1950-09-19: |
Uitspraak Raad voor de Scheepvaart in zake het stoten bij slecht zicht van het motorschip Ton-S op een rots bij Punta Leona in de Straat van Gibraltar tijdens reis van Delfzijl naar Ceuta. Het schip was beladen met een volle lading aardappelen. Op 19 september voer de Ton-S in de Golf van Cadiz en het weer was goed. Om 04.00 uur kwam kapitein Komdeur op wacht. De vaart was 8 mijl. Te 06.15 uur werd het dik van de mist. De kapitein liet vaart minderen en liet de stuurman roepen om op de brug mee uit te kijken. Hij kwam, volgens eigen zeggen, om 06.35 op de brug. Om 06.55 uur zag de stuurman recht vooruit in het water een witte streep en een donkere vlek. Hij snelde naar de telegraaf en zette deze volle kracht achteruit maar voordat de motor aansloeg, liep het schip aan de grond. De boeg was zwaar beschadigd en de voorpiek liep vol. De tanks en de vullings bleven echter droog. Nu werd vol achteruit gedraaid en het schip kwam om 07.10 weer vlot. Toen even later de mist optrok bleek dat de Ton-S had gestoten op Punta Leona ongeveer 5 mijl ten westen van Ceuta. Oordeel van de Raad is dat de stranding is veroorzaakt door onzorgvuldige navigatie door de kapitein. Hij heeft geen of te weinig rekening gehouden met de stroom zodat het schip zuidelijker heeft gestaan dan dat hij meende. Later kreeg hij te maken met mistvlagen en voer uiteindelijk in dikke mist, doch hij bleef zijn koers volgen, die veeleer in de kust liep dan daarvan af; hij nam daarbij alle kwade kansen van de getijstroom die bij Ceuta om de zuid zette. Tevens werd de snelheid ternauwernood verminderd. De Raad is dan ook van oordeel dat het ongeval te wijten is aan de schuld van kapitein Komdeur. De Raad straft kapitein Pieter Komdeur, geboren 24 september 1894 te Delfzijl en wonende aldaar, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet voor de tijd van één week. Gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant op 12 april 1951.
|