Inloggen
HAVIK - ID 2694


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1928
Classification Register: Lloyd's Register of Shipping (LR)
IMO nummer: 5078492
Nat. Official Number: 766 Z GRON 1928
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: G.J. van der Werff, Hoogezand, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 192
Launch Date: 1928-05-01
Delivery Date: 1928-06-20
Technical Data

Engine Manufacturer: N.V. Appingedammer Bronsmotorenfabriek, Appingedam, Groningen, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 4
Power: 120
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Brons Nr. 1564 Type 4 CK (270x340)
Speed in knots: 7.50
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 200.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 109.00 Net tonnage
Deadweight: 250.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 12400 Cubic Feet
Bale: 11500 Cubic Feet
 
Length 2: 33.74 Meters Registered
Beam: 6.58 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.37 Meters Depth, moulded
Ship History Data

Date/Name Ship 1928-06-20 HAVIK
Manager: N.V. J. Salomons' Scheepvaart- & Expeditiekantoor (J. Salomons Shipping & Forwarding Office), Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Motorschip Havik, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: NVSC
Additional info: Jan Salomons Wzn.

Date/Name Ship 1932-11-26 WEA
Manager: Freight Chartering Co. Ltd., Georgetown, Demerara, Cayman Islands
Eigenaar: Willem van der Veen, Gasselternijveen, Drenthe, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Gasselternijveen / Netherlands
Callsign: PINF

Date/Name Ship 1937-00-00 WEA
Manager: N.V. Scheepvaartbedrijf Gruno, Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Willem van der Veen, Gasselternijveen, Drenthe, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Gasselternijveen / Netherlands
Callsign: PINF
Additional info: 02.10.1940 Groningen

Date/Name Ship 1953-07-24 WEA
Manager: N.V. Wijnne & Barends' Cargadoors- en Agentuurkantoren, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Lukas van der Veen, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PINF

Date/Name Ship 1953-08-05 LEA
Manager: N.V. Wijnne & Barends' Cargadoors- en Agentuurkantoren, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Lukas van der Veen, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PFOA

Date/Name Ship 1955-09-06 CONFID
Manager: N.V. Wijnne & Barends' Cargadoors- en Agentuurkantoren, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Willem Visser, Sliedrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Sliedrecht / Netherlands
Callsign: PDLI

Ship Events Data

1928-00-00: Opm.: De latere namen van het schip zijn de samenvoegingen van de namen: WEA (Willem en Aaltje) en LEA (Lucas en Aaltje)
1928-05-01: NvhN 02-05-1928: Hoogezand, 1 Mei. Van de werf van den heer G. J. van der Werff, alhier, is voor rekening van Salomon's Shipping and Forwarding Office Ltd., Rotterdam, met goed gevolg te water gelaten, de motorzeeboot „HAVIK", groot 250 ton, D. W. Het schip zal worden bevaren door kapitein W. v. d. Veen, van Gasselternijveen en zal worden voorzien van een 120 p.k. Brons motor, werd gebouwd onder toezicht der Germ. Lloyd en Scheepvaart-inspectie voor de Groote Kustvaart. De kiel werd gelegd voor een motorboot van 175 ton D. W. voor rekening van kapitein E. Groen, van Groningen, welk schip eveneens van een Bronsmotor zal worden voorzien en onder hetzelfde toezicht gebouwd.
1928-06-20: NvhN 21-06-1928: 20 Juni. Heden heeft met goed-gevolg op de Eems proef gestoomd het op de werf van den heer G. J. van der Werf te Hoogezand, gebouwd motorschip HAVIK. Het schip groot bruto 565 en netto 307 kub. M., en voorzien van een 120 p.k. Bronsmotor, is gebouwd onder toezicht der Germ. Lloyd en Scheepvaartinspectie, en voor de groote kustvaart. Het is gebouwd voor rekening van Salomon's Shipping and Forwarding Office Ltd. te, Rotterdam en wordt bevaren door kapt. W. v. d. Veen. Het zal hier worden beladen met ijzeraarde voor Engeland. Het m.s., Havik, dat heden van hier naar Borkum, met goed gevolg heeft proef gestoomd, kwam bij het aanleggen aan den landingssteiger te Borkum, in aanvaring met de alhier thuisbehoorende passagiersboot Vooruitgang I. De Vooruitgang I is hier inmiddels gesleept door de sleepboot Franziska aangekomen. Het achterschip van de Vooruitgang I, bekwam ernstige schade. Het schip zal hier gerepareerd worden. De Havik bekwam bijna geen schade.
1928-06-22: Op 22-06-1928 als HAVIK, zijnde een motorschip, groot 199.53 m3, liggende te Delfzijl, door D. Loorbach, scheepsmeter te Groningen ten verzoeke van de N.V. Motorschip Havik te Rotterdam, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 766 Z GRON 1928 op 't achterschip, in de luchtkap van de motorkamer aan stuurboordzijde.
1928-06-29: NvhN 29-06-1928: Delfzijl. De motorschepen “Seine” en “HAVIK”, die hier opgehouden werden door slecht weer, zijn heden naar hun bestemming, resp. Amsterdam en Londen, vertrokken.
1928-11-17: Rotterdamsch Nieuwsblad 19-11-1828: HAVIK. Vlissingen, 17 November. Het Nederl. motorschip “Havik”, komende van Londen, is vanaf de Middelsteenbank door de sleepboot “Goliath” met gebrooken stuurketting binnengesleept en vervolgens door de sleepboten “Max” en “Orion” opgeassisteerd naar Antwerpen.
1932-12-05: NvhN 05-12-1932: Drie schepen verkocht. Het Nederlandsch m.s. „HAVIK", groot 200 ton bruto, gebouwd in 1928, van Salomon's Shipp. & Forw. Off. te Rotterdam, is verkocht aan kapitein W. van der Veen te Gasselternijveen en verdoopt in „Wea". Het m.s. „Valk", eveneens van Salomon's Shipp. & Forw. Off., groot 194 ton bruto, gebouwd in 1927, is naar Frankrijk verkocht. Het tankstoomschip „Creole Jefe", groot 3126 ton bruto, gebouwd in 1928, van de Standard OU Company of Venezuela, is verkocht aan de Ned. Koloniale Petroleum Mij. te 's Gravenhage en verdoopt in „Djirak".
1932-12-05: De Telegraaf 06-12-1932: HAVIK. Rotterdam, 5 Dec. Het m.s. “Havik”, metende 200 bruto reg. ton, in 1928 te Hoogezand gebouwd en toebehoorende aan de N.V. Motorschip “Havik” ( J. Salomons Shipping.) te Rotterdam, is verkocht aan kapitein W. van der Veen te Gasselternijveen. Het schip zal onder de naam van “WEA” in de vaart worden gebracht.
1935-06-30: Op 30-06-1935 aangekomen als bijlegger te Delfzijl. Heeft tijdens de reis van Bremen naar Londen enige lekkage opgelopen. Dezelfde dag, na reparatie lekkage vertrokken uit Delfzijl naar Londen.
1936-10-27: NvhN 27-10-1936: Delfzijl. 26 Oct. Het motorschip “WEA”, kapt. Van der Veen, liep hier als bijlegger binnen op weg van Gotenburg naar Plymouth, beladen met gezaagd hout.
1939-11-21: De Indische courant 21-11-1939: Centrum van Zeevaart in een dorp in Drente. De koopvaardijvloot van Gasselternijeveen telt per hoofd der bevolking een hoogere tonnage dan, die van Rotterdam. - Oorsprong in een ver verleden.
Een vaart met wat huizen er langs... — Zoo ziet Gasselternijeveen er uit, net als zoovele andere plaatjes in de Veenkoloniën. Uit niets blijkt, dat dit Drentsche dorp, voor een groot deel van de zeevaart leeft. In hoe groote mate dit echter het geval is wordt in bijgaand artikel uiteengezet. Eerbiedwaardige Traditie. Gasselternijeveen is een klein en bescheiden dorpje in het veengebied van Oostelijk Drente. Volgens de aardrijkskundige woordenboeken is het slechts een „bewoond oord" meer niet. Het telt slechts eenige honderden inwoners. Desalniettemin bezet dit dorpje een belangrijke plaats in de reeks van steden en dorpen, van waar uit Neerlands koopvaardij opgeklommen is tot de hoogte, die zij thans heeft bereikt. Gasselternijeveen in Drernte kan bogen op een aanzienlijke koopvaardij vloot! Dat onbeteekenende plaatsen vele en groote zeevaarders hebben voortgebracht is meer voorgekomen in ons land. Leest men de geschiedenis van Nederland ter zee, dan komt men bijvoorbeeld den naam van Broek in Waterland tegen als de woonplaats van talrijke scheepseigenaren en scheepskapiteins in de Oostinjevaart; nog is er het Havenrak, vanwaar eertijds de schepen uitzeilen naar Indië en waar zij na vele maanden terugkeerden. Broek was een rijk dorp; de faam van Neeltje Pater getuigt er van. En dan ligt daar ergens in het West-Friesche polderland het dorp De Rijp, eens een centrum van de walvischvaart. Eens was ons land het eenige, van waar uit onverschrokken walvischvaarders de barre ijszeeën opzochten om er jacht te maken op de groote traanleverende dieren. Nog zijn er vele dingen in het dorp, die aan dien tijd herinneren. Thans telt Broek geen Oostinjevaarders meer onder zijn inwoners en De Rijp geen walvischvaarders. Dit alles is geschiedenis geworden. Een eereplaats. De koopvaardijvloot van Gasselternijeveen is echter tastbare werkelijkheid. De tonnenmaat der gezamenlijke Gasselternijeveensche zeeschepen is per hoofd der bevolking grooter dan van eenige andere stad of dorp. Dit feit geeft het bescheiden dorpje het recht op een eereplaats; misschien is geen zijner inwoners zich ooit bewust geweest van dat recht. Maar de feiten spreken duidelijk. Rangschikken wij de plaatsen, waar onze zeevaart gevestigd is, naar de rangorde van het aantal schepen, dan ontstaat het volgende beeld: Naam Aantal Tonnage 1. Rotterdam 264- 985.296 2. Groningen 196- 42.322 3. Amsterdam 158- 632.913 4. 's-Gravenhage 97- 536.371 5. Delfzijl 50- 10.454 6. Hoogezand 20- 3.565 7. Gasselternijeveen 16- 2.832. Alleen de eerste en de laatstgenoemde plaats hebben een vloot, waarvan het aantal tonnen grooter is dan het aantal ingezetenen van de stad resp. het dorp. Rotterdam met ongeveer 600.000 inwoners, heeft een vloot van anderhalve ton per hoofd der bevolking; Gasselternijeveen met bijna 1300 inwoners van meer dan twee ton per hoofd der bevolking! Het feit, dat — naar wij kortgeleden meldden — twee schepen van de Gasselternijeveensche vloot vermist worden, heeft de aandacht op dit Drentsche koopvaardij dorp gevestigd. Een en ander geeft ons aanleiding het een en ander te vertellen over het ontstaan van de merkwaardige constellatie. Wij ontleenden bovenstaande cijfers aan de officieele opgaven van 1 Januari 1939. Gasselternijeveen ligt in het hoogveengebied, dat zich ter weerzijden van de Oostelijke provinciegrens tusschen Groningen en Drente uitstrekt. Gasselte, tot welke gemeente het behoort, was al een eeuwenoud dorp, toen dit moerassige veengebied nog volkomen onbewoond was. Dat veranderde toen van Groningen Zuidoostwaarts het Stadskanaal werd gegraven als hoofdverkeersader van de veenkoloniën. Ter weerszijden daarvan ontstonden vele zij kanalen; monden werden zij genoemd. Eén daarvan was de Gasselterndjeveenschemond, die het veengebied onder de gemeente Gasselte toegankelijk maakte. Het nijeveen werd afgegraven; verveners en turfgravers vestigden er zich zooals zij nederzettingen vormden in het geheele uitgestrekte gebied der veenkoloniën. Daarna kwamen de turfschippers, die de brandstof vervoerden van de winplaatsen naar de groote steden, waar er goed geld voor gemaakt kon worden. Deze turfschippers vond men langs alle monden. Zij voeren naar de steden van Holland en naar de van Hannover en Pruisen. Zij zochten zelf hun afzetgebied en als zij het niet dichtbij vinden konden zochten zij het veraf. Het waren ondernemende lieden ,deze turfschippers. Hun zeilschepen, gebouwd voor de vaart op smalle kanalen en kalme rivieren, waren niet voor de zeevaart geschikt; maar bij goed weer waagden zij zich zonder schroom op het Wad als zij steden wilden bezeilen, waar zij binnendoor niet konden komen. Edoch, de turfvoorraden van de veenkoloniën, die eens onuitputtelijk schenen, slonken en verdwenen tenslotte. Op den bodem van het moeras, die uit vruchtbare teelaarde bestond, ontstonden boerderijen. De Veenkoloniën veranderden van aanzien en structuur; het werden landbouwgebieden, die weliswaar ook meer voortbrengselen opleverden dan ter plaatse geconsumeerd kon worden, maar toch in veel mindere mate dan in de dagen van de turf. Er bleef dus voor de schippers weinig werk over. Zij woonden er echter eenmaal en zij hadden zich gehecht aan de streek, waar zij een goed bestaan hadden gehad. Wegtrekken? Zij dachten er niet over. Trouwens, geen hunner zou weten waarheen. Dus bleven zij. Het devies getrouw. Maar voor alle veenkoloniale schippers, ook die van Gasselternijeveen, bleef het oude devies gelden: navigare necesse est. Zij trokken er op uit om elders vracht te zoeken, wierpen zich op de kleine wilde vaart en vonden er emplooi. Thuis kwamen zij zelden nog met hun schepen, want thuis was vrijwel niets te halen, of te brengen. Het verband tusschen hun woonplaats en hun werk raakte geheel en al zoek. Maar zij bleven gehecht aan hun woonplaats, de schippers van de Veenkoloniën, zoo ook de schippers van Gasselternijeveen, die —al waren zij Drenten — economisch tot de merkwaardige groep der Groninger kustvaarders waren gaan behooren. Een groep, die misschien met geen enkele andere ter wereld is te vergelijken.
Kustvaarders waren zij geworden, want op de binnenwateren hadden zij niet voldoende emplooi kunnen vinden. Dus waren zij buitengaats gaan varen, naar de landen van de Oostzee, naar de kusten van het Vereenigd Koninkrijk en verder soms. Zij hadden er bij de vernieuwingen van hun schepen rekening mee gehouden, dat zij zeewaardig moesten zijn. Met hun koffen en tjalken trotseerden zij ie stormen van de open zeeën. Zij bleven een volkje apart vormen; een volkje, dat goede en dat kwade tijden meemaakte. Tot de kwade tijden behoorden de jaren van de Fransche overheersching, toen Engeland alle schepen van de Groninger vloot — het waren er meer dan duizend! — confiskeerde; en de jaren van de opkomst der stoomvaart, waarvan de Groningers niets wilden weten. Maar zij hielden stand. Thans bestaat de Groninger vloot uit meer dan vierhonderd motorkustvaartuigen. De schippers en hun gezinnen leidden tot aan het begin van den thans uitgebroken oorlog een hard, maar winstgevend bestaan. De vloot groeide in een snel tempo; zij bestond en bestaat ook nu nog —al kan een groot deel ervan thans dan niet uitvaren — uit nieuwe schepen; wij hebben daar een jaar geleden reeds uitvoerig over geschreven.
Omvang der vloot.
Gasselternijeveen is een van de vele zetels der Groninger vloot. Het dorp telde op 1 Januari van dit jaar zestien zeevarende motorschepen. Het waren: m.s. „Prinses Beatrix", schippereigenaar Kaas Eefting Gzn., 360 ton; m.s. „Kwiek", schipper-eigenaar Klaas Eefting Lzn., 178 ton;
m.s. „Tegri", schipper-eigenaar Tennis Eeftingh Klaasz., 279 ton; m.s. „Holland", eigenrea Einte en Hendrik Holwerda, 199 ton; m.s. ..Democraat", schipper-eigenaar Hein Holwerda, 198 ton; m.s. „Jantje", schipper-eigenaar Hendrik Kroeze, 116 ton; z.m. „Actief", schipper-eigenaar Gerrit Pomp, 96 ton; z.m. „Stella" en m.s. „Condor", eigenaar Roelf Pomp, resp. 96 en 200 ton; m.s. „Da Costa", schipper-eigenaar Hendrik Salomons, 243 ton; z.m. „Cito", schipper-eigenaar Geert Sloots, 136 ton; z.m. „Noordster", schipper-eigenaar Roelf Sloots, 113 ton; z.m. „Antilope", schipper-eigenaar Geert van der Veen, 98 ton; z.m. „Orion", schipper-eigenaar Lukas van der Veen 132 ton; m.s. „Thriantha", schipper-eigenaar Theunis vaa der Veen, 275 ton; m.s. „Wea", schipper-eigenaar Willem van. der Veen, 200 ton. Kort voor de samenstelling van deze lijst had schipper Roelof Holwerda zijn m.s. „Avanti", 156 ton, naar Groningen verkocht. En eenige maanden daarna kwam het m.s. „Safe", 400 ton, van schipper J. Salomons, in de vaart. De vloot van Gasselternijeveen zou dus thans uit zeventien eenheden bestaan als niet hoogstwaarschijnlijk het laatstgenoemde schip en de „Tegri" zijn uitgevaren om nimmer terug te keeren.Men ziet uit de namen der schippers, dat slechts een klein getal families zich met de zeevaart bezig houdt. Een merkwaardige omstandigheid is nog, dat het meerendeel van de schepen, die den plaatsnaam Gasselternijeveen op den achtersteven dragen het dorp nooit kunnen bereiken. Zij zijn te groot om den ouden smallen en ondiepen Gasselternijeveenschemond te bevaren. Alleen de kleine zeilschepen met motorvermogen kunnen er nog komen. Deze omstandigheid heeft er al toe geleid, dat sommige Gasselternijeveners zich te Delfzijl of te Groningen zijn gaan vestigen; anderen hebben daar een zakenadres. Maar de kern van deze Drentsche zeevaarders blijft gehecht aan den geboortegrond. Zij houdt een even oude als eerbiedwaardige traditie in stand.
1941-06-00: 21.06.1941 terwijl het schip voor motorreparatie bij Machinefabriek “De Biesbosch” in Dordrecht lag door de Duitsers in beslag genomen. Ingedeelt bij het “Deutsche Strassenwezen”. Na de reparatie voer het schip naar Kiel en werd voor de rest van de oorlog ingezet op Noorwegen als “Ruhr”. Werd bij de bevrijding van Noorwegen (09.05.1945) teruggevonden in Drag. Was in 08.1945 in licht beschadigd toestand in Flensburg. Op eigen kracht naar Scheepswerf J. Vos te Groningen gevaren voor reparatie.
Op 18.11.1945 terug aan de voormalige eigenaar.
1950-01-16: Op 16.01.1950 als WEA, zijnde een stalen motorschip, groot 565.23 m3 bruto inhoud volgens meetbrief afgegeven te Groningen 14-05-1928 nr. 2622, liggende te Rotterdam, door A. Kraaijenbrink, scheepsmeter te Rotterdam, opnieuw voorzien van brandmerk 766 Z GRON 1928 door het inbeitelen op het achterschip aan S.B zijde in lichtkap motorkamer op kampanjedek, 7.25 m. uit hekplaat, 0.90 m. uit lengteas en 0.42 m. uit dek. (Opm.: Bij onderzoek zijn geen vroegere brandmerken van teboekstelling ten hypotheekkantore of sporen daarvan gevonden.)
1953-03-24: Op 24.03.1953 als WEA, zijnde een motorschip, metende 565.23 m3 bruto inhoud volgens zeemeetbrief afgegeven te Groningen no. 2622 d.d. 14-05-1928, liggende te Delfzijl, door A. Jonkers, ambtenaar van de Scheepsmetingsdient te Groningen, opnieuw voorzien van brandmerk 766 Z GRON 1928 door het inbeitelen op het achterschip aan S.B. zijde in het achterschot van het dekhuis op de kampanje, 6.70 m. uit hekplaat, 0.70 m. uit lengteas en 1.47 m. uit dek.(Opm.: Bij onderzoek zijn geen andere merken van de teboekstelling ten hypotheekkantore of sporen daarvan gevonden.)
1953-07-24: Op 24-07-1953 van Lukas van der Veen, scheepskapitein, gedom. te Groningen, Arend van der Veen, scheepskapitein, gedom. te Groningen, Geert Pekelder, stuurman grote vaart, gedom. te Groningen in alg. gemp. geh/m. Jantiena Bouwiena van der Veen en Harmannus Schuur, scheepskapitein, gedom. te Groningen in alg. gemp. geh/m. Geerdiena Willemiena van der Veen. Op de zelfde dag (24-07-1953) van Lukas van der Veen, scheepskapitein, gedom. te Groningen.
1955-03-00: Op 26.03.1955 in dichte mist aan de grond gelopen op de Yorkshire kust , 4 mijl N.W. van Whitby. De 5 bemanningsleden plus 1 vrouw en 3 kinderen worden gered.Ze was onderweg van Aberdeen naar Whitstable met een lading aardappelen. Haar lading werd gelost door middel van stalen kabels vanaf de rotsen. In.05.1955 zwaar beschadigd vlot getrokken. Op een ponton geplaatst en naar Whitby gesleept. Vervolgens voor Fl.125.000,- overgenomen door de verzekeringsmaatschappij “Vereniging Zeevaart “ als constructive total loss. Op 14.05.1955 verkocht aan Boontjes, de Breeden & Schaap te Rotterdam. Door de Nederlandse sleepboot “Hudson” (294/39) naar Wilton Feijenoord N.V. te Rotterdam gesleept voor reparaties. De teboekstelling wordt op 14-05-1955 doorgehaald. Vervolgens op 06.09.1955 weer doorverkocht aan Willem Visser te Sliedrecht en onder de naam “CONFID” gebracht.
Het Vrije Volk 26-03-155: Coaster LLEA op de rotsen. De 100 ton metende Groningse kustvaarder „Lea" is op ongeveer honderd meter van de kust van Yorkshire op de rotsen gelopen. Een vrouw en drie kinderen zijn door de reddingboot van Whitby van het vaartuig gehaald, maar de bemanning is aan boord gebleven. Het schip verkeert niet in onmiddellijk gevaar.Volgens reddingbootpersoneel was de vrouw, die van het schip werd afgehaald, de vrouw van de kapitein, zij droeg een baby in haar armen. Vijf bemanningsleden zijn aan boord van het kleine kustvaartuig gebleven, dat hoog en droog ligt. Zij zouden zo nodig over een zandbank naar de kust kunnen lopen. De plaats, waar het schip aan de grond is gelopen, is het toneel van tal van schipbreuken geweest. Volgens het volksgeloof oefenen de rotsen een magnetische aantrekkingskracht uit.
De Telegraaf 28-03-1955: Bemanning van Lea verlaat schip. Londen. Zondag (Reuter) De uit vijf koppen bestaande bemanning van de Groningse kustvaarder “Lea", die Zaterdag bij het Engelse plaatsje Whitby aan de grond liep, heeft het schip verlaten. De vrouw van de kapitein, mevrouw Scholten van der Veen en haar drie kinderen waren reeds eerder van boord gegaan.
Het Vrije Volk 28-03-1955: „LEA" nog niet vlot. De 200 ton metende Nederlandse kustvaarder "Lea" uit Groningen, die nabij Whitby- (Yorkshire) aan de grond was gelopen, heeft men Zaterdag niet vlot kunnen slepen. De vijf leden van de bemanning hebben het schip verlaten en hebben zich gevoegd bij de vrouw van de kapitein en haar drie kinderen, die reeds eerder van boord waren gegaan. Bij hoog water zullen Zondagochtend nieuwe pogingen om het schip los te trekken worden gedaan.
NvhN 20-08-1955: De stranding van de LEA. Groninger scheepskapitein 18 maanden onbevoegd. Inspecteur-generaal: sprake van opzet? Gistermorgen heeft de Raad voor de Scheepvaart, onder voorzitterschap van mr A. Dirkzwager, te Amsterdam, de zaak behandeld van de 37-jarige kapitein L. van der V. uit Groningen, kapitein-redereigenaar van het m.s. Lea, dat op 26 Maart j.l. bij Whitby strandde. Het was mooi weer, en het zicht was goed, verklaarde de kapitein. Hij had op gegist bestek gevaren, echter zonder te merken dat hij 40 mijl was ingezet. Na de stranding had hij, aan wal gekomen, een journaal opgemaakt en daarvoor een kladpapiertje gebruikt, dat niet meer in zijn bezit was. De verzekering heeft het schip afgeschreven en aan v. d. V. f 177.000 uitgekeerd. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart, de heer J. Metz, noemde het bestek van de kapitein en diens wijze van navigeren ondeskundig. „Gezien het feit dat de betrokkene al 24 jaar vaart, waarvan 8 jaar als kapitein van een schip, kan ik moeilijk komen tot het voorstel aan de Raad om een onderzoek in te stellen naar de geschiktheid van kaptein v. d. V.", aldus de heer Metz. De inspecteur-generaal achtte de mogelijkheid niet uitgesloten, dat deze zaak elementen bevat, die de Raad zouden rechtvaardigen haar aan de Justitie voor te leggen. Hij zei voorts er niet van overtuigd te zijn dat het schip niet zonder opzet door de kapitein op de Engelse kust was gezet. Dit was echter een zaak voor de Justitie, aldus de heer Metz. De Raad beperkt zich tot de nautische schuldvraag. Hij stelde de Raad voor de gezagvoerder te straffen door hem de bevoegdheid als kapitein te varen te ontnemen voor de tijd van 18 maanden. De Raad besloot later conform dit voorstel.
NvhN 29-11-1955: Revisie-uitspraak Raad voor de Scheepvaart. Kapitein van Lea bevoegdheid voor 9 maanden ontnomen. De Raad voor de Scheepvaart hac deze zaak in revisie genomen, omdat het kladjournaal, dat op de eerste zitting evenals het gewone journaal, niet kon worden overgelegd en dat noodzakelijk was om te bepalen welke koers de kapitein heeft gevaren, inmiddels was gevonden. Het feit, dat de kapitein noch het scheepsdagboek noch het kladjournaal heeft overgelegd, terwijl na de stranding mogelijk is gebleken, dat de opvarenden bijna al hun bezittingen hebben kunnen redden, deed bij de Raad de vraag rijzen of deze stranding alleen aan verregaande zorgeloze navigatie moet worden toegeschreven dan wel of opzet hierbij aanwezig is geweest. Teneinde dit na te gaan, heeft de Raad dit geval voorgelegd aan de Officier van Justitie te Groningen. In eerste instantie was de Raad van oordeel dat de gezagvoerder alles heeft nagelaten om zijn navigatie te controleren. Conform het voorstel van de inspecteurgeneraal werd de kapitein zijn bevoegdheid voor de tijd van 18 maanden ontnomen. Nadien deelde de raadsman van de kapitein, mr A. C. W. Beerman uit Rotterdam, aan de Raad mede. dat het briefje, dat de gezagvoerder heeft gebruikt als kladjournaal en dat na de stranding vermist werd, inmiddels was gevonden. De raadsman vroeg een nieuw onderzoek. Eén der Raadsleden had tijdens deze tweede behandeling het vermoeden geuit, dat dit briefje pas naderhand zou zijn ingevuld. Het was n.l. „achterstevoren ingevuld". De inspecteur-generaai persisteerde bij zijn voorstel, om de kapitein 18 maanden zijn bevoegdheid te ontnemen. De Raad zegt nu van oordeel te zijn. dat het overgelegde z.g. kladjournaal geen enkel nieuw feit naar voren heeft gebracht en dat de daarin aangegeven koersen dezelfde zijn als de kapitein bij het onderzoek in eerste instantie had opgegeven. De Raad blijft bij zijn oordeel, dat de oorzaak van deze stranding op de Engelse kust nabij Whitby, is gelegen in de totaal onvoldoende navigatie van de kapitein.
De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam, die onlangs de kapitein van het motorschip Lea, de 37-jarige L. van der V. uit Groningen, wegens zijn schuld aan de stranding van zijn schip en wegens ernstige vermoedens van opzet, had gestraft tot het ontnemen van zijn bevoegdheid om als kapitein te varen voor de tijd van 18 maanden, heeft de kapitein thans bij een revisie-onderzoek gestraft met ontnemen van zijn bevoegdheid voor de tijd van 9 maanden. De Raad voor de Scheepvaart laat het verder aan het beleid van de Officier van Justitie te Groningen over of deze al dan niet gevolg wil geven aan de tegen de gezagvoerder destijds ingediende klacht. Tweede behandeling wekte twijfel aan schuld. Na de behandeling in eerste aanleg had de Raad het stellige vermoeden, dat de kapitein zijn schip had weggebracht. Hiervoor had de Raad een groot aantal omstandigheden in aanmerking genomen. In tweede instantie is volgens de Raad aan sommige van deze omstandigheden een uitleg gegeven, waardoor inderdaad twijfel zou kunnen rijzen aan de gegrondheid van de vermoedens van de Raad. „Het is te betreuren, dat de betrokkene, die ten tijde van de eerste zitting over al die gegevens reeds beschikte, heeft nagelaten deze ter kennis te brengen. Daardoor heeft de Raad de Officier van Justitie te Groningen van deze zaak op de hoogte gesteld. Dit zou de Raad niet hebben gedaan, zo hij bij de eerste zitting in deze zaak had beschikt over de later geproduceerde gegevens." „Daar de destijds ernstige vermoedens van opzet, al dan niet voorwaardelijk, bij het bepalen van de straf van invloed zijn geweest, beslist de Raad thans, in revisie, dat de in eerste instantie opgelegde straf wordt verminderd van 18 tot 9 maanden. De Officier van Justitie te Groningen kan dan al of niet gevolg geven aan de tegen de kapitein ingediende klacht." „Moreel en financieel nadeel”. Mr. Beerman had in tweede instantie betoogd, dat het door de Raad geuite vermoeden van opzet de kapitein veel morele schade heeft berokkend. „Als het waar is dat hij het schip heeft weggebracht, zou hij wel de grootste cynicus van de Nederlandse scheepvaart zijn. Immers zijn vrouw en kinderen waren op het moment van de stranding aan boord en de plaats waar het schip aan de grond liep, is zeer gevaarlijk." Voorts betekende stranding voor de kapitein nog een groot financieel nadeel, aldus de verdediger. Het schip was net gerepareerd en dat had de kapitein f 11.000.— gekost. De waarde van de boot was getaxeerd op f 178.000.—. De verzekering dekte echter maar voor f 177.000.—. Voordeel van de stranding kon de kapitein volgens de raadsman dus nooit hebben gehad. Daarom had de verdediger de verdenking van het „wegbrengen" van het schip van de hand gewezen.
NvhN 08-10-1955: Zware straf tegen kapitein van de LEA. Werd het schip „weggebracht?” Op 25 Maart van dit jaar liep in een dichte mist de Groninger kustvaarder Lea muurvast aan de grond nabij het Engelse plaatsje Ketleness. Donderdag heeft de Raad voor de Scheepvaart het vonnis in deze zaak uitgesproken. Een uitzonderlijk zwaar vonnis. De kapitein en eigenaar van de Lea, de heer L. v. d. V., wordt voor de tijd van achttien maanden de bevoegdheid ontnomen als kapitein te varen. De Raad acht de kapitein namelijk schuldig aan onvoldoende navigatie. Bovendien heeft de Raad besloten de stranding als een eventueel geval van wegbrenging (een geval van opzettelijke stranding of tot zinken brengen) voor te leggen aan de Officier van Justitie te Groningen. De Raad oordeelt het namelijk zeer vreemd, dat de kapitein journaal noch scheepsdagboek heeft kunnen overleggen, terwijl de opvarenden vrijwel al hun bezittingen hebben kunnen redden. Dit doet namelijk de vraag rijzen of deze stranding alleen maar aan zorgeloze navigatie moet worden toegeschreven, dan wel of hier sprake is van opzet. Tijdens de behandeling van deze zaak zijn verschillende onbegrijpelijke handelingen aan het licht gekomen. De kapitein heeft hoewel het rustig weer was en het schip niet was gezonken de scheepspapieren niet van boord gebracht en hij maakt later een journaal aan de hand van een stuk kladpapier, dat ook aanvankelijk al.niet voor de dag wilde komen. Het wegbrengen van schepen kwam vrij veel voor kort na de eerste wereldoorlog, toen IJmuider vissers hun trawlers aan de grond zetten om zodoende de verzekeringspenningen te kunnen opstrijken. Het is vijf en dertig jaar geleden dat de Raad voor de Scheepvaart het laatste geval van wegbrenging heeft behandeld. Het feit dat deze zaak wordt voorgelegd aan de Officier van Justitie te Groningen behoeft natuurlijk niet te betekenen, dat er tegen de heer L. v. d. V. een strafvervolging zal worden ingesteld. De Officier van Justitie gaat alleen dan tot vervolging over, wanneer hij daartoe redenen aanwezig acht.
Het Vrije Volk 08-10-155: Zaak naar Justitie. ,LEA' met opzet laten stranden? Heeft de Groningse kapitein L. van der V. op 26 Maart van dit jaar zijn schip „Lea" bij Whithby met opzet laten stranden? De Raad voor de Scheepvaart acht het mogelijk en zal deze zaak daarom aan de officier van Justitie voorleggen.Wegens verregaande zorgeloze navigatie heeft de Raad de kapitein zijn bevoegdheid voor de tijd van achttien maanden ontnomen. De Raad vond het vreemd, dat na de stranding vrijwel allebezittingen van de opvarenden konden worden gered, maar dat het scheepsjournaal niet kan worden overgelegd.
De Telegraaf 12-10-1955: Beroering in Groningen na „Lea”-zaak. Verwondering over een wantroeuwend vonnis. Groningen gelooft niet aan opzet. (Van een onzer verslaggevers) Groningen, Woensdag. Dat de Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam kapitein L. van der Veen uit Groningen wegens het maken van een navigatiefout voor 18 maanden de bevoegdheid heeft ontnomen om als kapitein te varen — hetgeen een uitzonderlijk zware straf is — heeft in Groningse scheepvaartkringen verwondering gewekt. Nog groter werd de verbazing van de Groningers, die hier en daar zelfs plaats maakte voor verontwaardiging, toen het hoge college in Amsterdam mededeelde, dat het de officier van Justitie in Groningen zal vragen te onderzoeken of de kapitein zich aan een misdrijf heeft schuldig gemaakt. De stranding van de Groningse kustvaarder “Lea" (200 brt) in Maart van dit jaar aan de Engelse Oostkust werd in Groningen gezien als een „alledaags" ongeluk en ook na de opzienbarende uitspraak, hebben de kustvaartexperts in het Noorden het luchtje niet kunnen opsnuiven, dat er volgens de Raad toch aan deze stranding moet zitten.oed schip. De Groningers stellen zichzelf de vraag wat de drijfveer geweest zou kunnen zijn voor kapitein Van der Veen om ziin schip op de rotsen te zetten. Toch zeker niet de verzekeringspenningen. Met die bijna ƒ 180.000 zou hij dan zichzelf te kort doen. De „Lea" had zeker ƒ 200.000 en misschien zelfs wel ƒ 225 000 opgebracht als kapitein Van der Veen het schip had verkocht, want de „Lea" — in 1928 gebouwd in Hoogezand — was een goed scheepje en met zijn 200 brt van een zeer gevraagde en daardoor goed verhandelbare tonnage", verzekerde ons een kapitein. Dan zijn er nog meer feiten waardoor het „wegbrengen" van het schip zeer onwaarschijnliik wordt. Het schip had bij de stranding juist zijn periodieke inspectie achter de rug en daarbii had kapitein Van der Veen een groot bedrag aan reparatie betaald. Bovendien zou de Engelse kust niet de ideale plaats zijn geweest om het riskante karwei, dat het „wegbrengen" van een schip toch moet zijn, uit te voeren. Een bergingsexport die in Whitbv is geweest zei ons: „Als het schip 100 meter Zuidelijker was gestrand. was er nooit iemand meer af gekomen...." Reddingsboot: Nu konden, zij het met moeite, en uur na de stranding — dat was s' nachts om drie uur — de vrouw van de kapitein en haar drie kinderen — allen beneden de drie jaar — door de reddingboot van Whitby aan boord worden genonen. De bemanningsleden zijn de nacht van de stranding aan boord gebleven en 's morgens om circa halftien, toen het getij weer kwam opzetten door het reddingswezen Whitby met een Wipper-toestel van boord gehaald. Zij zijn circa een week in Whitby gebleven en keerden iedere dag, bij laag water, wanneer men om het schip heen kon lopen naar de „Lea" terug. De mannen hebben in die dagen hun eigen bezittingen en die van de kapitein in veiligheid gebracht. Nederlandse bergingsexperts lebben van de maatschappij waar de “Lea" was verzekerd opdracht gekregen het schip te bergen. Deze opdracht werd niet uitgevoerd: het schip werd als verloren beschouwd en aan kapiteineigenaar Van der Veen werden de verzekeringspenningen uitgekeerd. Later hebben andere bergingsexperts de verzekeringsmaatschappij gevraagd een poging te mogen doen. 't schip vlot te trekken. Zij deden dit bij springtij en die poging gelukte. De „Lea" ligt thans bij de werf Wilton-Fijenoord in Rotterdam en draagt inmiddels de naam “Confid". Ander schip. Met de verzekeringsgelden, de financiële hulp van zijn familie en twee banken kocht kapitein Van der Veen een ander schip, dat hii ook weer „Lea" noemde. Dit schip vaart thans met een „zet-kapitein". Het feit, dat de kapitein het scheepsjournaal niet heeft kunnen overleggen, terwijl alle bezittingen konden worden gered, kwam de Raad voor de Scheepvaart vreemd voor. „Maar", zegt men in Groningse scheepvaartkringen, ..dat is helemaal niet vreemd. Het is de eerste maal niet dat journaals wegspoelen. Zo goed als op de grote vaart de journaals worden bijgehouden, zo slecht gebeurt het op de kleine handelsvaart. De kustvaart-kapiteins weten vooruit, dat als het op het journaal aankomt, zij zichzelf bij de Raad voor de Scheepvaart de strop bezorgen. Dat weet iedereen ...." Als het over het „wegbrengen" van de „Lea" gaat, zegt men in Groningen „Neen, dat kan niet waar zijn". Of er een fout is gemaakt? „Dat is best mogelijk, maar dat die fout een zo grove was, dat er 18 maanden op moeten staan, dat kan er bij ons toch niet in". Wat het Justitie-onderzoek aangaat, dat wordt door de kapitein niet geschuwd, zo werd ons, namens hem door een familielid medegedeeld.
De Telegraaf 12-10-1955: Bestman Dekker neemt het op voor zijn kapitein. (Van een onzer verslaggevers) Utrecht. Woensdag. Nee, dat wil er bij mij niet in, dat kapitein Van der Veen de „Lea" met moedwil op de rotsen heeft gezet." zei Wouter Dekker (24) uit Utrecht. Hij was bestman — ongediplomeerde stuurman — op de „Lea", toen het schip toen het schip op 26 Maart bij Whitby aan de Engelse kust strandde: „Het gebeurde des nachts om ca 2 uur. De kapitein had de wacht, samer met matroos Arie Hoffmeister uit Amsterdam. Ik lag goed anderhalf uur in mijn kooi: samen met een Duitse matroos, had ik de wacht gehad van 's avonds 8 tot 12 uur. Wij hadden een koers gevaren, die de kapitein ons vooruit had opgegeven en dat was een goede koers," vertelde bestman Dekker. „Geen haar op mijn hoofd, die aan een stranding dacht, toon ik door de klap, waarmee het schip op de rotsen kwam, wakker schrok. Ik dacht aan een aanvaring en binnen vijf tellen stond ik aan dek. Wat de oorzaak van deze stranding is? In ieder geval geen navigatiefout," zei Wouter Dekker. „Ik denk, dat de nogal harde Oostenwind, die dwars aan akboord stond, ons te dicht onder de kust heeft gebracht. Daar merk je niets van. Bovendien was het zicht slecht — door de mist waren de vuren langs de Engelse kust niet te zien — en de zee was ruw. Er was pas ten flinke storm geweest. Tot die vas geluwd hebben wij drie dagen in Aberdeen liggen wachten."
NvhN 27-101955: „LEa” -zaak in revisie bij Raad voor de Scheepvaart (Van onze Amsterdamse correspondent) Zoals bekend, strandde het motorschip Lea nabij het Britse plaatsje Whitby omstreeks 2 uur in de nacht van de 26e Maart op de rotsachtige kust. Bij de behandeling van deze zaak in eerste instantie werd door de Inspecteur voor de Scheepvaart de verdenking geuit dat de kapitein-eigenaar zijn schip moedwillig zou hebben doen zinken („wegbrengen", zoals dat in zeemanstaai heet). En het was vooral tegen deze verdenking, dat de kapitein zich te weer stelde en revisie liet aanvragen op grond van het feit dat het bij de eerste behandeling afwezige kladjournaal en journaal nu gevonden waren. Aan de hand van de gegeven koersen bleek dat er dermate fout was genavigeerd, dat volgens de opgaven in het kladjournaal het schip zich 20 mijl uit de kust moest hebben bevonden op het moment dat het tegen deze zelfde kust te pletter liep. Heel uitvoerig ging men aan de hand van de zeekaarten de koersen, de posities, die de kapitein in zijn kladjournaal aangaf na en kwam daarbij tot de ontdekking dat deze posities helemaal niet klopten met de mogelijke werkelijkheid, want dat sommige opgegeven koersen zó lagen dat het schip over land gevaren zou moeten hebben. Bij het kladjournaal bevond zich een papiertje waarop de verschillende koersen en posities van de verschillende dagen van de reis Aberdeen naar de Theemsmonding volkomen door elkaar waren. Op het briefje stonden allereerst de koersen van de 25e Maart, vervolgens die van 21 Maart en tenslotte die van de 9e Maart. Deze vreemde manier van aantekenen ontlokte een der leden van de Raad voor de Scheepvaart de opmerking: „Zo doet een Chinees het óók" Tevens werd van de zijde van de Raad de twijfel geuit of de kapitein het bewuste kladbriefje niet achteraf, dus na de ramp zou hebben ingevuld.
Omdat er nieuwe aspecten in de zaak van de stranding van de Groninger coaster Lea zouden zijn, heeft de verdediging van de kapiteineigenaar van dit schip een revisiebehandeling voor de Raad van de Scheepvaart te Amsterdam verkregen. Deze zitting werd Woensdagmiddag gehouden en hoewel nu zowel het journaal als het kladjournaal op de groene tafel van de Raad verschenen, zei de Inspecteur voor de Scheepvaart, dat hy geen nieuwe aspecten in deze zaak zag. Hij vroeg dezelfde straf als in de vorige zitting — 18 maanden ontzegging van de kapiteinsbevoegdheid — tegen de 37-jarige kapitein L. v. d. V. Roekeloos navigeren. De Inspecteur voor de Scheepvaart noemde het navigeren van kapitein v. d. V. roekeloos en hij merkte op, dat het niet eens meer nonchalant te noemen was. Volgens hem bevatte het klad journaal hoegenaamd geen nieuwe aspecten en hij concludeerde dan ook dat de kapitein van de Lea uitermate roekeloos zou hebben gevaren. Hij zag dan ook geen enkele aanleiding om op het reeds genomen besluit terug te komen. Hij vroeg daarop de Raad voor de Scheepvaart dezelfde straf te willen opleggen als in de eerste instantie werd gegeven. De verdediger van de kapitein, mr Beerman, begon met vast te stellen dat de tegen zijn cliënt geuite verdenking dat deze zijn schip zou hebben, weggebracht de ergste voor de man geweest was. Het zou hem enorme schade hebben berokkend. „Mijn cliënt moet wel de grootste cynicus geweest zijn, die ooit de wateren bevaren heeft als hij werkelijk zijn schip zou hebben weggebracht", zei de verdediger. Hij releveerde dat de vrouw en de drie kinderen van de kapitein aan boord waren tijdens het ongeluk en dat het schip verzekerd was voor f 177.000, (naar wij vernemen moet dit zijn f 166.000. De lading was verzekerd voor f 11.000. Red. N. v. h. N.) terwijl de getaxeerde waarde op minstens f 178.000 gelegen moet hebben. Hij vroeg de Raad dan ook in de allereerste plaats de kapitein van de blaam van de verdenking van het wegbrengen te willen zuiveren en pleitte vervolgens voor een mildere straf. Op een later te bepalen tijdstip zal de Raad voor de Scheepvaart in deze zaak schriftelijk uitspraak doen.
De Wwaarheid 29-11-1955: Kapitein van „LEA” 9 maanden geen bevoegdheid 'Opzettelijke Stranding', zegt Raad van Scheepvaart. Amsterdam, 29 November. De Raad voor de Scheepvaart heeft de 37-jarige kapitein L. v. V. van het Groningse motorschip „Lea" voor negen maanden de bevoegdheid ontnomen wegens „schuld aan de stranding" van zijn schip. De Raad heeft het geval voorgelegd aan de Officier van Justitie te Groningen en laat het aan deze over of hij al dan niet gevolg wil geven aan een destijds tegen de gezagvoerder ingediende klacht, nl. dat de stranding opzettelijk zou zijn geschied. De „Lea" strandde op de Engelse kust bij Whitby. Het feit, dat de opvarenden bijna al hun bezittingen hebben kunnen redden deed bij de Raad de vraag rijzen of deze stranding alleen aan verregaande zorgeloze navigatie moest worden toegeschreven.
De raadsman van de kapitein, mr A. Beerman, heeft het vermoeden van opzet ongegrond genoemd. „Als het waar is, dat hij zijn schip heeft weggebracht, zou hij wel de grootste cynicus van de Nederlandse scheepvaart zijn", aldus mr Beerman, „Immers zijn vrouw en kinderen waren op het moment van de stranding aan boord en, de plaats waar het schip aan de grond liep, is zeer gevaarlijk".Voorts betekende stranding voor da kapitein een groot financieel nadeel. De waarde van het schip was getaxeerd op ƒ178.000,—, er was pas voor ƒ11.000,— reparatie aan verricht en de verzekering dekte de schade slechts voor ƒ 177.000.
De Telegraaf 30-11-1955: Raad voor de Scheepvaart herzag vonnis. Straf kapitein „Lea” nu gehalveerd. Beschuldiging van opzet ingetrokken.Amsterdam. Dinsdag. De kapitein van het motorschip „Lea", de 37-jarige L. van der V. uit Groningen die door de Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam wegens schuld aan de stranding van zijn schip en wegens ernstige vermoedens van opzet, onlangs werd gestraft tot het ontnemen van zijn bevoegdheid om als kapitein te varen voor de tijd van 18 maanden, is thans bij een revisie-vonnis gestraft met ontnemen van zijn bevoegdheid voor de tijd van negen maanden. De Raad voor de Scheepvaart laat het verder aan het beleid van de officier van Justitie te Groningen over of deze al dan niet gevolg wil geven aan de tegen de gezagvoerder destijd ingediende klacht. De Raad voor de Scheepvaart had deze zaak in revisie genomen, omdat het kladjournaal, dat op de eerste zitting evenals het gewone journaal niet kon worden overgelegd en dat noodzakelijk was om te bepalen welke koers de kapitein heeft gevaren, inmiddels was gevonden. De raad zegt van oordeel te zijn, dat het overgelegde kladjournaal geen enkel nieuw feit naar voren heeft gebracht en dat de daarin aangegeven koersen dezelfde zijn als de kapitein bij het onderzoek in eerste instantie had opgegeven. De raad blijft bij zijn oordeel, dat de oorzaak van deze stranding op de Engelse kust nabij Whitby, is gelegen in de totaal onvoldoende navigatie van de kapitein. Hij wordt dan ook opnieuw schuldig geacht. Geen opzet; Na de behandeling in eerste aanleg had de raad het stellige vermoeden, dat de kapitein zijn schip had weggebracht. Hiervoor had de raad een groot aantal omstandigheden in aanmerking genomen. In tweede instantie is volgens de raad aan sommige van deze omstandigheden een uitleg gegeven, waardoor inderdaad twijfel zou kunnen rijzen aan de gegrondheid van de vermoedens van de raad. „Het is te betreuren, dat de betrokkene, die ten tijde van de eerste zitting over al die gegevens reeds beschikte, heeft nagelaten deze ter kennis te brengen. Daardoor heeft de raad de officier van Justitie te Groningen van deze zaak op de hoogte gesteld. Dit zou de raad niet hebben gedaan, zo hij bij de eerste zitting in deze zaak had beschikt over de later geproduceerde gegevens „ Daar de destijds ernstige vermoedens van opzet, al dan niet voorwaardelijk bij het bepalen van de straf van invloed zijn geweest, beslist de raad thans, in revisie, dat de in eerste instantie opgelegde straf wordt verminderd van 18 tot 9 maanden. De officier van Justitie in Groningen kan dan al of niet gevolg geven aan de tegen de kapitein ingediende klacht".
1955-09-06: Op 06-09-1955 opnieuw teboekgesteld als CONFID (3359 Z GRON 1955) van Willem Visser, kapitein kl. handelsvaart te Sliedrecht.
1955-09-09: Op 09.09.1955 als CONFID, zijnde een motorschip, metende 565.23 m3 bruto inhoud volgens zeemeetbrief afgegeven te Groningen nr. 2622 d.d. 15-05-1928, liggende te Rotterdam, door H. Greeuw, ambtenaar bij de Scheepsmetingsdienst te Rotterdam, voorzien van een nieuw brandmerk door het inbeitelen van 3359 Z GRON 1955 op het achterschip aan S.B zijde, achterkant dekhuis op kampanje, 6.70 m. uit hekplaat, 0.70 m. uit lengteas en 1.53 m. uit dek. (Opm.: De door de Bewaarder vermelde oude merken 766 Z GRON 1928 op achterschot dekhuis op kampanje zijn vernietigd.)
1956-05-14: Op 14-05-1956, na een navigatie-fout van de kapitein, is de “Confid” gestrand in de Kalmar-Sont, Zweden.
Het Vrije Volk 30-06-1956: 'Navigatiefout oorzaak van stranding'. (Van een onzer verslaggevers) 'Het is te betreuren, dat de Nederlandse kustvaarders bij voorkeur de korste route kiezen, ook al brengt dat aanzienlijke navigatierisico's met zich mee. Het gevolg daarvan is, dat er telkens weer ongelukken gebeuren, waardoor de scheepvaart in de afgelopen vijf jaar naar schatting een miljoen gulden aan schade heeft geleden. Het is te hopen, dat men daaruit nu eens de nodige lering zal trekken.' Aldus verklaarde gistermorgen de hoofdinspecteur voor de scheepvaart in de zaak tegen kapitein W. V. van het m.s. 'Confid', dat op 14 mei 1956 in de Kalmarsund voor de Zweedse kust aan de grond is gelopen. De kapitein had het smalle, taps toelopende vaarwater tussen het eiland Öland en de kust gekozen, in plaats van buiten om het eiland heen te varen, waar hij de ruimte had. Het schip was met een lading hout onderweg van Norrkoping naar Nederland. Bovendien had de kapitein naar de mening van de inspecteur nog een directe navigatiefout gemaakt. .Hij had niet onmiddellijk ingegrepen, toen hij op de brug komende zag, dat het schip een verkeerde koers voer. Ruim tien minuten was hij in de verkeerde koers blijven doorvaren voordat het schip strandde. De kapitein vertrouwde volkomen op de stuurman, die meende, dat de koersafwijking slechts zeer gering was. Gezien het feit, dat kapitein V. als eigenaar van de boot door het ongeluk reeds zeer gedupeerd is, verzocht de hoofdinspecteur de Raad voor de Scheepvaart in dit geval te volstaan met een berisping.
De Tijd 21-08-1956: Kapitein van gestrande kustvaarder berispt. Overeenkomstig het voorstel van de hoofdinspecteur bij de Raad voor de Scheepvaart heeft de raad de 34-jarige kapitein W.V.uit Sliedrecht gestraft met een berisping. Op 13 mei j.l. was de kapitein met zijn schip, het m.s. “Confid” in de Zweedse wateren nabij Kalmar gestrand. De “Confid", een kustvaartuig, was van Norköpping op weg naar Nederland. Naar het oordeel van de Raad voor de Scheepvaart heeft de kapitein bij de navigatie te veel vertrouwd op zijn stuurman. Tien minuten lang had de “Confid" in de gevaarlijke z.g. rode sector gevaren. Pas toen de branding in zicht kwam greep de kapitein in en liet volle kracht achteruit slaan. Dit had echter niet gewenste resultaat, omdat de koppeling van de scheepsmotor slipte. De “Confid”zat binnen enkele ogen-blikken muurvast.
Uitspraak Raad voor de Scheepvaart naar aanleiding van het aan de grond lopen
van het motorschip Confid, beladen met hout, op de reis van Norrköping naar
Grouw nabij Kalmar op Bredgrund. Na vertrek op 14 mei 1956 om 0.30 uur uit
de haven van Norrköping ondervond men aanvankelijk goed weer, wind zuidwest
2-3 en kalme zee. Bij het binnenvaren van de Kalmarsund werd het buiig, met
toenemende wind. Te circa 21.10 uur riep de bestman, die om 18.00 op wacht
gekomen was, de kapitein, daar men de nauwte van Kalmar naderde. Toen de
kapitein op de brug kwam meldde de bestman hem dat de koers zuidwest was.
De kapitein keek op het kompas en zag dat het schip zuidwest ten zuiden
voorlag en zei, toen hij dit zag: Ja, zuidwest ten zuiden. Hierdoor ontstond het
misverstand, dat de bestman meende, dat verder zuidwest ten zuiden gestuurd
moest worden, terwijl de kapitein meende dat de bestman zuidwest stuurde. Te
21.28 uur zag de kapitein branding recht vooruit en gaf order volle kracht
achteruit te slaan, maar de koppeling slipte. Even later liep het schip vast. Het
maakte nergens water en zat in het midden geboeid. Men dacht eerst met eigen
middelen vlot te komen en toen het schip door toenemende wind begon te stoten
werd een bergingsvaartuig te hulp geroepen. Eerst nadat vier standaard hout in
een lichter was gelost, kon de Confid op 15 mei, te 17.50 uur, worden vlot
gesleept. Ondanks dat na duikonderzoek enige bodemschade werd geconstateerd
en het ruim maakte enig water. Men kreeg toestemming de reis toch te
vervolgen. Oordeel van de Raad is dat de kapitein te kort geschoten is in besluitvaardigheiden doortastendheid, zodat hem schuld aan het aan de grond lopen van zijn schip moet worden verweten. Hoewel de raad deze schuld niet gering acht, meent de raad, rekening houdend met de aanzienlijke financiële schade, welke betrokkene als kapitein-eigenaar van de Confid door het ongeval reeds heeft geleden, dat in dit geval met het uitspreken van een berisping kan worden vol staan. De raad
straft mitsdien kapitein W. Visser wonende te Sliedrecht, door het uitspreken van
een berisping. Gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant op 16 augustus 1956.
1960-11-00: Op 26.11.1960 aan de grond op 5½ mijl Noord van Kungalv in de rivier Gotha, tijdens de reis van Norsbron naar Haarlem. De hulp van de locale sleper “Per” was niet succesvol, er moest een lichter komen om een deel van de lading over te nemen. Op 29.11.1960 vlot gekomen en naar Gotenburg gevaren om haar lading te herladen en vertrok op 06.12.1960 naar Haarlem.
1960-11-26: Op 26-11-1960, tijdens de reis van Norsbron naar Haarlem/ op 5,5 mijl Noord van Kungalv in de rivier Gotha aan de grond gelopen. De hulp van de lokale sleper “ Per” was niet succesvol, er moest eerst een lichter komen om een deel van de lading over te nemen.
De Waarheid 28-11-1960: Nederlands schip bij Zweden aan de grond. Naar uit Stockholm wordt bericht is het 200 ton metende motorschip “Confid" uit Sliedrecht op omstreeks tien kilometer ten noorden van Kungaelv aan de westkust van Zweden aan de grond gelopen. Er bestaat geen gevaar voor bemanning en schip. Een sleepboot, die ter assistentie was uitgevaren, is er niet in getlaagd de „Confid" vlot te krijgen. Een nieuwe poging zal worden ondernomen, nadat een deel der lading door een ander schip is overgenomen.
Het Vrije Volk 28-11-1960: Coaster stevig aan de grond. (Van onze Scandinavische correspondent) Het 200 bruto ton metende motorschip Confid uit Sliedrecht is zaterdag in de Zweedse Götarivier, die de havenstad Gotenburg met het Vanermeer verbindt, aan de grond gelopen. Dit geschiedde juist op een plaats, waar de rivier zeer smal is, zodat het drukke scheepvaartverkeer ernstige hinder ondervindt. De Confid zat zo vast in de kleibodem, dat een te hulp gekomen bergingsvaartuig niet bij machte was het schip los te krijgen. Men is daarna begonnen de houten last te verwijderen, waarna de pogingen vandaag zouden worden voortgezet.
1968-09-14: Het Vrije Volk 14-09-1968: Aanvaring op Waterweg. Rotterdam (ANP) — Op de Nieuwe Waterweg is vannacht het 24.636 ton metende schip "Johannes Fritzen” uit Emden ter hoogte van de Berghaven uit zijn roer gelopen. Het voer daarbij de kustvaarder “CONFID” (200 ton) van de rederij W. Visser uit Sliedrecht aan. De Confid liep aanzienlijke schade op, maar kon op eigen kracht de reis vervolgen. De “Johannes Pritzen”, onderweg van Wabana naar Rotterdam-Botlek, is door de twee sleepboten naar Rotterdam gesleept.
1972-00-00: Final Fate:
09.1972 opgelegd in Sliedrecht. Op 01.02.1973 aankomst en vervolgens gesloopt door van der Bossche te Boom.
1973-09-13: De teboekstelling wordt op 13-09-1973 doorgehaald.

Afbeeldingen


Omschrijving: HAVIK
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: De WEA met neutraliteits-kenmerken
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: WEA
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Mac Fie, D. (Donald)

Omschrijving: De WEA op het Noordzeekanaal
Collectie: Scholten, B.W. (Ben)
Vervaardiger: Mol, J. (Han)

Omschrijving: LEA
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Skyfotos Ltd.
Onderwerp: Luchtfoto

Omschrijving: The LEA grounded near Whitby, Yorkshire, 26-03-1955
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: The LEA grounded near Whitby, Yorkshire, 26-03-1955
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: CONFID
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: CONFID in Aberdeen
Collectie: Grootenboer, Ton
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: CONFID liggend bij Mach.fabriek Olthof te Capelle a/d IJssel
Collectie: Goudriaan, J. (Koos)
Vervaardiger: Goudriaan, J. (Koos)

Omschrijving: De CONFID op het Noordzeekanaal.
Collectie: Onbekend
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: CONFID lost kolen te Uppsala.
Collectie: Scholten, B.W. (Ben)
Vervaardiger: Unknown