1957-11-11: |
Gestrand oostelijk van Hirtshalf op het Uggerby Strand. Schip was op weg van Newcastle naar Nyköping met een lading cokes.
NvhN 14-11-1957: Groninger coaster vast op vreemde kust. Wild beukt de branding op de kustvaarder BELLATRIX uit Delfzijl, die bij Jutland aan de grond is gelopen. Inmiddels hebben Deense sleepboten, zoals wij reeds hebben gemeld, het schip weer vlot getrokken.
11-11-1957 m.s.BELLATRIX af Delfzijl, 281 B. R. T. På rejse fra Newcastle til Nyköping med koks. Grundstødt d. 11. nov. på Jyllands V.-kyst. Strandingsindberetning dat. 13. nov.
Kl. ca. 0630 grundstødte B. under en NØ.-lig kuling med Ø.-gående strøm ved Uggerby Strand ca. 150 m fra kysten. D. 12. nov. kl. 1730 kom skibet flot ved fremmed hjælp. Ved
grundstødningen mistede skibet roret og fik en mindre lækage. Anm. Der er intet oplyst om årsagen til grundstødningen.
Algemeen Handelsblad 13-11-1957: Bellatrix weer vlot. De Delfzijlse kustvaarder Bellatrix, die maandag voor de westkust van Jutland aan de grond liep, is vanmorgen losgetrokken. De 22-jarige kapitein, de heer J. J. Tuil, van het schip, dat vanochtend door twee Deense bergingsvaartuigen naar Frederikshaven is gesleept, heeft verklaard, dat de oorzaken van de stranding de storm en het slechte zicht zijn geweest. Het schip heeft zeven man aan boord.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van donderdag 5 februari 1959, nr. 25 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: Nr.10. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding van het motorschip „Bellatrix" in de Tannisbocht aan de noordkust van Jutland. Betrokkene: de kapitein J. J. Tuil. Op 11 november is het motorschip „Bellatrix" op de reis van Newcastle naar Nyköping op de noordkust van Jutland in de Tannisbocht gestrand. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur- generaal voor de Scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, -als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Bellatrix", Jacob Johannes Tuil, wonende te Delfzijl. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 december 1958, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart, J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman, zomede van de te Aalborg afgelegde scheepsverklaring, benevens het scheepsdagboek en de Engelse kaart nr. 2289: Skagerrak, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was medegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging mee te delen hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Bellatrix" is een Nederlands schip, toebehorende aan T. Bootsman, te Delftzijl. Het meet 281 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 195 pk motor. Op 7 november 1957 laadde de „Bellatrix" te Newcastle-een volle lading kolen, 304 ton, bestemd voor Nyköping. Dezelfde dag, te 10.10 uur, vertrok het schip van de kant en nadat te 11.00 uur de loods was ontscheept, werd koers gezet naar Hanstholm, eerst 69°, na 20.00 uur van 7 november 68° r.w. De diepgang van het schip was voor 8', achter 10'. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 7 personen. Bij de gestuurde koers was de deviatie 0°, de variatie nam af van -8° tot -4°. Men had aanvankelijk goed weer met wind noord 2/4, maar op 9 november nam de wind toe van N.O. 3 tot N.O. 7/8. Op 9 november heeft de kapitein getracht te 12.00 uur met de richtingzoeker Hanstholm te peilen, maar hij kreeg geen resultaat en de kapitein nam aan, dat het toestel defect was. Te 15.30 uur kreeg men Hanstholm in zicht en te 18.20 uur werd dit vuur dwarsop aan stuurboord gepeild op een door middel van vierstreekspeiling vastgestelde afstand van 7 mijl. De log wees nu 358,7 aan. De kapitein was te 18.00 uur op wacht gekomen; bij het passeren van Hanstholm veranderde hij de koers tot 61° r.w. De kompassen, die geregeld werden vergeleken, wezen goed aan en tot aan Hanstholm had ook de log goed aangewezen. Op 9 november, te 20.00 uur, werd de koers veranderd tot 56° r.w.; deze koers werd gestuurd tot 6.00 uur van 10 november. Na Hanstholm heelt men geen verkenning meer gehad; het weer was nog steeds ruw, de vaart was volgens de log 2 ½ tot 3 ½ mijl per uur. Het schip stampte zwaar en nam veel water over. Er is niet opgestuurd voor drift. Vanaf 6.00 uur is 61° r.w. gestuurd, vanaf 12.00 uur, toen de log 412 aanwees, 72° r.w. De kapitein heeft op zijn wacht getracht Skagen Rif-v.s. te peilen met de richtingzoeker, maar hij slaagde daarin niet. De kapitein heett wel aan loden gedacht, maar besloot dit niet te doen, daar hij aannam, dat lodingen door het zware stampen niet betrouwbaar zouden zijn. Na 12.00 uur is 72° r.w. gestuurd, van 16.00 tot 18.00 uur 77°, maar dan weer 72° r.w. Te 0.00 uur van 11 november kwam de kapitein weer op wacht. De log wees 454 aan. Volgens de gis bevond het schip zich op 57° 54'6 N.B. en 11°-9'5 O.L., dus ver voorbij Skagen Rif-v.s. De kapitein liet daarom te 0.15 uur koers veranderen tot 162" r.w., recht op Laeso aan. De wind was iets afgenomen, maar men had nu minder goed zicht met regenbuien. Te 3.00 uur van 11 november minderde de kapitein vaart wegens mist, maar hij heeft geen mistseinen laten geven. Daar hij volkomen vertrouwde op het gisbestek, heett hij ook niet laten loden. Nadat de kapitein door de stuurman was afgelost, is hij te 4.20 uur naar beneden gegaan. Hij had de stuurman opdracht gegeven goed uit te kijken en te waarschuwen, indien hij iets zag of ingeval het nog dikker zou worden. Te 5.10 uur waarschuwde de stuurman de kapitein, dat er een licht in zicht was. De kapitein ging direct naar de brug, maar voordat hij daar kwam, stootte het schip. De stuurman had de schroef reeds op achteruit gezet. Het gelukte niet zo vlot te komen. Bij een rondloding bleek het schip aan stuurboord achter geboeid te zitten, het maakte nergens water. De kapitein heeft telefonisch hulp ingeroepen. Eerst de volgende dag na 3.00 uur arriveerden 2 sleepboten. Tevoren had de kapitein van Skagen Radio vernomen, dat de „Bellatrix" gestrand was ongeveer 7 mijl oost van Hirshals. Nadat de sleepboten door middel van hun schroefwater een geul hadden gemaakt, gelukte het hun de „Bellatrix" op 12 november te 16.50 uur vlot te slepen. Onder geleide van de sleepboten voer de „Bellatrix" naar Frederikshaven. Op 13 november, te 2.00 uur, werd Skagen-v.s. gepasseerd en te 6.30 uur meerde het schip te Frederikshaven. Hier is het schip drooggezet en is de schade hersteld. De stuurman heeft nog verklaard, dat hij niet gediplomeerd is en met dispensatie als stuurman op de „Bellatrix" voer. Hij heeft de wacht gehad op 9 november van 12.00 tot 18.00 uur. Toen bleek de richtingzoeker defect te zijn. De stuurman heeft op zijn wacht Hanstholm nog op 4 streken gepeild en ging te 18.00 uur van wacht. Op 10 november heeft de stuurman de wacht gehad van 0.00 tot 4.00 uur, van 8.00 tot 12.00 uur en van 18.00 tot 24.00 uur. De stuurman heeft er goed op gelet, dat steeds de koersen zijn gestuurd, zoals de kapitein hiervoor heeft opgegeven. Het was mw weer. De kanitein heeft wel over loden gesproken, maar zag ervan af, daar hii meende, dat lodingen onzeker zouden zijn. De stuurman heeft geen enkele verkenning van de wal meer gehad, maar heeft wel aan stuurboord en aan bakboord schenen gezien. Od 11 november kreeg de stuurman de wacht van 4.00 tot 8.00 uur. De kapitein had koers veranderd tot op Laeso aan. Het schip liep slechts langzaam; het zicht was slecht, de wind was enigszins afgenomen. Te 5.10 uur zag de stuurman, ongeveer dwarsop aan stuurboord, een licht. Hij kon het karakter niet onderscheiden: hii zette de schroef uit haar werk en riep de kapitein. Voordat deze bovenkwam, stootte het schip. Het bleek, dat de „Bellatrix" ongeveer 40 mijl achterlijker stond dan de kapitein volgens de gis had aangenomen. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig zijn bij het vooronderzoek afgelegde verklaring, zoals hiervóór aangegeven. Hij voegde daaraan nog toe, dat de „Bellatrix" niet uitgerust was met een echolood, doch slechts met een hand- en een zwaarlood. De richtingzoeker had voorheen goed gefunctioneerd, maar bij het aanlopen van Hanstholm op 9 november 1957 bleek hij niet meer aan te wijzen. Betrokkene geeft toe, dat hij bii het varen langs de Deense kust geen rekening had gehouden met stroom. Hij verwachtte niet, dat het schip door de enigszins van bakboord inkomende wind naar de kust zou worden gezet, daar het loefgierig was. Betrokkene heeft niet overwogen om of reeds bij Hanstholm of later ter hoogte van Hirshals bij te draaien en beter weer af te wachten. Betrokkene nam aan, dat het schip de door de log aangegeven vaart liep, en heeft overeenkomstig daarmee zijn gis bijgehouden. Op 11 november, te 0.15 uur, heeft betrokkene koers veranderd tot 162° r.w., naar hij meende recht op Laeso aan. Daar er, volgens de gis, ter plaatse meer dan 100 m water moest staan, achtte betrokkene het overbodig te gaan loden; dit was door het zeer slechte weer trouwens vrijwel onmogelijk. Betrokkene heeft te 4.20 uur de stuurman opdracht gegeven hem te roepen zodra deze ook maar iets zou zien en deze heeft onmiddellijk gewaarschuwd, toen hij de blink van een licht zag. Dit moet de blink van het vuur van Hirshals zijn geweest. Voordat dit vuur nog eens in zicht kwam, liep de „Bellatrix" aan de grond; ongeveer een half uur later zag betrokkene de blink van dit vuur. Het zicht was slecht. Het schip is door de stranding niet beschadigd, maar door de pogingen om het af te slepen, is het roer verloren geraakt. De hoofdinspecteur voerde aan, dat de oude vooroorlogse kuster „Bellatrix" onder bevel van een jonge kapitein op 7 november 1957 vertrok van Newcastle met bestemming Nyköping. Op 9 november, te 18.20 uur, werd Hanstholm gepasseerd op een door middel van vierstreekspeiling vastgestelde afstand van, naar de kapitein aannam, 7 mijl. Misschien was dit bestek niet geheel juist, maar op de latere stranding is dat niet van invloed geweest. De gestuurde koers liep voldoende vrij van Hirshals. Men ondervond storm uit het N.O., maar de kapitein verwachtte niet naar de wal te worden gezet. Er is niets van de wal gezien. Volgens de gis werd Hirshals
gepasseerd en daarna is iets ingestuurd. De sterkte en richting van de stromen op de Deense kust en vooral bij Skagen zijn niet bekend. Het zou beter zijn geweest, indien de kapitein toen niet verder was gegaan, maar daar was gaan bijliggen totdat hij een goed bestek had kunnen verkrijgen. De kapitein ging door. De log wees minder aan en naar die aanwijzingen bepaalde hij zijn gis op de in de kaart getrokken koerslijn. Het was mogelijk, dat het schip achterlijker stond, maar ook dat het dicht onder de Zweedse kust zou zijn geraakt. De kapitein maakte de fout, dat hij, nu de stroom niet bekend was, niet tijdig is gaan bijliggen. Hij had geen zekerheid omtrent zijn bestek, toen hij te 0.15 uur van 11 november koers ging veranderen om de zuid. Na 5.00 uur strandde zijn schip. De richtingzoeker was defect en het lood zou niet veel aanwijzing hebben gegeven over het bestek op het moment, dat koers werd veranderd naar het zuiden. In 30 uur is het schip 40 mijl achtergebleven bij de aanwijzing van de log. De kapitein heeft een fout gemaakt door een gebrek aan ervaring. Hij ziet zijn fout in; hij geeft ook verder blijk van goed inzicht en hij heeft thans meer ervaring opgedaan. De kapitein moest onder zeer moeilijke omstandigheden met weinig hulp- middelen zijn route nemen langs de Deense noordkust. Hij heeft schuld aan de stranding. De hoofdinspecteur wil hem dit niet al te zeer kwalijk nemen en stelt de raad voor kapitein J. J. Tuil te straffen door het uitspreken van een berisping. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Op 11 november 1957 is het Nederlandse motorschip ,,Bellatrix", kapitein betrokkene J. J. Tuil, op reis met een lading kolen van Newcastle naar Nyköping, gestrand in de Tannisbocht op Jutland, ongeveer 7 mijl ten oosten van Hirshals. Bij het door de raad ingestelde onderzoek is komen vast te staan, dat de „Bellatrix" op 9 november 1957, te 18.20 uur, Hanstholm dwars is gepasseerd, waarbij de afstand door een vierstreekspeiling werd bepaald op 7 mijl. De radiorichtingzoeker was defect. Het zicht was toen nog tamelijk goed. Het weer was ruw, wind N.O., stormachtig, windkracht 7 tot 8. Hier heeft betrokkene de koers gewijzigd van 68° r.w. tot 61° r.w. Te 20.00 uur wijzigde betrokkene de koers tot 56° r.w. en deze koers is gestuurd tot 10 november 1957, te 6.00 uur. De koers werd steeds in de kaart gezet en daarin werd ook regelmatig de stand van de log genoteerd. Te 6.00 uur op 10 november 1957 veranderde betrokkene de koers naar 61° r.w. en te 12.00 uur op die dag naar 72° r.w. De logstand wees toen 412 aan en op grond daarvan veronderstelde betrokkene reeds ongeveer ter hoogte van Skagen Rif-v.s. te zijn. Hij trachtte met de richtingzoeker een peiling te nemen, maar het toestel werkte niet. Te 0.00 uur op 11 november 1957 kwam betrokkene weer op wacht. De wind was toen afgenomen, maar het zicht slecht met regenbuien. Daar betrokkene op grond van de logstand meende te mogen aannemen, dat de „Bellatrix" Skagen Rif-v.s. reeds ruim was gepasseerd, heeft hij, mede uit vrees anders te dicht onder de Zweedse kust te komen, te 0.15 uur de koers veranderd tot 162° r.w., naar hij dacht recht op Laeso aan, terwijl hij te 3.00 uur vaart heeft geminderd, toen het zicht door mist nog verslechterde. Te 4.20 uur ging betrokkene naar beneden, waarbij hij aan de stuurman opdracht gaf goed naar Laeso uit te kijken en hem te waarschuwen, als hij iets zag of de mist nog dikker werd. Te 5.10 uur waarschuwde de stuurman, dat hij een licht aan stuurboord had waargenomen. Direct ging betrokkene aan dek, maar op hetzelfde ogenblik stootte het schip. De stuurman had de schroef reeds op achteruit gezet. Desondanks strandde de „Bellatrix" en het gelukte niet op eigen kracht weer vlot te komen. Het bleek, dat het schip was gestrand op ongeveer 7 mijl ten oosten van Hirshals. Betrokkene heeft hierop telefonisch hulp ingeroepen en de volgende dag arriveerden 2 sleepboten. Eén daarvan heeft vervolgens door middel van het schroefwater een geul gemaakt en op 12 november 1957, te 16.50 uur, gelukte het de sleepboten de „Bellatrix" vlot te slepen. Hierna is de „Bellatrix", die haar roer had verloren, door de sleepboten naar Frederikshaven gebracht, waar het schip is drooggezet en gerepareerd. Behalve het verlies van het roer bleek het schip geen schade te hebben opgelopen. Naar het oordeel van de raad volgt uit het vorenstaande, dat de stranding van de „Bellatrix" moet worden geweten aan een te kort schieten van betrokkene in de navigatie, in zoverre, dat betrokkene daarbij te veel heeft vertrouwd op de logstand en geen rekening heeft gehouden met stroom, die hij als gevolg van de stormachtige N.O.-wind tegen had, waardoor zijn schip aanzienlijk bij de log achterbleef. Het gevolg hiervan is geweest, dat betrokkene, menende Skagen Rif-v.s. reeds te zijn gepasseerd, een zuidelijke koers heeft gestuurd, terwijl in werkelijkheid zijn schip nog vele mijlen van het punt, waarop dit veilig kon gebeuren, was verwijderd. De raad meent een en ander te moeten toeschrijven aan gebrek aan ervaring van betrokkene, die overigens blijk heeft gegeven een goed inzicht in navigatie te hebben. Betrokkene moest onder zeer moeilijke omstandigheden met weinig hulpmiddelen zijn route nemen langs de Deense noordkust. Onder deze omstandigheden had de kapitein moeten bijdraaien en beter zicht moeten afwachten en zo nodig bij dag voorzichtig moeten insturen tot hij verkenning had van het Skagen Rif-v.s. alvorens zijn zuidelijke koers te gaan sturen. Bij onderzoek heeft betrokkene blijk gegeven dit zelf in te zien en de raad verwacht, dat betrokkene uit het onderhavige gebeuren lering heeft getrokken. Hoewel uit het vorenstaande blijkt, dat naar het oordeel van de raad de stranding van de „Bellatrix" moet werden geweten aan de schuld van betrokkene, meent de raad, rekening houdende met alle voormelde omstandigheden, dat een strenge straf in dit geval niet op haar plaats is, redenen waarom de raad betrokkene Jacob Johannes Tuil, geboren 16 januari 1935, wonende te Delfzijl, straft door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heren mr. G. A. Schreuder, 1ste plv. voorzitter, H. A. Broere, J. Tissot van Patot en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 29 januari 1959. (Get.) G. A. Schreuder, A. Boosman. |