1950-05-10: |
Tijdens een reis van Newcastle naar Cherbourg in dichte mist aan de grond gelopen op het Isle of Beniquet. Op eigen kracht weer vlotgekomen en Brest binnengelopen.
Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Vrijdag 17 November 1950, no.225. No.61 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het aan de grond lopen van het motorschip „Castor" op Beniguet eiland. Betrokkene: N, Mulder, kapitein. Op 10 Mei 1950 is het motorschip „Castor", op reis van Brest naar Cherbourg, op Beniguet eiland aan de grond gelopen. Nadat een loods aan boord was gekomen, is het schip een dag later met eigen middelen vlot gekomen en naar Brest teruggekeerd. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak dezer stranding. Bovendien besliste genoemde commissie, eveneens in overeenstemming met het desbetreffende voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart, dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Castor", Nicolaas Mulder, wonende te Groningen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 20 September 1950, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein, de bestman en de roerganger, zomede van het scheepsdagboek, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing bij deurwaardersexploit was betekend, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren, hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. De door de kapitein gebruikte Franse kaart no. 5288 was ter tafel. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Castor" is een Nederlands schip, toebehorende aan de kapitein N. Mulder, te Groningen. Het meet 199 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 150 pk Humboldt Deutz-motor. Het schip is voorzien van een Certificaat van Deugdelijkheid, letter F. Op 9 Mei te 18.00 uur vertrbk de „Castor" leeg uit Brest met bestemming Cherbourg. De diepgang was vóór 3', achter 6'. Inclusief de kapitein bestond de bemanning uit zes personen. Het was goed weer, stil en helder. Het schip liep volle kracht, 7 ½ mijl.Te 20.45 uur werd Pierres Noires Noord (k.) gepeild op drie mijl afstand. De log werd uitgevierd en de bestman, die reeds vanaf 20.00 uur op de brug was, kreeg de wacht, waarna de kapitein naar zijn hut ging. De bestman kreeg order om vijf mijl uit de kust te blijven en Ouessant op vijf mijl afstand te passeren. Verder moest hij de kapitein bij enige bijzonderheid of twijfel waarschuwen. De deviatie was volgens de kapitein een halve streek Oost. Er waren geen koersen in de kaart gezet en deze waren ook niet opgegeven aan de bestman. Over stroom werd niet gesproken. De bestman heeft verklaard, dat hij alleen de Franse kaart 5288 Pointe de Corsen tot Cap de la Chèvre en een Blue Back van de Golf van Biscaye tot zijn beschikking had. De bestman bleef tot 22.00 uur West voorliggen, dus ± 9 mijl na 20.45 uur. Hij zag toen niets meer, het motregende en hij schatte het zicht op 1 mijl. Te 22.00 uur veranderde hij tot Noord. Deze koers loopt niet vrij van het 12 mijl verder liggende Ouessant. Te 22.30 uur, toen hij dus slechts 4 mijl in deze koers had afgelegd, nam hij aan, dat Ouessant was gepasseerd, en liet hij O.N.Q. sturen. Er is niet met enige stroom rekening gehouden. De roerganger heeft verklaard, dat hij te ongeveer 23.30 uur op één streek aan stuurboord een rood schitterlicht zag en daarop de bestman attent maakte. Deze zei, dat dit een boei was voorbij Ouessant, en wees de roerganger die boei in de kaart. Te 23.45 uur was dit vuur dwars. Terwijl de bestman het roer nam, ging de roerganger de kapitein porren. De kapitein kwam te 24.00 uur boven en hoorde, dat Ouessant zou zijn gepasseerd en dat de koers O.N.O. was. De kapitein zag toen aan stuurboord achteruit in Z.W.telijke richting een rood schitterlicht en ging in de kaartenkamer om te zien welk vuur dit was. Hij kwam tot de conclusie, dat dit het vuur van Pierres Noires was, en ging direct naar de brug, maar op dat moment, te 0.15 uur van 10 Maart, liep de „Castor" aan de grond, zoals later bleek op de noordkust van Beniguet eiland. Even vóór de stranding was op 6 streken aan stuurboord nog een licht gezien, blijkbaar dat van Kaap St. Mathieu, maar dit verdween achter Beniguet. Daar de kapitein niet terstond wist, waar de „Castor" was vastgelopen, besloot hij daglicht af te wachten alvorens pogingen te doen vlot te komen. Bij vallend water kwam het schip geheel droog te staan. De „Castor" heeft geen dubbele bodem, men kon echter geen schade vaststellen. Het hoogwater te 12.00 uur was niet voldoende om vlot te komen, doch nadat te 21.30 uur eeft loods aan boord was gekomen, gelukte het te 0.30 uur van 11 Mei door trekken aan uitgebrachte trossen vlot te komen. Er werd geankerd in dieper water. Te 6.30 uur ging men ankerop en keerde terug naar Brest. Het ruim bleek enig water te maken. Te Brest werd de schade voorlopig hersteld. Men vertrok vanhier op 13 Mei, nam op 19 en 20 Mei te Cherbourg een lading oud ijzer in, loste dit 23 Mei te South Shields, laadde voor Amsterdam en kwam hier op 29 Mei aan. Op 2 Juni is het schip te Vlaardingen in het droogdok opgenomen. Ter zitting heeft de kapitein verklaard, dat hij de bestman slechts enige reizen aan boord had en niet goed kende. Het was die avond van 9 Mei zulk stil, helder weer, dat betrokkene het overbodig achtte voor de bestman koersen in de kaart te zetten en meer aanwijzingen te geven, daar men alles kon zien en de navigatie zeer eenvoudig was. Als inderdaad het zicht is geminderd tot 1 mijl, dan had de bestman, overeenkomstig ontvangen orders, betrokkene moeten waarschuwen. Bij de stranding was het zicht meer dan 3 mijl. Op de Franse kaart kon niet worden genavigeerd, daar deze geen kompasrozen heeft en men aan boord geen gradenboog had. Op de Blue Back stond een plan van Brest. Hierop werden de koersen afgezet; de Franse kaart gebruikte men als controle. Betrokkene zegt, dat de bestman op een onbegrijpelijke manier heeft genavigeerd, en geeft toe, dat hij zelf onvoldoende leiding heeft gegeven en daardoor schuld heeft aan de stranding. Toen betrokkene na 0.00 uur op de brug kwam en hoorde, dat Ouessant zou zijn gepasseerd, begreep hij, dat dit onmogelijk was. Hij zag toen in het Z.W. een vuur, maar juist, toen hij dit had geïdentificeerd, liep de „Castor" aan de grond. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat de navigatie alle beschrijving tart. Totdat Pierres Noires werd gepasseerd, werd goed genavigeerd, maar toen verliet de kapitein de brug en dan was er van enige voorzichtigheid in dit uit nautisch oogpunt zo beruchte zeegebied geen sprake meer. De kapitein liet na voldoende orders te geven over de te sturen koersen. Hij zei alleen 5 mijl uit de kust te blijven en Ouessant op 5 mijl afstand te ronden. Daar hij een ongediplomeerde bestman had, die hij slechts kort kende, had hij de te sturen koersen en afstanden in de kaart moeten zetten. Er was geen behoorlijke kaart aanwezig, er is met stroom geen rekening gehouden en de bestman kreeg daar geen aanwijzingen over. De kapitein had tot na Ouessant op de brug moeten blijven. Dit was misschien bezwaarlijk na een zware dagtaak, maar de veiligheid van het schip mag daardoor niet in gevaar worden gebracht. De bestman van der Laan is geheel ongeschikt om als zodanig op te treden. Hij mist het nodige inzicht om een veilige navigatie zelfstandig te voeren. Ondanks het feit, dat hij geen behoorlijke kaart had, heeft hij zijn taak veel te luchtig opgevat. Als hij het gegist bestek geregeld had afgezet, had hij moeten zien, dat hij onmogelijk in de drie uren, dat hij op wacht was, Ouessant had kunnen passeren. De afstand tot Ouessant te 20.45 uur was 25 mijl en de „Castor" loopt 7 a 8 mijl per uur. De wet eist voor schepen als de „Castor" geen gediplomeerd stuurman. Reeds eerder heeft de Raad betreurd, dat de Schepenwet voor ongediplomeerden geen straffere maatregelen toelaat dan het uitspreken van een berisping. Daar de schuld aan deze scheepsramp, die dank zij de gunstige weersomstandigheden zo goed is afgelopen, behalve aan kapitein Mulder, ook te wijten is aan de schandelijke navigatie van de bestman van der Laan, blijkt hier weer hoe wenselijk het zou zijh, indien de wet maatregelen kende om te verhinderen, dat een dergelijke bestman vaart als zelfstandig wachtofficier, zonder te hebben getoond daarvoor de nodige geschiktheid te bezitten. Als verzachtende omstandigheid zou men kunnen aannemen, dat de weerscondities zo gunstig waren, dat de kapitein vertrouwde, dat de bestman het niet fout kon doen. Voorts is de kapitein, die eigenaar is van het schip, door de stranding gedupeerd en ziet hij de door hem gemaakte fouten in en betreurt deze. De hoofdinspecteur stelt de Raad voor, de kapitein N. Mulder te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen aan boord van schepen in de kleine handelsvaart te ontnemen voor de tijd van één week. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: De stranding van het motorschip „Castor" is veroorzaakt door totaal onvoldoende navigatie aan boord. Direct schuldig daaraan is de bestman G. van der Laan, die blijk heeft gegeven geheel ongeschikt te zijn om zelfstandig de navigatie te voeren. Zoals de hoofdinspecteur voor de scheepvaart heeft opgemerkt, is het te betreuren, dat de wet niet toelaat de bestman daarvoor strenger te straffen dan door het uitspreken van een berisping, een maatregel, die in geen verhouding staat tot de gepleegde feiten. De Raad is echter van mening, dat de schuld van de kapitein ook zeer ernstig is. Hoewel hij weinig wist van de capaciteiten van de bestman, liet hij deze de wacht over bij het varen langs een gevaarlijke kust en het ronden van Ouessant, waar zeker de aanwezigheid van de kapitein noodzakelijk zou zijn geweest. Betrokkene ging er van uit, dat de weersomstandigheden zo gunstig waren, dat hij het onmogelijk achtte, dat de bestman fouten zou kunnen begaan. Hij liet daardoor na de meest elementaire instructies bij het wacht overgeven aan de bestman te geven. Hij had, nu hij niet zelf op de brug bleef, de koerslijnen in de kaart moeten zetten en moeten opgeven hoe lang de koersen gestuurd moesten worden. Voorts had hij de stroom moeten bepalen en daarmee rekening moeten houden. Hoewel betrokkene de door hem begane fouten inziet en zijn nalatigheid betreurt, is de Raad van oordeel, dat op hem een maatregel moet worden toegepast, en straft mitsdien de kapitein Nicolaas Mulder, geboren 19 Januari 1895, wonende te Groningen, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op kustvaartuigen te ontnemen voor de tijd van één week. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, G. J. Barendse en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads
secretaris mr. A, Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 20 October 1950. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman. |