Inloggen
Gezagvoerder

Schagen Van Leeuwen, Joannes Adrianus Nelinus

Naam: Schagen Van Leeuwen, Joannes Adrianus Nelinus
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 3
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
MADURA 1853 Bark Sailing Vessel 7745 Bekijk schip
CORNELIA 1855 Bark Sailing Vessel 14954 Bekijk schip
RHIJNVIS FEITH 1858 Brik Sailing Vessel 15396 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Foto (nr.69) beschikbaar van kapitein J.A.N.Schagen van Leeuwen047.

 

De schepen van de kapitein

J.A.N.Schagen van Leeuwen was van 1855-1857 gezagvoerder van de bark “Cornelia”, varend voor de rederij H.Kikkert te Vlaardingen. Het schip brandde uit op 23 mei 1857 op 8oN 33’W op weg van Amsterdam naar Batavia025. Een afbeelding van het schip door Spin uit 1857 “Texel binnenkomend op 28 november 1856” werd in 1998 door de heer W.van Geuns in bruikleen gegeven aan de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarders (uit de Nieuwsbrief 1998 van de Stichting). De gouache hangt in de bibliotheek van de Stichting te Hoorn.

Luc Heijboer in een e-mail dd 10 april 2005 vermeldtin een overzicht van kapiteins op Vlaardinger schepen:

J.A.N. van Schagen Leeuwen (sic)                            1855-1857                                           CORNELIA

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

kapitein                                                naam schip                   vertrek                                    terugkomst

J.A.N. Schagen van Leeuwen           Madura                     06 april 1859                         niet vermeld

 

Bouma025 vermeldt J.A.N.van Schagen als gezagvoerder gedurende:

  • * 1856 t/m 1857 van de bark “Cornelia”, gebouwd in 1855 te Vlaardingen, 620 ton o.m., varend voor H.Kikkert te Vlaardingen. Het schip is op weg van Amsterdam naar Batavia uitgebrand op 8oN/33oW;
  • * 1859 t/m 1861 van de bark “Madura”, gebouwd in 1853 te Lekkerkerk, 473 ton o.m., varend voor W.C.Versluijs te Rotterdam;
  • * 1863 t/m 1868 op de bark “Silentium” ex Rhijnvis Feith”, gebouwd in 1857 te Groningen, 362 ton o.m., varend voor J.M. v/d Lely & Co te Maassluis.

 

Overige bijzonderheden

In 1934 verscheen een boekje getiteld “De ondergang van de Cornelia. Herinneringen neergeschreven door haren gezagvoerder kapitein J.A.N. SCHAGEN VAN LEEUWEN”. Uitgegeven door zijn kleinzoon G.Knuttel Jr bij Folemprise, L.J.C.Boucher. ’s-Gravenhage, 129 pp.

Het relaas over de scheepsramp wordt voorafgegaan door “Een Woord Vooraf” door de dochter van de kapitein M.T.A.W.A.Knuttel-Schagen van Leeuwen, waarin een aantal biografische bijzonderheden:. Het bevat herinneringen:

“ … aan een man die zeer hoog stond, die zich zelf ontwikkeld had van veertienjarige scheepsjongen tot een in vele opzichten grooten geest en geletterd man, want niet alleen op zeevaartgebied, maar ook letterkundig was hij zeer ontwikkeld. Hij behaalde o.a. als jonge man een gouden medaille voor het vertalen van “het gebed” van Lamartine, en vijf talen sprak hij met het meeste gemak. Hij had een ongedurige geest, zijn liefde voor de zee en het zoeken naar avonturen, maar vooral ook de behoefte de wereld te zien en te leeren kennen, dreven hem als knaap het huis uit naar zee.

Uit een huishouden van tien kinderen begon hij zijn loopbaan als scheepsjongen om te eindigen als bekwaam koopvaardijkapitein. De regeering heeft hem eens aangeboden naar de marine over te gaan, maar zijn zucht naar vrijheid deed hem daar van af zien.

Mijn vader, Joannes Adrianus Nelinus Schagen van Leeuwen, gehuwd met een dochter van kolonel Bannier, was te Delft geboren in 1823 en overleed ook daar, 74 jaar oud; maarde voornaamste herinneringen uit mijn jeugd betreffen den tijd toen mijne ouders te Maassluis woonden. … “.

“Nadat de Cornelia verbrandde, heeft hij nog als gezagvoerder gevaren op de Madoera, en daarna op de prachtige kleine bark, de Silentium, eigendom van een zijner goede vrienden . … Eindelijk het drukkende, eenzame zeemansleven moe, trachtte hij aan land iets te vinden, bij vrouw en kinderen, en slaagde daarin door met zijn vriend, den Graaf van Bylandt, een kleine azijnmakerij in Delft, welke hij voor tijdverdrijf dreef, verder op te werken. Jaren was hij hieraan werkzaam tot de fabriek door omstandigheden verkocht werd. Zij reislust voerde hem toen nog eens naar het buitenland, waar hij hoofdvertegenwoordiger werd van Nederland aan de wereltentoonstelling in Melbourne. Eene dergelijke positie bekleedde hij later aan de tentoonstelling te Amsterdam in 1883. … “

In het relaas over de reis met de “Cornelia” die eindigde met de scheepsramp staan een aantal opmerkingen die een bijdrage vormene voor de maritieme geschiedenis van Schagen van Leeuwen. Ik neem daarvan het volgende over met hier en daar annotaties van mijzelf:

p.16:  “Mijn eerste jeugd is schier vreugdeloos voorbijgegaan, van mijn vierde jaar af herinner ik mij nog zeer goed wat mij bejegend is, en hoe weinige genoegens van den kinderlijken leeftijd mij te beurt vielen.  nauwelijks was ik 14 jaar oud of ik verwisselde het ouderlijk huis voor een koopvaardijschip, en sedert dien tijd heb ik steeds zoo goed als voor mij zelven moeten zorgen, en verdiende mijn brood…”

p.19   De eerste reis van hem vond plaats in 1838 en ging naar Java. Bij thuiskomst van zijn reizen ging hij steeds naar zijn ouderlijk huis maar “zoo waren de huiselijke omstandigheden van dien aard, dat ik gedwongen was mijne eenmaal gekozen loopbaan te vervolgen.”

p.20   In juni 1845 maakte hij een reis naar Schotland, Turkije, Rusland, de Jonische Eilanden en Engeland, waarvan hij te Gend terugkeerde. “Wij hadden die reis vele rampspoeden gehad, en de kapitein trok zich een en ander zoo sterk aan, dat hij er door getroubleerd raakte…”   “Het was de zevende reis, welke ik met hem deed … “ De naam van de kapitein is niet genoemd. Gend kan ik niet terugvinden in de Times Atlas, is het een verschrijving voor Gent en voer hij dan voor een Belgische reederij?

p.22   Na terugkomst van deze reis  (dus in 1845 of 1846? - zie volgende alinea)) verbleef hij enige tijd bij zijn oudste broer, die “geëngageerd was met de oudste dochter van kapt. Bannier. Hier was het dat ik voor het eerst haar mocht ontmoeten en leeren kennen, die ik later zoo hartelijk beminde, …”

p.25 e.v. De auteur vertelt een gebeurtenis uit December 1845: “Den 27sten December 1845 waren wij, na 34 dagen stormweer en tegenwind gehad te hebben, van Constantinopel tot op de hoogte van het eiland Corfu gekomen. Het was vliegend weer uit het Zuidwesten; …”. Na veel schade en ternauwernood aan een stranding op de klippen van Corfu te zijn ontkomen, kwam het schip op het droge van het eiland Paxo. Met behulp van een Engelse stoomboot kwam het schip weer vlot en arriveerde tenslotte in de haven van het eiland. (Daar deze gebeurtenis in December 1845 plaats had, moet de thuiskomst, zoals beschreven in de vorige alinea, in 1846 hebben plaatsgehad.)

p.23    “Na vervolgens eenige tijd aan wal te hebben doorgebragt, gedurende welke ik mijn examen in de zeevaartkunde aflegde, ging ik als tweede stuurman weder naar zee, en bezocht Noord-Amerika, de Kaap Verdische eilanden, Brazilië, Bengalen en Java, en telkens, als ik tusschen die reizen eene korte poos aan land vertoefde, was het mij een groot genoegen ook eenige dagen bij de familie Bannier door te brengen, welke toen te Arnhem woonde, … “ … “In 1851 kwam ik als opperstuurman van Java weder terug; ik mocht weder de ouderlijke woning binnentreden, maar hoe geheel anders vond ik die terug! Inplaats van de blijde welkomsgroet mijner dierbare moeder, klonk mij nu de droevige mare van haar dood tegen; …”

p.30/31  In September 1852 kwam hij terug als opperstuurman van een reis naar Bengalen. Hij probeerde een plaats als gezagvoerder te krijgen, daar dat een voorwaarde was voor een huwelijk. Maar dat lukte niet en in April 1853 werd hij als opperstuurman geplaatst op de Geertruida Maria, bestemd naar Schotland, Singapore en Java. (volgens Bouma025 was de gezagvoerder kapitein C.Spiegelberg, varend voor Klerk & Voogd te Dordrecht.)

p.33    “In Junij 1854 kwam ik van dien reis weder te Dordrecht binnen, en met nieuwe moed stelde ik alle pogingen in het werk om als kapitein te worden geplaatst.” Eindelijk gelukte het hem te worden aangesteld als gezagvoerder op de “Cornelia”, een nieuw te bouwen schip van 600 tonnen, varend voor de reederij van den heer H.Kikkert te Vlaardingen.

p.34   “Den 22sten December 1854 werd ons huwelijk te Arnhem voltrokken … en kwamen den 15den Januarij 1855 te Vlaardingen, onze nieuwe woonplaats, aan.”

p.35/40  “Den 26sten September liep de Cornelia van stapel. … In November was ik met het optuigen van het schip zo ver gevorderd, dat ik er mee naar Rotterdam kon vertrekken, om daar in lading te gaan liggen voor Java, … “(ik) ging … den 6den Januarij 1856 uit Hellevoetsluis naar zee”. De reis begon voorspoedig maar al snel waren er ongemakken, o.a. door het weglopen van olie het ontbreken van licht. “Hierbij kwam dat ééne van de passagieressen, een jonge Engelsche dame van 19 jaar, door haar gedrag aanleiding gaf, dat er ergerlijke tooneelen aan boord plaats grepen, waardoor mijn zorgen grootelijks werden vermeerderd … “ (Een dergelijk opmerking maakt je uiterst nieuwsgierig, maar de kapitein geeft geen nadere informatie). … Batavia werd na 130 dagen bereikt. …“Na een verblijf van drie maanden in Indië, nam ik de terugreis naar het vaderland aan; … “ … Na een voorspoedige reis van 102 dagen mogt ik eindelijk den 28sten November 1856 behouden in het Nieuwe Diep binnenkomen, … “ Hij ging eerst naar Arnhem, naar zijn vrouw, en een paar dagen later waren zij samen in Amsterdam, waar het schip in het Oosterdok lag.

p.41 e.v.  De vertrektijd van de volgende reis was bepaald op begin April. De patroon had er niets op tegen, dat zijn vrouw en zijn 1½ jaar oude dochtertje de reis zou meemaken. Zijn vrouw was inmiddels zwanger van de tweede. Tegen eind Maart namen zij intrek aan boord en op 9 April 1857 werd uitgezeild van Nieuwe Diep. Het vervolg van het verslag handelt over de reis waarbij op 23 Mei 1957 de linie werd gepasseerd. Op 27 Mei 1857 was het schip op 7o46’ZBr/32o40’WL toen er brand in het ruim werd geconstateerd. Het bleek dat er broei in de lading met koolteer, Zweedsche teer of linolie was opgetreden. Het schip was reddeloos verloren en de rest van het verslag handelt over de reis in reddingsboten, waarbij men tenslotte landde op de Braziliaanse kust in de buurt van Fernambucq. Door bemiddeling van enkele tussenpersonen ging men op weg naar Nederland. In de Noordzee werd eind 1857 “het Dordtsche barkschip Juno, kapitein W.I.Chevalier (gepraaid), bij wien ik nog als tweede stuurman had gevaren.”. Kort daarop werd Nederland bereikt.

Volgens monsterrol 1356 dd 19 december 1847 in het Gemeentearchief van Dordrecht monsterde J.A.Schagen van Leeuwen, wonend te Delft, oud 24 jaar, met een maandgage van f 26,-, als 2e stuurman op de schoenerbrik “Diana” onder kapitein A.J.Nouhuijs, voor een reis met 11 man via Lissabon naar Rio de Janeiro via Lissabon varend voor Sandberg en Compagnie te Dordrecht.

 

De bark “Madura” onder kapitein J.A. Schagen van Leeuwen was op 04 januari 1860 te Newcastle, New South Wales, Australië, later te Sydney en op 20 september te Hellevoetsluis, geladen met “wool, hides & wooden pins.”

Hazelhoff Roelfsema concludeert dat het schip van W-E Kaap Hoorn heeft gerond.121