Inloggen
FOXHOL - ID 2275


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1928
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Nat. Official Number: 661 Z GRON 1928
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Scheepswerf Firma J. Smit & Zoon, Foxhol, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 63
Launch Date: 1928-01-29
Delivery Date: 1928-03-31
Technical Data

Engine Manufacturer: Schiffswerft 'Linz' A.G., Linz, Austria
Motor Type: Motor, Oil, 2-stroke single-acting
Number of Cylinders: 2
Power: 100
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Linz Climax gloeikop Type (340x380)
Speed in knots: 8
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 186.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 117.00 Net tonnage
Deadweight: 235.00 tonnes deadweight (1000 kg)
 
Length 1: 34.79 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 31.73 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 6.46 Meters Breadth, extreme
Depth: 2.37 Meters Depth, moulded
Draught: 2.21 Meters Draught, maximum
Ship History Data

Date/Name Ship 1928-03-07 FOXHOL
Manager: Firma J.J. Onnes, Cargadoors-, Scheepvaart- en Bevrachtingsbedrijf, Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Albert Lammers, Hoogezand, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Hoogezand / Netherlands
Callsign: NRST

Ship Events Data

1928-01-31: Voorwaarts 31-01-1928: Van de werf van de firma J. Smit en Zn. te Foxhol, is met goed gevolg te water gelaten een zeevrachtmotorboot, met de afmetingen 31.50 X 6.40 X 2.45 M., groot 239 ton, gebouwd onder toezicht van Bureau Veritas, groote kustvaart. Het schip, gebouwd voor rekening, van den heer A. Lammers te Foxhol, zal worden voorzien van een 100 P.K. Climax-motor. De kiel wordt gelegd voor eenzelfde boot, voor rekening van den heer M. van Wijk Cromer te Hoogezand
1928-03-08: Op 08-03-1928 als FOXHOL, zijnde een motorvrachtschip, groot 527.64 m3, liggende te Foxhol, door D. Loorbach, beëdigd scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van Albert Lammers, schipper te Hoogezand, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 661 Z GRON 1928 op 't achterschip in achterkant lichtkap motorkamer, bakboordzijde.
1928-03-31: NvhN 02-04-1928: Delfzijl. 31 Maart. Heden kwam hier aan het op de werf van de heeren J. Smit en Zn. gebouwde motorschip "FOXHOL", groot 331 netto M 3. Het schip is voorzien van een 100 P.K Climax motor en is gebouwd voor rek. van kapt. A. Lammers te Groningen. Het zal hier ijzeraarde laden voor Londen.
1928-04-05: Voorwaarts 05-04-1928. Scheepsbouw. Heden vond buiten Delfzijl plaats de proefvaart van het motorschip FOXHOL, hetwelk geleverd is door de Climax Ruwoliemotorenfabriek te Rotterdam aan den heer A. Lammers te Foxhol. Het schip dat 234 ton over zee meet, is gebouwd op de werf van de fa. J. Smit & Zonen te Foxhol, onder toezicht van Bureau Veritas (klasse Noord- en Oostzee) en Scheepvaartinspectie. In het schip is geplaatst een twee-cylinder Climax ruwoliemotor van 100 e.P.K. welke aan het vaartuig bij de proefvaart een snelheid verleende van 7½ mijl, of ca. 13½ K.M. per uur. De op het schip aanwezige deklier wordt gedreven door een 6 P.K. Climax direct aanzetbare ruwoliemotor, welke motor tevens dient voor aandrijving van een centrifugaalpomp voor het vullen en lenzen van de piektanks, blusschen en dekwasschen. Het schip is gebouwd met een verhoogd achterdek, waaronder de ruime verblijven van den kapitein en diens gezin zijn aangebracht. De verblijven van de bemanning zijn in het voorschip ondergebracht. De proefvaart vond plaats in tegenwoordigheid van experts van Bureau Veritas en Scheepvaartinspectie en verliep tot volle tevredenheid van experts en eigenaar.

NvhN 10-04-1928: Delfzijl, 7 April. Na hier een lading ijzeraarde te hebben ingenomen, vertrok van hier naar Londen het nieuwe motorschip “Foxhol”.
1929-08-26: Voorwaarts 27-08-1929: Foxhol. Antwerpen, 26 Aug. Het Nederl. motorschip Foxhol is op de Schelde bij Lilo aangevaren door een lichter, die door een sleepboot werd gesleept. De Foxhol bekwam schade, of de lichter schade heeft is onbekend.

Algemeen Handelsblad 28-08-1929: Foxhol. (Antwerpen, 26 Aug.) Het Nederlandsche motorschip “Foxhol", in ballast, is op de Schelde bij Lilo door een lichter aangevaren. De „Foxhol" heeft schade bekomen, waarnaar een onderzoek ingesteld wordt.

1929-29-aug Algemeen Handelsblad 29-08-1929: Foxhol. ( Antwerpen, 26 Aug.) Het motorschip “Foxhol” is in aanvaring geweest met den lichter “Betty”, gesleept foor de Nederl. sleepboot “Goliath”van Hansweert. Schade aan den lichter is niet bekend.
1930-07-11: Op 11-07-1930, op de reis van Bridgeness naar Nykøbing met een lading kolen, omstreeks 11.00 uur aan de grond gelopen op Jyllands westkust, door motorschade opgelopen in het Thyborøn kanaal. De bemanning is eraf gehaald door de reddingboot van Thyborøn. Strandingsrapport gedateerd. 15 juli 1930. Oorzaak van de stranding wordt vermeld als motorschade. (zie foto)


De Maasbode 12-07-1930: FOXHOL. Thyboron, 11 Juli. Het motorschip „Foxhol" is gestrand en later vlot en lek in het Thyboronkanaal aangekomen. Teneinde zinken te voorkomen, is het schip aan den grond gezet alwaar het vol water is geloopen.
1930-07-26: Rotterdamsch nieuwsblad 26-07-1931: Foxhol, Londen, 24 Juli. Het Nederlandsche motorschip “Foxhol” is 20 dezer van Thyboronhavn te Aalborg aangekomen.
1930-09-19: Final Fate:
Onderweg van Rotterdam naar Londen, beladen met zand, tijdens stormweer vergaan in de monding van de Thames bij het lichtschip 'Inner Gabbard'. Vier personen, waaronder kapitein Lammers en zijn vrouw en kind kwamen om het leven. Twee bemanningsleden werden gered door de Franse trawler 'Notre Dame des Ardents'.

Het Vaderland 21.09.1930: Uit Londen wordt gemeld, dat de Nederlandse motorboot 'Foxhol' uit Groningen, in de mond van de Thames is omgeslagen, waarbij de schipper Lammers, zijn vrouw en 2-jarig kind, alsmede een matroos, om het leven zijn gekomen. Twee andere leden van de bemanning, Koch en Schluter, zijn door een vissersboot uit Boulogne gered.

1930-09-27: Weekblad Schuttevaer 27.09.1930: Motorboot 'FOXHOL' gekapseisd. De Nederlandsche motorboot 'Foxhol' uit Groningen, is in de orkaan die dezer dagen Engeland teisterde aan de monding van de Theems ( Engeland ) omgeslagen. Van de opvarenden zijn de schipper Lammers, diens vrouw en hun tweejarig kind alsmede een matroos door verdrinking om het leven gekomen. Twee leden der bemanning werden door de vissersboot 'Notre Dame des Ardents' uit Boulogne gered. Het bericht van het vergaan van het motorschip 'Foxhol' verwekte naar het N.v.h.N. melde in de plaats Foxhol groote ontsteltenis bij de familie van de omgekomen kapitein Albert Lammers. Vooral diens ouders die rustig hun ouden dag slijten in Foxhol, heeft het bericht sterk aangeslagen. Albert was hun jongste zoon, 1e stuurman en marconist bij de groote vaart, thans een eigen schip bevarend, voor 3 jaren gehuwd met mej. H. Alkema uit Groningen. Het knaapje dat het verschrikkelijk lot der ouders heeft gedeeld, was hun eenig kind. Moeder en kind maakten steeds de reizen mee. De geredde leden van de bemanning zijn beide Duitsers, van wie Koch als stuurman op het schip in functie was, sedert dit in 1928 de werf van de firma Smit en Zn in Foxholsterbosch verliet. Voort kan het vaststaand worden aangenomen dat het vierde slachtoffer van het vergaan van de 'Foxhol' een matroos is de 23 jarige Hendrik Boomsma, zoon van de weduwe Boomsma/Veenstra die te Noordhorn woont. De heer Onnes houtagent te Groningen, heeft telefonisch met een der geredden, die beide Duitsers zijn en die zich momenteel in Boulogne zijn gesproken. Uit dit niet al te duidelijk gesprek bleek dat de kapitein toen de ramp stond te gebeuren aan dek was en naar beneden snelde om zijn vrouw en kind te halen. Het was helaas te laat. Binnen vijf minuten speelde het drama zich af. Hoe alles precies in zijn werk gegaan is, daarover valt niets met zekerheid te zeggen. De juiste toedracht zal men gewaar kunnen worden, wanneer de beide geredden, die naar Groningen zullen komen, hun verklaring afleggen.

Het Vaderland 21.09.1930: Uit Londen wordt gemeld, dat de Nederlandse motorboot “Foxhol” uit Groningen, in de mond van de Thames is omgeslagen, waarbij de schipper Lammers, zijn vrouw en 2-jarig kind, alsmede een matroos, om het leven zijn gekomen. Twee andere leden van de bemanning, Koch en Schluter, zijn door een vissersboot uit Boulogne gered.

De Telegraaf 22-09-1930: Schip gezonken op de Theems. Vier Nederlanders verdronken. Noodlottige reis van een Groningschen schipper. Slechts twee opvarenden gered. Londen, 21 Sept. (eigen tel.) — Aan de monding van de Theems heeft Vrijdagavond een ernstig scheepsongeval plaats gehad, dat aan vier Nederlanders het leven heeft gekost. De Nederlandsche motorboot „Foxhol", afkomstig uit Groningen, is n.1. tijdens den jongsten storm gekapseisd, waarbij vier der opvarenden, t.w. de schipper Albert Lammen, diens vrouw en hun tweejarig kind, alsmede een matroos door verdrinking om het leven zijn gekomen. Twee andere leden der bemanning, de Nederlander Koch en de Duitscher Schluter, werden door den Franschen trawler „Notre Dame des Ardents" gered en Zondag te Boulogne aan wal gebracht. Naar nader vernomen wordt, bevond de trawler zich in de nabijheid van de Engelsche kust, toen de bemanning een reddingsboot ontwaarde, waarin zich twee mannen bevonden, die door middel van signalen om hulp vroegen. Zij werden aan boord gebracht en bleken afkomstig te zijn van de „Foxhol", een Groningsche motorboot, die een geregelden dienst Nederland-Engeland onderhield. De beide matrozen, het bleken de Nederlander Koch en de Duitscher Schluter te zijn, verhaalden, hoe de boot bij een storm in de monding van de Theems was gekapseisd. De kapitein Albert Dammers, zijn vrouw en hun tweejarige baby en een ander Hollandsen matroos, die zich aan boord bevonden, zijn omgekomen. Koch, de eenige, die zich aan dek had bevonden, had amper tijd gehad om een reddingsboot uit te zetten, voordat de motorboot in de diepte verdween. Hij slaagde er evenwel in nog eén der opvarenden, te weten den Duitscher Schmuller, met inspanning van al zijn krachten van een wissen dood te redden en aan boord van de reddingsboot te trekken. Naar alle waarschijnlijkheid zullen zij beiden morgen door den Hollandschen consul te Boulogne in staat gesteld worden de terugreis naar Duitschland en Holland te ondernemen. Onderweg reeds averij? Onze correspondent te Groningen meldde: Bij informatie bleek ons, dat noch bij de assuradeuren der N. V. Noordelijk Assurantiekantoor „Nask", directeur de heer Jac. Post Jr.. noch bij den reeder, den heer J. J. Onnes, eenig bericht van de bemanning was binnengekomen, zelfs nog niet van het officieel scheepvaartbureau. De feiten kloppen echter met de gegevens die hier bekend zijn. De „Foxhol" was inderdaad geladen met zand onderweg van Rotterdam naar Londen en aan boord bevonden zich inderdaad de vrouw en het kindje van den kapitein. Er is echter gemeld, dat het schip Donderdagmorgen vroeg Rotterdam verlaten had. De kapitein, de heer Dammers uit Foxhol, zou dan meer dan tweemaal vier en twintig uur noodig gehad hebben om van Rotterdam naar de monding van de Theems te komen, en hij had eigenlijk wanneer het schip Donderdag vertrokken was, reeds Vrijdag te Londen moeten zijn. Niet uitgesloten is, dat het schip reeds onderweg averij had bekomen. De „Foxhol" was in 1928 gebouwd. 220 ton groot en uitgerust met eeu 100 P.K. „Climax” motor. Het vierde slachtoffer van het ongeluk is H. Boomsma, afkomstig uit Nordhorn. De twee overlevenden Koch on Schluter waren Duitschers. De eerste was reeds aan boord en heeft te Rotterdam overgemonsterd. Waarschijnlijk is het, dat beiden naar hun land terugkeeren.

De Telegraaf 23-09-1930: Verhaal van de geredden. „Het ging alles zoo plotseling”.
(Van onzen specialen correspondent) Boulogne, 22 Sept. — Wij vonden de twee geredde opvarenden van de „Foxhol" vanmorgen onder de hoede van den Nederlandschen consul, den heer Arents, omdat er geen Duitsche consul in Boulogne is. Beiden. Willy Schlutter, de dekmatroos en Martin Koch, de machinist-mecanicien, zijn Duitschers. Veel konden zij niet vertellen van den tragischen ondergang van de „Foxhol". Toen het ongeluk gebeurde, zoo vertelde Schlutter, was ik bezig met wat werk in de reddingboot. De zee was erg ruw. Ik weet niet precies wat er gebeurde; het ging allemaal zoo plotseling en voor ik goed begreep wat er gaande was, zag ik het schip met den voorsteven onder water. De reddingboot werd door een groote golf van het dek geslagen. Ik was hulpeloos. Ik zag mijn maat Koch over boord springen en naar mij toe zwemmen, maar ik zag niemand anders aan dek komen. Een oogenblik later was het schip in de golven verdwenen. Ik kon Koch in de boot helpen en daar zaten we, volkomen hulpeloos. Wij hadden geen roer en geen riemen. Twee uur lang zaten we daar en toen kregen we een treiler in zicht. We schreeuwden en zwaaiden met onze armen. Gelukkig zagen ze ons en werden we aan boord genomen." Schipper Sauvage van de „Notre Dame des Ardents", de treiler die de twee Duitschers redde, vertelde, dat hij van de Doggersbank naar Boulogne terugkeerde, toen hij de twee mannen in een kleine boot met de armen zag zwaaien. Door de ruwe zee was het buitengewoon moeilijk voor den treiler om naderbij te komen, doch na langdurige inspanning kon men de twee schipbreukelingen veilig aan boord nemen. Koch, zoomin als Schlutter, kon een verklaring geven van de oorzaak van de ramp. De „Foxhol" was zwaar geladen met zand en het is mogelijk, dat door de zware zeeën de lading verplaatst werd, met het gevolg, dat het schip het evenwicht verloor en aldus verging. De twee geredden zullen morgen door den Nederlandschen consul naar Duitschland worden teruggezonden.


NvhN 23-09-1930: Groningen. 23 Sept. Het omslaan van de “Foxhol”. Groote verslagenheid in Foxhol. Onze correspondent te Hoogezand meldt ons: Het bericht van het vergaan van het motorschip „Foxhol" verwekte gistermiddag groote ontsteltenis bij de talrijke familie van den omgekomen kapitein Albert Lammers. Vooral diens ouders, die rustig hun ouden dag slijten in Foxhol, heeft het bericht sterk aangegrepen. Albert was hun jongste zoon, le stuurman en marconist bij de groote vaart, thans een eigen schip bevarend, vóór 3 jaren gehuwd met mej. H. Alkema uit Groningen. Het knaapje, dat het verschrikkelijk lot der ouders heeft gedeeld, was hun eenig kind. Moeder en kind maakten steeds de reizen mee. Naar ons werd verteld, zijn de geredde leden van de bemanning beiden Duitschers, van wie Koch als stuurman op het schip in functie was sedert dit in 1928 de werf van de firma Smit en Zn. in Foxholsterbosch verliet.
Het vierde slachtoffer. Naar wij vanmorgen vernamen, kan als vaststaand worden aangenomen, dat het vierde slachtoffer van het vergaan van de „Foxhol", een matroos, zooals wij gisteren reeds meldden, is de 23-jar. Hendrik Boomsma, zoon van de weduwe Boomsma—Veenstra die te Noordhom woont. De jonge man heeft op 20-jarigen leeftijd, in 1927, Noordhom verlaten en is naar Hoogezand gegaan, waar hij eerst bij een timmerman werkzaam was. Later werd hij als matroos op de „Foxhol" aangenomen. De geredden. De heer Onnes, houtagent alhier, heeft gisteren telefonisch met een der geredden, die beide Duitschers zijn en die zich momenteel te Boulogne bevinden, gesproken. Uit dit niet al te duidelijke gesprek bleek, dat de kapitein, toen de ramp stond te gebeuren, aan dek was en naar beneden snelde om vrouw en kind te halen. Het was te laat. Binnen vijf minuten speelde zich het drama af. Hoe alles precies in zijn werk gegaan is, daarover valt, zooals ook de heer Onnes verklaarde, niets met zekerheid te zeggen. De juiste toedracht zal men gewaar kunnen worden, wanneer de beide geredden, die naar Groningen zullen komen, hun verklaringen afleggen.
Een geheel andere lezing. Dat men het over de juiste toedracht lang niet eens is, merkt men aan het bericht, dat de Parijsche correspondent van de „N.R.Crt." aan zijn blad geeft. Dit bericht, waarvan de inhoud weinig overeenkomt met het gisteren door ons gepubliceerde, luidt als volgt: Eenige bladen geven uitvoerig verslag van den moed, waarmee de opvarenden van den treiler „Notre Dame des Ardents" uit Boulogne de schipbreukelingen van het Nederlandsche motorschip „Foxhol" in de Noordzee hebben gered. Even buiten de Theems werd het Nederlandsche schip door den storm overvallen. Na uren met de golven te hebben geworsteld, gaf de gezagvoerder last de sloep uit te zetten. Hij nam er in plaats met zijn vrouw en hun kind van twee jaar en drie schepelingen. De sloep sloeg om en slechts twee matrozen brachten er het leven af n.l. Koch en een Duitscher, wiens naam wordt opgegeven met Schmuller. Koch slaagde er in zich aan de omgeslagen sloep vast te klampen en ze weer overeind te krijgen. Toen kon hij ook zijn kameraad redden, die uitgeput was. Van den Franschen treiler af werd de sloep gpgemerkt. Er was een storm als de kapitein er in zijn lange loopbaan nog maar weinige heeft meegemaakt. Eerst werd er weinig aandacht aan de sloep geschonken: men dacht, dat het een stuk wrakhout was. Later zag men er een man in staan, die als een waanzinnige seinen gaf. In de sloep lag een tweede man bewusteloos. Het vaartuigje maakte aan alle kanten water. Terstond zette de treiler er koers heen. Dit ging met ontzaglijke moeilijkheden gepaard. Was men even later gekomen, dan zouden de opvarenden zijn verdronken. Aan boord van den treiler kwamen zij spoedig op hun verhaal. Urenlang waren zij een speelbal van de golven geweest. Het eenige, dat met zekerheid omtrent dit verschrikkelijk ongeluk, dat velen in rouw heeft gedompeld, kan worden aangenomen is, dat het zich ontzettend snel heeft afgespeeld, zoo snel, dat het zeker nog zal moeten worden betwijfeld, dat ook de geredden een goede voorstelling van alles kunnen geven.

Leeuwarder nieuwsblad 25-09-1930: Het vergaan van de „Foxhol”. Het bericht van 't vergaan van het Groningsche schip „Foxhol" heeft in 't dorpje Foxhol groote verslagenheid gewekt bij de talrijke familie van den omgekomen kapitein Albert Lammers. Vooral diens ouders, die rustig hun ouden dag slijten in Foxhol, heeft het bericht sterk aangegrepen. Albert was hun jongste zoon, 1e stuurman en marconist bij de groote vaart, thans een eigen schip bevarend, vóór 3 jaren gehuwd met mej. H. Alkema uit Groningen. Het knaapje, dat het verschrikkelijk lot der ouders heeft gedeeld, was hun eenig kind. Moeder en kind maakten steeds de reizen mee. Naar ons werd verteld, zijn de geredde leden van de bemanning beiden Duitschers, van wie Koch als stuurman op het schip in functie was, sedert dit in 1928 de werf van de firma Smit en Zn. in Foxholsterbosch verliet. Als vaststaand kan worden aangenomen, dat het vierde slachtoffer van het vergaan van de „Foxhol", de 23-jarige Hendrik Boomsma, zoon van de weduwe Boomsma—Veenstra die te Noordhom woont, is. De jonge man heeft op 20-jarigen leeftijd, in 1927, Noordhorn verlaten en is naar Hoogezand gegaan, waar hij eerst bij een timmerman werkzaam was. Later werd hij als matroos op de “Foxhol" aangenomen.
N.v.h.H 27.09.1930: Motorboot Foxhol gekapseisd. De Nederlandsche motorboot “Foxhol” uit Groningen, is in de orkaan die dezer dagen Engeland teisterde aan de monding van de Theems ( Engeland ) omgeslagen. Van de opvarenden zijn de schipper Lammers, diens vrouw en hun tweejarig kind alsmede een matroos door verdrinking om het leven gekomen. Twee leden der bemanning werden door de vissersboot “Notre Dame des Ardents” uit Boulogne gered. Het bericht van het vergaan van het motorschip “Foxhol” verwekte naar het N.v.h.N. melde in de plaats Foxhol groote ontsteltenis bij de familie van de omgekomen kapitein Albert Lammers. Vooral diens ouders die rustig hun ouden dag slijten in Foxhol, heeft het bericht sterk aangeslagen. Albert was hun jongste zoon, 1e stuurman en marconist bij de groote vaart, thans een eigen schip bevarend, voor 3 jaren gehuwd met mej. H. Alkema uit Groningen. Het knaapje dat het verschrikkelijk lot der ouders heeft gedeeld, was hun eenig kind. Moeder en kind maakten steeds de reizen mee. De geredde leden van de bemanning zijn beide Duitsers, van wie Koch als stuurman op het schip in functie was, sedert dit in 1928 de werf van de firma Smit en Zn in Foxholsterbosch verliet. Voort kan het vaststaand worden aangenomen dat het vierde slachtoffer van het vergaan van de “Foxhol” een matroos is de 23 jarige Hendrik Boomsma, zoon van de weduwe Boomsma/Veenstra die te Noordhorn woont. De heer Onnes houtagent te Groningen, heeft telefonisch met een der geredden, die beide Duitsers zijn en die zich momenteel in Boulogne zijn gesproken. Uit dit niet al te duidelijk gesprek bleek dat de kapitein toen de ramp stond te gebeuren aan dek was en naar beneden snelde om zijn vrouw en kind te halen. Het was helaas te laat. Binnen vijf minuten speelde het drama zich af. Hoe alles precies in zijn werk gegaan is, daarover valt niets met zekerheid te zeggen. De juiste toedracht zal men gewaar kunnen worden, wanneer de beide geredden, die naar Groningen zullen komen, hun verklaring afleggen.

NvhN 05-11-1930:Het vergaan van het motorschip „Foxhol.” Het onderzoek naar de oorzaak der ramp. De Raad voor Scheepvaart heeft gisteren een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de ramp, overkomen aan het Nederlandsche motorschip „Foxhol", welk schip op 19 September j.l. onder de Engelsche kust ten gevolge van stormweer is gezonken, waarbij de gezagvoerder, zijn vrouw, hun 2- jarig kind en een matroos zijn verdronken. Een van de overlevenden, de stuurman — behalve deze is nog een matroos gered — werd als getuige gehoord. Hij verklaarde dat de „Foxhol", een scheepje van ruim 186 bruto registerton, in 1928 was gebouwd. Het was een goed schip, ook de motor van 100 P.K. liep uitstekend. De dag voor de ramp was de „Foxhol" met een lading Duitsch zand, dat het eenige ruim geheel vulde — het schip lag tot zijn watermerk, voor iets lager dan achter — van Rotterdam vertrokken met bestemming naar Londen. Den eersten dag werd geen zeil gevoerd, den tweeden dag — de wind was toen Z.O. — werd het grootzeil bijgezet. Tegen 12 uur draaide de wind Z.W., waardoor het noodig werd het zeil iets te reven. Er kwam voortdurend veel water over, allengs werd het weer ook ruwer. Om ongeveer kwart voor vijf kwam een van de matrozen, die naar voren was gezonden, haastig terugloopen, om mee te deelen, dat het volkslogies, vóór in het schip, vol water was geloopen. Get. kan niet begrijpen hoe dat water naar binnen was gedrongen, het logies was behoorlijk gesloten; om 4 uur had men bovendien geconstateerd, dat het geheel droog was. Evenmin had get. gemerkt, dat het schip tevoren gestooten had. De luiken waren nog behoorlijk met ijzer en ijzeren beugels gesloten. Toen de schipper vernam wat er geschied was, ging hij zonder iets te zeggen naar de kajuit. Get., die de situatie zeer gevaarlijk achtte, liet uit eigen beweging de boot klaarmaken. Toen de schipper even later weer aan het dek kwam, gaf hij ook order de boot klaar te maken. Juist toen hij zag, dat dit reeds gebeurd was, sloeg een zee over, die de boot mee in het water sleurde; gelukkig bleef zij vóór de „Foxhol" vastzitten. Ook de motor bleef steeds doordraaien. Van den schipper kreeg getuige niet den indruk, dat hij de kluts kwijt was, wel sprak hij geen woord. Nadat get. door een stortzee op het luik was geslagen, zag hij kans geheel alleen in de boot te springen, die geheel van het schip weer was losgeslagen. De vrouw en het kind van den schipper heeft get. niet meer gezien, evenmin als de matroos, die aan het roer stond. Ook wist hij niet meer, waar de kapitein zich bevond, de andere matroos, die op het luik stond, durfde niet in zee te springen, ofschoon get. hem dit toeriep. Kort daarna zag get. echter, dat deze man toch in zee was geraakt. Hij hield zich vast aan een laadboom, die van het schip was losgeraakt. Vrij spoedig was ook hij in de boot. Aan de andere opvarenden heeft get. geen hulp meer kunnen bieden. Om halfzes zonk de Foxhol met den kop naar voren in de diepte weg. Get. en de geredde matroos zijn, na bange uren in de boot te hebben doorgebracht — na de ramp was de storm eerst met groote kracht opgestoken — ten slotte door een Franschen treiler opgepikt. Get. deelde voorts nog mee, dat toen de ramp geschiedde, de „Foxhol" in Westelijke richting koerste. Het was niet mogelijk het schip nog op den wind te brengen. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart, gep. vice-admiraal Fock, zeide, dat het een open vraag is op welke wijze het water in het logies is gekomen. Spr. vond het echter niet begrijpelijk, dat hierdoor alleen het schip gezonken zou zijn. Ook is er op het kritieke oogenblik van den kapitein weinig leiding uitgegaan; bij een betere leiding had men het schip wellicht met den kop op zee kunnen krijgen en ware de ramp waarschijnlijk niet geschied. De raad zal later uitspraak doen.

NvhN 15-12-1930: De ondergang van de “Foxhol”. De Raad voor de scheepvaart te Amsterdam heeft uitspraak gedaan in zake het zinken van het motorzeilschip „Foxhol" onder de Engelsche kust nabij de monding van de Theems. De Raad is van oordeel, dat deze droevige ramp, waarbij behalve de kapitein en de matroos Boomsma, ook de vrouw van den kapitein en hun zeer jeugdig kind het leven hebben verloren, moet worden toegeschreven aan het snel binnendringen van water in het schip. Hoe het water in het schip is gekomen, valt niet met zekerheid uit te maken. Indien het water niet door den kap in het logies is gekomen, moet er iets gebeurd zijn, waardoor het schip een zwaar lek heeft gekregen, ook mag de veronderstelling worden gewaagd, dat de lading, welke het ruim niet geheel vulde, naar voren is geschoven, waardoor het schip, dat reeds 1 a 2 dm. koplast had, nog meer in den kop kwam te liggen. Vermoedelijk is ook water in het ruim gekomen. Gaat men af op de verklaring van stuurman Koch, dan zou daaruit volgen, dat van den schipper zelf weinig leiding is uitgegaan en dat deze in gebreke is gebleven eenigen maatregel hetzij tot behoud van hot schip, hetzij tot redding der opvarenden te nemen. Ook de motor is niet tot stilstand gebracht. Met draaiende schroef is het schip ten onder gegaan. De Raad wil echter, nu de schipper zich niet kan verantwoorden, de vraag, of van hem voldoende leiding is uitgegaan, uitdrukkelijk in het midden laten. Wellicht is hij zich het groote gevaar, waarin het schip verkeerde, te laat bewust geworden en heeft de vrij plotselinge ondergang van het schip hem verrast. Een zeer ongelukkige omstandigheid was daarbij het wegslaan van de boot, waardoor toen redding der opvarenden vrijwel uitgesloten was. Dat de ongunstige inrichting van de lenspomp —- die alleen op het achterschip werkt — in het gegeven geval van invloed zou zijn geweest, is. niet gebleken. Toch meent de Raad er op te moeten wijzen, hoe weinig met zulk een lensinrichting kan worden bereikt, wanneer het schip koplast heeft.

Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 9 en Zaterdag 10 Januari 1931, no.6 No.1 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake het zinken van het motorzeilschip Foxhol onder de Engelsche kust bij de monding van de Theems. Op 19 September 1930 is het motorzeilschip Foxhol onder de Engelsche kust bij de monding van de Theems gezonken. De schipper, diens vrouw en tweejarig zoontje en een matroos zijn daarbij om het leven gekomen. In overeenstemming met het voorstel van den hoofdinspecteur voor de scheepvaart C. Fock besliste de bij art. '29 der Schepenwet bedoelde commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze scheepsramp zou instellen, welk onderzoek ter zitting van den Raad van 4 November 1930 in tegenwoordigheid van genoemden hoofdinspecteur heeft plaats gehad. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuige Martin Hermann Koch, wonende op het eiland Pellworm (Sleeswijk- Holstein), welke sinds Maart 1928 als stuurman op de Foxhol dienst deed. De verklaring door den matroos Willy Schlüter, afgelegd bij gemeld voorloopig onderzoek, is door den secretaris ter zitting voorgelezen. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: Het motorzeilschip Foxhol, gemeten 186,26 bruto- en 116,84 netto-registerton, onderscheidingssein N.R.S.T., was in het jaar 1928 te Foxhol, onder toezicht van Bureau Yeritas en scheepvaartinspectie, van staal gebouwd en geclasseerd ster I 3/3 G. 1—1. Het schip was eigendom van den schipper Albert Lammers, te Foxhol, de boekhouding werd gevoerd door den reeder J. J. Onnes, te Gronmgsn. In het schip was een Climax-motor geplaatst van 100 pk; aan twee masten kon zeil worden gevoerd. Achttien September 1930 vertrok de Foxhol van Rotterdam, beladen met ongeveer 235 ton zand, bestemming Londen. De bemanning bestond uit 4 personen, t.w. de schipper A. Lammers, de stuurman M. H. Koch en de matrozen H. Boomsma en W. Schlüter. De vrouw en het kind van den schipper waren aan boord. Het schip was tot aan het uitwateringsmerk aangeladen, diepgang vóór 24 dm, achter 23 dm. Het eenige ruim was achter geheel volgeladen, doch vóór was bovenaan nog eenige ruimte. Gevelingsschotten waren niet geplaatst. De luiken waren goed voorzien met dubbele presennings, waarover ijzereji beugels. De motor werkte goed. Van het lichtschip Maas werd koers gesteld op het lichtschip Galloper. Aanvankelijk stond er een matige westelijke koelte en zeegang. In den morgen van den volgenden dag liep de wind naar het Z.O. met flinke koelte en toenemende zee, zoodat water aan dek kwam en het schip niet veel vaart maakte, niet meer dan 3 á 4 mijl. Het grootzeil werd daarom bijgezet. In den namiddag draaide de wind tot Z.W., waarop een rif in het zeil werd gestoken. Wind en zee namen toe met dik van regen en ten slotte werd het stormweer; het voorschip was nu bijna voortdurend onder water. Omstreeks 3 h 30 min werd het lichtschip Outer-Gabbard aan stuurboord gepasseerd. Later werden boeien, vermoedelijk van de Inner-Gabbard, gezien, waarop besloten werd naar het lichtschip Sunk te koersen. Te 5 h 15 min ging de matroos Boomsma, die de wacht te kooi had, naar het voorlogies, doch kwam spoedig terug met de mededeeling, dat het logies vol water stond. Te 4 h 's middags was de matroos Schlüter nog in dit logies geweest en had niets bijzonders bemerkt. Onder dit logies was een ballasttank, welke, volgens verklaring van den getuige, bij vertrek leeg was. Na de mededeeling van Boomsma is de motor op „langzaam" gezet en is getracht het schip voor den wind te doen liggen, doch dit gelukte niet. De schipper ging, zonder iets te zeggen, naar het achterlogies en omlaag. Hij maakte op den getuige niet den indruk, dat hij overstuur was. Niet lang daarna kwam de schipper terug aan dek en gaf order de boot klaar te maken, waarmede getuige met matroos Boomsma echter reeds eigener beweging waren begonnen, omdat het voorschip steeds dieper zonk. De boot sloeg door een zee van achteren los en getuige sloeg achterover op de luiken. Toen hij weer op de been was, zag hij Boomsma achterop aan stuurboord staan, terwijl matroos Schlüter nog bij het roer stond. Den schipper zag hij niet. De boot sloeg vervolgens geheel los en over boord. Getuige wist er nog in te springen en riep Boomsma, die nog steeds achter op het zinkende schip stond, toe in zee te springen, dobh deze durfde niet, omdat de boot naar zijn meening lek was. Spoedig daarop zonk de Foxhol in de golven weg, het eerst met het voorschip. Het gelukte hem nog Schlüter, die zich aan wrakhout vasthield, in de boot te trekken, doch van de overige opvarenden is niets meer gezien. Na twee uur in de boot te hebben rondgedreven werden de schipbreukelingen opgemerkt door den Franschen trawler Notre Dame des Ardrnts, die hen aan boord nam en te Boulogne aan land bracht. De matroos Schlüter heeft bij het voorloopig onderzoek nog verklaard, dat, terwijl hij in de laatste oogenblikken aan het roer stond, Boomsma zeer angstig was en riep niet in de boot te durven gaan, daar deze lek was. Den schipper heeft hij, toen de boot van de luiken sloeg, hooren roepen: „jongens, houdt die boot vast!" Hij hoorde de vrouw van den schipper schreien. De schipper gaf nog order hard S.B.-roer te geven, klaarblijkelijk in de meening, dat het schip wel weer zou rijzen. Het schip zonk daarop echter dieper en viel over bakboord. Hij raakte te water, kon zich echter aan, een bootskameel en laadboom vasthouden en werd ten slotte door den stuurman in de boot gered. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart heeft aangevoerd: dat het, niettegenstaande de ongunstige omstandigheid, dat het schip koplast had, zoodat het water aan de voorzijde van het schip moeilijk weg kon, toch niet goed te begrijpen is, dat alleen het water in het voorlogies het schip zou hebben doen zinken; dat het al evenmin duidelijk is, dat het voorlogies te 5 h 15 min vol water stond en vijf kwartier te voren nog droog was; dat de mogelijkheid bestaat, dat er water in het ruim is gekomen; dat de inrichting van de lenspomp op dergelijke schepen niet doeltreffend is, daar zij alleen op het achterschip werkt, wat bij koplast niet veel helpt; dat helaas moet worden geconstateerd, dat van den schipper heel weinig leiding is uitgegaan; dat, volgens de verklaring van Sclilüter, de schipper op het laatste moment S.B.-roer heeft gegeven; dat het schip dan vóór de zee is komen te liggen en dat het, wanneer de lading naar bakboord is overgegaan, begrijpelijk is, dat het schip in een zee is gesmoord; dat bij deze ramp vier menschenlevens zijn te betreuren en deze ramp, bij betere leiding, wellicht ware voorkomen; dat er niet zooveel zee stond of de boot is nog twee uur drijvende gebleven. De Raad is van oordeel, dat deze droevige ramp, waarbij behalve de schipper en de matroos Boomsma, ook de vrouw van den schipper en hun zeer jeugdig kind het leven hebben verloren, moet worden toegeschreven aan het snel binnendringen van water in het schip. Hoe het water in het schip is gekomen, valt niet met zekerheid uit te maken. Indien het water niet door de kap in het logies is gekomen, moet er iets gebeurd zijn, waardoor het schip een zwaar lek heeft gekregen. Ook mag de veronderstelling worden gewaagd, dat de lading, welke het ruim niet geheel vulde, naar voren is geschoven, waardoor het schip, dat reeds 1 a 2 dm koplast had, nog meer in den kop kwam te liggen. Vermoedelijk is ook water in het ruim gekomen. Gaat men af op de verklaring van stuurman Koch, dan zou daaruit volgen, dat van den schipper zelf weinig leiding is uitgegaan en dat deze in gebreke is gebleven om eenigen maatregel, hetzij tot behoud van het schip, hetzij tot redding der opvarenden te nemen. Ook de motor is niet tot stilstand gebracht. Met draaiende schroef is het schip ten onder gegaan. De Raad wil echter, nu de schipper zich niet kan verantwoorden, de vraag, of van hem onvoldoende leiding is uitgegaan, uitdrukkelijk in het midden laten. Wellicht is hij zich het groote gevaar, waarin het schip verkeerde, te laat bewust geworden en heeft de vrij plotselinge ondergang van het schip hem verrast. Een zeer ongelukkige omstandigheid was daarbij het wegslaan van de boot, waardoor toen redding der opvarenden vrijwel uitgesloten was. Dat de ongunstige inrichting van de lenspomp — die alleen op het achterschip werkt — in het gegeven geval van invloed zou zijn geweest, is niet gebleken. Toch meent de Raad er op te moeten wijzen, hoe weinig met zulk een lensinrichting kan worden bereikt, wanneer het schip koplast heeft. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, plaatsvervangend voorzitter, W. Bakker, A. L . Boeser, leden, G. Gobius, G. Botje, plaatsvervangende leden, H. Wegener, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden plaatsvervangend voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 13 December 1930. (Get .) B. M. Taverne. W. Bakker, A. L. Boeser, G. Gobius, G. Botje, H. Wegene, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink. Secretaris.
1930-09-27: Raad voor de Scheepvaart. Uitgesproken op 13 December 1930. Het zinken van het m.z.s. 'FOXHOL' onder de Engelse kust bij de monding van de Theems. Het m.z.s. 'Foxhol' gemeten 186,26 bruto R.T.,vertrok 18 Sept. 1930 van Rotterdam, beladen met ongeveer 235 ton zand, bestemming London. De bemanning bestond uit vier personen, t.w. de schipper, de stuurman en 2 matrozen. De vrouw en het kind van den schipper waren aan boord. Het schip was tot aan het uitwateringsmerk geladen, diepgang voor 24 dm. achter 23 dm. Het eenige ruim was achter geheel volgeladen, doch voor was bovenaan nog eenige ruimte. Gevelingsschotten waren niet geplaatst. De luiken waren goed voorzien met dubbele presennings, waarover ijzeren beugels. De motor werkte goed. Van het lichtschip 'Maas' werd koers gesteld op het lichtschip 'Galloper'. Aanvankelijk stond er een matige westelijke koelte en zeegang. In den morgen van den volgende dag liep de wind naar het Z.O. met een flinke koelte en toenemende zee, zoodat water aan dek kwam en het schip niet veel vaart maakte, niet meer dan 3 à 4 mijl. Het grootzeil werd daarom bijgezet. In den namiddag draaide de wind tot Z.W., waarop een rif in het zeil werd gestoken. Wind en zee namen toe met een dik van regen en tenslotte werd het stormweer; het voorschip was nu bijna voortdurend onder water. Omstreeks 3 h 30 min werd het lichtschip 'Outer Gabbard' aan stuurboord gepasseerd. Later werden boeien, vermoedelijk van de Inner-Gabbard, gezien,waarop besloten werd naar het lichtschip 'Sunk' te koersen .Te 5 h 15 min ging de matroos Boomsma, die de wacht te kooi had, naar het voorlogies, doch kwam spoedig terug met de mededeling,dat het logies vol water stond. Te 4 h ’s middags was de matroos Schlüter nog in de logies geweest en had niets bijzonders bemerkt. Onder dit logies was een ballasttank, welke, volgens verklaring van den getuige (den stuurman), bij vertrek leeg was. Na de mededeeling van Boomsma is de motor op 'langzaam' gezet en is getracht het schip voor den wind te doen liggen, doch dit gelukte niet. De schipper ging, zonder iets te zeggen, naar het achterlogies en omlaag. Hij maakte op den getuige niet den indruk, dat hij overstuur was. Niet lang daarna kwam de schipper terug aan dek en gaf order de boot gereed te maken, waarmede getuige met matroos Boomsma echter reeds eigener beweging waren begonnen, omdat het voorschip steeds dieper zonk. De boot sloeg door een zee van achteren los en getuige sloeg achterover op de luiken. Toen hij weer op de been was, zag hij Boomsma achterop aan stuurboord staan, terwijl matroos Schlüter nog bij het roer stond. Den schipper zag hij niet. De boot sloeg vervolgens geheel los en overboord. Getuige wist er nog in te springen en riep Boomsma, die nog steeds op het zinkende schip stond, toe in zee te springen, doch deze durfde niet, omdat de boot naar zijn meening lek was. Spoedig daarop zonk de 'Foxhol' in de golven weg, het eerst met het voorschip. Het gelukte hem nog Schlüter, die zich aan wrakhout vasthield, in de boot te trekken, doch van de overige opvarenden is niet meer gezien. Na twee uur in de boot te hebben rondgedreven, werden de schipbreukelingen opgemerkt door den Franschen trawler 'Notre Dame des Argents' die hen aan boord nam en te Boulogne aan land bracht. De matroos Schlüter heeft bij het voorloopig onderzoek nog verklaard, dat, terwijl hij in de laatste oogenblikken aan het roer stond, Boomsma zeer angstig was en riep niet in de boot te durven gaan, daar deze lek was. Den Schipper heeft hij, toen de boot van de luiken sloeg, hooren roepen 'Jongens, houdt die boot vast!'. Hij hoorde de vrouw van den schipper schreien. De schipper gaf nog order hard S.B.roer te geven, klaarblijkelijk in den meening, dat het schip wel weer zou rijzen. Het schip zonk daarop echter dieper en viel over bakboord. Hij raakte te water, kon zich echter aan een bootskameel en laadboom vasthouden en werd tenslotte door den stuurman in de boot gered. De Raad is van oordeel, dat deze droevige ramp, waarbij behalve de schipper en de matroos Boomsma, ook de vrouw van den schipper en hun kind het leven hebben verloren, moet worden toegeschreven aan het snel binnendringen van water in het schip. Hoe het water in het schip is gekomen, valt niet met zekerheid uit te maken. Ook mag de veronderstelling worden gewaagd, dat de lading, welke in het ruim niet geheel vulde, naar voren is geschoven, waardoor het schip, dat reeds 1 à 2 dm koplast had, nog meer in den kop kwam te liggen. Vermoedelijk is ook water in het ruim gekomen. Gaat men af op de verklaring van den stuurman, dan zou daaruit volgen, dat van den schipper zelf weinig leiding is uitgegaan. Ook de motor is niet tot stilstand gebracht. Met draaiende schroef is het schip ten onder gegaan. De Raad wil echter, nu de schipper zich niet kan verantwoorden, de vraag, of van hem onvoldoende leiding is uitgegaan, uitdrukkelijk in het midden laten. Een zeer ongelukkige omstandigheid was het wegslaan van de boot, waardoor toen redding der opvarenden vrijwel uitgesloten was. Dat de ongunstige inrichting van de lenspomp - die alleen op het achterschip werkt - in het gegeven geval van invloed zou zijn geweest, is niet gebleken. Toch meent de Raad er op te moeten wijzen, hoe weinig met zulk een lensinrichting kan worden bereikt, wanneer het schip koplast heeft.

Afbeeldingen


Omschrijving: Geen mooie maar toch aparte foto (van krantenknipsel)
Collectie: Grootenboer, Ton
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: FOXHOL gestrand op 11-07-1930 bij Thyborøn
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Stranding

Omschrijving: FOXHOL 1928 gestrand op 11-07-1930 bij Thyborøn.
Collectie: Tuil, J. (Jan)
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Stranding