1959-05-16: |
NvhN 19-05-1959: Groninger coaster aan de grond in Elbe. De ongeveer 400 ton metende kustvaarder BRINIO van rederij J. J. Pilon uit Delfzijl is zondag in de monding van de Elbe aan de grond gelopen. Gisteren is het schip door drie Duitse sleepboten vlot getrokken. De Brinio was onderweg van IJmuiden naar Zweden met een lading kunstmest. In de Elbemonding liep het schip aan de grond. De bemanning (die ongedeerd bleef) kon bij laag water om het schip heenlopen. De Duitse sleepboot Danzig probeerde de Brinio los te trekken, maar kon het alleen niet klaarspelen. De Danzig kreeg hulp van een andere sleepboot en tenslotte moest er nog een derde aan te pas komen. De Brinio is naar Brunsbuttelkoog gegaan voor duikeronderzoek in verband met het krijgen van een certificaat van zeewaardigheid om de tocht naar Zweden te kunnen voortzetten. De schade is vermoedelijk niet groot.
Het Vrije Volk 19-05-1959: Gistermorgen is de kustvaarder 'Brinio' (345 brt.) uit Delfzijl, die zaterdagavond door roerschade vastliep in de Elbemonding, vlot getrokken door de sleper 'Danzig' uit Bruns.buttel.
NvhN 24-08-1959: Raad voor de Scheepvaart: Het aan de grond lopen van het motorschip Brinio op 16 mei van dit jaar in de monding van de Elbe is volgens de inspecteur voor de Scheepvaart een gevolg van een zeer onnauwkeurige wijze van navigatie op goed bevaarbaar water. De inspecteur vroeg de Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam, die een onderzoek naar het vastlopen instelde, zowel de gezagvoerder, de 36-jarige F. S. uit Delfzijl, als de niet gediplomeerde en met dispensatie varende stuurman H. S., eveneens uit Delfzijl, te straffen met het uitspreken van een berisping. De raad zal later schriftelijk uitspraak doen.
Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: Staatscourant donderdag 15 oktober 1959, nr. 200 Nr. 75. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het aan de grond lopen van het motorschip „Brinio" in de mond van de Elbe. Betrokkenen: de kapitein F. Spakman en de stuurman H. Stegmeijer. Op 16 mei 1959 is het motorschip „Brinio" op de reis van IJmuiden naar Malmö in de mond van de Elbe aan de grond gelopen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, aIs bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Brinio", Filippus Spakman, en van de stuurman, Hindrik Stegmeijer, beiden wonende te Delfzijl. . Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 augustus 1959, op tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. F. van Doorn. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman, zomede het scheepsdagboek en de Duitse kaart 138 : Elbemundung, en de te Malmö afgelegde scheepsverklaring, en hoorde de kapitein en de stuurman, voornoemd, als betrokkenen buiten ede. De voorzitter zette de betrokkenen, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hun gelegenheid tot hun verdediging aan te voeren hetgeen zij daartoe dienstig achtten, hun daarbij het laatste woord latende. Uit deze verklaringen en bescheiden blijkt het volgende: Het motorschip „Brinio" is een Nederlands schip, toebehorende aan N.V. Rederij „Brinio", te Delfzijl. Het meet 345,9 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 220 pk motor. Het schip is uitgerust met een radiorichtingzoeker, maar niet met andere moderne navigatiemidddelen als echolood of radar. Op 15 mei 1959, te 16.50 uur, vertrok de „Brinio", beladen met kunstmest in zakken, van IJmuiden met bestemming Malmö en IJstad. De dieping was vóór 26,5 en achter 28 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 7 personen. Op 16 mei 1959 werd te 1.45 uur Terschellingerbank-v.s. gepasseerd, te 16.45 uur Elbe I en te 17.40 uur Elbe II. De kapitein heeft verklaard, dat hij in het bezit is van het diploma S3 en sinds december 1957 als kapitein vaart. Het was op 16 mei 1959 tijdens het opvaren van de Elbe goed weer met goed zicht. Te 17.52 uur werd boei E op korte afstand aan stuurboord gepasseerd. Te 18.00 uur nam de stuurman de wacht over van de kapitein, doch de kapitein verliet de brug pas nadat boei F op korte afstand aan bakboord was gepasseerd. De kapitein droeg de stuurman op de boeien G en H op korte afstand aan bakboord te passeren, dezelfde koers te blijven houden tot Elbe III-v.s. en dan koers te veranderen tot op boei K aan. De kapitein achtte de stuurman voldoende bekwaam om deze opdracht uit te voeren; hij ging daarna naar beneden om te eten. De kapitein ging ongeveer 20 minuten later weer naar de brug; toen zag hij, dat boei K ongeveer recht vooruit was en dat de koers op het stuurkompas 110° was. De kapitein begreep, dat het schip te veel om de zuid stond, en liet direct hard b.b.-roer geven. Even daarna liep het schip aan de grond en bleef vastzitten. De stuurman heeft verklaard, dat hij ongediplomeerd is en met dispensatie als stuurman op de „Brinio" vaart; hij vaart ongeveer 7 jaar. Op 16 mei 1959, te 18.00 uur, nam de stuurman de wacht over van de kapitein. Men was juist boei E in de mond van de Elbe gepasseerd. Het was goed weer, het was nog licht. De wind was N.O. 3. Het schip liep volle kracht en stuurde goed. Het was ongeveer stil van hoogwater. Volgens de stuurman heeft de kapitein geen bijzondere instructies achtergelaten, maar de stuurman opgedragen s.b.-zijde van het vaarwater te houden en de boeien op korte afstand te passeren. De kaart nr. 138 lag op de brug, een matroos o/g stond aan het roer. De kapitein ging naar beneden om te eten. De stuurman passeerde achtereenvolgens de boeien G en H op korte afstand aan bakboord. Na het passeren van boei H veranderde hij koers naar stuurboord tot de volgende boei, die hij zag en die hij hield voor boei J, even aan bakboord was. Toen de stuurman deze boei dichtbij aan bakboord passeerde, veranderde hij koers naar boei K. Deze boei werd even op s.b.-boeg gehouden; de koers op het stuurkompas was toen 100°. Te 18.30 uur, juist toen de kapitein op de brug kwam, liep het schip aan de grond. De stuurman deelde nog mee, dat hij nagelaten heeft bij het passeren van Elbe III de afstand tot dit vuurschip te bepalen. Volgens de scheepsverklaring is de „Brinio" vastgelopen op de Mittelgrundbank op een afstand van 1 mijl in richting 178° r.w. van Elbe III. Het gelukte niet het schip vlot te brengen. Het schip draaide tot het in de richting van het vaarwater lag. Het was te 18.15 uur hoogwater geweest. Een sleepboot en later bovendien 2 bergingsvaartuigen trachtte de „Brinio" vlot te brengen. Dit gelukte pas op 18 mei, te 8.00 uur. De „Brinio" maakte nergens water. Zij verstoomde naar Brunsbuttelkoog waar een duiker het schip onderzocht. Hij vond geen schade aan bodem, schroef en roer. Te Holtenau heeft een expert van Bureau Veritas he schip onderzocht en toestemming gegeven de reis voort te zetten. Ter zitting verklaarde de kapitein nog, dat de stuurman ongeveer een half jaar bij hem op de „Brinio" voer. Betrokkene voer geregeld op de Elbe en nam daar nooit meer een loods sinds de verplichting daartoe voor hem niet meer bestaat. De stuurman heeft 3 jaar als zodanig gevaren en was eveneens vaak op de Elbe geweest. Betrokkene is op 16 mei 1959 voor 20 minuten van de brug gegaan om te eten; dit was nadat boei F dichtbij aan bakboord was gepasseerd. Toen betrokkene op de brug terugkeerde, begreep hij terstond, dat het schip te veel om de zuid stond. Ondanks het geven van hard b.b.-roer liep de „Brinio" aan de grond. Het schip lag, toen betrokkene bovenkwam, 110° voor, terwijl boei K even aan bakboord was. Betrokkene denkt, dat de stuurman niet in de kaart heeft gekeken en van dwars van boei H direct koers heeft gezet op boei K. Betrokkene deelt de raad mee, dat boei J is vervangen door de spitse zwarte ton, die voorheen op de bank bezuiden Elbe III lag. Betrokkene erkent, dat het beter zou zijn geweest, indien hij de brug niet zou hebben verlaten en zijn eten op de brug zou hebben genuttigd. De stuurman verklaarde ter zitting, dat de kapitein hem op 16 mei '959, voordat hij voor enige tijd de brug verliet, opdracht gaf om de boeien dicht aan bakboord te houden. Betrokkene heeft de boeien G en H op deze wijze gepasseerd en veranderde na het passeren van laatstgenoemde boei naar een boei, die hij voor boei J hield, en stuurde, na het passeren daarvan, naar boei K. Betrokkene acht het mogelijk, dat de koers 110° was, toen de kapitein weer bovenkwam. De kapitein zag direct, dat het schip te veel om de zuid stond, en liet hard b.b.-roer geven. Het was betrokkene niet opgevallen, dat de boei. die hij voor boei J hield, geheel anders uitzag dan de boei, die daar in de kaart is aangegeven. Betrokkene geeft toe, dat hij de boeien H en J op groter afstand moet "ebben gepasseerd dan hij meende. De inspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat de stranding van het Motorschip „Brinio" het gevolg is van de zorgeloze wijze, waarop een betond vaarwater is bevaren. De stranding geschiedde op de wacht van de stuurman en deze moet allereerst schuldig aan deze ramp worden geacht. Het is te betreuren, dat de kapitein na het passeren van boei F de brug verliet. De Elbe is een loodsmans- vaarwater; hij liet daar de navigatie over aan een ongediplomeerde stuurman. De kapitein is daarom ook sc huldig aan deze stranding. De inspecteur stelt de raad voor om zowel de kapitein als de stuurman wegens hun schuld aan de stranding van de „Brinio" te straffen door het uit spreken van een berisping. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Op grond van het ingestelde onderzoek is de raad van oordeel, dat het aan de grond lopen van het Nederlandse motorschip „Brinio", op reis van IJmuiden naar Malmö, op 16 mei 1959 in de monding van de Elbe erdoor is veroorzaakt, dat de stuurman, betrokkene Stegmeijer, tijdens een korte afwezigheid van de brug van de kapitein, betrokkene F. Spakman, een te zuidelijke koers heeft gestuurd, met als gevolg, dat de „Brinio” op de Mittelgrundbank is vastgelopen. Toen de kapitein de brug verliet om te gaan eten, was boei F op korte afstand aan bakboord gepasseerd en hij gaf aan de stuurman opdracht ook de boeien G en H op korte afstand aan bakboord te passeren en dezelfde koers te blijven houden tot Elbe III-v.s. en dan koers te veranderen op boei K aan. In strijd met deze instructie heeft de stuurman, toen de boeien G en H op korte afstand aan bakboord gepasseerd waren, zijn koers naar stuurboord veranderd in verband met een boei, die hij verkende en die hij voor boei J hield en die hij meende ook aan bakboord te moeten houden. Achteraf bleek, dat boei J er niet meer lag en dat de boei, welke de stuurman voor boei J hield, de boei is geweest, welke de Mittelgrundbank aangeeft. De stuurman heeft niet opgemerkt, dat deze boei een geheel ander voorkomen had dan boei J. Het gevolg van een en ander is geweest, dat de „Brinio" over de Mittelgrundbank voer, toen de kapitein weer op de brug kwam en zag. dat boei K recht vooruit was met koers 110° per kompas. Direct liet deze hard b.b.-roer geven, maar op hetzelfde ogenblik liep de „Brinio" aan de grond en pas op 18 mei 1959 is het gelukt met sleepboothulp het schip weer vlot te brengen. Gelukkig bleek het schip geen ernstige schade als gevolg van de stranding te hebben opgelopen. Gelet op het vorenstaande, is de raad van oordeel, dat aan beide betrokkenen schuld aan het vastlopen van de „Brinio" moet worden verweten Wat de kapitein betreft, bestaat diens schuld daarin, dat hij in een loodsmansvaarwater de brug heeft verlaten en de navigatie, zij het ook voor betrekkelijk korte tijd, geheel heeft overgelaten aan een niet gediplomeerde stuurman, die daarvoor niet voldoende bekwaam kan worden geacht. Wat de betrokken stuurman betreft, acht de raad ook hem schuldig, omdat hij zich niet aan de instructies van zijn kapitein heeft gehouden en zijn koers onvoldoende in de kaart heeft gecontroleerd. In een en ander vindt de raad aanleiding om zowel betrokkene Filippus Spakman, geboren 16 september 1929, wonende te Delfzijl, als betrokkene Hindrik Stegmeijer, geboren 19 juli 1935, wonende te Delfzijl, te straffen door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heren mr. G. A. Schreuder, 1ste plv. voorzitter N. W. Sluijter, H. A. Broere en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van raadssecretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 9 oktober 1959. (Get.) G. A. Schreuder, A. Boosman. |