij voor de resteerende wan ruimte, worden gestand gedaan en de gemeten Lasten als dan tot grondslag van bereekening worden aangenomen.
Den Schipper nalatig blijvende, aan het een of ander der vorenstaande overeengekomen pointen te voldoen, zal voor de Vervrachters worden verbeurd een Panaliteit ten belopen van vijtien duizend Guldends, te korten aan de tweede termijn der Vracht.
Tot de getrouwe naarkoming van het geen voorschreeven staat verbinden de Bevrachters ter Eenre alle middelen en effecten van het Departement van Koophandel en Kolonien en Vervrachters ter andere zijde, het gemelde Schip en gereedschappen met de te verdienen vrachtpenningen en voorts wederzijdsch onder verband als naar Rechten.
Aldus gepasseerd in ‘s Gravenhage,
den December 1814
J.G. Johan Goldberg
J.G. van der Meulen
Johannes Preijer
Reisverhaal van Quirinus Maurits Rudolph Ver Huell (1787-1860)
‘Maurits’ Ver Huell was tijdens zijn leven Kolonel en Kapitein ter Zee, Equipagemeester der marine in het Hoofd-departement van de Maas, Lid van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam, en van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Ver Huell wilde uitgezonden worden naar Indië en zou zich op zijn marineschip inschepen. Toen hij echter te Nieuwediep aankwam was deze juist uitgevaren. Hij scheepte zich in november 1815 in op het pinkschip AURORA welke in Texel zeilree lag, met ambtenaren voor de kolonie, en werklieden voor de constructiewinkel te Sourabaija op Java. “Ik stapte over, en vond het dek opgepropt met mannen, vrouwen en kinderen, en in de kajuit eenige militairen en civiele ambtenaren". De reis ging via Wight naar Portsmouth, waarnaar werd uitgeweken vanwege het slechte weer. Onderweg naar Batavia deed de AURORA, als in die tijd gebruikelijk, een aantal havens aan om levensmiddelen en vers water in te nemen. Men zeilde via Teneriffe en Palma naar de Kaap Verdische eilanden. Op het eiland St. Jago werd enige tijd verbleven en Ver Huell doet verslag van een paar tochten met vermelding van diverse natuurhistorische bijzonderheden. Hij verbaast zich over de algemene armoede daar. Eén van zijn mede-passagiers verkoopt zonder enige moeite zijn oude laarzen aan de militaire commandant ter plaatse. Kapitein Brandligt van de AURORA slaat er voor weinig geld verse vruchten, kippen en schapen in, genoeg voor de reis naar Kaap de Goede Hoop. Na passage van Tristan da Cunha werd Kaapstad aangedaan, waar de AURORA een kleine maand in de Tafelbaai voor anker bleef liggen. Ver Huell maakte uitstapjes in de wijde omgeving van Kaapstad en tekende naar hartelust. Wederom goed voorzien van verse voorraden vertrok de AURORA voor het laatste stuk van de reis naar Batavia. Eerst werd in zuidoostelijke richting gezeild tot op de hoogte van 45° Z.Br. en daarna werd de koers verlegd in oostelijke richting tot voorbij de eilanden Amsterdam en St. Paul; vandaar ging het in noordelijke richting op Straat Soenda af.
In juni 1816 kwam de AURORA voor Anjer. Ver Huell is opgetogen: ‘Verrukkend schoon doet zich Java op. Van de kruinen der bergen tot aan het strand, daar de schuimende golven tegen de rotsen breken, is alles met weelderig geboomte overdekt. Schilderachtige rotsen, van allerlei vormen en grootte, liggen hier langs de kust.’ Tenslotte arriveerde hij te Batavia, met vermelding van passage van de eilandjes Noessa Cambaya en Klapperseiland ten zuiden van Java en van "Cracatouw en Slebeze, dwars van Prinseneiland" in Straat Soenda.
Ver Huells verslag is gebaseerd op herinneringen, daar zijn dagboek van de reis bij een scheepsramp verloren is gegaan.
Bovenstaand is een compilatie van fragmenten uit “Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën” (Haarlem 1835/1836) en uit De Indische wereld van Maurits Ver Huell (1787-1860), Peter van Zonneveld, “Indische Letteren. Jaargang 4 “, uitgegeven door de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Oude Wetering 1989.
Cedule akte 15363, november 1819
Wij ondergetekenden Johannes Preijer, Claus Suwerkrop, David Beets, Coenraad Brandligt en Albert Ahlers alle wonende binnen deze Stad, Boekhouders en voorname meer reders van het Pinkschip genaamd AURORA gebouwd buiten het Koningrijk der Nederlanden en wel te Stetten (dog waarvoor bereids te voren eenen Nederlandsche Zeebrief is verleend) hebbende twee dekken en drie masten zijnde groot 195 lasten van twee zeetonnen te huis behorende en leggende te Amsterdam en gevoerd wordende door Capitein Albert Ahlers verklaren wij, met en benevens onze hierna te meldene meede reders, zijn de enige eigenaars van het voorschreven Schip, en zulks ieder voor zodanig gedeelte, als achter elks naam zal worden uitgedrukt, te weten:
Joh. Preijer, Boekhouder, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
Claus Suwerkrop, Boekhouder, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
Hooft Graafland, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
David Beets, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
A. Holtzman, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
Jan Wils, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
Coenraad Brandligt, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
Albert Ahlers, wonende te Amsterdam voor: 1/8 gedeelte.
te zamen geheel of 8/8 gedeelte.
Amsterdam 15 november 1819
(getekend)
Johannes Preijer.
Cls. Suwerkrop.
David Beets.
C. Brandligt.
A. Ahlers.
Geregistreerd te Amsterdam den achttienden november 1819, deel 1, Folio 56, verso vak 7, ontvangen met de verhogingen negen en vijftig cents. Get. Fabritius
Heden den twee en twintigste november 1800 negentien, compareerde voor de eerste kamer der Regtbank van eersten aanleg zittende te Amsterdam:
Pieter Smit de Vonshire, Convooijloper, wonende binnen deze Stad, in qualiteit als Speciale gemagtigde blijkens onderhandsche Procuratie door Johannes Preijer, Claus Suwerkrop, David Beets, Coenraad Brandligt en Albert Ahlers den 15 november alhier getekend en geregistreerd volgens quitantie luidende Geregistreerd te Amsterdam den achttiende november 1819 deel 1, Folio 57, recto vak 2, ontvangen met de verhogingen negen en vijftig cents = get. Fabritius, dewelke na aan ons weten benevens den laatsten koopbrief van het omschrevene te hebben overgegeven het origineel van de bovenstaande Rederij Cedulle daarop in onze handen heeft afgelegd en in onze Pretentie heeft ondertekend den navolgende Eed:
“Ik Pieter Smit de Vonshire, (convooijloper) wonende binnen deeze Stad, ten deezen Speciale gemagtigde blijkens voormelde Procuratie van mijne gemelde Principalen, Boekhouders en voorname Meede Reders van het Pinkschip genaamd AURORA gebouwd buiten het Koningrijk der Nederlanden doch waarvan bereids een Zeebrief verleend hebbende twee dekken en drie masten zijnde groot honderd vijf en negentig Lasten of drie honderd negentig zeetonnen te huis behorende en leggende te Amsterdam en genoemd wordende door mijne meede Principaal Albert Ahlers, zweere, voor en in naam van mijne meergemelde Principalen en zulks wat hun bijzonder eigendom aangaat stellig, doch voor zoo veel het eigendom hunner meede reeders betreft, naar hun besten weten, dat zij te zamen met hunne meede eigenaren op de hierboven door mij overgelegde rederij cedulle uitgedrukt, zijn de eenige reders van hetzelve Schip, dat het voorschreven Schip door hun is gekocht, en dat die koop is geweest gaaf ongeclausuleerd, zonder dat iemand, veelmin eenig buitenlander, eenig intrest in hetzelve Schip is gereserveerd of beloofd, of naderhand verrekend zal worden, dat zij allen zijn onderdanen van het Koningrijk der Nederlanden, bezittende de vereischten, bij de regerende wet op de Zeebrieven en Turksche Paspoorten omschreven en eindelijk, dat ook op het voorzeide Schip door geen buitenlander eenig geld is gestoken.
Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig.
Pieter Smit Devonshire
En hebben wij President der Regtbank van eersten aanleg, den voorbovengemelde gemagtigde aan ons vertoonde laatsten koopbrief behoorlijk geexamineerd denzelven ter onzer Griffier idem Registreren onder No. 129.
Van welk een en ander mij de tegenwoordige acte hebben opgemaakt, welke wij nog met onzen Griffier hebben ondertekend.
w.g. (twee onleesbare handtekeningen)
Geregistreerd te Amsterdam den zes en twintig november 1819. Deel 1, folio honderd zestien, vak drie