1956-08-06: |
Onderweg van Hamburg naar Rotterdam bij Terheiden gestrand. Op 07 aug. 1956 vlotgebracht door de sleepboten 'Argus' en 'Maas' en door het bergingsvaartuig 'Bruinvis' .
Raad voor de Scheepvaart. Op 5 augustus 1956, te 14.35 uur, werd Terschellinger Bank V.S., op korte afstand gepasseerd. Van hier werd de T.E. route gevolgd. Te 18.55 uur werd boei ET/ST op 20 meter aan stuurboord gepasseerd en liet de kapitein, die de wacht had, koers veranderen tot 184 graden r.w.(190 graden kompas). De deviatie was nul. De vaart was 9 mijl, er werd geen log gevoerd. Het was helder weer en windstil. Te 19.40 uur werd Texel V.S. dwars gepeild op naar schatting 3 ½ mijl afstand. Te 23.00 uur peilde de kapitein het vuur van IJmuiden 105 graden en dat van Egmond 56 graden. Vanhier werd 194 graden RW (200 graden kompas) gestuurd. Te 24.00 uur werd Noordwijk 146 graden RW gepeild. De kapitein gaf toen de wacht over aan de stuurman. Het was toen stil water; de stroom zou om de noord gaan lopen. De kapitein verklaarde, dat het vuur van Scheveningen vooruit op een streek aan bakboord te zien was. Hij controleerde de gestuurde koers en gaf de stuurman order om nog een uur 200 graden ((kompas) te blijven sturen en om in ieder geval dwars van Scheveningen naar stuurboord koers te veranderen, maar de kapitein gaf geen speciale koers op. Er was een vaste afspraak om de kapitein te roepen, wanneer het schip gekomen zou zijn bij de wrakboei van de 'Indus', 2 mijl benoorden het Noorderhoofd. De 'Cresendo' voer geregeld dit traject. De stuurman, die niet gediplomeerd is en met dispensatie voer, voer al ongeveer een jaar op dit schip met de kapitein en kende het traject ook volkomen. De kapitein had in die tijd nooit fouten van de stuurman ontdekt en achtte het dan ook geoorloofd om de brug te verlaten en om nog enige tijd te gaan slapen. De stuurman heeft verklaard, dat hij 6 augustus 1956, te 00.00 uur de wacht overnam. Het was helder en stil weer. De kapitein wees hem de vuren van Scheveningen en van Noordwijk. De koers was 200 graden (K)en de stuurman zou deze koers nog een uur moeten sturen en verder zei de kapitein: ”Voor de rest zie je het wel”. De stuurman moest de kapitein in ieder geval roepen bij de wrakboei van de 'Indus'. De stuurman was op de brug met een roerganger. Toen Scheveningen dwars was, heeft de stuurman geen peiling daarvan genomen. De stuurman heeft daarna ook geen enkele keer een peiling genomen: hij verklaarde, dat hij dit jaar steeds de wacht had gehad bij het aanlopen van de Nieuwe Waterweg, dat dit sleurwerk werd en hij op zicht voer en de afstanden schatte. Andere reizen werd in één koers van Texel V.S. naar de Hoek gevaren en de stuurman had er onvoldoende aandacht aandacht aan geschonken, dat de kapitein nu een koers had afgezet, welke van Texel V.S. dichter naar Scheveningen liep, en dat daarom ter hoogte van dit vuur weer uitgestuurd moest worden. De stuurman verwachtte tijdig het vuur van de Noorderhoofd te zien. Terwijl de stuurman uitkeek naar dit licht, zag hij een mistbank vooruit. Tegelijkertijd, te 02.20 uur, liep de 'Cresendo' aan de grond. De kapitein schrok op dat moment wakker en snelde naar de brug. Hij zette de telegraaf op volle kracht achteruit; er werd hard SB-roer gegeven. Het schip lag 200 graden (K) voor: aan stuurboord vooruit zag de kapitein de kop van een strandhoofd. Het was nog helder, maar er hing grondmist. Het vuur van Scheveningen was nog te zien, maar de kapitein kon het vuur van het Noorderhoofd niet zien en zag ook geen schepen voor de Hoek. Het gelukte niet door machinemanoeuvres het schip vlot te brengen; het was rondom geboeid en zat volgens een strandwacht bij strandhoofd no 12 bij Terheiden. Te 03.40 uur meldde de kapitein het voorgevallene aan zijn reder. Te 12.00 uur arriveerde het bergingsvaartuig 'Bruinvis' en maakte een tros vast. Het gelukte evenwel niet de 'Cresendo' vlot te brengen. Toen de volgende dag ook de sleepboten 'Argus' en 'Maas' hadden vastgemaakt, kon de 'Cresendo' te 15.45 uur worden vlotgesleept. Het schip arriveerde te 19.00 uur te Rotterdam. Op 8 augustus 1956 werd het droog gezet; toen bleek de 'Cresendo' geen bodemschade te hebben. De Raad achtte de stuurman schuldig aan deze stranding. De stuurman heeft geen verklaring kunnen geven voor zijn ernstige plichtsverzaking. Hij moet daarom schuldig worden geacht aan de stranding. De raad is van mening, dat de kapitein voor de navigatie langs de Nederlandse kust niet de juiste kaarten gebruikte. Hij had moeten navigeren op kaart no.277. Dan zou het de stuurman ook duidelijker voor ogen hebben gestaan, dat hij te 01.00 uur naar stuurboord koers moest veranderen. De raad is van oordeel, dat de stranding niet het gevolg is van een daad of nalatigheid van de kapitein, maar alleen te wijten is aan plichtsverzaking van de stuurman. De raad spreekt hierom kapitein S. vrij van schuld en straft de stuurman, daar hij geen diploma bezit, door het uitspreken van een berisping.
Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van donderdag 6 december 1956, no. 239. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No. 70 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding van het motorschip „Crescendo" nabij Terheiden. Betrokkenen: de kapitein B. Schouwstra cn de stuurman H. Hassing. Op 6 augustus 1956 is het motorschip „Crescendo" op de reis van Hamburg naar Rotterdam nabij Terheiden gestrand. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Crescendo", Bart Schouwstra, wonende te Rotterdam, en van de stuurman Hendrik Hassing, wonende te Midwolda. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 5 november 1956, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen- verbaal van de verhoren van de kapitein, de stuurman en de roerganger, zomede van de te Rotterdam afgelegde scheepsverklaring en het scheepsd'agboek, benevens de gebruikte Engelse kaart no. 2322: Scheveningen to Ameland, en de Nederlandse kaart no. 202: Zeegaten van de Hoek van Holland en Goeree, en hoorde de kapitein en de stuurman, voornoemd, als betrokkenen buiten ede. De voorzitter zette de betrokkenen, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hun gelegenheid tot hun verdediging aan te voeren hetgeen zij daartoe dienstig achtten, hun daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Crescendo" is een Nederlands schip, toebehorende aan R. Kunst, te Rotterdam. Het meet 348 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 240 pk motor. Op 4 augustus 1956, te 16 uur, vertrok de „Crescendo", beladen met 80 ton stukgoed, van Hamburg met bestemming Rotterdam. De diepgang was vóór 4'06", achter 7'. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 8 personen. Op 5 augustus 1956, te 14.35 uur, werd Terschellinger-Bank-v.s. op korte afstand gepasseerd. Vanhier werd de E.T.-route gevolgd. Te 18.55 uur werd boei ET/ST op 20 m aan stuurboord gepasseerd en liet de kapitein, die de wacht had, koers veranderen tot 184° rw. (190° k). De deviatie was nul. De vaart was 9 mijl, er werd geen log gevoerd. Het was helder weer en windstil. Te 19.40 uur werd Texel-v.s. dwars gepeild op naar schatting 3½ mijl afstand. Te 23 uur peilde de kapitein het vuur van IJmuiden 105° en dat van Egmond 56° rw. Vanhier werd 194° rw. (200° k) gestuurd. Te 24 uur werd Noordwijk 146° rw. gepeild. De kapitein gaf toen de wacht over aan de stuurman. Het was toen stil water; de stroom zou om de noord gaan lopen. De kapitein verklaarde, dat het vuur van Scheveningen vooruit op een streek aan bakboord te zien was. Hij controleerde de gestuurde koers en gaf de stuurman order om nog een uur 200° (k) te blijven sturen en om in ieder geval dwars van Scheveningen naar stuurboord koers te veranderen, maar de kapitein gaf geen speciale koers op. Er was een vaste afspraak om de kapitein te roepen, wanneer het sohip gekomen zou zijn bij de wrakboei van de „Indus", 2 mijl benoorden het Noorderhoofd. De „Crescendo" voer geregeld dit traject. De stuurman, die niet gediplomeerd is en met dispensatie voer, voer al ongeveer een jaar op dit schip met de kapitein en kende het traject ook volkomen. De kapitein had in die tijd nooit fouten van de stuurman ontdekt en achtte het dan ook geoorloofd om de brug te verlaten en om nog enige tijd te gaan slapen. De stuurman heeft verklaard, dat hij 6 augustus 1956, te 0 uur, de wacht overnam. Het was helder en stil weer. De kapitein wees hem de vuren van Scheveningen en van Noordwijk. De koers was 200° (k) en de stuurman zou deze koers nog een uur moeten sturen en verder zei de kapitein: „voor de rest zie je het wel". De stuurman moést de kapitein in ieder geval roepen bij de wrakboei van de „Indus". De stuurman was op de brug met een roerganger. Toen Scheveningen dwars was, heeft de stuurman geen peiling daarvan genomen. De stuurman heeft daarna ook geen enkele keer een peiling genomen; hij verklaarde, dat hij dit jaar steads de wacht had gehad bij het aanlopen van de Nieuwe Waterweg, dat dit sleurwerk werd en hij op zicht voer en de afstanden schatte. Andere reizen werd in één koers van Texel-v.s. naar de Hoek gevaren en de stuurman had er onvoldoende aandacht aan geschonken, dat de kapitein nu een koers had afgezet, welke van Texel-v.s. dichter naar Scheveningen liep, en dat daarom ter hoogte van dit vuur weer uitgestuurd moest worden. De stuurman verwachtte tijdig het vuur van het Noorderhoofd te zien. Terwijl de stuurman uitkeek naar dit licht, zag hij een mistbank vooruit. Tegelijkertijd, te 2.20 uur, liep de „Crescendo" aan de grond. De kapitein schrok op dat moment wakker en snelde naar de brug. Hij zette de telegraaf op volle kracht achteruit; er werd hard s.b.-roer gegeven. Het schip lag 200° (k) voor; aan stuurboord vooruit zag de kapitein de kop van een strandhoofd. Het was nog helder, maar er hing grondmist. Het vuur van Scheveningen was nog te zien, maar de kapitein kon het vuur van het Noorderhoofd niet zien en zag ook geen schepen voor de Hoek. Het gelukte niet door machinemanoeuvres het schip vlot te brengen; het was rondom geboeid en zat volgens een strandwacht bij strandhoofd no. 12 bij Terheiden. Te 3.40 uur meldde de kapitein het voor- gevallene aan zijn reder. Te 12 uur arriveerde het bergingsvaartuig „Bruinvis" en maakte een tros vast. Het gelukte evenwel niet de „Crescendo" vlot te brengen. Toen de volgende dag ook de sleepboten „Argus" en „Maas" hadden vastgemaakt, kon de „Crescendo" te 15.45 uur -worden vlot gesleept. Het schip arriveerde te 19.40 uur te Rotterdam. Op 8 augustus 1956 werd het droog gezet; toen bleek de „Crescendo" geen bodemschade te hebben. De stuurman heeft nog verklaard, dat op 6 augustus 1956, te 1.45 uur, het vuur van Scheveningen dwars was; hij schatte de passeerafstand op 4½ a 5 mijl en vermoedt, dat hij deze afstand heeft overschat. Volgens de roerganger stuurde de „Crescendo" zeer goed. Volgens de kapitein is de miswijzing op de Elbe gecontroleerd; er waren geen deviatietabellen aan boord. Ter zitting verklaarden beide betrokkenen overeenkomstig het hiervóór vermelde. De kapitein voegde hieraan toe, dat hij geen directe koers van Texelv.s. naar de Hoek was gaan sturen, omdat hij in de morgen onder de kust mist verwachtte en hij het daarom raadzaam achtte, op Scheveningen verkenning te krijgen. Vandaar zou hij dan vrijwel recht tegen de stroom insturen en dus minder kans hebben te worden ingezet. De kapitein slaagde er enige keren in een peiling te verkrijgen. Te 23 uur van 5 augustus 1956 kon hij een kruispeiling nemen. Deze verzeilde hij naar 24 uur en peilde op dat moment ook nog het vuur van Noordwijk. Hoewel het vuur van Scheveningen ook juist in zicht was gekomen, heeft hij daarvan geen peiling genomen. De kapitein wees de stuurman te 24 uur het bestek in de kaart aan.' De koerslijn stond tot dit bestek in de kaart. Hij gaf de stuurman order om deze koers nog een uur te vervolgen en dan, maar zeker wanneer Scheveningen dwars was, minstens 30° naar stuurboord koers te veranderen. De stuurman voer ongeveer een jaar bij hem en de kapitein had geen enkele reden om te verwachten, dat de stuurman niet in staat zou zijn om volgens de verkregen orders te handelen. Zeker had hij geen reden om te verwachten, dat de stuurman de ontvangen orders niet op zou volgen. De stuurman verklaarde nog, dat hij te 24 uur van 5 augustus 1956, bij het overnemen van de wacht, de order kreeg om nog een uur in de oude koers te blijven doorgaan en om dan, doch zeker wanneer Scheveningen dwars zou zijn, uit te gaan sturen. Betrokkene heeft geen koers veranderd. Hij heeft ook niet het vuur van Scheveningen gepeild, hoewel hij daarop goed een 4- streeks peiling had kunnen nemen. Toen dit vuur dwars was, heeft de stuurman gemeend, dat het schip daar veel verder vanaf stond dan in feite het geval was, en is daarom de oude koers Mijven volgen. Betrokkene liep al vele malen deze zelfde wacht en meende het nu ook wel te kunnen zonder verdere controle op de navigatie uit 'e oefenen. Betrokkene heeft de roerganger gecontroleerd; hij geeft toe, dat hij te weinig op de navigatie heeft gelet. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de „Crescendo" op 5 augustus 1956 varende was langs de Nederlandse kust op weg naar Rotterdam. De kapitein had de wacht tot 24 uur. Hij heeft op zijn wacht enige keren zijn gis door peilingen van punten van de wal kunnen verbeteren; hij kreeg te 23 uur nog een bestek door een kruispeiling. Daar de kapitein Scheveningen wilde verkennen, stuurde hij een koers, die bij Monster in de wal liep. Te 24 uur werd een peiling van Noordwijk genomen; het licht van Scheveningen was toen op een streek aan bakboord in zicht gekomen. Toen was het doel van de convergerende koers bereikt en had de kapitein moeten veranderen naar de Hoek. Het is beter om vanaf Texel-v.s. een directe koers naar de Hoek te sturen. Het sturen van een convergerende koers is gevaarlijk; de kust is laag en in de zomer komt meermalen mist voor onder de wal. Het is mogelijk, dat de aan boord zijnde kaarten, waarvan één juist liep tot dwars van Scheveningen, van invloed zijn geweest op het besluit om niet reeds te 24 uur uit te gaan sturen. Dit besluit moet betreurd worden. De kapitein gaf te 24 uur aan de stuurman een goed bestek over. De stuurman voer al meer dan een jaar met dispensatie; er waren over hem nooit klachten gehoord en de kapitein achtte hem bekwaam. De stuurman kreeg de order om te 1 uur, of anders dwars van Scheveningen, koers te veranderen. Hoewel de stuurman hiertoe in staat was, heeft hij niets gedaan en hij heeft geen goede verklaring kunnen geven van dit verzuim. Wegens een ernstige plichtsverzaking moet de stuurman schuldig worden geacht aan de stranding De kapitein kon niet voorzien, dat de stuurman niets zou doen. Er is wel enige kritiek op de handelwijze van de kapitein, maar zijn aanwijzingen aan de stuurman waren voldoende om niet te stranden. De kapitein kon de plichtsverzaking van de stuurman niet voorzien en heeft daarom geen schuld aan de stranding. De hoofdinspecteur stelt daarom de raad voor, de kapitein niet te straffen en de stuurman, die niet gediplomeerd is, te straffen door het uitspreken van een berisping. Het oordeel van de raad luidt als volgt; Het motorschip „Crescendo" passeerde op 5 augustus 1956, op de reis van Hamburg naar Rotterdam, te 19.40 uur Texel-v.s. De kapitein, die toen de wacht had, besloot om niet, zoals hij meestal deed, vandaar koers te zetten direct naar Hoek van Holland, maar om 184° r.w. te gaan sturen, een koers, die de kust sneed bij Monster. Hij deed dit om verkenning van Scheveningen te krijgen. Hij wist, dat er misschien mist zou hangen over de kust, en wilde niet de kans lopen de Hoek voorbij te varen. Op deze wijze zou het laatste deel van het traject recht tegen de stroom worden gevaren en zou er dus minder kans zijn op inzetten. Te 23 uur was een goed bestek verkregen. Te 24 uur nam de kapitein een peiling van Noordwijk. Hoewel Scheveningen toen in zicht was gekomen, liet hij na daarvan een peiling te nemen. Hij kon echter een vrij betrouwbare gis aan de stuurman geven, toen deze hem te 24 uur afloste. In plaats van toen koers te veranderen naar de Hoek, wilde de kapitein nog een uur in de oude koers blijven doorgaan en dan, doch zeker wanneer Scheveningen dwars zou zijn, minstens 30° naar stuurboord koers veranderen. De kapitein had duidelijker moeten zijn in zijn orders aan de stuurman en precies de tijd van koersverandering moeten opgeven en de nieuwe koers. Dit neemt niet weg, dat de aanwijzingen van de kapitein duidelijk genoeg waren om niet aan de grond te lopen. De stuurman heeft echter nagelaten om volgens de verkregen orders te handelen en bleef in de oude koers doorgaan totdat het schip aan de grond liep. Dit heeft de kapitein, die geen reden had de stuurman te wantrouwen, niet kunnen voorzien. De stuurman heeft geen verklaring kunnen geven voor zijn ernstige plichtsverzaking. Hij moet daarom schuldig worden geacht aan de stranding. De raad is van mening, dat de kapitein voor de navigatie langs de Nederlandse kust niet de juiste kaarten gebruikte. Hij had moeten navigeren op kaart no. 227. Dan zou het de stuurman ook duidelijker voor ogen hebben gestaan, dat hij te 1 uur naar stuurboord koers moest veranderen. De raad is van oordeel, dat de stranding niet het gevolg is van een daad of nalatigheid van de kapitein, maar alleen te wijten is aan plichtsverzaking van de stuurman. De raad spreekt hierom kapitein Bart Schouwstra, geboren 16 november 1922, wonende te Rotterdam, vrij van schuld en straft de stuurman Hendrik Hassing, geboren 17 november 1932, wonende te Midwolda, daar hij geen diploma bezit, door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 1ste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Brefere en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de raad van 5 november 1956. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman.
|