1959-07-30: |
Het Vrije Volk 17-11-1959: Stranding van Corsica: berispingen voorgesteld. (Van een onzer verslaggevers) De hoofdinspecteur bij de Amsterdamse Scheepvaartraad, de heer J. Metz, sprak tijdens een vanochtend gehouden zitting het verlangen uit dat zowel de kapitein als de stuurman van de onlangs gestrande kustvaarder Corsica worden gestraft met een berisping. Beiden waren naar zijn mening niet vrij te pleiten van schuld aan dit ongeval. Het kleine kustvaartuig (242 ton, zes bemanningsleden) was op weg van Rotterdam naar Kalmar en bevond zich in de nacht van 30 op 31 juli in Kalmarsund. Om acht uur 's avonds had de kapitein, -tevens eigenaar van het schip, het roer overgelaten aan zijn jeugdige, ongediplomeerde stuurman, aan wie hij zeer nauwgezette aanwijzingen gaf voor de navigatie. Nadat de gezagvoerder zich ter ruste had begeven, week deze stuurman van de opgegeven koers af, omdat hij vreesde in ondiep vaarwater te raken. Een hevige regenbui benam hem vervolgens het uitzicht. Om twaalf uur 's nachts nam de kapitein het roer weer over, hij oriënteerde zich verkeerd, omdat hij zich niet realiseerde welke fouten zijn stuurman had gemaakt en liep vijf minuten later aan de grond. Heftige kritiek uitte de raad op het feit, dat de kapitein, die overigens over een twintigjarige ervaring beschikte, op zijn kaart geen koerslijn had uitgezet.
NvhN 29-12-1959: Raad voor de Scheepvaart. Stuurman van de Corsica schuldig aan stranding. De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam acht de 26-jarige stuurman van het Groninger motorschip Corsica, D. R. uit Dordrecht, schuldig aan het aan de grond lopen van dit schip op 31 juli van dit jaar in de Kalmarsund (Zweden). De Raad straft R. door het uitspreken van een berisping overeenkomstig het voorstel van de hoofdinspecteur voor de Scheepvaart. De Raad is van oordeel, dat de tekortkomingen van de stuurman mede een gevolg zijn geweest van de onvoldoende en gebrekkige wijze waarop aan boord van de Corsica werd genavigeerd. Hoewel de kapitein J. K. B. uit Groningen verantwoorde- lijk is voor deze navigatie, acht de Raad deze kapitein niet zodanig mede-schuldig dat ook hij behoort te worden gestraft. De hoofdinspecteur had voorgesteld kapitein B. eveneens te straffen door het uitspreken van een berisping.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van donderdag 31 december 1959, nr. 254. Nr. 91 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het aan de grond lopen van het motorschip „Corsica" in de Kalmarsund. Betrokknen: de kapitein J. K. Bonninga en de stuurman D. Romijn. Op 31 juli 1959 is het motorschip „Corsica" op de reis van Rotterdam naar Kalmar in de Kalmarsund aan de grond gelopen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur- generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou 'nstellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Corsica", Jannes Kornelis Bonninga. wonende te Groningen, en van de stuurman Dirk Romijn, wonende te Dordrecht. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 november 1959, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman, zomede van het scheepsdagboek en de te Kalmar afgelegde scheepsverklaring, benevens de Duitse kaart nr. 167: Oland und Gotland, en hoorde de kapitein en de stuurman, voornoemd, als betrokkenen buiten ede. De voorzitter zette de betrokkenen, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hun gelegenheid tot hun verdediging aan te voeren hetgeen zij daartoe dienstig achtten, hun daarbij het laatste woord latende. Uit deze bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Corsica" is een Nederlands schip, toebehorende aan K. Bonninga, te Groningen. Het meet 242 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 195 pk motor. Volgens het scheepsdagboek vertrok de „Corsica" op 27 juli 1959, te 21.00 uur, beladen met 275 ton gestorte soda, van Rotterdam met bestemming Kalmar. De diepgang was bij vertrek voor 23 en achter 27 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 7 personen. Op 29 juli voer het schip door het Kielerkanaal en passeerde die dag net Kieler-v.s. te 16.15 uur; op 30 juli werd te 20.00 uur Utklippan op koers 54° dwars gepeild. De kapitein heeft verklaard, dat de afstand tot Utklippan bij het passeren ongeveer 3 mijl was. De koers werd nu 40°; de miswijzing was 0°. Het was toen goed helder weer; het schip liep volle kracht en stuurde goed. De kapitein gaf na de koersverandering de wacht over aan de stuurman. Deze is niet gediplomeerd, maar voer al ongeveer een jaar als zodanig op de „Corsica" en was, volgens de kapitein, berekend voor zijn taak. De kapitein wees hem de positie in de kaart aan en droeg hem op om, wanneer Yttre Stengrund dwars zou zijn, koers te veranderen naar 20°. De kapitein gaf de stuurman nog opdracht hem te roepen, wanneer zich iets bijzonders zou voordoen, en verliet dan de brug en ging slapen. De stuurman heeft verklaard, dat hij voorheen bij de binnenvaart heeft gevaren, maar sedert 1½ jaar op de kustvaart vaart; hij bezit geen diploma's. Hij nam op 30 juli 1959 te 20.00 uur de wacht over van de kapitein. De koers was 40°; deze moest hij blijven sturen tot Yttre Stengrund dwars zou zijn. Het was goed weer. De stuurman passeerde de boei van Yttre Stengrund aan bakboord te 22.10 uur en ging toen 20° sturen. Er trok op dat moment een zware regenbui over het schip. De stuurman minderde tot langzaam. Toen na 20 minuten die bui voorbij was, werd de motor weer op volle kracht gezet. Tijdens de bui heeft de stuurman koers laten veranderen naar bakboord tot noord, omdat hij bevreesd was op de bank aan de Z.O.-kant van Utgrunden te lopen. Toen het weer helder werd, zag de stuurman vooruit een wit licht. Hij meende, dat dit het vuur van Utgrunden was, en daar dit aan stuurboord moets worden gepasseerd, gaf hij een beetje b.b.-roer. Het licht werd daarna rood; de stuurman liet toen weer iets naar stuurboord houden en daarna kwam het schip weer in de witte sector van het licht. De koers was toen noord. De kapitein werd geroepen te 23.45 uur en kwam te 0.00 uur van 31 juli op de brug en nam de wacht over. De stuurman gaf de koers over en deelde mee, dat het witte licht recht vooruit dat van Utgrunden was. De kapitein heeft verder verklaard, dat het erg donker was, toen hij te 0.00 uur van 31 juli op de brug kwam; het had geregend. De koers was noord. Recht vooruit was een wit licht, dat, volgens de stuurman, het licht van Utgrunden was. De stuurman deelde hem mee, dat hij, na het passeren van Yttre Stengrund, 20° was gaan sturen, dat hij het licht van Utgrunden had gezien, maar dat uit zicht had verloren tijdens de regenbui. De stuurman had de koers veranderd naar bakboord en zag, toen de bui voorbij was, vooruit een wit licht, dat hij weer hield voor het licht van Utgrunden. Hij bleef daarom noord doorsturen. Toen de stuurman de brug had verlaten, viel het de kapitein op, dat hij het licht vooruit zo dicht was genaderd; het was hem niet opgevallen, dat het karakter van dat licht verschilde van dat van Utgrunden. De kapitein liet b.b.-roer geven om het licht niet te dicht te naderen. Onmiddellijk daarna stootte het schip en bleef zitten. Daarna stelde de kapitein vast, dat het licht van Garpen was gehouden voor dat van Utgrunden. Het schip maakte nergens water. De „Corsica" was 5 a 7 minuten na 0.00 uur gestrand. Het schip zat op de scheidingslijn tussen de rode en witte sector ongeveer 200 m van het vuur van Garpen in richting Z.Z,W. Het gelukte te 4.45 uur vlot te komen, B.b.-vulling maakte toen enig water. De kapitein besloot de reis naar Kalmar voort te zetten en meerde daar te 7.40 uur. In de avond is het schip droog gezet; de bodem bleek toen flinke deuken te hebben. De kapitein heeft nog verklaard, dat het vastlopen zo spoedig na het overnemen van de wacht gebeurde, dat hij geen tijd heeft gehad om de navigatie goed te controleren. Hij is misleid door de mededeling van de stuurman, dat het licht vooruit dat van Utgrunden was. De stuurman heeft nog verklaard, dat hij de karakters van de vuren niet heeft gecontroleerd. Hij heeft geen andere vuren gezien dan het vuur van Garpen; doordat dit ook een rode sector bleek te hebben, heeft hij gemeend, dat hij het vuur van Utgrunden zag. In aanvulling op zijn bij het vooronderzoek afgelegde verklaring, verklaarde de kapitein ter zitting, dat hij de stuurman ongeveer een jaar aan boord had en tevreden was over zijn werk. Betrokkene is niet gewoon koersliinen in de kaart te zetten en de peilingen met tijden in te tekenen; dat was ook nu niet gedaan. Betrokkene heeft de stuurman te 20.00 uur van 30 juli 1959, bij het overgeven van de wacht, gewezen waar het schip stond, dwars van Utklippan, op 3 mijl afstand. Betrokkene heeft de stuurman de nieuwe koers, 40° r.w., opgegeven en gezegd na het passeren van Yttre Stengrund 20° r.w. te gaan sturen. Verder moest de stuurman hem roepen bij bijzonderheden. Betrokkene heeft daarna de brug verlaten en is gaan slapen. Te 23.45 werd betrokkene gewekt door een bel en hij ging te 24.00 uur naar de brug. Het was erg donker. Betrokkene zag vooruit een wit licht. De stuurman zei hem, dat dit Utgrunden was. De koers was noord. Betrokkene kent de karakters van Utgrunden en het licht van Garpen en hij weet, dat deze zeer verschillend zijn. De stuurman heeft nog gezegd, dat hij noord was gaan sturen uit vrees voor de bank bij Utgrunden, maar heeft niet gezegd, wanneer hij koers heeft veranderd en betrokkene heeft daarnaar niet gevraagd. Toen de stuurman weggegaan Was, viel het betrokkene wel op, dat de afstand tot het witte licht maar klein was, maar het is hem niet opgevallen, dat het karakter van het licht, dat voor dat van Utgrunden werd gehouden, volkomen anders was dan dat v an Utgrunden. Daar Utgrunden bij het passeren aan stuurboord moest w orden gehouden liet betrokkene b.b.-roer geven. Hij stuurde op dat moment zelf, omdat hij de roerganger gelegenheid had gegeven even een kop koffie te halen. Vóór de stranding heeft betrokkene het vuur van Utgrunden niet gezien; dit zat misschien in een regenbui. Betrokkene hoorde later van de stuurman, dat deze nog een keer in de rode sector van het licht is gekomen, maar door het geven van een beetje s.b.-roer weer in de Witte sector was geraakt. De kompassen van de „Corsica" wezen goed aan; het was betrokkenen bekend, dat in de Kalmarsund magnetische storingen kunnen voorkomen. Betrokkene heeft, toen die bui op de E.W. overtrok, geen mistseinen gehoord, ook niet van de „Corsica". De stuurman is wel 6 keer met betrokkene met de „Corsica" door de Kalmarsund gevaren. De stuurman verklaarde ter zitting nog, dat hij meermalen door de Kalmarsund was gevaren. Hij kende wel de sectoren der lichten, maar niet de verschillende karakters. Er waren geen koerslijnen in de kaart gezet. De kapitein gaf betrokkene te 20.00 uur van 30 juli 1959 de wacht over en wees in de kaart aan, dat het schip dwars van Utklippan was en dat vandaar 40° r.w. werd gestuurd en dat bij het passeren van de boei van Yttre Stengrund 20° r.w. moest worden gestuurd. Deze boei is te 22.10 uur gepasseerd en betrokkene veranderde toen naar 20° r.w. Toen trok een dikke regenbui over. Het zicht nam af tot 500 m; betrokkene heeft de vaart geminderd en heeft mistseinen gegeven. Betrokkene vond het niet nodig om de kapitein te waarschuwen. Betrokkene was bang voor de bank aan de Z.O.-kant van Utgrunden en besloot noord te gaan sturen. Betrokkene heef' deze koers niet in de kaart afgezet. Toen, na het passeren van de bui, een wit licht vooruit in zicht kwam, heeft betrokkene aangenomen, dat dit het licht van Utgrunden was. Hij heeft zich niet gerealiseerd, dat dit in verband met de gestuurde koers niet klopte, en heeft ook niet het karakter van dat licht vergeleken met de gegevens in de lichtenlijst. Betrokkene heeft de roerganger geregeld gecontroleerd. Behalve de korte periode van vaartvermindering tijdens de bui is steeds volle kracht gevaren, 8½ mijl per uur. Betrokkene heeft bij Yttre Stengrund de log in laten halen; hij achtte deze niet meer nodig. Te 23.45 uur heeft betrokkene de kapitein gebeld; de kapitein kwam te 24.00 uur op de brug. Betrokkene wees de kapitein het licht vooruit en zei, dat dit Utgrunden was; betrokkene deelde tevens mee, dat hij even in de rode sector van dat licht was geraakt, maar weer teruggegaan was in de witte sector. Hoogstens 5 minuten nadat betrokkene de brug had verlaten, liep het schip aan de grond. Betrokkene wist niet, dat het schip tijdens zijn wacht zo ver om de west was verdaagd betrokkene heeft het licht van Garpen vanaf ongeveer 23.00 gezien. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat een schip als de „Corsica", dat kleiner is dan 250 brutoregisterton, niet een gediplomeerde stuurman behoeft te hebben. Op deze schepen wordt van de kapitein veel gevergd, vooral fysiek. Kapitein Bonninga is een bekwaam gezagvoerder. Toch blijkt uit deze aanvaring, dat de kapitein aanbevelingen van de raad en van de scholen niet heeft opgevolgd en dat hij geen koerslijnen in de kaart tekent en geen peilingen met de tijden daarin aantekent. Ook al is dit een gewoonte, die van vader op zoon is overgegaan, toch moet deze worden veranderd. Voor de ingang van de Kalmarsund kreeg de stuurman op 30 juli 195" de E.W. De kapitein mocht op dit traject de wacht overlaten aan de stuurman. Hij zou zelf op wacht komen bij Utgrunden, waar de navigatie moeilijker zou worden. De stuurman deed de navigatie zonder koerslijnen of peilinglijnen. Hij veranderde bij Yttre Stengrund, volgens ontvangen order naar 20° r.w. Na enige tijd, toen het schip in een bui voer, werd de stuurman bang en is hij, zonder de kapitein te waarschuwen, gaan veranderen naar noord. Ook al had een koerslijn in de kaart gestaan, dan had hij dit kunnen doen. De kapitein heeft deze koersverandering niet kunnen voorzien. Het is tot de stuurman onvoldoende doorgedrongen, dat hij met een koersverandering van 20° na een uur 3 mijl uit de koerslijn zou zijn geraakt. Toen hij een licht zag, nam hij aan, dat dit Utgrunden was. Hij heeft het karakter niet uitgeteld en is noord blijven sturen. Toen de kapitein te 24.00 uur op de brug kwam, hoorde deze, dat het licht vooruit dat van Utgrunden was en dat wegens een ondiepte was opgestuurd, maar hij vroeg niet hoe lang w as opgestuurd. De kapitetin vertrouwde de stuurman ten volle en nam aan, dat het licht vooruit dat van Utgrunden was. De kapitein heeft zich in 5 minuten na het overnemen van de wacht niet gerealiseerd, dat een fout was gemaakt. De stuurman heeft de grootste schuld aan deze stranding; hij is, zonder order van de kapitein daartoe, gedurende lange tijd van de koers afgeweken, zonder de kapitein te waarschuwen. De hoofdinspecteur stelt de raad voor de stuurman wegens diens schuld te straffen door het uitspreken van een berisping. De kapitein heeft te 24.00 uur bij het overnemen van de wacht nagelaten controle uit te oefenen. Hij is daardoor medeschuldig. De kapitein vertrouwde de stuurman; hij kon niet voorzien, dat deze een koersverandering zou maken. De kapitein heeft niet tijdig gezien, dat het licht vooruit dat van Garpen en niet van Utgrunden was. De hoofdinspecteur stelt de raad voor de kapitein te straffen door het Uitspreken van een berisping. Het oordeel van de raad luidt als volgt. Op 31 juli 1959, enkele minuten na 0.00 uur, is het Nederlandse motorschip „Corsica", kapitein betrokkene J. K. Bonninga, op reis met een lading soda van Rotterdam naar Kalmar, in de Kalmarsund even ten Z.Z.W. van het vuur van Garpen aan de grond gelopen. Bij het door de raad met betrekking tot deze stranding ingestelde onderzoek is komen vast te staan, dat op 30 juli 1959, te 20.00 uur, de "Corsica" Utklippan is gepasseerd dwars, op koers 54° op een geschatte afstand van ongeveer 3 mijl. De koers werd daarna gewijzigd tot 40° en na deze koersverandering gaf de kapitein de wacht over aan zijn stuurman, betrokkene D. Romijn. Het weer was toen helder. Het schip liep volle kracht, plm. 8½ mijl, en stuurde goed. Bij het overgeven van de wacht wees de kapitein zijn stuurman Romijn de positie in de kaart en droeg hem op om, wanneer Yttre Stengrund dwars zou zijn, koers te veranderen naar 20° en in het algemeen te waarschuwen, indien zich iets bijzonders mocht voordoen. Te 22.10 passeerde de „Corsica" Yttre Stengrund-boei op korte afstand aan bakboord en betrokkene Romijn heeft daarop de koers veranderd naar 20°. Ongeveer een half uur later kwam er een zware regenbui over het schip, welke ongeveer 20 minuten aanhield en waarbij het zicht veranderde tot niet meer dan 500 m. Onder de indruk van deze bui heeft betrokkene Romijn de vaart gemilderd tot langzaam, terwijl hij tevens de koers naar bakboord heeft
veranderd tot noord, uit vrees voor de ondiepte aan de Z.O.-kant van Utgrunden. Toen de bui voorbij was en het weer helder was geworden, heeft Roroijn wel de motor weer op volle kracht gezet. Hij verzuimde echter de koers weer te veranderen tot 20° en is de noordelijke koers blijven sturen. Hij zegt hiertoe te zijn gekomen doordat hij recht vooruit een wit licht zag. dat hij voor Utgrunden hield, welk licht hij aan stuurboord moest houder, reden waarom hij nog meer b.b.-roer liet geven. Wel liet hij, toen het licht daarop rood werd, weer iets naar stuurboord houden tot het licht weer wit werd, maar de koers bleef vrijwel noord en was dit ook, toen te 00.00 uur betrokkene Bonninga na geroepen te zijn op de brug kwam om de wacht over te nemen. Romijn deelde hem toen in het kort zijn ervaringen op zijn wacht mede en wees hem het licht recht vooruit, daarbij verklarende, dat dit het licht van Utgrunden was. Romijn verliet hierop de brug, terwijl betrokkene Bonninga, de hem gedane mededelingen vertrouwende, nog iets b.b.-roer liet geven om het licht niet te dicht te naderen. Enkele minuten daarna stootte de „Corsica" en bleef zitten, naar later bleek ongeveer 200 m Z.Z,W. van het vuur van Garpen, op de scheidingslijn tussen de rode en de witte sector, waaruit volgt, dat de „Corsica" na het passeren van Yttre Stengrund-boei ongeveer 3 mijl van de door de kapitein aan zijn stuurman opgedragen koerslijn was afgeweken. Pas te 4.45 uur gelukte het de „Corsica" op eigen kracht vlot te brengen, waarna, daar het schip geen water maakte, de reis is voortgezet naar Kalmar, waar de lading onbeschadigd is gelost. Later bleek, dat de „Corsica" bij deze stranding vrij ernstige bodemschade had opgelopen. Naar het oordeel van de raad volgt uit vorenstaande feiten, dat het aan de grond lopen van de „Corsica" daaraan moet worden geweten, dat betrokkene Romijn op zijn wacht na het passeren van Yttre Stengrund -boei tijdens een bui van de hem door zijn kapitein opgegeven koers bijna - streken naar bakboord is afgeweken — naar hij verklaart uit angst voor de bank ten Z.O. van Utgrunden — en deze vrijwel noordelijke koers vervolgens is blijven sturen, zonder daarbij te beseffen, dat bij een zo noordelijke koers de „Corsica" steeds verder van de goede koerslijn afweek en steeds dichter bij de Zweedse kust terecht moest komen, terwijl hij daarnaast heeft nagelaten het karakter van het licht, dat hij na het voorbijtrekken van de bui recht vooruit zag, te controleren en aan de hand van de lichtenlijst te identificeren, waardoor het is kunnen gebeuren, dat hij dit licht — dat later het licht van Garpen bleek te zijn — ten onrechte voor dat van Utgrunden is blijven aanzien en het ook aan zijn kapitein als het licht van Utgrunden heeft aangewezen. Tevens volgt uit een en ander, dat het aan de grond lopen van de „Corsica" in de eerste plaats moet worden geweten aan de schuld van betrokkene Romijn, weshalve de raad, ermede rekening houdende, dat deze betrokkene ongediplomeerd is, betrokkene Dirk Romijn, geboren 23 augustus 1933, wonende te Dordrecht, straft door het uitspreken van een berisping Wat betrokkene Bonninga betreft, is de raad van oordeel, dat ten aanzien van deze betrokkene — hoewel hij als kapitein verantwoordelijk is voor de aan boord van zijn schip gevoerde navigatie — niet van een zodanige medeschuld aan de stranding van de „Corsica" kan worden gesproken, dat hij daarvoor behoort te worden gestraft. Deze betrokkene had geen directe reden om de hem door zijn stuurman gedane mededelingen te wantrouwen en toen de “Corsica" strandde, was hij pas zo kort op de brug, dat hij geen of nauwelijks tijd en gelegenheid had gehad aan de duisternis gewend te raken en zich zelf ten opzichte van het hem gewezen licht te vergewissen. Wel meent de raad, dat voormelde tekortkomingen van betrokkene Romijn, op grond waarvan de raad deze betrokkene in de eerste plaats en in hoofdzaak schuldig acht aan de onderhavige stranding, mede een gevolg zijn geweest van de onvoldoende en gebrekkige wijze, waarop aan boord van de „Corsica" werd genavigeerd, waarbij de raad er nog eens met grote nadruk op wil wijzen, dat naar zijn oordeel een navigatie, waarbij geen koerslijnen in de kaart worden gezet, geen peilingen worden genomen en/of aangetekend, geen behoorlijk bestek wordt bijgehouden en niets wordt gedaan om de koers te controleren en eventuele afwijkingen te constateren, onvoldoende moet worden geacht en de naam „navigatie" feitelijk niet verdient. Aldus gedaan door de heren mr. G. A. Schreuder, 1ste plv. voorzitter, N- W. Sluijter, H. A. Broere en A Kunst, leden in tegenwoordigheid van s raads secretaris, mr A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 28 december 1959. (Get.) G. A. Schreuder, A. Boosman. |