Inloggen
Gezagvoerder

Schultz, G.

Naam: Schultz, G.
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
TROMP 1891 Fregat Sailing Vessel 6701 Bekijk schip
GEZUSTERS VAN HAAFTEN 1885 Bark Sailing Vessel 2490 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

G.Schultz was van 1885-1890 kapitein van de ijzeren bark “Gezusters van Haaften”, gebouwd in 1884/85 door J.von Lindern te Amsterdam, 968 ton, varend voor F.H.von Lindern Jr (1885-1889) en Von Lindern & van Vessem (1890) beiden te Rotterdam052.

G.Schultz was van 1891-1894 kapitein van het stalen fregat “Tromp”, in 1891 gebouwd door L.Smit & Zn te Kinderdijk, 1675 ton, varend voor de rederij Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij te Amsterdam052.

 

Bouma025 vermeldt G.Schultz als gezagvoerder gedurende:

  • * 1881 t/m 1882 van het fregat “Alblasserwaard”, gebouwd in 1874 te Alblasserdam, 1441 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam. Het schip is in 1882 op 35o/80oO verbrand;
  • * 1883 t/m 1884 van het 3/mschip “Nieuwe Waterweg II”, gebouwd in 1867 te Alblasserdam, 1432 ton o.m., varend voor J. von Lindern te Alblasserdam;

               Volgens Sweijs021 voer dit schip in 1887 voor P.Lansberg & Zn & B.C. de Jong te Batavia en was          herdoopt in “Peter Landsberg”;

*     1886 t/m 1890 van de ijzeren bark “Gezusters van Haaften”, gebouwd in 1885 te Amsterdam, 968 ton n.m., varend voor von Lindern & van Vessen te Rotterdam;

  • * 1892 t/m 1895 van de stalen bark “Tromp”, gebouwd in 1891 te Kinderdijk, 2600 ton n.m., varend voor de Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij te Amsterdam.

 

Overige bijzonderheden

In een brief dd Amsterdam 23 april 1894 aan ene “Vriend Kramer” schrijft kapitein H.J.Bron. “… Nieuws kan ik U niet berichten; dat Kapt. Schulz (sic) niet met de Tromp naar zee is zult gij wel weten. Om welke rede hij er af is weet ik niet. Ik denk in begin Mei te vertrekken. … “102.

Op 22 december 1898 deed de Raad van Tucht voor de koopvaardij uitspraak inzake een klacht van de directeur van de naamloze vennootschap ‘Werf Conrad’ te Haarlem. “Hij beklaagde zich over de wijze waarop kapitein G.Schultz ‘door ons belast met het bevel over het baggerstoomschip Indramajoe voor de reis van hier naar Tandjong Priok, zich van zijn taak heeft gekweten.”.

Kapitein Schult was in maart 1898 vertrokken en had na een niet geheel voorspoedige reis eind juni Aden bereikt. Hij had onderweg moeilijkheden aan de machinerieën ondervonden. In Aden werden herstelwerkzaamheden verricht en werden kolen ingeladen. De reis zou voortgezet worden naar Colombo. De kapitein zou echter, volgens de reder, geschreven hebben dat het schip na vertrek uit Aden te weinig vaart maakte en te weinig kolen kon laden om Colomba te bereiken. Hij vroeg om nadere instructies en later zelfs om een nieuwe kapitein en equipage. Hij zou een verklaring van hemzelf en zijn bemanning hebben overgelegd waarin stond dat niemand met het schip verder wilde. De reder betwistte deze verlaring maar zond daarop kapitein E.Lukkien, die de reis voortzette en het schip veilig te Colombo binnenbracht. De reder verzocht om een disciplinaire straf.

Uit het onderzoek van de Raad bleek dat kapitein Schultz goede reden had om, althans in dat jaargetijde, de reis niet voort te zetten. Wellicht ware het beter geweest om het einde van de zuidwest-moesson af te wachten. Ook de vervanger was pas na het einde van deze moesson vertrokken.

De raad kwam tot de conclusie dat Schultz niet geacht (kon worden) zich ten aanzien van het schip, lading en de bemanning te hebben misdragen. “De Raad toonde begrip voor de door Schultz genomen beslissingen en keurde de opstelling van de werfdirectie impliciet af. Men had immers in bedekte termen aangedrongen om toch maar de reis in dit ongunstige jaargetijde te ondernemen.” 104. Verslag van deze tuchtzaak staat ook in het tijdschrift “De Zee” Jg. 1899, p. 53-60.