Familiegegevens en opleiding
Pieter Landberg was getrouwd met Johanna Elsabee Schelkas
In 1841 woonde hij in de Boompjes te Rotterdam en verhuisde later naar Alblasserdam, waar hij op 18 oktober 1841 het Huis te Kinderdijk, met erf, koetshuis, moerland, bleekveld en boomgaard voor een bedrag van f 2700,-- van Cornelis Smit kocht.
De familie Landberg ging later naar Batavia, waar men in 1886 een bevrachtings- en handelskantoor had.064.
(A.Belder te Alblasserdam publiceerde een boekje over de historie van de “Dankbaarheid … “. Heeft van Blokland daar de gegevens vandaan?
Hij woont in 1886 in Indonesie Batavia met zijn familie. Hij heeft daar een Firma, rederij met handels, bevrachtings kantoor.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.Landberg was met vlagnummer R109 in de periode 1826 t/m 1878 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Uit de periode 1820 t/m 1825 zijn geen ledenlijsten beschikbaar. Het is dus zeer wel mogelijk dat hij in één van de jaren uit de genoemde periode tot de Maatschappij is toegetreden058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen 1849, 1851, 1855, 1858, 1859, 1862 t/m 1867 en 1874 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein P.Landberg met vlagnummer R109 wèl als gezagvoerder vermeld maar niet met een schip en rederij058
P.Landberg was in 1824 gezagvoerder op de Rotterdamse brik de "Sara" (86 lasten). De boekhouders waren Mees, Boer & Moes012
Bouma025 vermeldt P.Landberg als gezagvoerder gedurende:
* 1824 t/m 1830 van de brik “Sara”, bouwplaats en-jaar niet vermeld, 160 ton o.m., varend voor Mees, Boer & Moens te Rotterdam;
* 1832 van de brik “Mercator”, gebouwd in 1828, bouwlocatie niet vermeld, 250 ton o.m., varend voor van Hoboken te Rotterdam;
* 1832 t/m 1838 op de bark “Dankbaarheid aan de Nederlandsche Handel Maatschappij”, gebouwd in 1832 te Alblasserdam, 450 ton o.m., varend voor C.Smit te Alblasserdam.
Overige bijzonderheden
Er wordt gemeld dat 19-eeuwse koopvaardijgezagvoerders gemiddeld ¦100,- per maand verdiende. Maar een uitzondering was kapitein P.Landberg die van de Nederlandsche Handel Maatschappij voor zijn gezagvoerderschap van de Mercator een gage van ¦110,- per maand kreeg039.
Pieter Landberg werd in 1832 door Cornelis Smit aangesteld op zijn nieuwe fregat “Dankbaarheid aan de Nederlandsche Handel Maatschappij”. In 1837 was hij voor 1/6 mede-eigenaar van het schip, 1/6 was van Jan van Vollenhoven,, 1/6 van Jan Smit en 3/6 behoorde toe aan Cornelis Smit. 064
P.Landberg verzorgde per 11 mei 1834 vanuit Hellevoetsluis met de “Dankbaarheid aan de Nederlandsche Handel Maatschappij” een troepentransport van 4 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 08 september 1834 na 120 dagen065*.
In 1866 is hij reder te Batavia en koopt voor f 16.000,- de bark “Hendrika” van reder Minderop te Rotterdam met als kapitein A.J.Bus en herdoopt het schip in “Maria Augusta”
Ontleend aan van Blokland-Visser064:
Van 1832/39 is hij kapitein op de bark “Dankbaarheid aan de Nederlandsche Handelsmaatschappij”, reder/bouwer Cornelis Smit Jz te Alblasserdam. In 1837 is hij voor 1/6e deel mede eigenaar van zijn schip. De andere eigenaren waren 1/6e deel Jan van Vollenhoven, 1/6e deel Jan Smit en 3/6e deel Cornelis Smit.
In 1866 is hij reder te Batavia en koopt hij voor f 16.000,- de bark “Hendrika” 397 last/(1856) werf Jan Smit Cz te Papendrecht van reder Minderop te Rotterdam. Kapitein is dan A.J.Bus. Het schip krijgt de naam “Maria Augusta”.
Rotterdamsche Courant 07 augustus 1821114
Rotterdam, 6 augustus.
….Den 5 zeilden SARA, P. Landberg, naar Madera, CONCORDIA, J. Nobel, naar Batavia; HOFFNUNG, J. Thoilesen, naar Libau (opm: Liepaja); POCAHONTAS, F.A. Reynolds, naar Baltimore, en DEE, W. Moffat, naar Aberdeen; de wind W. en O…..
Rotterdamsche Courant 08 januari 1822114
Rotterdam, 7 januari. Den 5 zeilden van Helvoetsluis Zr.Ms. corvetschip van oorlog DOLPHIJN, kapt-luitenant Mommendaal, JORINA, T. van Duivenboden, en de JONGE JACOBUS, J.J. Bonn, naar Batavia; VREDE EN VRIENDSCHAP, K. Nieveen, naar Surinamen; SARA, P. Landberg, naar Rio-Janeiro; RESOLUTION, J. Stroobuur, naar Lissabon; ELIZABETH, H.E. Hendriks, naar Marseille; LOUISA, D. Guijt, naar Jersey; ELIZABETH EN CORNELIA, J. Parlevliet, naar Bordeaux; de JONGE WILLEM, J. Parlevliet, naar Newry; VENILLIA, W. van der Kolff, naar Liverpool; GRAAF BERNSTORFF, N.J. Rahlff, naar Brest; dezelve is onder de Goereese haven ten anker gekomen,
en arriveerden CHRIST. JANS, M. Ohlsen, van Corsoer; TRITON, J.P. Engeltan, van Stokholm, laatst van Texel; de JONGE HEEREN, W.B. Bakker, van Riga, en ELIS, P.H. Stokkelge, van Faaborg, als bijlegger, naar Marseille; de wind N.O. en O.N.O.
Den 6 zeilde EDUARD, J. Mouat, naar St. Ubes (opm: Setubal)
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp
p.69/70 Kapitein P.Landberg was ca 1827-1830 agent van de Nederlansche Handel Maatschappij in de USA en speelde een rol , middels een nieuw te bouwen Amerikaans schip, bij het opstarten van een Nederlandse walvisvaart maatschappij varend op ZO-Azie en Japan. Het betrof de “Logan” onder de Amerikaan Reuben F.Coffin.
Familiegegevens en opleiding
Bonefasius van der Tak werd geboren 16 juli 1802 te Rotterdam als zoon van de Nederlands Hervormde Jilles van der Tak en Anna Margartha Koelen. Hij woonde te Rotterdam a.s. op het Bosch-eiland Wijk 13 nr. 17.
Hij huwde op 11 april 1827 te Rotterdam met Anna de Ligt, geboren 17 juni 1800 te Rotterdam als dochter van de Nederlands Hervormde Cornelis de Ligt en Louisa van der El.
Hij overleed te Rotterdam aan de Oostmaaslaan op 20 maart 1899005.
Bonefacius van der Tak werd geboren in Rotterdam op 16 juli 1802.
Hij was getrouwd met Anna de Ligt, geboren te Rotterdam op 17 juni 1800. 003.
Bonifacius van der Tak uit Rotterdam werd als leerling van de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart ingenomen per 13 september 1815. Hij was toen 13 jaar, 5 voet/01 duim lang en had de kinderziekten gehad. Volgens doopcedule 1222 werd hij op 03 augustus 1802 gedoopt als zoon van Jellis van der Tak en Anna Margaretha Koelen, beiden uit Rotterdam en gereformeerd. Ten tijde van de inschrijving was de moeder overleden en de vader woonde te Rotterdam, “doch gaat in Den Haag wonen”. “De vader sedert overleden. Toeziend voogd is de Heer van der Hoven te Rotterdam”.
Van de vorderingen werden 3-maandelijkse rapporten opgemaakt in de periode 01 januari 1816 t/m 01 juli 1821. Vermeldenswaard zijn de volgende opmerkingen:
29 juni 1818 “geplt als kajuitwachter op het schip Maria kaptn L.Heide na Demmerarij;
13 september 1819 “terug van de reise”;
29 september 1819 “ziek aan het roodvonk”;
18 maart 1820 “als Ledemaat aangenomen”;
24 juli 1820 “geplt als ligtmatroos op het schip Zeelust Captn A. van der Linden, na Suriname voor Rotterdam”;
16 juni 1821 “terug van de reis met goede attestatie”;
20 juni 1821 “Verzocht en bekomt zijn ontslag en attestatie, alsmede vrijstelling van de Nat. Militie”004-531/1222.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
B.van der Tak (adres Hoboken) werd met vlagnummer 390 per 03 oktober 1837 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein B.J.Martens. Als zijn schip wordt genoemd de “Sara Lyda”. Toegevoegd is “bedankt” 002.
In de Algemene Vergaderingen van 26 september/03 oktober 1837 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Bonefacius van der Tak, oud 35 jaar, voerend het fregat “Sara Lydia”, wonend te Rotterdam en met als adres J.Bodix te Amsterdam, op voordracht van K.J.Martens023.
Hij werd per 05 december 1837 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop . “ingevolge Art 35* van het Reglement moet de kapt (terwijl hij voor Rottm is varende) dubb. Contr. Betalen. Bedankt 1852”003.
-
van der Tak was met vlagnummer R37 in de periode 1831 t/m 1899 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
B.van der Tak was in 1836 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 mei 1842 staat een melding van kapitein B. van der Tak “wegens een koraalrots in Straat Sunda.”042.
In de notulen dd. 17 december 1839 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop en in de Bestuursvergadering dd 09 januari 1840 staat een bericht uit Brouwershaven dd 15 december 1839 van kapitein B. van der Tak “betrekkelijk een ijsberg door hem op den 1 Mei op 39o 30’ZBreedte en 16o10’Oosterlengte in zee ontmoet.”042 en 023.
In de notulen van 21 juni 1842 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat een missive van kapitein B.van der Tak “inhoudende eene mededeeling van het bestaan van een koraalrots in Straat Sunda, die niet op de kaart is aangetekend.”
In het Jaarverslag 1899 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar op 97-jarige leeftijd is overleden.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
390 1837-1851 fregat Sara Lydia A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein B van der Tak met vlagnummer R37 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851, 1855 van het fregat “Sara Lydia” 483 last varend voor A. van Hoboken Zonen te Rotterdam
* 1858, 1859, 1862 t/m 1867, 1874, 1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1887, 18890 t/m 1898 geen schip vermeld.
Een monsterrol dd 17 september 1818 vermeldt het fregat Maria vanuit Amsterdam met bestemming Dordrecht en vandaar naar Demmerarij onder gezag van kapitein L.Heijde, met 14 equipageleden en als boekhouder J.C.Spengeler. Als ligtmatroos wordt vermeld Bonifacius van der Tak met een gage van ƒ 8,- per maand011.
Bouma025 vermeldt B. van der Tak als gezagvoerde gedurende:
* 1832 t/m 1835 van het fregat “Jacobus”, gebouwd in 1828, bouwlocatie niet vermeld, 235 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1834 t/m 1835 van het fregat “Anthony”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 470 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
Beide voorgaande opgaven overlappen.
* 1838 t/m 1856 op het 3/m schip “Sara Lydia”, gebouwd in 1837 te Rotterdam, 920 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam. In 1856 raakte het schip in de Algoa Baai lek en werd verkocht.
Overige bijzonderheden
In 1850 was prins Aquasi, een Ashanti uit Kumasi (tegenwoordig Ghana) aan boord van de "Sara Lydia" op weg naar Nederlands Indië. "7 Mei ging ik scheep ... "(p.306); "Die dag koerste de Sarah Lydia naar Sao Tomé om water in te nemen " (p.299); "Na enige schade te hebben opgelopen in een storm voor de kust van Angola, gingen we van boord in Lüderitz, Zuidwest-Afrika ..."(p.308); "Nadat de Kaap gerond was en wij naar Madagascar koersten klaarde het weer op. De Indische Oceaan is echter verraderlijk. Wij werden getroffen door twee zware stormen, die we overleefden door af te meren in de haven van Saint-Denis op het Franse eiland Réunion ..."(p.308); "7 September voeren we dan eindelijk Straat Soenda binnen. Wij zeilden voorbij de eilanden Krakatau, Dwars-in-de-weg, Toppershoedje en Brabandshoedje." (p.309)
Uit: "De zwarte met het witte hart"; Arthur Japin. De Arbeiderspers, Amsterdam. 1997.
B.van der Tak vervoerde per 27 januari 1839 vanuit Hellevoetsluis met de “Sara Lydia” 1 landmachtofficier naar Batavia. Aankomstdatum en reisduur zijn niet vermeld;
Per 24 mei 1843 vervoerde hij met hetzelfde schip vanuit Hellevoetsluis wederom 1 officier naar Batavia. Hij arriveerde op 02 oktober 1843 na 131 dagen;
Per 17 april 1847 verzorgde hij vanuit Hellevoetsluis met de “Sara Lydia” een troepentransport van 4 officieren en 180 manschappen. Hij kwam op 15 augustus 1847 te Batavia aan na 120 dagen;
Tenslotte vervoerde hij per 20 mei 1850 vanuit Hellevoetsluis met de “Sara Lydia” 4 officieren naar Batavia alwaar hij op 09 september 1850 na 112 dagen aankwam065.
Het Maritiem Museum Prins Hendrik te Rotterdam bevat een aquarel van J.Spin uit 1838 van het fregat “Anthony” op een rede in Indië met op de achtergrond het fregat “Sara Lydia”. Het Gemeentearchief van Rotterdam heeft een aquarel van J.Spin van het fregat “Sara Lydia”. zie ook 069 – p.255.
In de Indiëreizen van de schepen van Van Hoboken waren suiker en koffie kwantitatief de belangrijkste ladingen. “Toch zat er ook wel eens afwijkende lading aan boord, zoals in juni 1834 op de Anthony. De Rotterdamse correspondent van het Algemeen Handelsblad berichtte op de 20e van die maand dat dit schip van Van Hoboken … een circa acht maanden oude koningstijger had meegebracht … “069 – p.193.
Nicolaas Antonius Schrant was in 1840 passagier op de “Sara Lydia” onder kapitein B. van der Tak. Hij beschreef de overtocht van Nederland naar Indië in “Journaal van eene reize naar Java, en terug naar het vaderland”. Dit verslag bevindt zich in de bibliotheek van de Radboud Universiteit te Nijmegen.069 p.254-255. De heenreis begon te Rotterdam op 26 februari 1840 en verliep in 127 dagen, waarvan er 27 nodig waren om van Rotterdam in volle zee te geraken. Oosterwijk069 heeft uitvoerig uit het genoemde reisjournaal van Schrant geciteerd.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
F.W.Meijncke was met vlagnummer R48 in de periode 1832 t/m 1834 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1834 van het College (Gemeentearchief van Rotterdam, J/126) wordt zijn overlijden in 1834 gemeld. In hetzelfde Jaarverslag staat vermeld dat de weduwe van kapitein F.W.Meijncke voor haar en haar 2 kinderen voor een periode van 11½ maand een uitkering heeft gekregen van f 131,50. (hieruit is te concluderen dat kapitein Meijncke is overleden half januari 1834)058.
In het Jaarverslag 1835 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat bij de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat de weduwe F.W.Meincke een uitkering krijgt van f 150,- voor ondestand en schoolgeld voor haar en haar twee kinderen. In 1836, 1837, 1838, 1839 zijn deze bedragen f 160,-, f 172,60 en f 190,40. In de periode 1839 t/m 1841 is dit bedrag jaarlijks f 205,60 nog steeds voor haar en twee kinderen. In de jaren 1849, 1851, 1855, 1858 en 1859 is de uitkering alleen voor haarzelf, zijnde jaarlijks f 150,-058.
De schepen van de kapitein
Geen
Overige bijzonderheden
Geen
Datum vanaf: |
1833 |
Kapitein: |
Meijncke, F.W. |
Overige informatie: |
1833 – 1834 |
Familiegegevens en opleiding
Johannes Louwerense ("volgens trouwacte genaamd en zich ook schrijvende Lourens. Op verzoek van de H.H.Hoboken deze bijvoeging in het Register opgenomen") werd geboren te Rotterdam op 24 juni 1807 als zoon van de Nederlands Hervormde Johannes Lourens en Aaltje van Es. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Kolk nr. 117
Johannes Lourens trouwde op 14 oktober 1829 te Rotterdam met Jannetje de Ligt, geboren te Rotterdam op 01 augustus 1808 als dochter van de Nederlands Hervormde Cornelis de Ligt en Louisa van der Eb. Zij overleed op 20 maart 1886.
Jan overleed in 1871. Bij zijn overlijden is Delfshaven als woonplaats vermeld.003 en 005 en 118
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Louwerense, adres A.van Hoboken & Zn, werd met vlagnummer 414 effectief lid van "Zeemanshoop" per 07 april 1835 op voorspraak van C.Koert. In het Register wordt als zijn schip de "Elisabeth" vermeld.002.
In de Algemene Vergaderingen van 14/21 april 1835 werd voorgedragen/benoemd Johannes Louwerense, oud 28 jaar, voerend het schip “Jacobus”, wonende te Rotterdam, adres bij J.Bonder te Amsterdam, op voordracht van kapitein P.Kraaij023. (in de notulen wordt dus een ander schip genoemd dan in het Inschrijfregister. In Boum025 wordt er geen kapitein Lourens vermeld als gezagvoerder van een schip met de naam “ Elisabeth”. NOG TE CONTROLEREN IN VAN SLUIJS013)
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 15 maart 1838. "Van beroep veranderd. Overleden 1871"003
.Lourens was effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop”met vlagnummer 414 in de periode 1835 t/m 1836, met vlagnummer 301 in de periode 1836 t/m 1854 en met vlagnummer 96 in de periode 1854 t/m 1871.
J.Lourens was met vlagnummer R48 in de periode 1834 t/m 1871 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
J.Lourens was in 1837 zg “afwisselend commissaris” van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 juni 1871 staat een verzoek om de reglementaire uitkering door de wed. kapitein J.Lourens geb. de Ligt, welke haar in de vergadering van 24 juli 1871 ingaande 01 augustus 1871 werd toegekend.042
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 08 augustus 1871 staat vermeld dat per 01 augustus 1871 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan de wed. J.Lourens geb. de Ligt.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 11 mei 1886 staat een bericht door J.Lourens omtrent het overlijden van zijn moeder.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
414 1835 fregat Jacobus geen opgave
301 1836-1837 bark Jacobus A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
1838-1840 fregat Canton idem
1841-1846 fregat Amboina idem
1848-1851 fregat Hendrika idem
1852-1853 fregat Gertrude idem
96 1854-1855 fregat Gertrude idem
1856-1858 fregat Jason idem
1859-1863 fregat Medea idem
1864-1870 geen vermelding van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.Lourens met vlagnummer R48 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 fregat “Hendrika” 462 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1855 fregat “Gertrude” 515 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1858 fregat “Jason” 438 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1859, 1862 fregat “Medea” 399 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1863 t/m 1867 geen schepen vermeld
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
kapitein naam schip vertrek terugkomst
L.Lourens Medea 02 november 1859 27 oktober 1860
Medea 03 september 1861 20 juli 1862
Medea 24 september 1862 niet vermeld
Bouma025 vermeldt J.Louwerense/J.Lourens als gezagvoerder gedurende:
* 1836 t/m 1838 op de 3/m bark “Jacobus”, gebouwd in 1828, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
* 1839 t/m 1841 op het 3/m schip “Canton” ex Ortelius, gebouwd in 1830, bouwplaats en -jaar niet vermeld, 628 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. Het schip werd in 1842 geveild;
* 1842 t/m 1847 op het 3/m schip “Amboina”, gebouwd in 1840 te Rotterdam, 722 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1848 t/m 1852 op het 3/m-schip “Hendrika” gebouwd op de werf Rotterdamsch Welvaren te Rotterdam onder scheepsbouwmeester B.de Hoog. De kiel werd gelegd op 19 november 1835, de tewaterlating vond plaats op 28 juni 1836 (Handelsb 30 juni 1836). Het schip mat 860 ton o.m. De reederij was A.van Hoboken & Co te Rotterdamzie ook 013.
* 1853 t/m 1856 op het 3/m schip “Gertrude”, gebouwd te Rotterdam in 1840, 990 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1857 t/m 1859 op het 3/m schip “Jason”, gebouwd in 1856 te Rotterdam, 829 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1858 t/m 1863 op het 3/m schip “Medea”, gebouwd in 1858 te Rotterdam, 756 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Carel Anastatius Leopold van der Wijck werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam per 07 mei 1846 als jongen geplaatst op de "Amboina" onder kapitein Louwerse (er is foutief vermeld: "Laurens") voor een reis van Rotterdam naar Batavia. Hij meldde zich weer op school per 06 maart 1847"004(533/2012).
In het Archief van het Kadaster voor scheepsbewijzen te Rotterdam 1871, volgnummer register 1370, Algemeen Register Deel 4, nr. 52, dagregister deel 6 nr. 60 3 augustus 1871 komt een notariële akte voor (notaris Willem Simon Burger Wz) van Jacobus van Hoboken van Cortgene, handelend voor de firma A.van Hoboken en Zonnen, zeehandelaren en scheepsreeders welke stelt dat voor zijn rekening is gebouwd het fregat “Jason” op de werf “Rotterdams Welvaren”aan de Hoogen Zeedijk door scheepsbouwmeester Carl Lehman, groot 829 ton. De kiel is gelegd op 08 december 1855 en het schip is van stapel gelopen op 30 augustus 1856. De eerste kapitein was Johannes Lourens
Afschrift van de akte verkregen van de heer Jan Lourens te Alkmaar door tussenkomst van Koen Suyk te Heiloo, januari 2003.
L.Lourens verzorgde per 01 maart 1837 vanaf Hellevoetsluis met de “Jacobus” een troepentransport van 4 officieren en 12 manschappen. In St. Georg d’Elmina werden 71 Afrikaanse recruten aan boord genomen. Hij arriveerde te Batavia op 01 juli 1837 na 122 dagen065*.
Per 16 mei 1846 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis met de “Amboina” en een contingent van 4 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 31 augustus 1846.
Per 10 december 1848 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis met de “Hendrika” en 2 officieren plus 200 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 04 april 1849 na 115 dagen. Onderweg waren 4 militairen overleden.
Per 12 november 1850 voer hij vanuit Hellevoetsluis wederom met de “Hendrika”. Hij had 1 officier aan boord en kwam op 13 maart 1851 na 112 dagen te Batavia aan.
Op 12 oktober 1852 voer hij vanuit Brouwershaven met de “Gertrude” en 1 officier en 1 manschap. Aankomstdatum en reisduur zijn niet opgegeven.
Op 05 november 1853 vertrok hij met de “Gertrude” wederom vanuit Brouwershaven en aan boord 1 officier. Ook hier ontbreken aankomstdatum en reisduur.
Op 27 oktober 1856 voer hij vanuit Brouwershaven met de “Jason” en weer met 1 officier. Aankomstdatum en reisduur ontbreken.
Op 24 oktober 1857 vertrok hij weer met de “Jason” en 1 officier vanuit Brouwershaven en ook nu ontbreken reisduur en aankomstdatum.
Op 11 september 1861 vertrok hij vanuit Brouwershaven met de “Medea” en 8 officieren en 1 manschap. Hij arriveerde te Batavia op 18 december 1861 na 98 dagen.
Tenslotte voer hij uit op 25 september 1862 vanuit Brouwershaven met de “Medea” en 2 officieren. Hij arriveerde te Batavia op 30 december 1862065.
Een verslag van een troepentransport is weergegeven in “Het reisjournaal van H.H.G.Peltzer betreffende een reis van Harderwijk naar Batavia op de bark Laurens Koster (kapitein D.R.Kleve) van 12 november 1848 tot 03 april 1849” Transcripte en annotaties door S.Parma, mei 2001. Rapport aanwezig in de bibliotheek van het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam. H.H.G.Peltzer was de landmachtbevelhebber van het troepentransport. In dit journaal komt een enkele opmerking voor betreffende de “Hendrika” (blijkensonder kapitein Louwerense)
22 januari 1849 (op de hoogte van de linie op weg naar Batavia)
“In lij hebben wij thans een Hollandsche driemastschip doch door de groote afstand van ons, kunnen wij de signalen die hij doet niet onderscheiden. Des middags echter een goede bries gekregen hebbende, zijn wij hetzelve zoo digt genaderd, dat wij aan het nummer van de Kollegievlag konden bespeuren, dat het een Rotterdams schip was, en wel de Hendrica van Hoboken, waarop een transport troepen met de Kapitein Keurenaar; …” (zijnde een collega-landmachtofficier).
30 maart 1849 (in Straat Sunda bij Prinseneiland)
“Niet weinig waren wij verwonderd des morgens bij het aantreden van den dag zoo veel schepen rondom ons te zien; ongeveer 20, waaronder er waren, die wij reeds vroeger hadden gezien; onder anderen de Hendrica, waarop de Kapt Keurenaar, …”.
31 maart 1849
“… des avonds en des nachts kwamen wij met de schepen Hendrica, Schouwen en de Eersteling tusschen de derde en vierde punt van Java ten anker”.
In mei 1837 verging Z.M.Stoomschip Willem 1 op de Lucipara riffen ten zuiden van Ambon. Berichten hierover bereikten Nederland “in de laatste dagen der maan November ll, … ,voorlopig met het schip Jacobus, Kapitein J.Lourens, op den 20sten dier maand te Hellevoetsluis binnengevallen, … “. (kapitein Lourens had dus in deze periode een reis naar Indië achter de rug).
Uit: Verhaal der schipbreuk geleden door den Luitenant Kolonel De Stuers benevens passagiers en equipage van Z.M. Stoomschip Willem ! op de Lucipara’s in den nacht van den 5den op den 6den Mei 1837. door Luitenant Kolonel De Stuers. ’s Gravenhage. K.Fuhri. 1837.52 pp. Aanwezig in het Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam.
“Het zesde en laatste schip van Van Hoboken dat de trip Batavia – Decima vice versa zou maken was in 1842 het fregat Amboina. Gezagvoerder op deze reis was de toen 36-jarige Jan Lourens, een zeeman die zeer werd gewaardeerd. Bij zes jaar eerder – in een brief aan de NHM – had Van Hoboken hem ‘een jonge man, die met ijver zijne zaken drijft, de zoon van onze overleden gezagvoerder van Dijkzigt’ genoemd.”069 – p.191.
“Een … wedstrijd … werd in 1858 gezeild tusschen twee schepen van de Rotterdamsche reederij Van Hoboken. Op den 15den Maart van dat jaar nam kapitein De Vries van de Zephir op de reede van Batavia afscheid van zijn collega J.Louwerse van de Jason. Dat schip was nog niet heelemaal klaar met inladen, hetgeen nog wel een weekje kon duren. “Ik zal je vrouw als ik thuis ben alvast zeggen, dat ze je over een week of twee, drie kan verwachten”, zei De Vries tegen Louwerse, toen die weer naar zijn schip terugkeerde.
Ter hoogte van Kaap de Goede Hoop zagen de mannen van de Zephir een ander clipper aan de kim, die toen hij dichter bij kwam de Triton bleek te zijn, eveneens een schip van Van Hoboken. Fe Triton was ook den 15den Maart vertrokken, exhter van de reede van Banjoewangi. Door Straat Bali was hij op den Oceaan gekomen, zoodat zijn weg naar het vaderland vrijwel even lang was als die van de Zephir, die door Straat Soenda was gevaren van Batavia uit.
Het werd een spannende wedstrijd tusschen de beide schepen. Ze gaven elkaar niets toe en tefelijk stormden ze het Kanaal binnen … Bijna kop aan kop lagen ze, toen ze aan de kim Brouwershaven zagen opduiken en alles zetten de beide kapiteins er op om den ander nog een beetje voor te komen. …
De Zephir scheen tenslotte toch nog te winnen, het schip liep iets uit en kapitein De Vries dacht al overwinnaar te ziijn, toen zijn blik opeens verstarde. Want op de reede zag hij rustig achter zijn ankers met opgedoekte zeilen … de Jason, die zes dagen na hem was vertrokken en reeds de vorige dag was aangekomen. “Ik heb je vrouw al geschreven dat je onderweg bent”, zei kapitein Louwerse toen hij op de Zephir kwam om zijn collega te begroeten. Met een reis van 90 dagen had hij de race gewonnen. … “
Uit “De Clippers” van Anno Teenstra.Uitgave Holdert & Co, Amsterdam, 1945, 306 pp. en wel op pp. 74-75.
Datum vanaf: |
1834 |
Kapitein: |
LOURENS, JAN |
Overige informatie: |
1834 – 1838 |
Familiegegevens en opleiding
Pieter Romijn werd geboren te Dordrecht op 15 september 1807 als zoon van Hendrik Romijn en Teuntje Korevaar.
Hij trouwde op 10 januari 1838 met Metje Scheers, geboren te Dordrecht op 12 oktober 1809 als dochter van Jan Scheers en Teuntje Ketting. In Dordrecht werd geboren zoon Jan (1843) .Metje overleed op 16 mei 1905.118
Pieter overleed in 1843 op zee. aan boord van zijn schip de “Ida Willemina”
Dordrechtsche Courant 11 april 1843114
Advertentie. Heden ontving ik het treurige bericht, dat mijn echtgenoot, P. Romijn, gezagvoerder op het Oost-Indische fregatschip IDA WILHELMINA, op deszelfs reis naar Batavia, in december ll., tot bittere droefheid van mij en zijn betrekkingen, in de ouderdom van 35 jaren, is overleden, mij nalatende 2 kinderen, te jong om hun verlies te beseffen.
Dordrecht, 12 april 1843, Wed. P. Romijn, geb. Van Scheers.
Hij werd in 1835 met nr. 178 lid van de Dordtse vrijmetselaarsloge “La Flamboyante”.003 en 064
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.Romijn werd met vlagnummer 414 per 12 juni 1838 ingeschreven als effectief lid van Zeemanshoop op voordracht van B.P.Martens. Zijn schip was de "Jacobus". Toegevoegd is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving was de man 31 jaar en de vrouw 29 jaar. Ingeschreven werd één zoon, geboren in 1841002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 05/12 juni 1838 werd als effectief lid ingeschreven Pieter Romijn, oud 31 jaar, voerend de bark “De Jonge Jacobus”, wonend te Rotterdam en met als adres de heer R.J.Martens te Amsterdam, op voordracht van kapitein B.P.Martens. Hij kreeg vlagnummer 414023.
Hij werd in 1839 (geen datum vermeld) deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop. Toegevoegd is : “ingevolge Art 35* van het Reglemt moet de kapt. (terwijl hij voor Dordt is varende) dubb Contr betalen bedankt als Voortd Deeln. met 1842”.003.
P.Romijn was met vlagnummer 15 effectief lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 01 februari 1839 t/m 1843.111 en 64a
P.Romijn was met vlagnummer R147 in de periode 1837 t/m 1840 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 mei 1842 staat een verzoek van kapitein P.Romijn “verzoekende als Doorlopend deelnemer te worden geroyeerd.”042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 15 juni 1843 staat een verzoek om uitkering van de wed. P.Romijn, geb. M. van Schiers. In de notulen van de Bestuursvergadering dd 27 juli 1843 gaat het Bestuur accoord met een uitkering aan de wed. P.Romijn voor haar en 2 kinderen ingaande 01 februari 1843.042.
In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 13 januari 1857 vraagt de wed. P.Romijn om continuering van de uitkering voor haar zoon ook nà zijn 14e jaar. Dit verzoek wordt afgewezen.042.
In de notulen dd 08 augustus 1843 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat de aanvrage om onderstand van M.van Scheers, de weduwe van kapitein P.Romijn. Deze werd toegestaan per 01 februari 1843 voor haar en haar beide kinderen.023.
In het Jaarverslag 1840 van het Rotterdamse College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat de kapitein P.Romijn voor het lidmaatschap heeft bedankt058.
In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” staat in begin 1839 een boeking van entreegeld ad f 15,- van P.Romijn. 064b
Op 05 mei 1843 kreeg de weduwe P.Romijn f 100,- uitgekeerd van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart”.064a. Deze uitgave is ook vermeld in het kasboek van het college dd. mei 1843.064b
De schepen van de kapitein
lid van het college Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
414 1838 bark Jacobus A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
1839-1842 fregat Ida Wilhelmina Klerk & Voogd te Dordrecht
Bouma025 vermeldt P.Romijn als gezagvoerder gedurende:
* 1839 van het 3/m schip “Jacobus”, gebouwd in 1828, bouwplaats niet vermeld, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. Het schip werd getuigd als bark;
* 1840 t/m 1843 van de bark “Ida Wilhelmina”, gebouwd in 1839 te Dordrecht, 778 ton o.m., varend voor Klerk & Voogd te Dordrecht.
Overige bijzonderheden
Tijdens de Jaarbijeenkomst van de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarders dd17 oktober 2004 te Hoorn werd door de Mariene Kunst en Antiekhandel Marijke de Haan-Boonen te Zaltbommel te koop aangeboden een door Spin in 1840 geschilderd portret van het fregat “Ida Wilhelmina” te Dordrecht. Het schip voert de vlag 15.
Ontleend aan van Blokland-Visser064:
Hij monsterde op 23 augustus 1825 (monsterrol nr 142 Gemeentearchief Dordrecht) als lichtmatroos, wonende te Dordrecht, met een maandgage van f 20,- aan boord van de kof “Maria” onder kapitein Jan Sipkes, met 8 man voor een reis naar Liverpool (is dit wellicht kapitein J.Sikkes voor reederij G.C.Stoop te Dordrecht?).
Een monsterrol nr. 944 dd 01 oktober 1839 vermeldt hem als 31 jarige gezagvoerder op het fregat “Ida Wilhelmina”, rederij Klerk en Voogd te Dordrecht, voor een reis naar Batavia met een equipage van 37 man. Zijn laatste reis met dit schip vertrok op 31 juli 1842, aankomst Batavia 18 december 1842 en terug in Nederland in juli 1843.064.
Datum vanaf: |
1838 |
Kapitein: |
Romijn, Pieter |
Overige informatie: |
1838 – 1839 |
Familiegegevens en opleiding
Ary Maartensz Schaap werd geboren te Rotterdam op 11 juli 1811 als zoon van Maarten Ameriksz Schaap en Trijntje Arysd. van Duijvenbode.
Hij trouwde met Diederika Groenevelt, geboren in 1812 (te Rotterdam?). Na het overlijden van Ary hertrouwde zij in augustus 1845 met Johannes Lucas. Zij overleed op 21 januari 1892.118
Hij overleed op 15 augustus 1839 nabij St.Helena.054-153.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.Schaap (adres bij Hoboken) werd met vlagnummer 465 per 30 april 1839 ingeschreven als effectief lid van Zeemanshoop op voordracht van B.J.Martens. Zijn schip was de “Jacobus”. Toegevoegd is “overleden”002. Ten tijde van de inschrijving waren Schaap en zijn vrouw 28 resp. 27 jaar. Bijgeschreven staat een zoon uit 1837002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 23/30 april 1839 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Ary Schaap, oud 28 jaar, voerend de bark “Jacobus”, wonend te Rotterdam en met als adres J.Bondix te Amsterdam, op voordracht van kapitein R.J.Martens. Hij kreeg vlagnummer 465023.
A.Schaap Mz was met vlagnummer R36 in de periode 1838 t/m 1840 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. In de ledenlijsten is onder nr R36 vermeld M. Schaap Mz . Een kapitein Schaap met deze initialen komt niet in mijn bestand voor. Ik neem, mede vanwege het overlijdensjaar, dat het om Ary Maartensz. Schaap gaat
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 maart 1840 vraagt de weduwe van kapitein A.Schaap om een uitkering. In de vergadering van 30 april 1840 wordt deze haar per 01 november 1839 aan haar uitgekeerd.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 25 september 1845 meldt D.Groeneveld, vroeger de wed. van A.Schaap te zijn hertrouwd met de heer J.Lucas en vraagt een continuering van de steun voor haar dochter. Het Bestuur gaat accoord.042.
In de Bestuursvergadering dd 28 augustus 1884 vraagt de wed. Johannes Lucas geb. Diereika Groeneveld, eerder de wed. Ary Schaap om herstel van uitkering, die haar op 25 september wordt toegestaan ingaande 01 augustus 1884.042
In de notulen dd 19 mei 1840 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat een aanvraag om uitkering van D.Groenevelt, de weduwe van Kapitein A.Schaap Mz, welke werd toegestaan met ingang van 1 november 1839.023
In de notulen dd 21 oktober 1845 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat de mededeling dat D.Groenevelt, vroeger de wed. A.Schaap, is hertrouwd met J.Lucas. Zij verzoekt om continuering van de uitkering aan haar dochter uit het huwelijk met kapitein Schaap, hetgeen door het Bestuur wordt toegestaan.023.
In de notulen dd 21 oktober 1884 van de Algemene Vergadering staat een aanvrage om herstel van de uitkering door de weduwe J.Lucas geb. Groenevelt, eerder de weduwe A.Schaap. Deze wordt toegestaan in de 1e klasse per 01 augustus 1884.023.
In het Jaarverslag 1840 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) wordt het overlijden van kapitein A.Schaap Mz vermeld. In hetzelfde Jaarverslag is vermeld dat de weduwe van kapitein A.Schaap Mz voor haar en haar kind een uitkering kreeg van f 153,50 voor 16 maanden en 22 dagen. (hieruit is te concluderen dat A.Schaap is overleden op 09 augustus 1839, hetgeen spoort met de hiervoor opgegeven overlijdensdatum). In 1841 kreeg zij een uitkering van f 140,- voor haar en één kind058.
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart 1849 en 1851 staat vermeld dat een kind van wijlen A.Schaap een uitkering kreeg van f 22,60 (incl. schoolgeld) resp. f 20,-058.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van Colleg Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
465 1839 bark Jacobus A.van Hoboken te Rotterdam
Hij was in 1838 kapitein op de in 1826 gebouwde, 370 ton metende, 27m lange, brik Willem en in 1839 op de bark Jacobus, beide van reder A.van Hoboken. 054-153.
Bouma025 vermeldt A.Schaap Mz als gezagvoerder van 1840-1841 op het fregat ”Jacobus”, bouwjaar en -plaats niet vermeld, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam.
Bouma vermeldt géén A.Schaap maar wèl M.Schaap (Maarten, zie aldaar) als gezagvoerder op de Willem, gebouwd in 1826 en varend voor van Hoboken in Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Vermoedelijke Ary Maartensz. Schaap verzorgde per 18 mei 1839 vanuit Hellevoetsluis met de “Jacob” een troepentransport van 4 officieren en 20 manschappen. Het schip maakte een tussenstop in St. George d’Elmina waar 70 Afrikaanse recruten inscheepten. Ze arriveerden te Batavia op 21 oktober 1839 na 146 dagen, terwijl onderweg 2 manschappen waren overleden065 Deze opgave wordt door van Bossenbroek toegeschreven aan Amerik Arisz. - zie aldaar.
“De Jacobus opende eind mei 1839 vanuit Rotterdam de rij van drie schepen die in dat jaar voor de firma A. van Hoboken en Zonen in Elmina ‘levende lading’ zouden afhalen: in totaal ongeveer 250 recruten. … Gezagvoerder van de Jacobus was Ary Schaap, de zoon van Maarten, die in deze functie eerder voor korte tijd op de brik Willem had gevaren. In april 1839 hadden vader en zoon elkaar, na ruim vijf jaar, weer eens getroffen. … Ary Schaap, die met zeventig recruten aan boord op 19 juli met de Jacobus van Elmina was vertrokken, was enkele dagen na vertrek ziek geworden . Twaalf dagen later overleed hij, op nog maar 28-jarige leeftijd. Het lijk werd, zoals gebruikelijk, overboord gezet.”069 p.214.
Datum vanaf: |
1839 |
Kapitein: |
Schaap, Ary Maartensz |
Overige informatie: |
1839 – 1839 Op 8 augustus 1839 aanboord overleden |
Datum vanaf: |
1839 |
Kapitein: |
Visser, G. |
Overige informatie: |
1839 – 1840 voor wijlen A. Schaap Mzn. |
Familiegegevens en opleiding
Florus Guyt werd geboren in 1811 te Katwijk.
Hij werd in 1839 als 1e stuurman lid van de Dordtse vrijmetselaasloge “La Flamboyante”.
Hij trouwde ca 1835 met Lucretia Admiraal, geboren ca 1816. Lucretia zou na het overlijden van Florus Guyt zijn hertrouwd op 17 juni 1857 met A.Ogterop. Lucretia overleed op 07 maart 1900.
Florus overleed op 12 januari 1841 aan boord van zijn bark “Jacobus” op terugreis van Batavia .
Rotterdamsche Courant 20 februari 1841
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Guyt (adres Hoboken) werd met nr.425 lid van Zeemanshoop per 07 augustus 1838 op voorspraak van J.J.Brouwer. Zijn schip was de "Johanna"002. Ten tijde van de inschrijving was de man 27 en de vrouw 22 jaar. Toegevoegd is “overleden” 002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 31 juli/07 augustus 1838 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Floris Guijt, oud 27 jaar, voerend de brik “Johanna”, wonende te Rotterdam en met als adres de heer J.Bondix te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.J.Brouwers. Hij kreeg vlagnummer 425023. ( het merkwaardige is dat hier zeer duidelijk als vóórnaam FLORIS wordt opgegeven
F.Guijt was met vlagnummer R22 in de periode 1838 t/m 1841 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 april 1841 verzoekt de weduwe van kapitein F.Guyt, geb. L.Admiraal om een uitkering die in de vergadering van 24 juni 1841 per 01 februari 1841 wordt toegekend.042.
In de Bestuursvergadering dd 30 juli 1857 meldt L.Ogtrop, geboren Admiraal en vroeger de weduwe van F.Guyt Jr te zijn hertrouwd.042.
In de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 06 juli 1841 werd aan L.Admiraal, de weduwe kapitein F.Guyt, onderstand toegekend ingaande 01 februari 1841023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 04 augustus 1857 staat vermeld dat L.Ogtrop geb. Admiraal, eerder weduwe van kapitein F.Guyt is hertrouwd en bedankt voor de uittkering.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 01 juli 1897 staat een verzoek tot herstel van uitkering van de wed.R.A.Ogterop, eerder F.Guyt. “Af te handelen door de penningmeester.”023.
(Gezien informatie hiervoor was deze vrouw eerder weduwe van het effectief lid van Zeemanshoop Florus Guyt – zie aldaar).
In het Jaarverslag 1841 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) is vermeld dat F.Guijt in 1841 is overleden. In hetzelfde Jaarverslag staat dat zijn weduwe een uitkering kreeg van f 110,40 voor een periode van 11 maanden en 15 dagen. (hieruit is te concluderen dat kapitein Guyt is overleden c. 15 januari 1841.)058.
In de Jaarverslagen van 1849 1851, 1855 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat in de rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat de weduwe van kapitein F.Guyt een jaarlijkse uitkering kreeg van f 150,-.058.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop in Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
425 1839 brik Johanna A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
1840 brik Willem idem
1841 bark Jacobus idem
Bouma025 vermeldt F.Guyt als gezagvoerder gedurende:
* 1837 t/m 1838 van het fregat “Anthony”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 470 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam
* 1839 op de brik “Johanna”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 180 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1840 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* in 1841 op het fregat “Jacobus”, gebouwd in 1828, bouwlocatie niet vermeld, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
“Het jaar 1841 zou het laatste worden waarin schepen van de firma A. van Hoboken en Z0nen zich in Elmina zouden laten zien. Drie maal gebeurde dit nig: door de menado, de Jacobus en de Europa. … Op 1 juli vertrok de Menado uit Rotterdam; in augustus werden 107 recruten in Elmina aan boord genomen. . De Jacobus voer in augustus (1841) het zeegat bij Hellevoetsluis uit; dit schip nam zeventig negers van de West-Afrikaanse kust mee naar Java.. … .069 – p.219
Het Maritiem Museum Prins Hendrik te Rotterdam bevat een aquarel van J.Spin uit 1838 van het fregat Anthony op een rede in Indië.
Datum vanaf: |
1840 |
Kapitein: |
Guijt, Floris |
Overige informatie: |
1840 – 1841 Op 12 januari 1841 aanboord overleden |
Familiegegevens en opleiding
In de collectie krantenknipsels van het Centraal voor Genealogie te Den Haag bevinden zich overlijdensadvertenties van drie zusters van Cornelis Marius, met in alle drie gevallen zijn ondertekening.
Voorts melden overlijdensakten en gegevens uit de Bevolkingsregisters uit Amsterdam melden het volgende
-
Agatha Cornelia Borghorst, geboren te Amsterdam op 19 augustus 1797, overleden te Amsterdam op 12 november 1872 ’s middags zes uur op de Heerengracht 428 te Amsterdam, geen beroep, 75 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
-
Maria Catharina Borghorst, geboren te Amsterdam op 13 mei 1802, overleden te Amsterdam op 16 december 1863 ’s middags één uur op de Heerengracht 429 te Amsterdam, geen beroep, 62 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers.
-
Sara Maria, geboren te Amsterdam op 06 juni 1804, overleden te Amsterdam op 12 februari1 1876 op de Heerengracht 445, geen beroep, Nederlands Hervormd, 71 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers. Volgens het Bevolkingsregister vestigde zij zich te Amsterdam op 23 oktober 1866, komende van Kapelle.
-
Dionisia Judina Margaretha Borghorst, geboren te Amsterdam op 06 maart 1806, overleden te Amsterdam op 15 oktober 1885 ’s middags half één op de Heerengracht 445 te Amsterdam, 79 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
-
Johanna, geboren 25 januari 1810 te Amsterdam en overleden te Amsterdam op de Heerengracht 445 op 07 augustus 1895, 85 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
De drie dagblad-aankondigingen werden gedaan door C.M.Borghorst, de broer van de overledene
Tevens is er een advertentie met :
“Heden overleed de Heer Cornelis Marius Borghorst in den ouderdom van 78 jaren, geliefde Broeder van Ja. Borghorst.
Amsterdam 18 Oct. 1889.”
De ondertekenaar was kennelijk zuster Johanna. De overlijdensakte en het Bervolkingsregister uit 1864 melden:
Cornelis Marius Borghorst, geboren te Tiel op 20 augustus 1811, overleden op 18 oktober 1889 ’s middags drie uur op de Heerengracht 445 te Amsterdam, geen beroep, 78 jaar, ongehuwde zoon van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
Het Bevolkingsregister 1864 meldt tevens dat hij zich te Amsterdam vestigde op 24 februari 1863 komend uit Dordrecht. Hij vertrok op 26 oktober 1863 naar Harderwijk en kwam terug in Amsterdam op 04 januari 1869. Daarna bleef hij te Amsterdam
De tienjarentafel van overlijden 1883-1892 te Amsterdam vermeldt een aantal personen met de achternaam Borghorst, zoals een Elisabeth Johanna Jacoba, Harmanus, Johannes maar uit de akten blijkt geen verwantschap met Cornelis Marius.
DE GENERALE CONCLUSIE IS DAT JAN BORGHORST EN DIONISIA JUDINA MARGARETHA VAN ALTENA VIER DOCHTERS EN DE ZOON/KOOPVAARDIJKAPITEIN CORNELIS MARIUS HEBBEN GEKREGEN, DIE ALLE VIJF ONGEHUWD ZIJN GEBLEVEN EN OP LATERE LEEFTIJD SAMENWOONDEN OP DE HEERENGRACHT TE AMSTERDAM
ER ZIJN DUS IN DE HUIDIGE TIJD (2008) GEEN (WETTELIJKE) NAKOMELINGEN
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
C.M.Borghorst was met vlagnummer R22 in de periode 1841 t/m 1862 effectief lid resp. vlaggelid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Cornelis Marius Borghorst wonend te Dordrecht was met vlagnummer 49 lid van het Dortse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 06 augustus 1844 t/m zijn bedanken in 1863.111 en 064
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1862 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1862 bedankte als lid voor de vlag.
In een kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd augustus 1844 staat geboekt een entreebedrag van f 15,- door kapitein C.M.Borghorst van de bark “Timor”.064b
De schepen van de kapitein
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat C.M.Borghorst als gezagvoerder 64a:
-
1845, 1846 bark “Timor” boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
-
1850, 1852 t/m 1859 fregat “Orion” boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
-
1861 bark “Jan van Hoorn” boekhouder P. Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein C.M.Borghorst in de ledenlijsten als gezagvoerder in058:
-
1849, 1851, 1855, 1858 en 1859 op het fregat “Orion” 483 last varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
De bark “Timor” van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht heeft 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein C.M.Borghorst:
-
4de Augustus 1844 naar Batavia en terug in juli 1845.
-
5de September 1845 naar Batavia en terug in september 1846.
-
6de Februari 1847 en terug juli 1847 (bestemming niet opgegeven)
Het fregat de “Orion” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 11 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:
-
7de April 1848 naar Batavia en terug januari 1849
-
8ste Mei 1850 naar Batavia en terug in maart 1851
-
9de Mei 1852 naar Batavia en terug maart 1853
-
10de Mei 1853 naar Batavia en terug in december 1853
-
11de Augustus 1855 naar Batavia en terug in mei 1856
De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:
-
13de In de periode 1860-1861. Data en bestemming niet genoemd. Verkoop in 1862
Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.
Bouma025 vermeldt kapitein C.M.Borghorst als gezagvoerder gedurende:
-
1842 t/m 1843 op de bark “Jacobus”, gebouwd in 1828 als 3 mast schip, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
-
1845 t/m 1846 van de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
-
1848 t/m 1852 op het 3-mast schip “Orion”, gebouwd in 1838 te Dordrecht, 914 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
-
1853 t/m 1859 op hetzelfde schip maar nu varend voor Mr.P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1858 getuigd als bark en in 1859 gesloopt.
-
1860 op de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1862 verkocht naar Pruisen en herdoopt in “Merces” (volgens van Sluijs013 voor f800,--).
Overige bijzonderheden
C.M.Borghorst verzorgde per 20 augustus 1841 vanuit Hellevoetsluis met de “Jacobus” een troepentransport van 4 officieren en 20 manschappen. In St.Georg d’Elmina werden 70 Afrikaanse recruten aan boord genomen, waarvan er onderweg één overleed. Hij arriveerde te Batavia op 27 januari 1842 na 160 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden065.
Op 06 april 1848 vertrok hij met de “Orion” vanuit Hellevoetsluis met 2 officieren en 150 manschappen en arriveerde te Batavia op 12 augustus 1848 na 128 dagen, waarbij onderweg 1 militair was overleden en 1 militair was gedeserteerd.
Onleend aan. van Blokland-Visser064:
Op 31 augustus 1844 vertrekt C.M.Borghorst als kapitein op de bark “Timor” naar Batavia.
Hij vertrekt op 6 mei 1848 als kapitein van het fregat “Orion” vanuit Hellevoetsluis naar Batavia en keert terug op 26 januari 1849. Hij is op dit schip gezagvoerder t/m 1859
Het verslag van een reis in 1854/55 is te lezen in het logboek nr 32 (Stadsarchief van Dordrecht onder nr. 124 i.c. rederij Blusse v Oud Alblas) en werd geschreven door 1e stuurman Johannes Andreas Butner uit Dordrecht. Het schip zeilt uit op 1 augustus 1855, op het 100e etmaal op 16 november 1855 komt men aan in Straat Sunda en op 16 mei 1856 is men weer terug in de Kalkhaven te Dordrecht.
In 1860 is hij kapitein op de bark “Jan van Hoorn” De 2e reis met dit schip vertrekt in juni 1861 en is terug in Holland in juni 1862 Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nrs 59/60 archief 124 rederij Blusse v Oud Alblas te Dordrecht Stadsarchief Dordrecht.
Krantenadvertentie uit 1846 in de collectie knipsels van het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag
“Te Dordrecht ligt in lading. Naar New York, het Nederlandscche Barkschip TIMOR, kapitein C.M.Borghorst, om tegen half November eerstkomende te vertrekken. Adres van Goederen en Passagiers bij de Cargadoors Visser en van der Sande te Dordrecht of bij de Kapitein aan boord.”
NRC 16 augustus 1848
“Rotterdam, 15 augustus. Volgens een ontvangen brief van kapt. C.M. Borghorst, voerende het fregatschip ORION, van Amsterdam met 150 man troepen naar Batavia bestemd, d.d. 6 juni was hij door de lange reis bevreesd voor gebrek aan levensmiddelen genoodzaakt te Rio de Janeiro binnen te lopen.”
NRC 25 augustus 1848
“Rotterdam, 24 augustus. Volgens bericht van Rio de Janeiro, dato 18 juni, heeft het fregatschip ORION, kapt. C.M. Borghorst, van Amsterdam met 150 man troepen naar Java bestemd, de 11e dier maand de reis voortgezet na zich van levensmiddelen te hebben voorzien.”
NRC 19 maart 1851
“Brouwershaven, 16 maart. Het fregatschip ORION, kapt. Borghorst, van Java hier binnengekomen, heeft bij het ten anker komen zijn beide kettingen gebroken, zodat de kapitein genoodzaakt was het schip bij het Dijkwater in zachte slijk te zetten, alwaar het zonder gevaar zit en aldaar zal lossen.”
NRC 18 april 1852
Rotterdam, 20 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de volgende … schepen:
ORION, kapt. C.M. Borghorst en JACOB CATS, kapt. J. Koning; de beide laatsten van Dordrecht.
NRC 29 juni 1854
Batavia, 26 april. Omtrent scheepsvrachten valt het volgende te vermelden:
“… Thans zijn nog disponibel: de VIER GEBROEDERS, ZES GEZUSTERS, MARIA EN ELIZE, JEANNETTE CORNELIA, JAN SCHOUTEN, KOOPHANDEL, ORION, THETIS, SPHYNX, JAVA, CASTOR, ANJER en STAD SCHIEDAM. Vele dezer schepen moeten naar de kust verzeilen ter lossing der aangebrachte lading, of zijn om andere redenen niet dadelijk disponibel, terwijl juist de beschikbare schepen voor de weinige ladingen, die zich nog voordoen, minder passend zijn.”
|