1968-01-26: |
Het Vrije Volk 26-01-1968: Kustvaarder in nood redt zichzelf. (Van een onzer verslaggevers) De Nederlandse kustvaarder NETTY (298 ton) is donderdagavond ten zuiden van het Deense eiland Funen in moeilijkheden geraakt. Het schip kon echter op eigen kracht de haven van Kerteminde bereiken, waar het vanochtend arriveerde. Gisteravond kampte de Netty met een gebroken mast en een schuivende lading. De kapitein liet een SOS uitzenden, maar toen een Deense patrouilleboot assistentie kwam verlenen, liet men vanaf de kustvaarder weten, dat men zonder hulp zou kunnen doorvaren.
Raad voor de scheepvaart Nr. 27 St-Crt nr. 80 van 25 april 1969: Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het verloren gaan van een gedeelte van de deklast ten gevolge van slagzij van het motorschip NETTY in de Grote Belt. Betrokkene: De kapitein. Deklast hout niet voldoende gesjord. Op 25 januari 1968 heeft het m.s. Netty op de reis van Kerteminde naar Fulham in de Grote Belt nabij Traveksjaar vuurtoren slagzij gekregen. Een gedeelte van de deklast is hierdoor overboord geslagen en verloren gegaan. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van de raad van 3 maart 1969. Voor het hoofd van de Scheepvaartinspectie was ter zitting aanwezig de inspecteur voor de Scheepvaart mr. K. de Waard. De inspecteur voor de Scheepvaart concludeerde, dat de kapitein wegens het onvoldoende stuwen van zijn deklast schuld heeft aan het verloren gaan van een deel van deze lading. Uit het onderzoek blijkt het volgende: De Netty is een Nederlands motorschip, toebehorende aan K. Boersma te Meppel. Het schip meet 298,08 brutoregisterton. De lading bestond uit gezaagd hout, deels als deklast. Het schip stak voor 9ʼ05 en achter 9ʼ00. Aan de Scheepvaartinspectie hebben verklaard: De kapitein: Op 24 en 25 januari 1968 werd de Netty in Kerteminde, Denemarken, beladen met 234 ton, ongeveer 193 m³, gezaagde stammen beukenhout. Er werd met veel wandruimte gestuwd, aangezien er veel krome stammen bij waren. We hadden 193 m³ onderdeks gestuwd en 100 m³ aan dek Bij vertrek Kerteminde waren tank 2 en tank 4 van de dubbele bodem gevuld, in totaal 50 ton. Tanks 1 , 3 en 5 alsmede voorpiek en achterpiek waren ledig. De zomerdiepgang van het schip is 9ʼ- 06ʺ.De deklading was gesjord door middel van een straaldraad, waarvan de bochten op touwen tally stonden. Er waren in totaal 14 stutten geplaatst, aan elke zijde 7. De deklading was ongeveer 2,50 meter hoog. De scheepsbreedte is 7,40. Het houtcertificaat noemt als toegestane hoogte van deklading 1/3 van de scheepsbreedte voor de winter. Op het gehele achterruim werd in het midden van de deklast een ruimte overgehouden om de achtermast te kunnen strijken om onder de bruggen in Engeland door te kunnen varen. Bij normaal gezaagde planken wordt dat niet gedaan, want dan kunnen deze planken gemakkelijk met de hand worden verwerkt. Aangezien dit geheel gezaagde bomen waren die in bundels waren verpakt, kon deze lading moeilijk met de hand worden verwerkt en daarom heb ik deze ruimte opengelaten. Door deze ruimte kreeg ik geen aaneengepakte homogene deklast. Te 16.30 van de 25 januari 1968 vertrokken wij van Kerteminde met bestemming Fullham. Aangezien op het achterste ruim een ruimte was opengelaten voor het strijken van de mast, lag er meer lading op het voorste ruim waardoor het schip 5 duim in de kop lag en daardoor lastig stuurde. Het schip loefde hierdoor erg op. Bij vertrek Kerteminde was ik niet op de hoogte van de weersverwachting. Na vertrek, toen we ter hoogte van Traveksjaar vuurtoren voeren, wakkerde de noordwesten wind aan tot kracht 9 á 10. Te ongeveer 21.30 kregen we een hevigen winstoot van orkaankracht tegen stuurboordzijde, waardoor het schip slagzij kreeg. Het schip begon op te loeven omdat het in de kop lag, waardoor het schip meer slagzij kreeg. Plotseling begon de deklast te schuiven en van het achterruim braken 5 tot 10 bundels door de stutten heen en vielen te water. Van het voorruim bleef de lading in de sjorrings hangen. We verkregen hierdoor ongeveer 30º slagzij. Ik stond zelf op de brug met een matroos. De automatische stuurinrichting stond bij. Toen dit plaats vond was ik juist bezig om de automatische stuurinrichting af te zetten, aangezien we door het sterke oploeven van het schip niet in koers konden houden. Toen de deklast begon te schuiven heb ik de motor op zeer langzaam gezet en met het handstuurgerei het schip over bakboord laten draaien om het met de kop op de wind te krijgen. De matroos van de wacht liet ik iedereen uitporren en controleren of alle patrijspoorten gesloten waren. Daarna heb ik de deklading geïnspecteerd, waarna ik het noodbericht uitzond per telefonie. Intussen was reeds een automatische opblaasvlot buitenboord gezet om stand by te houden. Aangezien de bemanning niet meer de machinekamer in durfde te gaan ben ik zelf naar beneden gegaan om de pompen bij te zetten om het schip recht te doen pompen. Te ongeveer 21.30 was de deklast gaan schuiven. Te ongeveer 22.00 heb ik het noodbericht uitgezonden. Te ongeveer 22.30 kwam het Deense marineschip Ram in de buurt voor eventuele assistentie. Ik heb koers gezet vlak langs de kust van Langeland naar Kerteminde terug. Te ongeveer 23.00 bemerkte ik dat ik de reis naar Kerteminde kon volbrengen en heb ik het noodverkeer opgeheven. Te 6.00 van 26e januari 1968 kwamen we in Kerteminde aan, alwaar de gehel deklast opnieuw werd gestuwd. Er werden nu geen ruimte opengelaten om de achtermast te strijken. De stuurman: Ik ben zelf bij de belading geweest. Op mijn aanwijzing is de deklast beladen. Bij het laden van de deklast had ik op aanwijzing van de kapitein een kuil in de deklast opengelaten om bij aankomst in Engeland de mast te kunnen strijken om onder de bruggen door te kunnen varen. De kuil in de deklast was schuin gehouden: de wanden van deze kuil waren niet gestut. Ter zitting van de raad hebben aanvullend nog verklaard: De kapitein: Toen wij voor de tweede maal uit Kerteminde vertrokken was onze diepgang 8ʼ 10ʺ. Dit heb ik ook in het journaal vermeld. Wij hebben toen niet alle bundels boomstammen geladen. Er zijn nog enige op de wal te Kerteminde achtergebleven. Wij hebben toen ook niet geladen met een open ruimte op het achterruim om de mast te kunnen strijken. In Engeland hebben wij op de Thames, voordat de bruggen gepasseerd werden, met eigen laadgerei ongeveer 15 á 20 gebundelde stammen vande deklast op het achterruim verplaatst. Het oordeel van de Raad: Tijdens de vaart op de Grote Belt wakkerde de wind aan. Volgens de kapitein tot kracht 9 á 10, maar de Deense weerberichten komen niet hoger dan 6. Om 21.30 is de deklast gaan schuiven en ging een gedeelte overboord. Het schip maakte daarna slagzij. Dit werd ten dele hersteld nadat een dubbele bodemtank was gevuld. Op eigen kracht kon men naar Kerteminde terugkeren. Naar het oordeel van de raad heeft de kapitein van de Nelly schuld aan het ongeval, dat goed afgelopen is. De wijze van stuwen was verkeerd. De deklast vormde geen homogeen geheel. De lading ging schuiven doordat een ruimte opengelaten was. Het gewicht werd naar één kant verzwaard waardoor het schip slagzij kreeg. Dientengevolge braken enige bundels door de stutten en raakten te water. De raad meent, dat wel heel ondoordacht gestuwd is. Als de kapitein de gleuf of open ruimte zo gewenst vond, waarin de raad hem niet kan volgen, had hij tenminste zorg moeten dragen, dat ook de wanden van de open ruimte voldoende gesjord waren. De raad straft de kapitein, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein op zeeschepen te varen voor de tijd van één maand. |