1938-11-26: |
De Eemsbode: .11.1938. Zaterdagmorgen plm. 5 uur geraakte het te Delfzijl thuisbehoorende m.s. 'VIDA', kapitein Engelsman, op een streekdam tussen de pieren van IJmuiden. Met assistentie van twee sleepboten van Bureau Wijsmuller kwam het schip tegen vier uur in de middag weer vlot. De 'VIDA' werd in het Dok te Amsterdam opgenomen en heeft ernstige bodemschade, met de reparatie waarvan men zaterdag a.s. hoopt gereed te komen.
De Tijd 26-11-1938: Schip te IJmuiden gestrand. Het gebeurde binnen de pieren. Het Nederlandsch motorschip „VIDA" van Antwerpen op weg naar Amsterdam, is hedenmorgen ca. vijf uur tijdens den Zuidwester storm op den kop van de Noorder strekdam binnen de pieren van IJmuiden gestrand. Het schip zit niet gevaarlijk. Sleepboot-assistentie is aanwezig en zal trachten het schip vlot te krijgen.
De Tijd 27-11-1938: De “VIDA” weer vlot. Zaterdagmiddag te ongeveer vier uur zijn de sleepboten “Nestor en “Hector” er bij hoog water in geslaagd het bij IJmuiden gestrande motorschip “Vida” weer vlot te brengen.
De banier 25-10-1939: Raad voor de Scheepvaart: Kustvaarder raakte vast op éen binnenpier te IJmuiden. Op den morgen van den 26sten November 1938 is het kustvaartuig „VIDA", afkomstig uit Delfzijl, bij het binnenkomen van de haven van IJmuiden met den voorsteven tegen de Noorderbinnenpier van den zuidelijken haveningang gevaren en vastgeraakt. Aan boord van de „Vida" bevond zich geen loods. De oorzaak van dit ongeluk is dezer dagen door den Raad voor de Scheepvaart onderzocht. De kapitein van 't kustvaartuig en de zeeloods-stuurman van de loodsboot, welke voor IJmuiden in zee lag, werden als getuigen gehoord. De „Vida" was, zooals bleek uit de verklaringen van den kapitein, van Antwerpen op weg naar Amsterdam. Toen het scheepje voor IJmuiden kwam stond er een stormachtigen wind, terwijl de zee ruw was. Er werd met een morselamp om een loods gevraagd aan den loodsboot, welke voor de haven in zee lag. De bedoeling was geweest met de kop in de golven te draaien, om den loods gelegenheid te geven aan boord te komen, doch door stroom en wind was dit niet mogelijk- Daarom werd aan de loodsboot gevraagd voor te stoomen, doch hierop kwam geen antwoord. Besloten werd toen op eigen gelegenheid binnen te varen en binnen de pieren een loods aan boord te nemen, waarom aan 't kuststation werd gevraagd. Deze loods kwam echter niet en tijdens het wachten sloeg het anker los, waardoor de „Vida"' afdreef. Ondanks het feit dat volle kracht achteruit geslagen werd, raakte het schip vast op de pier. De loods verklaarde het verzoek van de „Vida" om binnen geloodst te worden wel begrepen te hebben, doch door de ongunstige positie van het schip en de hooge golven was het verzoek om voorgestoomd te worden, niet begrepen en voor de loodsboot langs zij was, was de „Vida" weggevaren. De kapitein verklaarde op een vraag van den voorzitter, door de weersgesteldheid en doordat slechts ballast aan boord was, niet meer in staat te zijn geweest opnieuw zee te kiezen. De kapitein heeft er, naar hij zelf zeide te veel op gerekend dat in de Buitenhaven spoedif een loods aan boord zou komen, waardoor hij te ver was doorgevaren, voordat hij het anker uit zette. De uitspraak van den Raad volgt later.
De banier 16-12-1939: Het stooten van de „VIDA”. Uitspraak Raad voor de Scheepvaart. De raad voor de scheepvaart heeft uitspraak gedaan inzake het stooten van het motorschip „Vida" op een der binnenpieren in de buitenhaven van IJmuiden op 26 November 1938. De raad was van oordeel, dat dit ongeval in hoofdzaak moet worden toegeschreven aan de weersomstandigheden, welke voor dit platte, leege schip ongunstig waren, mede in verband met den vloedstroom, doch dat hier tevens moet worden betwijfeld, of de kapitein wel volkomen zijn plicht heeft gedaan. Er zijn hier twee phasen te onderscheiden, die vóór en die na het binnenloopen van de buitenpieren. Wat de eerste phase betreft, heeft de kapitein met nadruk verklaard, dat hij geen rondtorn op zee had kunnen maken en het hem, indien hij dit zou hebben gedaan, nimmer gelukt zou zijn boven de pieren te tornen. De raad was van de juistheid van deze zienswijze niet overtuigd, doch meende er den Kapitein geen bepaalde grief van te moeten naken, dat hij, uitgaande van zijn hierover vermelde overtuiging, naar binnen liep. Het blijft echter, achteraf beschouwd jammer, dat de kapitein niet geprobeerd heeft om te draaien, vooral omdat getuige V. heeft verklaard dat van de zijde van de loodsboot geen bezwaar bestond tegen het overgeven van een loods. Toen hij eenmaal besloot naar binnen te gaan geeft hij aan de kustwacht om een loods gevraagd. Hij kon er echter niet op rekenen op deze wijze spoedig een loods te krijgen daar op de kustwacht geen loodsen klaar staan Hij had, in verband met deze omstandigheden in ieder geval moeten zorgen, niet zoo ver naar binnen te verdagen, door dadelijk, toen hij binnen de pieren was, het aan de zuidzijde van de haven gaande te houden of aldaar te ankeren en zoo noodig achter het anker te stoomen. Dit alles wijst op onvoldoende inzicht bij den kapitein.
|