De scheepsnaam wordt in officiële stukken soms als TROMP EN DE RUITER geschreven en in even zovele gevallen als TROMP EN DE RUYTER. Marhisdata heeft deze inconsequentie niet doorbroken, zodat beide namen worden gehanteerd.
1858
Kapitein Botte Jans Tromp had in oktober 1858 zijn onverzekerde tjalk TROMP EN DE RUITER verspeeld. Dankzij een gehouden collecte was er enig geld om een deel van de tuigage te kopen voor een nieuwe kof die hem aangeboden was, maar waarvoor hij uiteraard zelf geen contanten beschikbaar had. Tromp moet in Jan Derks Hoen, houthandelaar te Hoogezand, en Jan Douwes Romkes, houtkoper te Sappemeer financiers gevonden hebben die bereid waren 100% financiering van het hol te verstrekken. Of er van een hypotheek sprake was blijkt niet uit de koopakte waarin dan het kadastrale brandmerk wel zou zijn opgenomen. De heren zullen zeker hun lening notarieel hebben vastgelegd.
Mogelijk financierden, zoals zo vaak, de werf, de smid, zeilenmaker, pompenmaker en mastenmaker het ontbrekende via onderhandse leningen. De economische tijden waren zeer slecht, zodat de leveranciers wel wilden bijspringen in een poging ook hun bedrijven in leven te houden.
Ameland, den 29 oktober 1858
No. 137 B.W.
Onderwerp: Collecte.
Aan den Heer Commissaris der Koningh in Friesland
Ter voldoening aan U H.Edgestrenge, aportillaire dispositie van den 22 dezer, 3: Afd: No. 2411, waarbij ons, ten fine van berigt, consideratien, advies, is geworden, een door Botte Jans Tromp, Schipper te Hollum in dezer Gemeente, aan Heeren Gedeputeerde Staten der provincie gepresenteerd adres, houdende om daarbij aangevoerde redenen het verzoek, om de vergunning om ene Collecte ten zinjnen behoeve in deze provincie te mogen doen, hebben wij de eer met terugzending van het advies, U H.Ed. gestrenge te berigen:
Dat den adressant op zijne reis van de Oostzee naar Antwerpen (opm: Amsterdam), in den nacht van den 2de op 3de dezer maand, met het door hem gevoerde en hem merendeels in eigendom behoorende tjalkschip, na in den namiddags van eerstgenoemden dag te vergeefsch te hebben beproefd alhier binnen te loopen, door een hevigen storm is overvallen, waarbij het schip door een stortzee vol water geslagen en gezonken is en hij met zijn Scheepsvolk met achterlating (opm: van alle bezittingen) van uit de Scheepsboot in volle Zee is gered door kapitein J. Zoeten, varend een Hannoversche Schoener, dewelke hem te Hamburg heeft aangebracht.
Dat den adressant door dezen ramp een nadeel van p.m. ƒ 4.000,- heeft geleden en van alles is beroofd geworden, terwijl deszelfs schip voor deze reis, uithoofde van de geringe verdiensten, niet was verzekerd.
Dat, vermits den adressant is een oppassend persoon, van een goed zedelijk en onberispelijk levensgedrag, waarvoor hij dan ook in de gelegenheid is weder op Crediet een nieuw Scheepshol te kunnen bekomen, waarin hij in staat is zelven de tuigagie te kunnen lenen, waarvoor hem echter thans alle middelen ontbreken –---
wij van advies zijn, dat het verzoek zal behooren te worden toegestaan, als de overtuiging hebbende dat de adresssant die gunst waardig is, om uit de opbrengst, althans gedeeltelijk, de tuigagie te kunnen aankoopen benodigd voor het hem op Crediet aangeboden in aanbouw zijnde Scheepshol van 50 Lasten –---
om langs die weg in staat te geraken om het brood voor zich, zijn kinderen, bejaarde ouders, die doordien des adressants broeder, in denzelfden nacht met een voor rekening hunner ouders bevaren, eveneens niet verzekerd, schip is verongelukt, mede alles verloren hebben, te kunnen verdienen.
Burgemeester en Wethouders van Ameland
getekend Van Heeckeren, burgem.
J.L. Wagenaar, Weth.
Uit het archief van het Provinciaal Bestuur van Friesland, 1814 – 1819.
Resolutie boek van het College van Gedeputeerde Staten, november 1858.
1 November 1858, no: 32.
Zijn gelezen:
1: Een aan deze Vergadering gericht adres van Botte Jans Tromp, wonende te Hollum op Ameland, dd. 19 (opm: 29) oktober 1858, daarbij te kennen gevende, dat hij op zijne reis uit de Oostzee naar Antwerpen (opm: Amsterdam) in den nacht van den 2 op den 3 oktober ll. met het door hem gevoerd en hem merendeels in eigendom behoorend tjalkschip, genaamd TROMP EN DE RUITER, door enen hevigen storm is overvallen waarbij door eene stortzee de luiken zijn ingeslagen en het schip vol water is geraakt en gezonken;
- dat hij met zijn volk, zonder zich te hebben kunnen redden, door kapitein Johann Söcker, voerende het Hannoversch Schoonerschip RIXTINA ELIZA, van uit de scheepsboot in volle zee is opgenomen en te Hamburg aangebracht,
- dat hij door dezen ramp al wat hij bezat heeft verloren en daar het schip voor deze reis wegens de geringe verdiensten niet verzekerd was, ene schade heeft geleden van circa ƒ 4.000,=;
- dat hem een in aanbouw zijnd scheepshol van 50 lasten op crediet is aangeboden, wanneer hij slechts in staat is om zelve tuigage te leveren, waartoe hem echter thans de middelen ten eenenmale ontbreken;
- verzoekende hij uit dien hoofde, om in het bezit te geraken van een gedeelte althans der daartoe benodigde gelden, dat hem moge worden toegestaan eene collecte in deze provincie te doen, ten einde hij in staat worde gesteld, het brood voor zich en zijne drie kinderen weder te kunnen verdienen.
2: Het daaromtrent ingewonnen bericht enz. van Burgemeester en Wethouders van Ameland, dd. 29 oktober 1858, no. 137 B.W., waaruit blijkt, dat het ten adresse aangevoerde met de waarheid overeenkomstig is en de adressant bekend staat als een zeer oppassend persoon van een goed zedelijk en onberispelijk levensgedrag;
Waarbij gelet zijnde op de bepalingen van het Koninklijk besluit van den 22 september 1825 (Staatsblad, no. 41), nopens het doen van collecten in de kerken of aan de huizen, is, na overweging, besloten:
1: Aan den adressant Botte Jans Tromp voornoemd te vergunnen, zoo als geschiedt bij deze, het doen eener collecte aan de huizen der ingezeten binnen de gemeenten van het arrondissement Leeuwarden, en:
a. Dat hij zich vooraf zal behooren aan te melden bij de hoofden van de besturen der respective gemeenten;
b. Dat de vergunning tot het doen van collecte wordt toegestaan voor zoodanigen tijd in elk der gemeenten, als door hare besturen, naar plaatselijke omstandigheden, zal worden bepaald;
c. Dat de ingezamelde penningen in elke gemeente, dadelijk na afloop van de collecte, welke zal behooren te geschieden met eene gesloten bus, in tegenwoordigheid van eenen policie-bediende, of een ander persoon, door de gemeente-besturen respectivelijk daartoe aan te wijzen, zullen moeten ter hand gesteld aan het gemeente-bestuur, hetwelk zal zorgen, dat het bedrag daarvan, na aftrek der onvermijdelijke kosten, op de meest spoedige en geschikte wijze, wordt over gemaakt aan het gemeente-bestuur van Ameland, binnen welke gemeente de adressant woonachtig is, welk bestuur de nodige maatregelen zal nemen, dat de ten behoeve en voordeele van adressant ingezamelde penningen, daaronder ook die uit de gemeente Ameland begrepen, tot geen ander einde worden gebezigd of aangewend, dan om hem door de aanschaffing van de benodigde tuigage voor het hem op crediet aangeboden in aanbouw zijnd scheepshol in staat te stellen, weder voor zich en zijne kinderen het brood te kunnen verdienen, en welk bestuur tevens, na afloop van een en ander, aan deze Vergadering zal verslag doen, zoo van het bedrag, dat ten behoeve en voordele van adressant uit elke gemeente, zijne eigene daarvan niet uitgezonderd, is ontvangen, als van de wijze waarop die penningen ten nutte van adressant zijn besteed.
2: Den adressant tevens bij deze indachtig te maken op het groote nadeel, dat hij zich door het verzuimen der verzekering van zijn schip heeft berokkend, met aanbeveling om voor het vervolg van een nieuw vaartuig, ter voorkoming van schade, telken reize voor de verzekering van hetzelve in eene soliede maatschappij te zorgen, vermits bij herhaling van eene zeeramp als de onderwerpelijke, niet andermaal gelijke vergunning aan hem zal kunnen worden afgegeven.
En zal afschrift van dit besluit aan den adressant B.J. Tromp meer genoemd worden uitgegeven, tot autorisatie en informatie, en voorts gelijk afschrift aan het Gemeentebestuur van Ameland, en extract daar van, wat het 1ste lid aangaat, aan de besturen der gemeenten, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, De Bildt, Ferwerdadeel, Westdongeradeel en Nieuwkruisland, Dantumadeel, Schiermonnikoog, Tietjerksteradeel, Achtkarspelen, Idaarderadeel, Rauwerderham, Baarderadeel, Harlingen, Franeker, Franekeradeel en Barradeel, gezamenlijk uitmakende het Arrondissement Leeuwarden, worden gezonden, tot informatie en uitvoering, voor zoo veel elk betreft.
Botte Jans Tromp was op 13 juni 1849 te Ameland getrouwd met Sjoukjen Tjipkes de Ruyter. Deze uitzonderlijke combinatie van familienamen was aanleiding hun schip in 1853 resp. 1859 TROMP EN DE RUITER te noemen.
1859
Op 16 juli 1859 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de TROMP EN DE RUITER, aangevraagd door B.J. Tromp, Ameland, voor zichzelf als kapitein.
1860
AH 201060
Amsterdam, 19 oktober. Van het tjalkschip EVADINA GEERTRUIDA, kapt. Lezeman (opm: bouwjaar 1858; kapt. Jan Stoffers Lezeman), met tarwe van Groningen naar Engeland, 28 februari ll. gezien door kapt. B.J. Tromp, voerende het schip TROMP EN DE RUITER, heeft men sedert niets vernomen.
NRC 201160
Amsterdam, 19 november. Het schip (opm: kof) TROMP EN DE RUITER, gevoerd geweest door kapt. Tromp (opm: kapt. Botte Jans Tromp, 35), van hier naar Aalborg en Randers, is, volgens bericht van Ameland, aldaar op de rede teruggekomen, zijnde de kapitein en de stuurman (opm: Douwe van Heeckeren, 21) overboord geslagen en verdronken.
NRC 221160
Uit Hollum op Ameland wordt van den 16de het volgende bericht:
De treurige mare, welke zich verspreidde, dat de gezagvoerder B.J. Tromp en diens stuurman jhr. E. van Heeckeren van het alhier den 15de dezer ter rede gekomen Nederlands kofschip TROMP EN DE RUITER, met stukgoederen van Amsterdam naar Aalborg zeilklaar liggende, noodlottig waren verdronken, heeft zich helaas heden maar al te zeer bevestigd.
Beider lijken zijn niet verre van elkander, den 16de aan de westzijde van de rede gevonden. De wijze, waarop zij zo zijn omgekomen, blijft een raadsel. Alleen is bekend, dat zij ’s avonds omstreeks 8 uur met de boot het schip hebben verlaten met het kennlijk voornemen zich naar den wal te begeven.
Diep en algemeen betreurt men dit allerdroevigst voorval; het waren mannen in de volle krachts des levens en zij genoten de achting van hunne medeburgers. De gezagvoerder B.J. Tromp laat twee nog zeer jonge moederloze kinderen na, zonder enig middel van bestaan.
1861
Na het overlijden van kapitein Botte Jans Tromp op 16 november 1860 bleef de financiers Hoen en Romkes niets anders over dan het schip in te nemen en te verkopen. In de gebroeders Harm Jacobs Zeven en Evert Jacobs Zeven vonden zij een koper. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat er voor de beide wezen nog iets is overgebleven.
Op 8 juli 1861 werd de zeebrief van de TROMP EN DE RUITER, kapt. B.J. Tromp, door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Hoogezand, naar Den Haag geretourneerd, zonder vermelding van reden, waarna op 10 juli royement volgde. De reden was de dood van kapitein Tromp en de daarop door diens financiers afgedwongen verkoop op 8 juli.
Op 17 juli 1861 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de BROEDERTROUW, aangevraagd door H.J. Zeven, Zuidwending gem. Veendam, voor zichzelf als kapitein.
AH 150861
Zoutkamp, 12 augustus. Uitgezeild BROEDERTROUW, kapt. Zeven (opm: kof, ex-TROMP EN DE RUYTER; kapt. Harm Jacobs Zeven), naar Londen.
1862
RC 090162
Londen, 6 januari. Uitgeklaard BROEDERTROUW, kapt. H.J. Zeven, naar Livorno.
RC 100662
Algeciras, 26 mei. Aangekomen BROEDERTROUW, kapt. Zeven, van Livorno naar Hamburg.
1863
PGC 030163
Bergen, 19 december. Het schip BROEDERTROUW, kapt. Zeven, van Hamburg op hier bestemd, zou op de rivier gearriveerd zijn.
1864
AH 170664
Bij Kopenhagen, 12 juni. Binnengekomen BROEDERTROUW (opm: kof), kapt. H.J. Zeven, van Koningsbergen naar Koogerpolder.
1865
AH 010265
Oostmahorn, 25 januari. Uitgezeild BROEDERTROUW (opm: kof), kapt. H.J. Zeven, naar Engeland.
1866
PGC 160866
Amsterdam, 13 augustus. Wegens storm en tegenwind zijn de 4e dezer binnengelopen; te Wargoe het schip BROEDERTROUW, kapt. Zeven, van St. Petersburg naar Londen; te Rifvoefjord PROVINCIE DRENTHE, kapt. Westenborg, van Koningsbergen naar Newcastle en HENRIËTTE MARIA, kapt. Tjebbes, van Gefle naar Australië.
(opm: Wargoe en Rifvoefjord zijn waarschijnlijk verminkte namen en niet te traceren)
1867
Op 3 oktober 1867 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de BROEDERTROUW, aangevraagd door H.J. Zeven, Zuidwending gem.Veendam, voor zichzelf als kapitein.
Deze zeebrief werd op 14 juli 1869 geroyeerd met vermelding ‘schip verongelukt’.
NRC 221167
Cuxhaven, 19 november. De volgende Nederlandse schepen zijn heden alhier binnengelopen; als ELISABETH, kapt. Top, van Assens naar Amsterdam; EMILIE, kapt. Jager, van St. Petersburg naar Groningen; ALPHA, kapt. Ludeling, van St. Petersburg naar Harlingen, en BROEDERTROUW, kapt. Zeven, van Newcastle naar Groningen bestemd.
1868
NRC 041168
Cuxhaven, 31 oktober. Heden is alhier binnengelopen het Nederlandse kofschip BROEDERTROUW, kapt. H.J. Zeven, van Bergen naar Vlaardingen bestemd, geladen met stokvis, hebbende veel zeeschade.
1869
NRC 090469
Nantes, 5 april. Gedurende een storm, de 3e dezer te Paimboeuf geheerst hebbende, zijn het Nederlandse kofschip BROEDERTROUW, kapt. Zeven, en het Britse schoenerschip ORION, kapt. Vaughan, beide van hier met een lading boekweit naar Rotterdam bestemd, met elkander in aanvaring geweest. Het eerstgenoemde verloor daarbij de voorsteng en het laatstgenoemde scheen ogenschijnlijk veel schade geleden te hebben, voornamelijk aan het achterschip, en men vreest dat de lading beschadigd zal zijn. Gisteren was de wind een weinig bedaard. (opm: zie PGC 150469)
PGC 150469
Paimboeuf, 3 april. Het schip BROEDERTROUW, kapt. Zeven, met boekweit van Nantes naar Rotterdam, is hier in aanzeiling geweest en heeft daardoor schade bekomen. Men vreest ook voor schade aan de lading. (opm: zie NRC 090469)
NRC 140769
Rotterdam 13 juli. Het Veendammer kofschip BROEDERTROUW, kapt. H.J. Zeven (opm: bouwjaar 1859; kapt. Harm Jacobs Zeven), met steen van hier naar Koningsbergen (opm: Kaliningrad), is de 10e juli op 5 mijlen ten noorden van Terschelling zwaar lek door het volk verlaten en in hun gezicht gezonken. De equipage had zich met de sloep gered en was diezelfde dag op Ameland aangekomen. De BROEDERTROUW was de 8e dezer van Maassluis naar Koningsbergen vertrokken.