1955-12-01: |
Gestrand bij Coquet Island (oostkust van Engeland). Poging tot losslepen door een Engelse sleepboot mislukte. De sleepboot zou bij het volgende tij terugkeren. De bemanning kon door het 'lossen' (met behulp van een leeg olievat aan de laadboom) van een gedeelte van de lading zand het schip onbeschadigd vlotkrijgen. De terugkerende sleepboot had het nakijken. De latere claim werd door arbitrage afgewezen.
Het Vrije Volk 01-12-1955: Ancora zit vast bij Engeland. Het Nederlandse kustvaartuig „Ancora" (376 ton),' eigendom van F. Westers in Groningen, is in de nacht van Woensdag op Donderdag vijftig kilometer ten noorden van Newcastle bij de Engelse. kust omhoog gelopen. Het schip heeft om sleepboot hulp verzocht. Het maakt geen water en bevindt zich niet in gevaar. Uit het gebied van de monding van de Tyne is een sleepboot vertrokken.
NVHN 02-12-1955: Ancora op eigen kracht vlot gekomen. De kustvaarder Ancora, die in de nacht van Woensdag op Donderdag ten Noorden van Newcastle aan de grond was gelopen, is geheel op eigen kracht weer vlot gekomen, nadat de bemanning de lading zand, die het schip voerde, over boord had gegooid. Gisteren poogde een sleepboot uit Newcastle reeds het gestrande schip in dieper water te trekken, hetgeen, ondanks het springtij, niet gelukte. De Ancora heeft haar reis naar Grangemouth thans voortgezet.
Het Vrije Volk 02-12-1955: Het 376 ton metende Nederlands kustvaartuig „Ancora", dat .in de nacht van Woensdag op Donderdag vijftig kilometer ten noorden . van Newcastie bij de Engelse kust omhoog gelopen was, is hedenochtend vroeg, nadat de helft van de lading overboord was gezet, op eigen kracht vlot gekomen. De mist belemmert nog steeds het zicht en het vaartuig was 's morgens nog niet helemaal geklaard. De „Ancora" was met zand op weg van Londen naar Grangemouth (Schotland). Het vaartuig heeft een bemanning van acht. De vrouw van de stuurman is eveneens aan boord.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van donderdag 7 juni 1956, no.109.
No.39 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding van het motorschip „Ancora" nabij Boulmer aan de oostkust van Engeland. Betrokkenen: de kapitein J. Pruim en de stuurman O. V. U. Bont. Op 1 december 1955 is het motorschip „Ancora" op de reis van Londen naar Grangemouth nabij Boulmer gestrand. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Ancora", J. Pruim, wonende te Groningen, en van de stuurman O. V. U. Bont, wonende te Apeldoorn. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 3 mei 1956, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein, de stuurman, de motordrijver, de roerganger en de uitkijk en van de te Grangemouth afgelegde scheepsverklaring, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. Op 15 april 1956 hoorde het lid H. A. Broere op grond van het bepaalde in artikel 12 van het besluit van 17 december 1952, Stb. 621, de stuurman O. V. U. Bont. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Ancora" is een Nederlands schip, toebehorende aan F. Westers, te Groningen. Het meet 376 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 325 pk motor. Op 29 november 1955, te 12.15 uur, vertrok de „Ancora", beladen met 430 ton zand, van Londen met bestemming Grangemouth. De diepgang was vóór 28, achter 30 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 8 personen. Te 13.15 uur werd bij Gravesend van loods verwisseld en te 19 uur werd de loods ontscheept. Te 21.30 uur werd Shipwashv.s. gepasseerd, te 4.35 uur van 30 november Haisborough-v.s. en te 10.20 uur Dowsing-v.s. aan stuurboord dichtbij. Vanhier werd 327° r.w.(335 k.) gestuurd. Het was goed weer met helder zicht; men voer volle kracht, 8½ mijl per uur. De deviatie was 0°; de kapitein verklaarde, dat geregeld de deviatie werd gecontroleerd. De kapitein rekende erop, dat het schip tot Longstone door de stroom evenveel in- als uitgezet zou worden. Na het passeren van Dowsing-v.s. minderde het zicht tot 5 a 6 mijl. Flamborough Head werd niet gezien. De kapitein peilde per richtingzoeker te 23.35 uur Tyne North-pier vrijwel dwarsop. Te 0 uur van 1 december gaf de kapitein de wacht over aan de stuurman. Hij wees de stuurman erop, dat, indien het schip te veel naar binnen zou worden verzet, hij het licht van Coqueteiland of van de boei, 2 mijl beoosten dit eiland, zou zien. De stuurman verklaarde, dat de kapitein hem op Coqueteiland en de boei heeft gewezen, hem de koers overgaf en de gis in de kaart. De stuurman zegt, dat het zicht afwisselend was van 1 tot 5 mijl. Men liep volle kracht, 8¼ mijl per uur. Te circa 1.30 uur kreeg hij het vuur van Coqueteiland in zicht op ongeveer 3 streken aan bakboord. Koers en vaart werden gehouden. De stuurman heeft dit vuur niet op 4 streken gepeild. Te 1.50 uur passeerde hij de hiervóór genoemde boei op naar schatting 4 mijl afstand aan bakboord. Te 2 uur was het vuur van Coqueteiland dwars; de stuurman schatte de afstand op 6 a 7 mijl. Er waren toen geen andere vuren te zien, noch iets van de wal. Bij aflossing van de roerganger te 2 uur heeft de stuurman de koers gecontroleerd. Te 2 uur trachtte hij een radiopeiling te nemen van Longstone, maar hij slaagde daar niet in. Volgens de kapitein is dit radiobaken niet verder dan 20 mijl te horen. Het baken van Tyne is niet meer door de stuurman gepeild. Volgens de scheepsverklaring was het zicht goed, maar er kwamen mistvlagen over. Te omstreeks 2.40 uur ging de stuurman naar de kaartenkamer om in de kaart te gaan kijken. Op de brug bevond zich, behalve de roerganger, een matroos o/g. Te 2.50 uur stootte het schip. De stuurman liep direct naar de brug, liet hard s.b.-roer geven en zette de telegraaf op volle kracht achteruit. De kapitein was wakker geworden door de stoot en ging direct naar de brug. De motor was toen gestopt. De kapitein zag aan b.b.-zij de wal en branding; het was windstil, het was volle maan en enigszins heiig. Het schip bleek achter geboeid te zitten. Men stelde vast, dat het ruim en de lege tanks geen water maakten. De reddingboten werden klaargemaakt en vuurpeilen werden afgevuurd. Via de reder werd sleepboothulp aangevraagd. Het schip was een halfuur vóór hoogwater gestrand. Te 5 uur kwam een reddingboot nabij. Deze heeft getracht een anker uit te brengen, maar slaagde daarin niet. Te 6 uur werd een lijnverbinding met de wal verkregen; te 6.30 uur lag het schip droog. Te 8 uur is de kapitein naar de wal gegaan om met de reder te spreken; de bemanning begon zand te lossen. Te 9.30 uur kwam een expert aan boord en tevens mensen om bij de lossing te helpen. Te 14 uur werd verbinding gemaakt met een sleepboot en werden ankers uitgebracht. Het schip was gestrand ter hoogte van Houghton Stile bij Boulmer en zat circa 600 m van de duinen. Aanvankelijk gelukte het niet het schip vlot te slepen, maar nadat ongeveer 120 ton zand uit het achterruim was geworpen, kwam de „Ancora" 2 december 1955, te 4.30 uur, vlot. Men moest een boeganker en een werp laten slippen. Schroef en roer bleken onbeschadigd en het schip maakte nergens water. De reis naar Grangemouth werd voortgezet en het schip meerde aldaar te 17.45 uur. De motordrijver heeft.verklaard, dat hij op 1 december, te 2.40 uur, aan dek heeft gelopen. Het was helder maanlicht. Hij zag aan bakboord de wal en lichten van de wal. De matroos o/g C. M. Bos heeft verklaard, dat hij op 1 december van 0 tot 2 uur aan het roer heeft gestaan; na zijn aflossing is hij tot 2.30 uur op de brug gebleven. Hij verklaarde, dat tussen 0 en 2 uur de stuurman nu en dan even op de brug kwam, maar meest op de bank in de kaartenkamer lag; van 2 tot 2.30 uur was de stuurman steeds op de brug. Bos verklaarde verder, dat te circa 1.50 uur. op naar schatting 200 m afstand aan bakboord, een boei werd gepasseerd; het was heiig. De lichtmatroos J. Ummels heeft verklaard, dat hij te 2 uur aan het roer kwam. Voor zover hij zich herinnert, was de stuurman na 2 uur bijna steeds in de kaartenkamer. Ongeveer 10 minuten voordat het schip stootte, zag Ummels vooruit, en aan bakboord, een zwarte streep; hij heeft dit niet aan de stuurman gezegd. Bij zijn verhoor door het lid H. A. Broere op 25 april 1956 verklaarde de stuurman O. V. U. Bont, dat hij sinds mei 1955 als stuurman op de ,,Ancora" voer. Hij is niet gediplomeerd, maar vaart met dispensatie. Toen betrokkene op 1 december 1955 de wacht overnam van de kapitein, wees deze hem de plek aan, waar het schip zich ongeveer bevond; na Dowsing-v.s. had men geen goed bestek meer gehad. De koerslijn stond in de kaart en liep 3 mijl vrij van Longstone; de koers was 335°. De kapitein wees betrokkene erop, dat hij misschien het licht van Coqueteiland of dat van de boei bij dit eiland zou kunnen zien, maar betrokkene herinnert zich niet of de kapitein daarbij heeft gezegd, dat hij deze lichten misschien zou zien, indien het schip te veel naar binnen gezet zou zijn. Er was te 0 uur niets te zien van lichten van de wal. Het zicht was 4 a 5 mijl. Betrokkene deelde mee, dat de richtingzoeker niet goed werkte; het was bezwaarlijk een minimum te krijgen. De kapitein heeft betrokkene nog opdracht gegeven hem te roepen, wanneer het dik zou worden. Betrokkene ontkent de bewering van de. roerganger, dat hij niet voortdurend op de brug zou zijn geweest. Hij was voortdurend in h«t stuurhuis en ging af en toe in de kaartenkamer, direct achter de brug. Betrokkene heeft, niet op een bank in de kaartenkamer gelegen. Te 1.30 uur zag betrokkene op 3 streken aan bakboord het licht van Coqueteiland. Betrokkene heeft dit niet gepeild en ook geen vierstreekspeiling daarop genomen. Betrokkene geeft toe, dat dit een nalatigheid is geweest, en zegt, dat aan boord van de ,;Ancora" niet vaak peilingen werden genomen. Op het ogenblik, dat dit licht dwars was, zag betrokkene de lichtboei. Betrokkene schatte de afstand tot het eiland op 6 a 7 mijl. Hij gaf thans toe, dat, indien dit juist was, het schip toch minstens 5 mijl moest zijn ingezet. De koers zou minstens één streek naar stuurboord moeten worden verlegd om Longstone aan de goede kant te passeren. Betrokkene heeft dit niet gedaan en evenmin de kapitein geroepen. Betrokkene ontkent, dat bij het passeren van de boei de afstand daartoe slechts een paar honderd meter zou zijn geweest, zoals de roerganger beweerde! Betrokkene heeft te 2 uur de koers nog gecontroleerd, toen de roerganger werd afgelost. Te omstreeks 2.35 uur is betrokkene in de kaartenkamer gegaan. Hij was daar ongeveer 5 minuten, toen het schip stootte. Betrokkene wijt het aan het sterke licht in de kaartenkamer, dat hij, buiten gekomen, nog niets zag. Betrokkene heeft tevoren niets van de wal gezien. Betrokkene weet niet meer of er een log uit was; de „Ancora" had geen echolood. Men had de stroom mee; betrokkene hoorde na de ramp, dat zowel de ebstroom als de vloedstroom inzetten. Het was goed, windstil weer. De vrouw van betrokkene was aan boord; zij was niet op de brug, maar sliep in de hut. Ter zitting verklaarde de kapitein, dat hij vanaf september 1955 met stuurman Bont voer; betrokkene had geen klachten over hem en meende hem voor de gewone navigatie te kunnen vertrouwen. Nadat op 30 november, te 10.20 uur, Dowsing-v.s. was gepasseerd, was steeds dezelfde koers, 335° (k.), gestuurd. Deze koers liep 3 mijl vrij van Longstone. De deviatie was 0°. Betrokkene deelde de raad mee, dat hij nooit zonsazimuts neemt, maar geregeld de miswijzing controleert door peiling van torens of boeien. Toen betrokkene te 0 uur van 1 december de wacht overgaf aan de stuurman, heeft hij deze de gispositie in de kaart gewezen; bovendien stond een lijn van de radiopeiling van 23.35 uur van de noordpier van de Tyne in de kaart. Betrokkene zei tegen de stuurman: „Als we te veel instaan, zul je het vuur van Coqueteiland of van de boei zien." Er was aan boord een algemene order om de kapitein te waarschuwen, wanneeer het schip te veel uit de koerslijn zou worden verzet. Betrokkene is van mening, dat de stuurman hem had moeten roepen, nu de vuren van Coqueteiland en de boei in zicht kwamen, en volgens hem was de stuurman verplicht toen door peilingen een goed bestek te maken. Betrokkene achtte het niet nodig om de wacht zodanig te laten lopen, dat betrokkene op wacht zou zijn bij het aanlopen van Longstone of Coqueteiland. De navigatie aldaar was niet te moeilijk voor de stuurman. Betrokkene is van mening, dat de stuurman de wal had moeten zien, indien hij had uitgekeken. Tot aan de stranding is een log gevoerd. Betrokkene is van mening, dat de door hem afgezette koers, 335°, niet te dicht langs de kust liep; indien het nodig zou zijn, kon hij altijd uitsturen en bij inzetten zou men wel verkenning krijgen op een vuur van de wal. De hoofdinspecteur voerde aan, dat de „Ancora" op de reis van Londen naar Grangemouth op 1 december 1955 bij Boulmer is gestrand. Het is wel mogelijk om over de wijze, waarop de kapitein op 1 december, te 0 uur, de wacht overgaf aan de stuurman, aanmerkingen te maken. Men kan zeggen, dat de koers wat krap liep, of betwijfelen of de gispositie we) in de kaart stond en zich afvragen of wel geregeld de deviatie werd bepaald. De hoofdinspecteur is van mening, dat de kapitein niet met minder zorg heeft genavigeerd dan andere kusterkapiteins. De koerslijn stond in de kaart en de kapitein gaf daarop de wacht over. De stuurman voer weliswaar met dispensatie, maar de kapitein moest toch met hem varen als met een andere stuurman. De hoofdinspecteur acht het dan ook niet nodig om tevoren de wachten te verzetten; de navigatie op de H.W. was niet bijzonder moeilijk, maar de stuurman had deze wacht behoorlijk moeten lopen. Als de stuurman slechts goed had uitgekeken, zou er weinig reden zijn geweest om een aanmerking te maken op het beleid van de kapitein. Misschien liep de koerslijn wat te dicht langs Longstone en had men vaker de deviatie moeten bepalen. De stuurman heeft het vuur van Coqueteiland gezien; hij peilde dit niet, maar hij begreep toch wel, dat het schip zeker 5 mijl moest zijn ingezet. Als hij van zijn verbeterde gis de koerslijn weer in de kaart had gezet, zou hij hebben gezien, dat deze langs de verkeerde kant van Longstone liep. Indien hij een vierstreekspeiling had genomen, zou hij hebben gezien, dat het schip nog veel dichter instond dan hij meende. De stuurman had dit kunnen en moeten doen, maar hij deed niets en keek bovendien niet uit. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van de andere gehoorde schepelingen. De stuurman ontkent weliswaar deze beschuldigingen, maar men moet toch wel concluderen tot grove plichtsverzaking door de stuurman. De hoofdinspecteur heeft dan ook reeds terstond na het bekend worden voorgesteld om de dispensatie van de stuurman in te trekken en de Minister heeft dat ook gedaan. Aan deze betrokkene zal nimmer weer dispensatie worden verleend; indien hij weer als stuurman wil varen, zal hij door een examen zijn diploma moeten verwerven. De hoofdinspecteur concludeert, dat deze stranding te wijten is aan grove plichtsverzaking van de stuurman. Daar deze geen diploma heeft, kan alleen worden voorgesteld stuurman O. V. U. Bont te straffen door het uitspreken van een berisping. De hoofdinspecteur merkt op, dat op een schip, waar wacht op wacht af wordt gelopen, controle door de kapitein niet zo goed mogelijk is. De kapitein heeft niet kunnen voorzien, dat de stuurman zo zou falen. De hoofdinspecteur is van mening, dat de kapitein geen schuld heeft aan deze stranding. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Het motorschip „Ancora" is op de reis van Londen naar Grangemouth op 1 december 1955 ter hoogte van Boulmer gestrand door onzorgvuldige navigatie. Terwijl iedere zeeman zich gelukkig zou prijzen, indien hij na het afleggen van een traject van circa 150 mijl zonder mogelijkheid van controle een vuur zou aanlopen en zou trachten zijn bestek daarop vast te stellen, heeft de stuurman van de „Ancora", toen hij te omstreeks 1.30 uur van 1 december het vuur van Coqueteiland in zicht kreeg, niets gedaan. Op eenvoudige wijze had hij door vierstreekspeiling zijn positie kunnen vaststellen. Hij nam zelfs geen peiling, maar stelde alleen door schatting de afstand tot dit vuur en tot de boei vast. Ook indien deze schatting juist was, had hij moeten weten, dat het schip wel 5 mijl was ingezet en dat de gestuurde koers niet meer veilig kon worden geacht. Gezien de gevolgde stranding, hecht de raad meer vertrouwen aan de afstandschatting door de roerganger, ongeveer 200 m tot de boei, dan de door de stuurman opgegeven afstand van 4 mijl. De koers had zeker één streek naar stuurboord moeten worden veranderd, maar bovendien had de stuurman overeenkomstig de algemene orders zeker de kapitein moeten roepen. Terwijl na het passeren van Coqueteiland min of meer geruime tijd vóór de stranding verschillende opvarenden land en vuren van de wal hebben gezien, heeft de stuurman daarvan niets opgemerkt en liet hij het schip op de stenen lopen, terwij hij bij enigszins behoorlijke uitkijk tijdig het gevaar moest hebben bemerkt en had kunnen uitsturen. Betrokkene Bont heeft volkomen gefaald als stuurman van de wacht en de raad acht het dan ook een juiste maatregel diens dispensatie voor het varen als stuurman in te trekken. De raad kan echter ook niet aannemen, dat de kapitein de juiste zorg voor de navigatie heeft betoond. De van Dowsing-v.s. afgezette koers liep te krap langs de Britse kust. Dit was vooral het geval, doordat geen rekening werd gehouden met het in- of uitzetten door de stroom en doordal de miswijzing van het kompas onvoldoende bekend was. De kapitein rekende erop, dat, indien het schip zou worden ingezet, hij wel ergens iets van de kust zou zien. Dit is geen veilige navigatie. Al wordt op deze wijze gehoopt niet aan de grond te zullen lopen, dan is het toch zo vrijwel onmogelijk om een behoorlijke gis bij te houden. De kapitein heeft ook verder te weinig leiding bij de navigatie van de stuurman gegeven. De stuurman heeft verklaard, dat het geen gewoonte was om aan boord peilingen te nemen. Indien de kapitein deze mening niet deelt, had hij moeten zien, dat op de wacht van de stuurman nooit peilingslijnen in de kaart werden gezet, en had hij de stuurman daarover moeten onderhouden. Al heeft de kapitein niet kunnen voorzien, dat de stuurman zelfs niet zou uitkijken op zijn wacht, dan acht de raad hem toch wel medeschuldig aan deze stranding door het onvoldoende leiding geven aan de stuurman. Hij had b.v. instructie moeten geven geroepen te worden, wanneer de stuurman Coqueteiland of de boei zou zien. De stuurman is in de allereerste plaats schuldig. Daar hij geen bevoegdheid heeft, kan hij niet worden gestraft door hem deze voor enige tijd te ontnemen. De raad straft mitsdien de stuurman Octave Vincent Urbain Bont, geboren 24 augustus 1929, wonende te Apeldoorn, en de kapitein Jannes Pruim, geboren 29 mei 1924. wonende te Groningen, door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 1ste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere en F. van der Laan, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de raad van 3 mei 1956. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman.
NVHN 09-06-1956: Raad voor Scheepvaart berispte kapitein en stuurman van Ancora.
De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft schriftelijk uitspraak gedaan in de zaak tegen de 26-jarige stuurman O. V. U. B. uit Apeldoorn en de 32-jarige kapitein J. P. uit Groningen en hen gestraft met het uitspreken van een berisping, omdat „het aan hun schuld te wijten is dat het motorschip Ancora (eigenaar F. Westers te Groningen) op de reis van Londen naar Grangemouth op 1 december van het vorige jaar ter hoogte van Boulmer aan de oostkust van Engeland is gestrand. Op 2 december kwam het schip weer vlot. Schroef en roer bleken onbeschadigd en het schip maakte nergens water, zodat de reis kon worden voortgezet. De Raad is van oordeel dat de stuurman in de allereerste plaats schuldig is. Daar hij geen bevoegdheid heeft kan hij niet worden gestraft door hem deze bevoegdheid voor enige tijd te ontnemen. De Raad kan echter ook niet aannemen dat de kapitein de juiste zorg voor de navigatie heeft getoond. Hij heeft te weinig leiding bij de navigatie van de stuurman gegeven. Al heeft de kapitein niet kunnen voorzien dat de stuurman zelfs niet zou uitkijken op zijn wacht, dan acht de Raad hem toch wel medeschuldig aan deze stranding. |