1940-04-12: |
Final Fate: Onderweg met een lading kolen van Blyth naar Antwerpen op een Duitse mijn gelopen ten zuiden van Kentish Knock en verloren gegaan. Drie opvarenden komen om het leven. De kapitein en een ander bemanningslid kunnen worden gered door het Britse schip 'Mavis' en in Vlissingen aan wal worden gebracht.
De Courant/ Het nieuws van den dag: 15-04-1940: Kustvaarder op mijn; drie dooden. Kapitein en stuurman gered. Vlissingen, 13 April. -Het Nederlandsche stoomschip “VELOCITAS” een Groningsche kustvaarder, is Vrijdagavond 11 uur op weg naar Nederland bij den mond van de Theems op een mijn geloopen. De explosie was zoo hevig, dat het schip totaal versplinterd en bijna onmiddellijk gezonken is. Daar de reddingboot lossloeg en intact bleef, kon de stuurman, de heer H. Schutter uit Kampen, zich daarin redden. Door roepen trachtte hij de aandacht van de overlevenden te trekken. De kapitein, de heer J. Pinkster, uit Groningen, die in de buurt ronddreef, beantwoordde zijn geroep en kon door den stuurman binnenboord gehaald worden. De overige leden der bemanning, drie in getal, bevonden zich tijdens de ramp in de kooien en moeten zijn omgekomen. Den geheele nacht hebben kapitein en stuurman in de reddingboot, die van proviand was voorzien, doorgebracht. Zaterdagochtend 9 uur werden zij opgemerkt door een koopvaarder, die de beide mannen oppikte en hen na aankomst te Vlissingen vanmiddag om 4 uur aan wal zette.
Kapitein en stuurman waren vol lof over het onthaal, dat hun aan boord bij hun redders te beurt is gevallen. Zij werden onmiddellijk van ander kleeding voorzien. De namen der vermisten luiden: H. Kamp (machinist) uit Amsterdam, C. Harms (matroos) uit IJmuiden en G. van 't Pad (Kok) uit Amsterdam. De kapitein, die aan hoofd en handen gewond was door een schok, vertelde ons, dat dit in 1940 reeds de tweede mijnramp was, waarbij zijn schip vergaan is. Het vorige schip, waarmee hij voer, was een Groningsche treiler, die op 9 Januari gezonken is. De kustvaarder “Velocitas” had 250 ton laadvermogen en mat 197 ton bruto en was op weg naar Antwerpen. Pas den vorigen Zaterdag was het schip uit Vlissingen vertrokken en had daarna Engelsche havens aangedaan. Op de terugreis naar Nederland is de ramp gebeurd. De eigenaar van het schip is de heer Polder die te Amsterdam woont. De kapitein was zeer onder den indruk en vertrekt Zondagmorgen in gezelschap van zijn broers die hem te Vlissingen kwamen afhalen.
NvhN 15-04-1940: Weer een Groninger kustvaarder op een mijn geloopen. Drie leden der bemanning om het leven gekomen. Alleen de kapitein en de stuurman gered.
Op de reede van Vlissingen is Zaterdagmiddag een buitenlandsch stoomschip gearriveerd, aan boord waarvan zich bevonden de kapitein, de heer J. Pinkster uit Groningen en de stuurman, H. Schutte uit Kampen, van het motorschip „Velocitas", dat Vrijdagavond om kwart voor elf nabij de Engelsche kust op een mijn is geloopen en vrijwel onmiddellijk is gezonken. De overige drie leden van de bemanning, de 53-jarige machinist H. Kamp uit Amsterdam, de 23-jarige matroos C. Harms uit IJmuiden en de 17-jarige kok P. A. D. van het Padt uit Amsterdam, die op het moment van de ontploffing in de kooi lagen, zijn, naar wordt aangenomen, bij deze ramp om het leven gekomen. Het motorschip „Velocitas" mat 197 bruto registerton en behoorde toe aan de reederij Polder te Groningen. Het is gebouwd in 1932. Het schip was Vrijdagavond met een lading steenkool uit Engeland vertrokken met bestemming Antwerpen. Door onbekende oorzaak liep het schip om kwart voor elf op een mijn, waardoor de voorsteven vrijwel geheel werd weggeslagen. Binnen enkele seconden was het schip gezonken. De stuurman en de kapitein, die zich aan dek bevonden, werden door de kracht van de ontploffing over boord geworpen. De stuurman wist reeds spoedig de eveneens over boord geslagen reddingsboot te bereiken en hierin te klimmen. De kapitein echter raakte verward in het hekwerk en ging aanvankelijk met het schip mee in de diepte. Gelukkig wist hij zich echter onder water te bevrijden en zich met behulp van zijn zwemvest drijvende te houden. Toen de stuurman eenmaal in de reddingsboot zat, trachtte hij met de eventueele overlevenden door roepen in contact te komen. De kapitein, die toen reeds een half uur in het water lag, hoorde deze kreten en wist door terug te roepen, de aandacht van den stuurman op zich te vestigen. Het kostte den stuurman in de dikke duisternis echter groote moeite den kapitein te vinden. Toen ook de kapitein in de reddingsboot was geklommen, trachtten beide mannen, na aanvankelijk nog naar de overige drie leden der bemanning gezocht te hebben, den wal te bereiken. Zaterdagmorgen omstreeks negen uur werden zij opgemerkt door een stoomschip, dat hen naar Vlissingen heeft gebracht, waar zij Zaterdagmiddag omstreeks vier uur arriveerden. Beide mannen verkeeren in goede gezondheid. In het water met stuurwiel in de handen! Kapitein zat beklemd in hekwerk van snel zinkend schip. De beide overlevenden van de ramp van de „Velocitas", die weer verschillende Nederlandse gezinnen in diepe rouw dompelt, kwamen te ongeveer drie uur in de Vlissingse buitenhaven aan, aan boord van een vaartuig, dat de schipbreukelingen had overgenomen van een Engels stoomschip, dat hen heeft gered. Even later hadden wij een gesprek met de twee geredden; gezagvoerder J. Pinkster uit Groningen en stuurman H. Schutte uit Kampen. De eerste was aan het hoofd licht gewond; hun zwemvesten hadden zij nog bij zich. Kapitein Pinkster kon voor de tweede maal een scheepsramp navertellen. Hij was namelijk ook aan boord van de „Truida", die begin Januari van dit jaar bij den Noordhinder verging, na op een mijn te zijn gelopen. De „Velocitas" bracht een lading kolen naar Antwerpen en het schip had gistermiddag in Vlissingen zullen aankomen. De stuurman vertelde, dat de gezagvoerder en hij Vrijdagavond op de brug waren. Alles leek normaal en de reis verliep op de gebruikelijke wijze.
Toen, het was zowat kwart voor elf, brak de hel los.' Een daverende ontploffing weerklonk. De kolen vlogen overal heen. De stuurhuisjes en het hele voorschip werden' in stukken en brokken de lucht in geslingerd. De ramp voltrok zich zo verbijsterend snel, dat de heer Schutte een paar ogenblikken later in het water lag met het stuurwiel nog in de vuisten geklemd! Na een minuut of wat te hebben rondgezwommen, bereikte hij de roeiboot, die overboord was geslingerd; maar de stuurman was zo overrompeld door de plotselinge gebeurtenissen, dat het zeker nog een kwartier heeft geduurd, vóór hij zich voldoende hersteld had om in de boot te klimmen. Gezagvoerder Pinkster, die later in dezelfde boot werd opgenomen, vertelde ons, hoe dat in zijn werk is gegaan-„Ik werd na de ontzettende ontploffing tegen het dek gegooid en raakte klem in het hekwerk. Ook toen de „Velocitas" helemaal op één kant werd geworpen, kon ik niet loskomen. Dat waren benauwde ogenblikken. Gelukkig werd ik van het schip gespoeld, toen de schuit even later naar de tegenovergestelde kant slingerde. Ik heb zowat een half uur rondgezwommen. Ik had de stuurman al een paar keer horen schreeuwen, maar gaf eerst geen antwoord. Toen riep hij, dat hij in de boot zat en dus begreep ik, dat we nog een kans hadden. Hij heeft me toen opgevist. Als we die zwemvesten niet hadden, die we als een jas altijd aan hebben, zouden we het niet hebben uitgehouden". De gezagvoerder vertelde nog, dat hij na de ontploffing de schroef nog even heeft zien draaien; ook brandden op het achterschip de lampen nog, maar binnen de halve minuut was van de „Velocitas" niets meer te zien! De machinist, de matroos en de kok die in hun kooi lagen, zijn met de „Velocitas" in de golven verdwenen. Zij hebben geen schijn van kans gehad, zich in veiligheid te stellen. De twee overlevenden hebben in de roeiboot veel koude geleden en zij waren natuurlijk drijfnat, maar gelukkig was er voldoende water en voedsel aan boord. De schipbreukelingen hebben zo een lange nacht moeten doorworstelen en zij hielden zich een beetje warm door aan het roeien te blijven. Er was geen schip te zien en tegen het aanbreken van de dag kwam men in de nabijheid van een Frans mijnenveld. Toen zagen de schipbreukelingen een Engels vaartuig. Zij gaven signalen op een hoorn en zwaaiden met een vlag, maar de Engelsman merkte het nietige roeibootje niet op en voer door Gelukkig kwam een uur later een ander Engels schip in de buurt, aan boord waarvan beter uitkijk werd gehouden en toen was het leed geleden. De schipbreukelingen werden aan boord genomen; met een warm maal weer wat op hun verhaal gebracht en konden droge kleren aantrekken Een uur of wat later werden zij. door een Nederlandse motor-afhaalboot overgenomen en naar Vlissingen gebracht. De gezagvoerder, die nu in korte tijd voor de tweede maal schipbreuk heeft geleden, heeft er vooreerst genoeg van, maar stuurman Schutte gaat binnenkort weer naar zee; als ze er thuis niet te veel bezwaar tegen maken tenminste. De geredden zijn natuurlijk al hun bezittingen kwijt. Zij werden te Vlissingen in nieuwe kleren gestoken, en vertrokken later op de dag naar Amsterdam, waar de eigenaar van de „Velocitas" woont.
Het Vaderland 16-04-1940: Tragisch toeval. Het is een tragisch samentreffen, dat toen de Nederlandsche motorkustvaarder Velocitas Vrijdag op de Theems zonk, de daarbij omgekomen 23-jar. matroos C. Harms uit IJmuiden wel niet geweten zal hebben dat zijn moeder, de 43-jarige weduwe F. Harms-Zomer den vorigen dag was overleden en toen de overlevenden van de Velocitas Zaterdag te Vlisslngen aan wal werden gezet en mededeeling deden van het zinken van het schip, was de moeder van Harms gestorven en kon zij niet meer weten dat een ramp haar jongen had getroffen.
|