Inloggen
GEZUSTERS VAN HAAFTEN - ID 2490


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1885-04-30 / 1893-03-00 | Reden uitgevlagd: Verkocht naar het buitenland

Identification Data

Bouwjaar: 1885
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Bark
Masten: Three masts
Material Hull: Iron
Construction Data

Scheepsbouwer: Nederlandsche Maatschappij voor Scheepsbouw en Dokken, Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1884-06-18
Launch Date: 1885-03-14
Delivery Date: 1885-00-00
Technical Data

Net Tonnage: 968.00 Net tonnage
 
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1885
Datum agenda: 1885-04-30
Register nr: 0
Scheepsnaam: GEZUSTERS VAN HAAFTEN
Type:
Lasten: 0
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Vroege & De Wijs
Plaats: Rotterdam
Kapitein op moment van verzoek: niet vermeld
Opmerkingen: eerste zeebrief
D88-

Ship History Data

Date/Name Ship 1885-04-30 GEZUSTERS VAN HAAFTEN
Manager: Firma Von Lindern & Van Vessem, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: NTLF

Date/Name Ship 1893-03-00 ESTRELLA
Manager: Hamburg, Germany
Eigenaar: Hamburg, Germany
Shareholder:
Homeport / Flag: Hamburg / Germany
Callsign: RJSB
Additional info: aangekocht voor GBP 5100.-

Ship Events Data

1893-03-00: Sold to foreign country
In maart 1893 nam de Hamburgse rederij F.C.C. Wehrhahn het schip over voor £5100 en herdoopte haar in ESTRELLA, roepnaam RJSB. Rasmus Andersen werd aanvoerder.
1894-04-18: Final Fate: Burnt

Op 18.04.1894 ging het schip verloren na een kolengasexplosie op een reis van Cardiff naar Zuid-Amerika. Op 29 april 1894 keerde de geredde bemanning terug naar Hamburg, met uitzondering van de kok Voss, die in het ziekenhuis in Cherbourg bleef. Er is een uitvoerig verslag over de schipbreuk in de registers van de gezegden van de scheepvaartkantoren in deel 11 van 1894 onder het volgnummer 40. Het is als volgt gerapporteerd: De eerste hoorzitting voor het Maritiem Bureau in Hamburg vond plaats op 5 mei 1894. Hier werd het voor het eerst opgericht: Nadat de Duitse bark "ESTRELLA", kapitein Rasmus Andersen en stuurman Folkert H. Büschen, waarvan de lading uit steenkool bestond, de haven van Cardiff had verlaten om koers te zetten naar de westkust van Zuid-Amerika, werd het op 17 april, na een aanvankelijk stormachtige reis, rustiger weer en was men op de ochtend van genoemde dag, omstreeks 5.5 uur, bezig met het zetten van de topgallantzeilen. Voordat dit werk voltooid was, vond er een verschrikkelijke explosie plaats. Alle mensen benedendeks haastten zich naar boven. Het hele voordek was weggeblazen en de bakboordzijde lag aan de buitenkant helemaal open, dikke rook en vlammen stroomden uit alle luiken, zodat de mensen nauwelijks tijd hadden om in de boten te komen. Het schip is gezonken. s Avonds om ongeveer 9 uur werd de bemanning opgepikt door de Noorse bark "ANTWERP" en op 20 april overgedragen aan het Russische oorlogsschip "General Admiral". Toen de explosie plaatsvond, waren alle luiken gesloten, behalve het luik naar de provisiekamer, die zich achter onder de kajuit bevond. De kok, die aardappelen uit het proviandlokaal had gehaald, kwam verschroeid naar boven, en de stuurman Büschen vroeg hem onmiddellijk of hij een licht in de kamer had gehad, hetgeen hij nog steeds ontkende. Het was zo helder in de provisiekamer dat daar geen licht werd gebruikt, maar toch was het de kok ten strengste verboden een lamp te gebruiken en was het voor iedereen verboden te roken bij de luiken. Er was geen veiligheidslamp aan boord. Nadat de kapitein en nog enkele getuigen waren gehoord, werd besloten de getuigenis van de kok, die nog in het ziekenhuis in Cherbourg was, op te nemen en het proces uit te stellen totdat zij zouden zijn aangekomen. De voortzetting van het proces vond plaats op 22.07.1894. Het schip was op zee gezonken op de reis van Cardiff naar Punta Arenas (westkust van Zuid-Amerika) met kolen als gevolg van een gasexplosie die op 18 april van dat jaar had plaatsgevonden. De bemanning werd in Cherbourg aan land gezet. Na verdere getuigen te hebben gehoord, luidde het oordeel van de Maritieme Autoriteit: "Het onderzoek heeft uitgewezen dat de bark "ESTRELLA" is vergaan door een kolengasexplosie. Het is zeer waarschijnlijk dat kok Voss de explosie heeft veroorzaakt door onvoorzichtig met lucifers om te gaan toen hij aardappelen uit de kamer haalde. Het feit dat de lading aan boord van de "ESTRELLA" niet voldoende werd geventileerd, moet streng worden bestraft. (informatie verkregen via Gerold W. Büschen, familielid van voormalig stuurman van het schip, Folkert Hicken Büschen)

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

G.Schultz was van 1885-1890 kapitein van de ijzeren bark “Gezusters van Haaften”, gebouwd in 1884/85 door J.von Lindern te Amsterdam, 968 ton, varend voor F.H.von Lindern Jr (1885-1889) en Von Lindern & van Vessem (1890) beiden te Rotterdam052.

G.Schultz was van 1891-1894 kapitein van het stalen fregat “Tromp”, in 1891 gebouwd door L.Smit & Zn te Kinderdijk, 1675 ton, varend voor de rederij Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij te Amsterdam052.

 

Bouma025 vermeldt G.Schultz als gezagvoerder gedurende:

  • * 1881 t/m 1882 van het fregat “Alblasserwaard”, gebouwd in 1874 te Alblasserdam, 1441 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam. Het schip is in 1882 op 35o/80oO verbrand;
  • * 1883 t/m 1884 van het 3/mschip “Nieuwe Waterweg II”, gebouwd in 1867 te Alblasserdam, 1432 ton o.m., varend voor J. von Lindern te Alblasserdam;

               Volgens Sweijs021 voer dit schip in 1887 voor P.Lansberg & Zn & B.C. de Jong te Batavia en was          herdoopt in “Peter Landsberg”;

*     1886 t/m 1890 van de ijzeren bark “Gezusters van Haaften”, gebouwd in 1885 te Amsterdam, 968 ton n.m., varend voor von Lindern & van Vessen te Rotterdam;

  • * 1892 t/m 1895 van de stalen bark “Tromp”, gebouwd in 1891 te Kinderdijk, 2600 ton n.m., varend voor de Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij te Amsterdam.

 

Overige bijzonderheden

In een brief dd Amsterdam 23 april 1894 aan ene “Vriend Kramer” schrijft kapitein H.J.Bron. “… Nieuws kan ik U niet berichten; dat Kapt. Schulz (sic) niet met de Tromp naar zee is zult gij wel weten. Om welke rede hij er af is weet ik niet. Ik denk in begin Mei te vertrekken. … “102.

Op 22 december 1898 deed de Raad van Tucht voor de koopvaardij uitspraak inzake een klacht van de directeur van de naamloze vennootschap ‘Werf Conrad’ te Haarlem. “Hij beklaagde zich over de wijze waarop kapitein G.Schultz ‘door ons belast met het bevel over het baggerstoomschip Indramajoe voor de reis van hier naar Tandjong Priok, zich van zijn taak heeft gekweten.”.

Kapitein Schult was in maart 1898 vertrokken en had na een niet geheel voorspoedige reis eind juni Aden bereikt. Hij had onderweg moeilijkheden aan de machinerieën ondervonden. In Aden werden herstelwerkzaamheden verricht en werden kolen ingeladen. De reis zou voortgezet worden naar Colombo. De kapitein zou echter, volgens de reder, geschreven hebben dat het schip na vertrek uit Aden te weinig vaart maakte en te weinig kolen kon laden om Colomba te bereiken. Hij vroeg om nadere instructies en later zelfs om een nieuwe kapitein en equipage. Hij zou een verklaring van hemzelf en zijn bemanning hebben overgelegd waarin stond dat niemand met het schip verder wilde. De reder betwistte deze verlaring maar zond daarop kapitein E.Lukkien, die de reis voortzette en het schip veilig te Colombo binnenbracht. De reder verzocht om een disciplinaire straf.

Uit het onderzoek van de Raad bleek dat kapitein Schultz goede reden had om, althans in dat jaargetijde, de reis niet voort te zetten. Wellicht ware het beter geweest om het einde van de zuidwest-moesson af te wachten. Ook de vervanger was pas na het einde van deze moesson vertrokken.

De raad kwam tot de conclusie dat Schultz niet geacht (kon worden) zich ten aanzien van het schip, lading en de bemanning te hebben misdragen. “De Raad toonde begrip voor de door Schultz genomen beslissingen en keurde de opstelling van de werfdirectie impliciet af. Men had immers in bedekte termen aangedrongen om toch maar de reis in dit ongunstige jaargetijde te ondernemen.” 104. Verslag van deze tuchtzaak staat ook in het tijdschrift “De Zee” Jg. 1899, p. 53-60.

 

 

Datum vanaf: 1885
Kapitein: Schultz, G.

Familiegegevens en opleiding

Eise Jans Carst werd geboren te Schiermonnikoog op 11 april 1849 als zoon van Jan Eises Carst en Lambertha Feyes Coerkamp.

Hij trouwde te Schiermonnikoog op 02 december 1875 als zeeman met Grietje Gerrits Teensma, geboren te Schiermonnikoog op 17 december 1853 als dochter van Gerrit Jans Teensma en Neeltje Haaikes Zeilinga. Zij voer in de periode 1896-1898 met haar man op het schroefstoomschip “Smit”, is op één van de reizen naar het Verre Oosten overleden en te Shanghai begraven.

Eise hertrouwde te Schiermonnikoog op 12 mei 1899 als “oud gezagvoerder” met Maria Adriana van der Worm, geboren 22 februari 1857 te Schoonhoven als dochter van Nicolaas van der Worm en Jacoba Cornelia Kuylenburg. Zij overleed op 16 juli 1939 te Schiermonnikoog.

In beide huwelijken bleef Eise kinderloos.

Eise Jans was o.a. wethouder van Schiermonnikoog en overleed te Schiermonnikoog op 05 januari 1928.

Hij ligt begraven op het kerkhof van Schiermonnikoog, rij 29.15. Het graf is eigendom en beschermd.117.

 

Een portret van Eise Jans Carst en Maria Adriana van den Worm  staat op p. 54 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensoenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

E.J.Karst/Carst was met vlagnummer 10 in de periode 1887 tot nà 1919 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”. Daar de vermelding van ledenlijsten in de Almanak voor Koophandel en Zeevaart is stopgezet na 1919 is het mogelijk dat het lidmaatschap tot een later jaar is voortgezet.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt E.J.Karst/Carst als gezagvoerder gedurende:

*          1884 t/m 1889 op de bark “Thorbecke V”. gebouwd in 1883 bij A.H.Meursing te Nieuwendam, 793 ton, varend voor A.H.Meursing te Amsterdam.

            Scheepstijdingen 24 december 1890 - “Op Menado gestr. en afgek. (de lad. v. £4200 verk.)” (Sweys);

*          1891 t/m 1893 op de ijzeren bark “Gezusters van Haaften”, gebouwd in 1885, 968 ton, varend voor van Vessem te Rotterdam.

            Scheepstijdingen 26 maart 1893 - “verkocht naar Hamburg” (Bouma);

*          1896 t/m 1898 op het schroefstoomschip “Smit”, gebouwd in 1885 bij J.Smit Cz te Alblasserdam, 1280 ton, 750 pk, varend voor J.Smit Cz te Alblasserdam.

            Scheepstijdingen: “op de South Black Rock (Korea) gestooten en gezonken” (Sweys). . Het schip was op weg van Newchang naar Yokohama. De bemanning werd gered;

*          1900 t/m 1902 op het ijzeren schroefstoomschip “Java”, ex Koninging Emma, gebouwd in 1879 bij Richardson, Duck & Co te Stockton, 2531 ton, varend voor de Stoomvaart Maatschappij “Nederland” te Amsterdam. In 1902 verkocht voor f 55.000, - naar sloperij Maltha te Rotterdam;

*          1902 op het schroefstoomschip “Timor”, gebouwd in 1900, bouwlocatie niet vermeld, 3608 ton, varend voor de Stoomvaart Maatschappij Nederland.

            In de Staat der Nederlandse Zeemacht en Koopvaardij wordt de “Timor” niet meer vermeld nà 1904. In de Jaargangen 1906 en 1911 is ook geen verwijzing naar een kapitein E.J.Carst gevonden.

 

Een portret van de bark “Gezusters van Haaften” staat op p. 57 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensoenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009.

Het portret van het schip, passerende op weg naar Java” hangt in de achterzaal van het hotel van der Werf te Schiermonnikoog.

 

Overige bijzonderheden

Foto van de bemanning van het ss Smit met kapitein E.J.Karst (nr.100) beschikbaar047.

 

 

In het kasboek 1899-1927 van het Pensioenfonds “Goede Voorzorg” is in 1900 een storting ad f 3-, opgenomen onder vermelding “E.Karst voor de mast”.

 

De “Thorbecke V” was op 09 november 1889 onder gezag van kapitein E.J.Karst van de rede van Amoerang, op de noordkust van Celebes, vertrokken met de bestemming Menado. De lading was vooral koffie. Al op 11 november ankerde het schip op de rede en werd verankerd om de lading te lossen. In de volgende dagen werd het weer onstuimiger en begon het stuurboordanker te krabben. Het belandde tenslotte op het strand. Besloten werd het schip te verlaten. Het schip geraakte wrak en verliet de bemanning het schip.

De Raad van Tucht voor de koopvaardij deed op 18 april 1890 uitspraak en meende dat de gezagvoerder geen blaam trof. Hij werd vrijgesproken. 104.

 

De bark “Gezusters van Haaften” onder kapitein E.J.Karst vertrok op 06 mei 1892 van Lytleton, Nieuw Zeeland en nam “doubtless eastern route via Cape Horn”. Was op 15 augustus in Gravesend.121

 

Provinciale Groninger Courant 26 juli 1898

Alblasserdam, 24 juli. Volgens bij de reder ontvangen bericht van kapt. Karst van het op Zuid BlackRock verongelukte stoomschip SMIT vertrok de bemanning op 16 juni van Nagasaki naar Batavia.

 

 

 

Datum vanaf: 1891
Kapitein: Karst, Eise Jans

Algemene informatie

1884

NRC 180684.
Door de Nederlandse Maatschappij voor Scheepsbouw en Dokken werd heden 18 juni te Amsterdam de kiel gelegd voor een ijzeren barkschip, groot pl.m. 1.000 Register Ton, hetwelk genaamd zal zijn GEZUSTERS VAN HAAFTEN, en zal varen onder het boekhouderschap van de heren Von Lindern & Van Vessem te Rotterdam.

1885

Op 18 juni 1884 werd door de Nederlandse Maatschappij voor Scheepsbouw en Dokken te Amsterdam de kiel gelegd voor een ijzeren barkschip, groot ca. 1.000 register ton, genaamd GEZUSTERS VAN HAAFTEN, dat zal varen onder directie van de firma C. & J. van Lindern & van Vessem te Rotterdam. De tewaterlating vond plaats op 14 maart 1885.

Op 30 april 1885 werd door Vroege & De Wijs te Rotterdam de eerste zeebrief voor het voltooide schip verstrekt. De roepnaam was NTLF. Het nettovolume bedroeg 2.742,06 m³ of 967,95 ton van 2,83 m³. Het schip met drie masten was 58,3 meter lang, 10,7 meter breed en 20,8 meter diep.
Van 1885 tot 1890 leidde kapitein G. Schulz het schip, van 1891 tot 1893 E. J. Carst, toen werd het schip verkocht naar Hamburg. De reders gedurende de periode onder Nederlandse vlag waren von Lindern & van Vessem in Rotterdam.

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten