Familiegegevens en opleiding
Foto (nr.69) beschikbaar van kapitein J.A.N.Schagen van Leeuwen047.
De schepen van de kapitein
J.A.N.Schagen van Leeuwen was van 1855-1857 gezagvoerder van de bark “Cornelia”, varend voor de rederij H.Kikkert te Vlaardingen. Het schip brandde uit op 23 mei 1857 op 8oN 33’W op weg van Amsterdam naar Batavia025. Een afbeelding van het schip door Spin uit 1857 “Texel binnenkomend op 28 november 1856” werd in 1998 door de heer W.van Geuns in bruikleen gegeven aan de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarders (uit de Nieuwsbrief 1998 van de Stichting). De gouache hangt in de bibliotheek van de Stichting te Hoorn.
Luc Heijboer in een e-mail dd 10 april 2005 vermeldtin een overzicht van kapiteins op Vlaardinger schepen:
J.A.N. van Schagen Leeuwen (sic) 1855-1857 CORNELIA
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
kapitein naam schip vertrek terugkomst
J.A.N. Schagen van Leeuwen Madura 06 april 1859 niet vermeld
Bouma025 vermeldt J.A.N.van Schagen als gezagvoerder gedurende:
-
* 1856 t/m 1857 van de bark “Cornelia”, gebouwd in 1855 te Vlaardingen, 620 ton o.m., varend voor H.Kikkert te Vlaardingen. Het schip is op weg van Amsterdam naar Batavia uitgebrand op 8oN/33oW;
-
* 1859 t/m 1861 van de bark “Madura”, gebouwd in 1853 te Lekkerkerk, 473 ton o.m., varend voor W.C.Versluijs te Rotterdam;
-
* 1863 t/m 1868 op de bark “Silentium” ex Rhijnvis Feith”, gebouwd in 1857 te Groningen, 362 ton o.m., varend voor J.M. v/d Lely & Co te Maassluis.
Overige bijzonderheden
In 1934 verscheen een boekje getiteld “De ondergang van de Cornelia. Herinneringen neergeschreven door haren gezagvoerder kapitein J.A.N. SCHAGEN VAN LEEUWEN”. Uitgegeven door zijn kleinzoon G.Knuttel Jr bij Folemprise, L.J.C.Boucher. ’s-Gravenhage, 129 pp.
Het relaas over de scheepsramp wordt voorafgegaan door “Een Woord Vooraf” door de dochter van de kapitein M.T.A.W.A.Knuttel-Schagen van Leeuwen, waarin een aantal biografische bijzonderheden:. Het bevat herinneringen:
“ … aan een man die zeer hoog stond, die zich zelf ontwikkeld had van veertienjarige scheepsjongen tot een in vele opzichten grooten geest en geletterd man, want niet alleen op zeevaartgebied, maar ook letterkundig was hij zeer ontwikkeld. Hij behaalde o.a. als jonge man een gouden medaille voor het vertalen van “het gebed” van Lamartine, en vijf talen sprak hij met het meeste gemak. Hij had een ongedurige geest, zijn liefde voor de zee en het zoeken naar avonturen, maar vooral ook de behoefte de wereld te zien en te leeren kennen, dreven hem als knaap het huis uit naar zee.
Uit een huishouden van tien kinderen begon hij zijn loopbaan als scheepsjongen om te eindigen als bekwaam koopvaardijkapitein. De regeering heeft hem eens aangeboden naar de marine over te gaan, maar zijn zucht naar vrijheid deed hem daar van af zien.
Mijn vader, Joannes Adrianus Nelinus Schagen van Leeuwen, gehuwd met een dochter van kolonel Bannier, was te Delft geboren in 1823 en overleed ook daar, 74 jaar oud; maarde voornaamste herinneringen uit mijn jeugd betreffen den tijd toen mijne ouders te Maassluis woonden. … “.
“Nadat de Cornelia verbrandde, heeft hij nog als gezagvoerder gevaren op de Madoera, en daarna op de prachtige kleine bark, de Silentium, eigendom van een zijner goede vrienden . … Eindelijk het drukkende, eenzame zeemansleven moe, trachtte hij aan land iets te vinden, bij vrouw en kinderen, en slaagde daarin door met zijn vriend, den Graaf van Bylandt, een kleine azijnmakerij in Delft, welke hij voor tijdverdrijf dreef, verder op te werken. Jaren was hij hieraan werkzaam tot de fabriek door omstandigheden verkocht werd. Zij reislust voerde hem toen nog eens naar het buitenland, waar hij hoofdvertegenwoordiger werd van Nederland aan de wereltentoonstelling in Melbourne. Eene dergelijke positie bekleedde hij later aan de tentoonstelling te Amsterdam in 1883. … “
In het relaas over de reis met de “Cornelia” die eindigde met de scheepsramp staan een aantal opmerkingen die een bijdrage vormene voor de maritieme geschiedenis van Schagen van Leeuwen. Ik neem daarvan het volgende over met hier en daar annotaties van mijzelf:
p.16: “Mijn eerste jeugd is schier vreugdeloos voorbijgegaan, van mijn vierde jaar af herinner ik mij nog zeer goed wat mij bejegend is, en hoe weinige genoegens van den kinderlijken leeftijd mij te beurt vielen. nauwelijks was ik 14 jaar oud of ik verwisselde het ouderlijk huis voor een koopvaardijschip, en sedert dien tijd heb ik steeds zoo goed als voor mij zelven moeten zorgen, en verdiende mijn brood…”
p.19 De eerste reis van hem vond plaats in 1838 en ging naar Java. Bij thuiskomst van zijn reizen ging hij steeds naar zijn ouderlijk huis maar “zoo waren de huiselijke omstandigheden van dien aard, dat ik gedwongen was mijne eenmaal gekozen loopbaan te vervolgen.”
p.20 In juni 1845 maakte hij een reis naar Schotland, Turkije, Rusland, de Jonische Eilanden en Engeland, waarvan hij te Gend terugkeerde. “Wij hadden die reis vele rampspoeden gehad, en de kapitein trok zich een en ander zoo sterk aan, dat hij er door getroubleerd raakte…” “Het was de zevende reis, welke ik met hem deed … “ De naam van de kapitein is niet genoemd. Gend kan ik niet terugvinden in de Times Atlas, is het een verschrijving voor Gent en voer hij dan voor een Belgische reederij?
p.22 Na terugkomst van deze reis (dus in 1845 of 1846? - zie volgende alinea)) verbleef hij enige tijd bij zijn oudste broer, die “geëngageerd was met de oudste dochter van kapt. Bannier. Hier was het dat ik voor het eerst haar mocht ontmoeten en leeren kennen, die ik later zoo hartelijk beminde, …”
p.25 e.v. De auteur vertelt een gebeurtenis uit December 1845: “Den 27sten December 1845 waren wij, na 34 dagen stormweer en tegenwind gehad te hebben, van Constantinopel tot op de hoogte van het eiland Corfu gekomen. Het was vliegend weer uit het Zuidwesten; …”. Na veel schade en ternauwernood aan een stranding op de klippen van Corfu te zijn ontkomen, kwam het schip op het droge van het eiland Paxo. Met behulp van een Engelse stoomboot kwam het schip weer vlot en arriveerde tenslotte in de haven van het eiland. (Daar deze gebeurtenis in December 1845 plaats had, moet de thuiskomst, zoals beschreven in de vorige alinea, in 1846 hebben plaatsgehad.)
p.23 “Na vervolgens eenige tijd aan wal te hebben doorgebragt, gedurende welke ik mijn examen in de zeevaartkunde aflegde, ging ik als tweede stuurman weder naar zee, en bezocht Noord-Amerika, de Kaap Verdische eilanden, Brazilië, Bengalen en Java, en telkens, als ik tusschen die reizen eene korte poos aan land vertoefde, was het mij een groot genoegen ook eenige dagen bij de familie Bannier door te brengen, welke toen te Arnhem woonde, … “ … “In 1851 kwam ik als opperstuurman van Java weder terug; ik mocht weder de ouderlijke woning binnentreden, maar hoe geheel anders vond ik die terug! Inplaats van de blijde welkomsgroet mijner dierbare moeder, klonk mij nu de droevige mare van haar dood tegen; …”
p.30/31 In September 1852 kwam hij terug als opperstuurman van een reis naar Bengalen. Hij probeerde een plaats als gezagvoerder te krijgen, daar dat een voorwaarde was voor een huwelijk. Maar dat lukte niet en in April 1853 werd hij als opperstuurman geplaatst op de Geertruida Maria, bestemd naar Schotland, Singapore en Java. (volgens Bouma025 was de gezagvoerder kapitein C.Spiegelberg, varend voor Klerk & Voogd te Dordrecht.)
p.33 “In Junij 1854 kwam ik van dien reis weder te Dordrecht binnen, en met nieuwe moed stelde ik alle pogingen in het werk om als kapitein te worden geplaatst.” Eindelijk gelukte het hem te worden aangesteld als gezagvoerder op de “Cornelia”, een nieuw te bouwen schip van 600 tonnen, varend voor de reederij van den heer H.Kikkert te Vlaardingen.
p.34 “Den 22sten December 1854 werd ons huwelijk te Arnhem voltrokken … en kwamen den 15den Januarij 1855 te Vlaardingen, onze nieuwe woonplaats, aan.”
p.35/40 “Den 26sten September liep de Cornelia van stapel. … In November was ik met het optuigen van het schip zo ver gevorderd, dat ik er mee naar Rotterdam kon vertrekken, om daar in lading te gaan liggen voor Java, … “(ik) ging … den 6den Januarij 1856 uit Hellevoetsluis naar zee”. De reis begon voorspoedig maar al snel waren er ongemakken, o.a. door het weglopen van olie het ontbreken van licht. “Hierbij kwam dat ééne van de passagieressen, een jonge Engelsche dame van 19 jaar, door haar gedrag aanleiding gaf, dat er ergerlijke tooneelen aan boord plaats grepen, waardoor mijn zorgen grootelijks werden vermeerderd … “ (Een dergelijk opmerking maakt je uiterst nieuwsgierig, maar de kapitein geeft geen nadere informatie). … Batavia werd na 130 dagen bereikt. …“Na een verblijf van drie maanden in Indië, nam ik de terugreis naar het vaderland aan; … “ … Na een voorspoedige reis van 102 dagen mogt ik eindelijk den 28sten November 1856 behouden in het Nieuwe Diep binnenkomen, … “ Hij ging eerst naar Arnhem, naar zijn vrouw, en een paar dagen later waren zij samen in Amsterdam, waar het schip in het Oosterdok lag.
p.41 e.v. De vertrektijd van de volgende reis was bepaald op begin April. De patroon had er niets op tegen, dat zijn vrouw en zijn 1½ jaar oude dochtertje de reis zou meemaken. Zijn vrouw was inmiddels zwanger van de tweede. Tegen eind Maart namen zij intrek aan boord en op 9 April 1857 werd uitgezeild van Nieuwe Diep. Het vervolg van het verslag handelt over de reis waarbij op 23 Mei 1957 de linie werd gepasseerd. Op 27 Mei 1857 was het schip op 7o46’ZBr/32o40’WL toen er brand in het ruim werd geconstateerd. Het bleek dat er broei in de lading met koolteer, Zweedsche teer of linolie was opgetreden. Het schip was reddeloos verloren en de rest van het verslag handelt over de reis in reddingsboten, waarbij men tenslotte landde op de Braziliaanse kust in de buurt van Fernambucq. Door bemiddeling van enkele tussenpersonen ging men op weg naar Nederland. In de Noordzee werd eind 1857 “het Dordtsche barkschip Juno, kapitein W.I.Chevalier (gepraaid), bij wien ik nog als tweede stuurman had gevaren.”. Kort daarop werd Nederland bereikt.
Volgens monsterrol 1356 dd 19 december 1847 in het Gemeentearchief van Dordrecht monsterde J.A.Schagen van Leeuwen, wonend te Delft, oud 24 jaar, met een maandgage van f 26,-, als 2e stuurman op de schoenerbrik “Diana” onder kapitein A.J.Nouhuijs, voor een reis met 11 man via Lissabon naar Rio de Janeiro via Lissabon varend voor Sandberg en Compagnie te Dordrecht.
De bark “Madura” onder kapitein J.A. Schagen van Leeuwen was op 04 januari 1860 te Newcastle, New South Wales, Australië, later te Sydney en op 20 september te Hellevoetsluis, geladen met “wool, hides & wooden pins.”
Hazelhoff Roelfsema concludeert dat het schip van W-E Kaap Hoorn heeft gerond.121
Familiegegevens en opleiding
Pierre Francois van Overklift werd geboren op 03 april 1833 te Dordrecht als zoon van Pieter Willem Mijnlieff van Overklift en Anna Henrietta Gaberel.
Hij trouwde op 09 mei 1860 te Rotterdam met Geertruida Bliek, geboren 09 november 1838 te Rotterdam als dochter van Pieter Jacobus Bliek en Maria Knuppe/Knoppe. Geertruida hertrouwde op 16 april 1896 te Haarlem met de apotheker Willem Gijsbert Keur, weduwnaar van Antje Hinderika Cremer. Willem Keur is overleden op 07 september 1899 te Haarlem. Geertruida overleed op 20 januari 1924 te ‘s Gravenhage. Pierre verdronk op 25 november 1887 in Oost-London, Z.Afrika.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.F. van Overklift was met vlagnummer R40 in de periode 1869 t/m 1883 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1883 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar als vlaggelid heeft bedankt058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein P.F. van Overklift met vlagnummer R40 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
1874 van het fregat “Anna” 590 last varend voor J.H. van Santen te Krimpen a/d Lek
1877 van het fregat “Anna” 1116 ton o.m. varend voor Wed. J.H. van Santen te Krimpen a/d Lek
1878, 1880 van de bark “Marie” 749 ton o.m.. varend voor van Charante & Co te Rotterdam
1880 t/m 1883 van de bark “Marie” 714 ton o.m. varend voor van Charante & Co te Rotterdam
Bouma025 vermeldt P.F. van Overklift als gezagvoerder gedurende:
* 1866 t/m 1868 op het 3/m schip “Sophia Amalia”, gebouwd in 1859 te Bolnes, 319 ton o.m., varend voor Batenburg & Co te Rotterdam;
* 1869/1870 op het 3/m schip “Noord Brabant”, gebouwd in 1856 te Delfshaven, 736 ton o.m., varend voor P. Rademakers & Co te Delfshaven. Het schip werd in 1870 afgekeurd in averij;
* 1871 op de bark “Madura”, gebouwd in 1853 te Lekkerkerk, 473 ton o.m., varend voor van Charante & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1871 verkocht naar Duitsland;
* 1873 van het fregat “Henriëtte Adriana”, gebouwd in 1869 te Alblasserdam, 1455 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam;
1875 t/m 1878 op het fregat “Anna” ex Tanjore, gebouwd in 1862 te Medford, 1116 ton o.m., van 1875 t/m 1877 varend voor J.H.van Santen te Krimpen aande Lek en in 1878 voor Smit, Vroege en von Lindern eveneens te Krimpen aan de Lek. Het schip voer in 1879 voor J.Koning te Rotterdam onder de naam Betzy en Arnold. (Bouma spreekt hier van P.T. van Overklift, maar gezien de opgave in de Rotterdamse Jaarverslagen is dit fout).
* 1879 t/m 1887 op de bark “Marie”, gebouwd in 1863 te Alblasserdam, 714 ton o.m., varend voor van Charante & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
In het dagboek van de Roever072 komt een verwijzing voor naar kapitein van Overklift en wel:
Atlantische Oceaan op weg naar Batavia, 16 augustus 1876.
“ … Één dag vóór dat de linie gepasseerd werd praaiden en passeerden wij het eerste en eenigst Ned. schip dat tot dusverre gezien was - zijnde het Fregatschip Anne Kapitein van Overklift.”.
“NRC. 22-04-1870. New York, 7 april 1870.
Het Nederlandse schip NOORD BRABANT, kapt. Van Overklift, hetwelk de 17e februari lek van Batavia te San Francisco arriveerde, is aldaar afgekeurd en zal morgen verkocht worden.”077
New York, 26 februari 1870
Het Nederlandse schip Noord Brabant, kapitein Van Overklift, de 17 dezer te San Francisco van Batavia aangekomen, had op 31° NB - 146° OL zware storm uit het ZW en hevige zeeën doorgestaan, waarbij het schip zwaar werkte en voortdurend onder water was. Op 23° NB - 152° OL bij aan houdende storm werd bevonden dat men suiker pompte. Op 34° NB - 155° OL nam de storm af. Het volk eiste, daar het schip zwaar lek was, de naastbij gelegen haven binnen te lopen. Op 35° NB - 161° OL opnieuw storm en op 26° NB - 163° OL had men een orkaan van het NW tot WNW. Dag en nacht moesten de pompen gaande gehouden worden om het schip boven water te houden, terwijl rails, zeilen, kop van het roer enz. verloren gingen en grote en bezaansmast braken.
De Noord Brabant, 736 ton, werd in 1856 gebouwd in Delfshaven voor de reder P. Rademakers & Co., Delfshaven.
In 1870 werd de driemaster afgekeurd in averij.
“REKENING en VERANTWOORDING van de Achtste en Uitrusting voor de Negende Reis van het Fregatschip “NOORD-BRABANT” Kapitein M.RADEMAKERS, thans gevoerd door P.F. VAN OVERKLIFT, vertrokken den 15 Mei 1868, van Hellevoetsluis via Cariff naar Singapore.”
P.Rademakers & Co te Delfshaven Juli 1868
Een nota, verkregen via de heer A.Bouman, januari 2009, a.p.bouwman@planet.nl Bevat een opsomming van uitgaven uit de periode juli 1867-juli 1868
STICHTING MARITIEM-HISTORISCHE DATABANK
Op verzoek van de Heer M. van Overklift hebben enkele medewerkers van onze stichting een onderzoek ingesteld naar de schepen waarop zijn voorvader, de heer P.F. van Overklift, als kapitein heeft gevaren. Helaas zijn over de onderhavige periode nog geen schepen in de Databank ingevoerd, zodat nadere research nodig was. Onze voorlopige bevindingen zijn:
Kapitein P.F. van Overklift was in de periode 1869 t/m 1883 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen. Zijn vlagnummer was R40.
-
SOPHIA AMALIA, driemast schoener
De 319 NRT (oude meting) grote schoener werd gebouwd bij A. Pot in Bolnes en ging op 4 maart 1859 tewater. In 1870 kreeg het schip de roepletters PSML.
De rederij was Batenburg & Co in Rotterdam.
De kapiteins hierop waren, voor zover kon worden nagegaan:
-
van Veen 1859 – 1861
W.J. Lourens 1862 – ?
P.F. van Overklift 1866 – 1868
J.P. Stoop 1868 – 1869
Onderweg van Newchang naar Hong Kong liep de SOPHIA AMALIA op 9 november 1869 in zinkende staat Swatow binnen. Het schip werd ter plaatse afgekeurd en op 28 november 1869 verkocht. Of sloop is gevolgd, dan wel dat het schip na reparatie weer in de vaart is gebracht is onbekend.
-
NOORD BRABANT, driemast schip (geen nadere specificatie)
Het schip zou PNBG als roepletters krijgen.
Van dit schip, groot 736 NRT (oude meting), werd op 24 september 1855 bij scheepswerf H. de Hoog in Delfshaven de kiel gelegd. De tewaterlating vond plaats op 26 november 1856.
De opdrachtgever was P. Rademaker & Co in Dordrecht; een andere bron noemt als rederij P. Rademakers & Co uit Delfshaven.
De kapiteins op het schip waren, voor zover kon worden nagegaan:
H.R. Bok 1856 – ?
J.C.W. Loos 1864
-
Rademakers 1868
P.F. van Overklift 1869 – 1870
Aan het einde van haar reis met een lading suiker van Batavia naar San Francisco liep de NOORD BRABANT op 17 februari 1870 lek binnen. Het schip werd ter plaatse afgekeurd en op 8 april 1870 verkocht.
NRC 22-04-1870
New York, 7 april 1870. Het Nederlandse schip NOORD BRABANT, kapt. Van Overklift, hetwelk de 17e februari lek van Batavia te San Francisco arriveerde, is aldaar afgekeurd en zal morgen verkocht worden.
NRC – geen datum.
New York, 26 februari 1870. Het Nederlandse schip NOORD BRABANT, kapitein Van Overklift, de 17 dezer te San Francisco van Batavia aangekomen, had op 31° N.B. 146° O.L. zware storm uit het Z.W. en hevige zeeën doorgestaan, waarbij het schip zwaar werkte en voortdurend onder water was. Op 23° N.B. 152° O.L. bij aan houdende storm werd bevonden dat men suiker pompte. Op 34° N.B. 155° O.L. nam de storm af. Het volk eiste, daar het schip zwaar lek was, de naastbij gelegen haven binnen te lopen. Op 35° N.B. 161° O.L. opnieuw storm en op 26° N.B. 163° O.L. had men een orkaan van het N.W. tot W.N.W. Dag en nacht moesten de pompen gaande gehouden worden om het schip boven water te houden, terwijl rails, zeilen, kop van het roer enz. verloren gingen en grote en bezaansmast braken.
-
MADURA, driemast bark, ze kreeg in 1872 de roepletters PJVN.
Deze houten bark – 505 NRT oude meting, 472 NRT nieuwe meting – ging op 21 juli 1853 tewater bij scheepswerf Teunis van Duyvendijk in Lekkerkerk voor rekening van de bekende rederij W.C. Versluys in Rotterdam.
De afmetingen waren 34,70 x 8,60 x 5,60 m.
In 1868 kwam het schip in handen van Charente & Co in Rotterdam.
De kapiteins op het schip waren, voor zover we ze konden traceren:
-
Drayer 1853 – ?
Jan Schagen van Leeuwen 1858 – ?
-
van Bruggen 1862 – ?
M.F. van Kerkhof 1867 – ?
P.F. van Overklift 1871
In 1871 werd de MADURA verkocht aan J.C. Radmann & Sohn, Uckermünde; haar naam werd niet gewijzigd. Onder Duitse vlag kreeg de MADURA de roepletters JDGT.
In 1878 werd L. Amende uit Uckermünde de volgende en laatste eigenaar.
Onderweg met een lading Rohtreide (opm: onbekende soort lading) van Dieppe naar Philadelphia zonk de MADURA op 25 september 1883 – na te zijn lekgesprongen – in de positie 48º N.B. 10º W.L. De opvarenden werden door de Deense bark MALANTA gereed en op 4 oktober 1883 in Madeira geland.
-
HENRIËTTE ADRIANA, clipper fregat
Van dit schip werd op 4 januari 1868 bij scheepsbouwer Jan Smit Czn in Alblasserdam de kiel gelegd, de tewaterlating vond plaats op 4 januari 1868 en het vertrek van de werf was op 29 april 1869.
De afmetingen waren 57 x 12 x 7 meter, het laadvermogen 795 last of 1505 ton, bij 1455 brt en 1378,2 nrt, oude meting. Haar roepletters waren NWSB.
De opdrachtgever was E. Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.
De bouw- en uitrustingskosten, vrij in zee, bedroegen ƒ 245.000. De contractprijs (zonder tuig en zeilen) was ƒ 176.500 en de kostprijs voor de werf ƒ 166.744.
Op dit schip hebben de volgende kapteins gevaren:
A.F. Schuchard 1869 – 1873
P.F. van Overklift 1873 – 1874
A.F. Schuchard 1874 – 1875
E.F. Bonjer 1875 – 1876
A.F. Schuchard 1876 – 1878
-
Walters 1878 – 1879
-
Bergwerf 1879 – 1881
E.F. Bonjer 1881
Na op 29 maart 1881 Straat Sunda te zijn gepasseerd – op weg van Semarang naar Nederland – is nooit meer iets van schip en bemanning vernomen. Het schip moet in de Indische Oceaan zijn vergaan.
(uit: De Ouwe Werf, Bram Belder, 2005)
-
ANNA, fregat
Dit fregat werd als TANJORE in 1874 vanuit de Ver. Staten aangekocht door J.H. van Santen te Krimpen a/d Lek. Het was in 1862 gebouwd door J.F. Foster in Medford, Oregon, voor T.B. Wales & Co uit Boston.
De afmetingen waren 52,83 x 10,84 x 6,95 meter, de nrt 1110 oude meting en het laadvermogen 590 last.
De roepletters waren NDHS.
Nadat Van Santen was overleden verkocht diens weduwe het schip in 1877 aan de scheepsbouwers J. Smit Czn, J. Vroege en F.H. von Lindern te Alblasserdam. De reden van die aankoop is niet duidelijk, maar speculerend zou men kunnen denken aan het feit dat de werven in die tijd nauwelijks nieuwbouworders bezaten, zodat een reparatieklus goed uit zou komen. Het fregat was inmiddels vijftien jaar oud, zodat het beste er wel af was.
Wat verder voor deze stelling pleit is, dat het schip door haar volgende eigenaar in het vervolg als bark werd omschreven, d.w.z. een gemakkelijker en dus goedkoper te onderhouden tuigplan had gekregen.
Die nieuwe eigenaar diende zich weldra aan in de heer J. Koning uit Rotterdam, die de ANNA op 6 augustus 1878 in Rotterdam voor ƒ 33.000 kocht. De nieuwe naam werd BETZY & ARNOLD.
Kapitein P.F. van Overklift werd van 1874 tot 1878 gezagvoerder op dit schip.
Koning benoemde vervolgens T. Sipkes tot kapitein, die in 1879 en 1880 het commando voerde.
In het dagboek van de Roever073 komt een verwijzing voor naar kapitein van Overklift en wel:
Atlantische Oceaan op weg naar Batavia, 16 augustus 1876.
‘ … Één dag vóór dat de linie gepasseerd werd praaiden en passeerden wij het eerste en eenigst Ned. schip dat tot dusverre gezien was - zijnde het Fregatschip Anne Kapitein van Overklift’.
073 Johannes Gerrit de Roever. ‘De reizen van Johannes Gerrit de Roever 1841 – 1878’.
Typoscript 69 pp.
Het manuscript is eigendom van mevr. A. Jansen-de Roever te ’s Hertogenbosch, kleindochter van de auteur en is tevens aanwezig bij de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarders te Hoorn.
Op 12 november 1880 werd de BETZY & ARNOLD – met behoud van naam – voor ƒ 26.000 naar Noorwegen verkocht. De nieuwe eigenaar werd S. Hansen in Christiania, het huidige Oslo.
In 1889 kwam de bark in handen van A/S Betzy & Arnold in Laurwig, manager Chr. Nielsen. De Noorse roepletters waren HDNW.
Terwijl het schip in ballast onderweg was van Christiania naar Canada werd het schip op 5 juni 1895 door de bemanning verlaten in de positie 50º N.B. 37º W.L. De opvarenden werden gered door het s.s. AUSTRIAN, dat hen op 12 juni in Quebec aan land zetten. De bestemming was Bay Verte geweest. Of hiermee de plaats van die naam in New Brunswick of in New Foundland is bedoeld is niet bekend.
-
MARIE, bark
Deze bark werd in 1863 gebouwd door scheepsbouwmeester Jan Smit Czn te Alblasserdam voor rekening van Van Charante & Co in Rotterdam. De kiellegging vond op 19 juli 1862 plaats, de tewaterlating op 11 augustus 1863, en het vertrek van de werf op 1 oktober 1863.
De afmetingen waren 45,50 x 10,50 x 6,49 meter, de brt 714, het laadvermogen bedroeg 749 ton of 396 last; de in 1869 afgegeven roepletters waren PLJD.
De kostprijs van hout, rondhout, twee ijzeren masten, spijkers, werk (opm: breeuwsel), pek, teer, boten, smidswerk, enz bedroegen ƒ 97.606 (De Ouwe Werf, Bram Belder, 2005)
De kapiteins die op de MARIE onder Nederlandse vlag voeren waren achtereenvolgens:
H.G. Biesthorst 1863 – 1871
M.F. van Kerkhof 1871 – 1879
P.F. van Overklift 1879 – 1887
Op 22 februari 1887 werd de MARIE in Rotterdam voor ƒ 7400 verkocht aan H.C. Hansen te Porsgrund, Noorwegen. De naam bleef gehandhaafd; de roepletters werden nu HPVB. Het schip werd opnieuw gemeten en dat gaf 721 / 694 ton als resultaat.
Op 26 april 1895 werd de MARIE in de Noord Atlantic door de bemanning verlaten in de positie 43º N.B. 32º W.L. Het schip was met een lading zout onderweg geweest van Liverpool naar Arichat op Cape Breton Island. De bemanning werd gered en op 3 mei 1895 in New York geland.
Recapitulerend heeft kapitein P.F. van Overklift als gezagvoerder gevaren op:
SOPHIA AMALIA 1866 – 1868
NOORD BRABANT 1869 – 1870
MADURA 1871
HENRIËTTE ADRIANA 1873 – 1874
ANNA 1874 – 1878
MARIE 1879 – 1887