1935-10-22: |
Onderweg met een lading papier van Delfzijl naar Londen om 09.25 uur ‘s morgens in de Thames aangevaren door het Engelse Stoomschip 'Moreton Bay' (14193 Brt). De 'ALCYON' zonk, maar de opvarenden, op lichtmatroos B.J. de Vries van Farmsum na, werden gered.
In de Eemsbode’s van resp. 25 en 29 oktober en 1 november 1935 staan de volgende uitvoerige verslagen:
Eemsbode 25 Oktober 1935: Uit de gemeente Delfzijl. Het motorschip 'Alcyon' aangevaren door Engels passagiersschip. Een lid der bemanning om het leven gekomen. Schip en lading ernstig beschadigd. Zoals wij reeds aan ons gebouw bulletineerden, heeft j.l. Dinsdagavond op de Theems bij Londen een ernstige aanvaring plaats gehad tusschen het Delfzijlsche motorschip 'Alcyon' en een groot Engelsch schip de 'Moreton Bay', waarbij een lid der 'Alcyon' bemanning, de 17 jarige B.J. de Vries van Farmsum om het leven is gekomen. De 'Alcyon' kapitein P. de Vries was j.l. Maandagmorgen met een lading carton van de Boardexport van Delfzijl naar Londen vertrokken. Het plan was reeds Vrijdag te vertrekken, doch door het stormachtige weer was dit onmogelijk en ook Zondagmorgen, toen een poging werd gedaan om uit te varen moest men onverrichterzake in Delfzijl’s haven terugkeeren. Omtrent deze noodlottige aanvaring deelde kapitein P. de Vries telefonisch de volgende bijzonderheden mede: Nadat bij Gravesend de zeeloods verwisseld was voor een rivierloods, werd verder de rivier de Theems opgestoomd naar Londen. ’Weer was rustig met tamelijk goed zicht alleen trok een nevelbank over ’t water. In de verte zag men een groote boot, naar later bleek de bijna 14000 ton groote 'Moreton Bay' van de Aberdeen Line welke door zijn koers de 'Alcyon' weinig ruimte gaf om te passeeren. Men was toen ter hoogte van het plaatsje Erith. De 'Alcyon' gaf daarop tot twee keer toe door fluitseinen te kennen dat ze stuurboord hield, maar in weerwil daarvan week het groote stoomschip naar links uit, zoodat een aanvaring onvermijdelijk werd. Om een botsing nog te ontgaan, werd volle kracht vooruit gegeven, om te trachten nog voor de groote passagiersboot over te komen. Deze manoeuvre gelukte slechts gedeeltelijk, het voorschipvan de 'Alcyon' kwam nog voor over, maar toen werd vlak voor de commandobrug bij de kombuis het kleine scheepje door de kolossus geramd. In de kombuis bevond zich op dat moment de 17 jarige lichtmatroos B.J. de Vries broer van den kapitein. De boeg van de 'Moreton Bay' drong zoo diep in de zijde van de 'Alcyon' door, dat de Vries bekneld en deerlijk gewond raakte. Gelukkig stoomde de 'Moreton Bay' na de aanvaring niet direct achteruit maar bleef vooruit stoomen, zoodat ze het gat bleef vullen en zoodoende de 'Alcyon' voor direct zinken bewaarde. Het motorschip werd nu tegen de kant gezet. De bemanning van de 'Alcyon' werd zoo spoedig mogelijk aan boord van de 'Moreton Bay' overgebracht, waarop de Scheepsdokter den gewonde voorlopig behandelde. De boot stoomde vervolgens verder de rivier af tot Gravesend waar de Vries naar het hospitaal werd vervoerd. Hulp mocht echter niet meer baten, omstreeks vijf uur in den morgen is hij overleden. De 'Alcyon' bleef liggen tegen de Noordwal van de Theems. De volgende morgen bij hoog water zat ze tot de verschansing onder water. Hedenmorgen berichtte de kapitein telefonisch, dat men bezig was de lading uit de 'Alcyon' te lossen, waarna men zal trachten het schip te lichten en in een dok te brengen. Schip en lading waren beide verzekerd.
De bemanning bestond uit de volgende leden: P.B. de Vries, Farmsum kapitein, F.Stam, Delfzijl stuurman, Chr. V. Swienne , Capelle a/d IJssel matroos, B.J. de Vries, Farmsum lichtmatroos, H. Drevel, Kolham machinist, G.Wolt, Delfzijl kok. De 'Alcyon' was vroeger eigendom van kapitein C. Bos te Delfzijl en heette toen 'Eems' . Op 1 juni van dit jaar werd zij door kapitein P.de Vries overgenomen en op 8 Juni in de vaart gebracht onder haar tegenwoordige naam. Ze was Maandag 21 October j.l. met een lading carton van Boardexport uit Delfzijl vertrokken. Het schip was in 1929 gebouwd bij scheepswerf 'Gideon' te Groningen en was 256 ton en voorzien van een 150 P.K. Dieselmotor.
Eemsbode 29 Oktober 1935:
Kapitein van de 'Alcyon' per Batavierlijn te Delfzijl aangekomen. M.s. 'Dollard' met stoffelijk overschot van het slachtoffer der aanvaring onderweg. Uitgezette cartonlading veroorzaakt extra schade.
Omtrent de noodlottige aanvaring van het Delfzijlsche m/s 'Alcyon' op de Theems bij Londen, waarbij de 17 jarige lichtmatroos B.J. de Vries van Farmsum het leven verloor, kunnnen wij nog de volgende bijzonderheden meedelen. Kapitein P.de Vries van de 'Alcyon' is Zondag per Batavierlijn van Engeland overgekomen. De stuurman en de kok van de 'Alcyon' komen over met de 'Dollard' (kapitein Dekker), waarmee ook de kist met het stoffelijk overschot van den lichtmatroos Bé de Vries vervoerd wordt. Hedenmiddag om drie uur is de 'Dollard' beloodst, zoodat ze tegen zeven uur te Delfzijl kan aankomen. Het stoffelijk overschot wordt dan vervoerd naar het café 'De Lindeboom' te Farmsum, van waaruit morgenmiddag plm. drie uur de begrafenis op het kerkhof te Farmsum plaats heeft.
De rest van de bemanning is aan boord gegaan van de 'Gruno' kapitein Veenma en wordt morgen te Delfzijl verwacht. Omtrent de cartonlading van de 'Alcyon' vernamen we nog dat deze door het water dermate is uitgezet, dat het dek bolrond is gebogen door de geweldige druk en er reeds verschillende klinkerkoppen afgeknapt zijn. Men heeft nu de luiken geopend, waardoor de massa een uitweg gezocht en gevonden heeft en de drukop de zijwanden en dek is verminderd. Het is nog niet bekend wat men na het lichten van de 'Alcyon' met het schip zal doen, dat zal afhangen van de schade, welke is veroorzaakt door de aanvaring en later door het uitzetten van de lading.
Eemsbode, vrijdag 1 november 1935:
De begrafenis van den lichtmatroos Bé de Vries. Indukwekkende plechtigheid te Farmsum. Met de vlag halfstok arriveerde Dinsdagavond om zeven uur in de Delfzijlsche haven het m/s 'Dollard' kapitein P. Dekker met zijn droeve last het lijk van den bij de aanvaring van de 'Alcyon' zoo nootlottig omgekomen B.J. de Vries, ook stuurman F. Stam en de kok G. Wolf waren meegekomen. Op de kade had zich veel publiek verzameld om van de aankomst getuige te zijn. Dank zij de volledige medewerking van den Nederlandschen Consul te Gravesend waren de formaliteiten bij de aankomst te Delfzijl tot een minimum beperkt, zoodat nog diezelfde avond de kist vervoerd kon worden naar cafe De Lindeboom van den heer K. de Vries te Farmsum. Woensdagmiddag had van hieruit de begrafenis plaats. De belangstelling was zeer groot, vele vriendenen kennissen van den overledene en de familie waren samengekomen om de laatste eer te bewijzen aan den jongeling die nog pasaan het begin van zijn loopbaan stond en door zijn eenvoud en hartelijkheid zich reeds zooveel vrienden verworven. Ds. Van Dijk van Uitwierde sprak naar aanleiding van verschillende bijbelteksten een treffend woord van troost en opbeuring tot de diepgetroffen familie, daarbij den jongen Bé schetsend als iemand die al vroeg zijn roeping gevoelde. Hij moest en wilde naar zee en kwam in opstand tegen alles wat zich daartegen verzette. Toen echter het pleit ten zijnen gunste beslist werd en hij zijn hartewensch zag vervuld, kwamen de sluimerende goede eigenschappen van hem tot volle ontplooing en toonde hij zich aan boord een schepeling die met opgewektheid en groote ijver zijn plicht deed. Trouw eerlijk en hartelijk als hij was nam hij ieder die met hem in aanraking kwam voor zich in, hij was een gehoorzame liefhebbebde zoon. Dat laatste bleek vooral zoo ging ds van Dijk verder uit het voorval dat men mij zooeven vertelde en dat een diepe indruk op mij heeft gemaakt. Toen hij op reis naar Engeland welke zijn moeder meemaakte het scheepshondje in de Noordzee over de verschansing raakte en hij zag dat zijn moeder met tranen in de oogen het beestje nakeek bedacht hij zich geen oogenblik maar sprong overboord en bracht het hondje terug, zijn eigen leven wagend om het verdriet van zijn moeder te stillen. En nu is deze brave jongen gevallen, niet als een offer van de zee maar als een slachtoffer van het verkeer ter zee. Zich meer tot de vader en broer van den overledene wendende (de moeder kon niet tegenwoordig zijn) wenscht spreker hen troost en sterkte hopende dat ze deze mochten vinden in het Evangelie, zoodat ook dit sterven voor hen nog gewin mocht zijn. Hierna werd de lijkkist in de rouwkoets gedragen en begaf de stoet , welke uit ruim 150 personen bestond zich naar de begraafplaats. Een groot aantal kransen en bloemstukken werd meegedragen en toen de kist in de groeve was neergelaten op het graf gelegd. In enkele eenvoudige gevoelvolle woorden richte de heer T.de Vries uit Hilversum zich tot zijn overleden neef en herdacht dezen als een trouwe eerlijke en hartelijke jongen , eindigende met de woorden rust zacht beste Bé.
Vervolgens bedankte hij den heer E. Wagenborg voor de groote steun welke de familie in de droeve dagen van dezen ondervonden had, namens de familie de hoop uitsprekende dat die steun nog verder verleend mocht worden. Den heer Dekker kapitein van de 'Dollard' werd dank gebracht voor het belangeloos vervoeren van het stoffelijk overschot van Engeland naar Delfzijl, terwijl spreker tenslotte namens de familie allen, welke hun belangstelling getoond hadden hartelijk dankte. Hiermede was deze droeve indrukwekkende plechtigheid afgeloopen. Dat men in Engeland meeleefde bleek wel uit het feit dat de nachtzuster van het hospitaal te Gravesend een hartelijke troostvolle brief richte aan de moeder van Bé terwijl namens de Engelsche loods die tijdens het ongeval aan boord was een krans op het graf werd gelegd. Ook vanwege het Engelsche makelaarskantoor waren bloemen gezonden. Hartelijke blijken van sympathie, welke zeer gewaardeerd werden.
De teraardebestelling van het stoffelijk overschot van den jeugdigen lichtmatroos B. de Vries van de 'Alcyon' op zoo noodlottige wijze om ’t leven kwam heeft j.l woensdag 30 oktober 1935 onder groote belangstelling plaats gehad op het kerkhof van Farmsum.
Staatscourant van 15 februari 1936: No 7 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het Nederiandsche motorschip Alcyon met het Engelsche stoomschip Moreton Bay op de Theems.
Op 22 October 1935 is het Nederlandsche motorschip Alcyon op de Theems ter hoogte van Coldharbour point in aanvaring gekomen met het Engelsche stoomschip Moreton Bay. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van die aanvaring zou instellen, welk onderzoek ter zitting van 30 December 1935 in tegenwoordigheid van dien inspecteur-generaal heeft plaats gehad. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie, zoomede van de rapporten, ingediend bij de Engelsche autoriteit, onderscheidenlijk door den loods van het s.s. Moreton Bay en den loods van het m.s. Alcyon betreffende die aanvaring. De Raad hoorde voorts als getuige onder eede den kapitein van de Alcyon Pieter Berend de Vries. Uit een en ander is den Raad het navolgende gebleken: Het motorschip Alcyon is een Nederlandsch vaartuig, gebouwd te Groningen in 1929 van staal; het hoort toe aan getuige; de bruto-inhoud bedraagt 201,03, de netto-inhoud 93,11 registerton. De roepnaam is P C J B; het vaartuig hoort thuis te Delfzijl en is voorzien van een Deutz-drie-cylinder-motor van 150—180 pk. De bemanning bestaat uit zes personen. De motor wordt bediend door een gediplomeerd motorist. De Moreton Bay is een Engelsch stoomschip, metende 14193 bruto-, 8584 netto-registerton, van de Aberdeen & Commonwealth Line Ltd., te Londen. Volgens verklaring van getuige de Vries is de Alcyon op 21 October 1935 vertrokken van Delfzijl met een lading papier, met bestemming naar Londen. Het schip lag niet diep geladen, daar die lading slechts 200 ton bedroeg. Des namiddags te 2.30 uur op 22 October 1935 kwam het schip voor de Theems. Een loods werd daar aan boord genomen. Des namiddags te 8.10 uur van dien zelfden dag kwam bij Gravesend de rivierloods aan boord, onder wiens aanwijzing de rivier werd opgevaren. Het schip had den vloed met zich mede, daar het des namiddags te 10.44 uur hoogwater bij London Bridge zou zijn. Het was goed weer, ook was het zicht op de Theems goed. Meer dan een mijl ver kon worden afgezien. Er stond een lichte noordoostelijke koelte. Getuige bevond zich den geheelen avond met den loods en den stuurman op de brug, terwijl een matroos op het voordek stond. Toen de Alcyon Coldharbour point naderde, waar de rivier over stuurboord een bocht maakt, zag getuige recht vooruit drie witte lichten op onderling geringen afstand. De loods gaf toen den raad om langzaam te varen, waarop getuige den motor op zeer langzaam stelde. Die lichten bleken afkomstig te zijn van zeilende barges, die door de Alcyon werden ingehaald en aan b.b.-zijde van dat motorschip werden voorbijgeloopen, waarbij de Alcyon geheel den s.b.-wal hield. Inmiddels had dat vaartuig Coldharbour point dwars gekregen. Op aanwijzing van den loods werd s.b.-roer gegeven ten einde de strekking van het vaarwater te volgen. Tijdens het ronden van Coldharbour point kreeg men op de Alcyon even aan stuurboord — ongeveer één streek — de beide toplichten en een rood zijdelicht van een groot schip in zicht, welke lichten onmiddellijk daarna door de koersverandering van de Alcyon aan bakboord kwamen. Voorbij Coldharbour point bleek het zicht iets minder helder te zijn; er waren mistvlagen vlak op het water. De motor van de Alcyon draaide nog steeds langzaam. Het schip maakte, met den stroom medegerekend, naar schatting van getuige, niet meer dan 4 mijl over den grond. Daarop werd op de Alcyon, op het oogenblik, toen het groote schip, dat later bleek de Moreton Bay te zijn, recht vóór de Alcyon was, één korte stoot op de luchtfluit gegeven. Van de Moreton Bay werden twee stooten gehoord. De Alcyon draaide daarop, terwijl het roer nog stuurboord lag, nog meer naar stuurboord. Tevens gaf de Alcyon wederom één korten stoot, daar het niet mogelijk was naar bakboord uit te wijken. Wederom werd dit sein door de Moreton Bay met twee stooten beantwoord. Op de Alcyon liet men daarop den motor volle kracht vooruitwerken, ten einde, met het roer stuurboord aan boord, te trachten een dreigende ajanvaring te voorkomen. Hoewel de Alcyon snel draaide, kon de aanvaring niet meer worden vermeden. Des avonds omstreeks te 9 uur voer de Moreton Bay tegen de Alcyon aan en raakte het achterschip van de Alcyon aan b.b.-zijde ter hoogte van de kombuis, die onder de brug ligt, terwijl de Moreton Bay tamelijk veel vaart had. De Alcyon werd zwaar beschadigd. Het motorschip helde zwaar naar stuurboord over. Getuige gaf dadelijk last aan allen om in het want te gaan, daar geen tijd meer was voor het strijken van de boot. Toen de Alcyon daarop weer recht kwam, kon de bemanning daarvan aan boord vam de Moreton Bay komen. Slechts de broeder van getuige bleef op de Alcyon achter, daar hij, die zich in de kombuis had bevonden, zooals later bleek, zwaar gekwetst was door de aanvaring. Inmiddels zonk de Alcyon snel. Een Sleepboot, die in de nabijheid was, had inmiddels een boot gestreken, waarin die broer, die te water lag, werd opgenomen. Deze werd dadelijk door den dokter aan boord van de Moreton Bay verpleegd en vervolgens te Gravesend naar het ziekenhuis gebracht. In dien zelfden nacht is getuiges broer aan de bekomen verwondingen overleden. Inmiddels was de Alcyon binnen enkele minuten gezonken. Het schip bleek later, nadat het was gelicht en naar de overzijde gesleept, zóó beschadigd te zijn, dat het als geheel verloren moet worden beschouwd. Blijkens het proces-verbaal d.d. 8 November 1935, op den ambtseed opgemaakt door den inspecteur voor de scheepvaart in het 3de district, Mellemaj, heeft deze als getuige gehoord Freerk Stam. waarbij Stam heeft verklaard, dat hij als stuurman aan boord van de Alcyon was en tijdens de aanvaring aan het roer stond; dat hem de door den kapitein gedane verklaring — zooals deze hierboven is weergegeven — is voorgelezen; dat die kapitein de feiten geheel juist weergeeft en hij daarop niets heeft aan te merken of daaraan toe te voegen. Volgens de verklaring van den Engelschen loods aan boord van de Alcyon heeft zich de aanvaring toegedragen, zooals getuige de Yries deze heeft medegedeeld. Volgens verklaring van den loods aan boord van de Moretori Bay zouden op de Moreton Bay twee korte stooten zijn gegeven in antwoord op twee korte stooten van de Alcyon en zou de ajanvaring toe te schrijven zijn aan de Alcyon, daar de Alcyon, nadat zij had te kennen gegeven de Moreton Bay te willen voorbijvaren, langs de s.b.zijde van laatstgemeld vaartuig, plotseling van bedoeling veranderde en, terwijl zij trachtte langs den boeg van de Moreton Bay voorbij te varen, naar stuurboord koerste. Getuige de Vries heeft ter zitting van den Eaad nog overgelegd een verklaring van den loods van de Alcyon, naar aanleiding van de hem medegedeelde verklaring van den loods van de Moreton Bay. De verklaring van den loods van de Alcyon luidt als volgt: „Ik hoorde den loods van de Moreton Bay zeggen, dat, toen hij ons het eerst zag, wij een signaal van twee korte stooten gaven. Dit is geheel en al onjuist. We waren bezig „the point" te ronden onder s.b.-roer en het zou een krankzinnigheid van mijn zijde zijn geweest om den koers te veranderen naar bakboord en in den weg te komen van de Moreton Bay. Getuige de Vries heeft nog verklaard, dat eenigen tijd vóór de aanvaring de barges vóór de Alcyon over naar bakboord gingen; dat de Alcyon steeds door een koers naar stuurboord heeft blijven houden en op dat schip nimmer twee stooten zijn gegeven, doch tot tweemaal toe één stoot; dat de electrische lantaarns van zijn schip een helder licht verspreidden en de fluit op de Alcyon een duidelijk hoorbaar geluid gaf; dat een soort van nevel over het water hing, doch het zicht nog ruim een mijl was; dat hij bij het dreigen van de aanvaring zelf heeft ingegrepen en volle kracht vooruit gegeven om te trachten vrij te varen. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft als zijn meening te kennen gegeven, dat van de zijde van de Alcyon goed is gehandeld; dat begrijpelijk is, dat, toen de aanvaring dreigde, getuige de Vries getracht heeft door meer vaart te geven, vrij te komen; dat blijkbaar op de Moreton Bay de situatie verkeerd is beoordeeld; dat laatstgemeld vaartuig had moeten wachten totdat de opvarende Alcyon Coldharbour point had gerond, en niet duidelijk is, waarom de Moreton Bay dit niet heeft gedaan; dat evenmin verklaarbaar is, waarom dat schip de voor haar b.b.-zijde van het vaarwater heeft gehouden, tenzij zou moeten worden aangenomen, dat een mistvlaag het zicht voor dat vaartuig heeft belemmerd; dat in elk geval gebleken is, dat de Alcyon geen schuld heeft aan de aanvaring. De Raad voor de Scheepvaart spreekt het navolgende oordeel uit. Aangenomen moet worden, dat de voorstelling van de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder de aanvaring heeft plaats gevonden, zooals deze door getuige de Vries is gegeven, juist is. Niet alleen wordt die verklaring bevestigd door die van den stuurman en van den loods op de Alcyon, maar die verklaring is ook in overeenstemming met hetgeen redelijkerwijze als de normale loop der zaken ten tijde en ter plaatse van de aanvaring moet worden aangenomen. Het is immers onredelijk te veronderstellen, dat de Alcyon niet, zooals getuige verklaart, bij de ronding van Coldharbour point stuurboord zou hebben gehouden en plotseling naar bakboord zou zijn gegaan, waartoe geen aanleiding bestond. Daarentegen is onverklaarbaar, waarom de Moreton Bay, die in de gegeven omstandigheden krachtens het desbetreffende reglementaire voorschrift op de Theems, het vaarwater voor de Alcyon ter plaatse van de aanvaring vrij had moeten laten, dit niet heeft gedaan en bovendien de voor haar b.b.-zijde van het vaarwater heeft gekozen. De Moreton Bay had ook niet aan haar s.b.-zijde de Alcyon mogen brengen. Het is onaannemelijk, dat op de Moreton Bay aldus gehandeld is, omdat op de Alcyon twee korte stooten zouden zijn gegeven, zooals de loods van de Moreton Bay beweert, daar, zooals de Raad aanneemt, op de Alcyon dat signaal niet kan zijn gegeven. Op de Alcyon is gehandeld, zooals in de gegeven omstandigheden moest geschieden. Ook kan den kapitein van dat motorschip niet met grond worden verweten, dat hij bij het dreigen van een aanvaring volle kracht vooruit heeft gegeven, al zijn de gevolgen van de aanvaring dientengevolge vermoedelijk ernstiger geworden. Het is dus niet aan te nemen, dat de aanvaring in eenig opzicht aan de schuld van de Alcyon is te wijten. Aldus gedaan door de heeren mr. dr. F. C. van Geer, plaatsvervangend voorzitter, C. J. Cajnters, G. J. Lap, A. L. Boeser en B. C. van Walraven, leden, M. A. Hooykaas en P. A. Arriëns, buitengewone leden, in tegenwoordigheid van 's Baads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door den plaatsvervangend voorzitter prof. mr. B. M. Taverne ter openbare zitting van den Baad van 31 Januari 1936. (get.) F. C. van Geer, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
Op 26 oktober 1935 geborgen. Op 4 november 1935 CTL verklaard en daarna op 28 jan. 1936 openbaar verkocht aan Bowles Sand & Gravel Co. Ltd., Cardiff. Na gerepareerd te zijn bij Hill's Dry Dock, verkocht aan Lovering & Sons Ltd., Cardiff hernaamd in 'Calyx'.
Algemeen Handelsblad 23-10-1935: Een Nederlandsch motorschip bij botsing gehavend: Een Lloyds-telegram uit Erith, een voorstad van Londen aan de Theems, meldt, dat het Nederlandsche motorschip „Alcyon" bij een botsing met het stoomschip „Moretonbay" zwaar gehavend is. De bemanning is gered; de „Alcyon" dokt te Erith. („De „Alcyon" is een motorschip van 201 ton en kwam van Delfzijl. — Red.)
Een nader telegram meldt, dat de opvarenden van de „Alcyon" na de aanvaring aan boord van de „Moretonbay" zijn genomen, welk schip stroomafwaarts voer naar Gravesend. Jeugdig opvarende overleden. Vanochtend seinde Reuter uit Londen:
Het 17-jarige lid der bemanning van het Nederlandsche vrachtschip „Alcyone", Berend de Vries uit Delfzijl, die bij de botsing van dit schip met het Engelsehe s.s. „Moretonbay" op de Theems werd gewond, is heden in het ziekenhuis te Gravesend overleden.
De jongeman was een broer van den kapitem, die zelf eerst 22 jaar oud is. De kapitein stond tijdens de botsing op de brug. De „Alcyone" vertoont midscheeps een groot gat aan bakboordzijde en is te Erith aan den grond gezet. Naar nader wordt vernomen, is het te danken aan de tegenwoordigheid van geest van de officieren van de „Moretonbay", dat de opvarenden van het Nederlandsche schip „Alcyone" konden worden gered, zij lieten de „Moretonbay" vooruit stoomen, zoodat de voorsteven het gat in de “Alcyone" vulde. Hadden zij dit niet gedaan, dan was de „Alcyone" vermoedelijk onmiddellijk gezonken. De botsing was een gevolg van den dichten mist.
De Telegraaf 03-11-1935: Alcyon. Londen, 31 Oct. — Het lossen van het m.s.”Alcyon" vordert slechts zeer langzaam, gedeeltelijk als gevolg van het uitzetten der lading en voorts in verband met den geringen beschikbaren tijd tusschen de getijen. Scheepstimmerlieden zullen nu de lading op de plaats van aanvaring wegkappen, in de hoop de schade nader te kunnen vaststellen en tijdelijk te repareeren. Intusschen zinkt het schip blijkbaar dieper in de modder weg.
NvhN 31-12-1935: Het zinken van het m.s.”Alcyon”. Onderzoek door den Raad voor de Scheepvaart. Van de zijde van de „Alcyon” is zuiver gehandeld. De Raad voor de Scheepvaart heeft gistermiddag onder voorzitterschap van mr. dr. Van Geer een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de aanvaring, welke op 22 October 1.1. op de Theems heeft plaats gehad tusschen het Delfzijlster motorschip Alcyon en het Engelsche stoomschip Moreton Bay, tengevolge waarvan de Alcyon is gezonken. Een der opvarenden heeft bij de botsing verwondingen opgeloopen, waaraan hij is bezweken. De kapitein-eigenaar van de Alcyon, een schip van ruim 200 bruto reg. ton, deelde ter zitting mede, dat hij met een lading papier van Delfzijl op weg was naar Londen. Te 8 uur op den avond van vermelden dag kwam te Gravesend de rivierloods aan boord. Te ongeveer 9 uur werden — er waren toen juist voorbij- de bocht van de rivier mistvlagen komen opzetten — twee toplichten en een rood licht van een groote boot op ongeveer 1 tot IV2 streek aan stuurboord opgemerkt. Met commando: stuurboord werd één stoot op de fluit gegeven. De eerste stuurman voerde dit commando onmiddellijk uit; ook de uitkijk op de bak had het schip, dat later de ruim 14.000 bruto reg. ton metende Moreton Bay bleek te zijn, gesignaleerd. De Moreton Bay antwoordde met twee stooten, waarop de Alcyon weer één stoot deed hooren, terwijl het roer hard over stuurboord werd gelegd. Het zicht was ruim een mijl en de Moreton Bay liep vrij snel. Dit schip antwoordde weer met twee stooten; van de Alcyon liet men daarop de machine volle kracht vooruit geven om het Engelsche schip vrij te loopen. Dit mislukte echter; de Moreton Bay raakte de Alcyon aan bakboord op het achterschip, juist onder de brug en liep met zijn boeg in de kombuis. De Alcyon begon dadelijk te zinken. Getuige gaf zijn opvarenden — de bemanning bestond uit zes personen — order, in den mast te klimmen en zoo is deze, de kapitein en de loods als laatsten, aan boord van het Engelsche schip gekomen, uitgezonderd de broer van den kapitein. Laatstgenoemde verkeerde in de veronderstelling, dat zijn broer reeds op de Moreton Bay was, doch toen de Alcyon met schijnwerpers werd belicht, zag men hem, om hulp roepend, op zijn rug op het achterdek liggen. Getuige wilde overboord springen om zijn broer te helpen, doch hij werd tegengehouden. Van een der sleepbooten, die langszij van de Moreton Bay stoomden, is een boot uitgezet; het slachtoffer is toen overboord gesprongen en opgepikt. In het hospitaal te Gravesend is hij aan zijn verwondingen bezweken. Getuige veronderstelt, dat, nadat de Moreton Bay achteruit gestoomd was, zijn broer met verminkt lichaam uit de kombuis is gekomen. Ook de stuurman had een hoofdwonde opgeloopen; deze is aan boord van de Moreton Bay verbonden. Een sleepboot heeft de Alcyon nog tegen den kant kunnen drukken; bij hoogtij zat hij daar tot aan de brug onder water. De loods van de Moreton Bay gaf als oorzaak van de aanvaring op, dat de Alcyon, na door seinen kenbaar te hebben gemaakt, dat zij aan stuurboordzijde wilde passeeren, plotseling van voornemen veranderde en stuurboordroer gaf om voor den boeg van de Moreton Bay, over te gaan. De inspecteur-generaal voor de Scheepvaart, de gewezen vice-admiraal C. Fock, gaf als zijn oordeel te kennen, dat van de zijde van de Alcyon zuiver is gehandeld; het schip heeft zijn eigen vaarwater gehouden en alleen door meer vaart te loopen getracht, vrij te komen van het Engelsche schip. De manoeuvres van de zijde der Moreton Bay moeten berust hebben op een geheel verkeerde beoordeeling van de situatie; spr. is overtuigd, dat de schuld van de aanvaring geheel bij het Engelsche schip berust. De uitspraak volgt later. |