1938-06-11: |
De Maasbode 12-06-1938: m.s. Bill S. Odense, 11 Juni. Het Nederl. motorschip Bill S. dat vandaag in ballast van Aalborg hier is aangekomen om een lading in te nemen voor Engeland, rapporteert op Lillegrunden aan den grond te hebben gezeten. Het is echter met eigen middelen vlot gekomen. Zoowel het schip, als de schroef zijn beschadigd.
Algemeen Handelsblad 13-06-1938: Bill S. (Londen, 11 Jun.) Het Nederlandsche motorschip “Bill S” arriveerde heden te Odense na op de reis ( in ballast om voor Engeland te laden) van Aalborg naar Odense aan den grond te hebben gezeten. Het schip is met eigen middelen vlot gekomen. Schip en schroef beliepen schade.
De Maasbode 16-06-1938: m.s. Bill S. Odense 13 Juni. — Als het meer gemelde Ned. m.s. „Bill S" te Selby de lading suiker heeft gelost, zal het in ballast naar Rotterdam vertrekken, teneinde aldaar in 't droogdok te worden opgenomen.
Zaans volksblad 05-10-1938: Amsterdam, — Dinsdag, De Raad voor de Scheepvaart heeft vanmiddag uitspraak gedaan inzake het aan de grond lopen van het motorschip „Bill- S" in de Grote Belt nabij de boei van Lille Grund op 10 Juni 1938. De Raad is van oordeel, dat het aan de grond lopen van dit schip hieraan is toe te schrijven, dat de kapitein de boei van Lille Grund te krap heeft gerond en toen, nadat de vaart was verminderd, door de oostwaarts trekkende stroom op de daar ter plaatse zich bevindende bank is terechtgekomen. Het is een fout van den kapitein — zo merkt de Raad op — om alleen op de boei te navigeren, terwijl hij vaste punten had. De navigatie heeft veel te wensen overgelaten. Verder heeft de Raad uitspraak gedaan inzake het uit elkaar springen van de aanzetluchtkast van de motor van het motorschip „Bill-S", varende op de Oude Maas op 25 Maart 1938. De Raad is van oordeel, dat dit ongeval hierdoor is veroorzaakt, dat gedurende het manoeuvreren een aanzetluchtklep van een der cylinders in geopende stand is blijven hangen, waardoor ontbindingsgassen uit de cylinder in de aanzetluchtkast zijn gekomen en vermoedelijk aldaar aanwezige olieresten tot ontbranding hebben gebracht. De Raad heeft meermalen er op gewezen, dat men ter voorkoming van dergelijke ongevallen op het blijven hangen van een aanzetluchtklep verdacht moet zijn.
Het moet, naar 's Raads oordeel, bevreemding wekken, dat nog niet algemeen wordt ingezien, hoe door zeer eenvoudige middelen dergelijke ongevallen kunnen worden voorkomen.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 14 en Zaterdag 15 October 1938, no.199. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No. 96 Uitspraak: van den Raad voor de Scheepvaart in zake het aan den grond loopen van het motorschip Bill-S in de Groote Belt nabij de boei van Lille Grund. Op 10 Juni 1938 is het motor- schip Bill-S, op reis van de Limfjord naar Odense, in de Groote Belt nabij de boei van Lille Grund aan den grond geloopen. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van dit ongeval zou instellen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 12 Augustus 1938 buiten tegenwoordigheid van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart of diens plaatsvervanger, die beiden verhinderd waren ter zitting aanwezig te zijn. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuige Hendrik Cornelis Kuiper, kapitein op de Bill-S ten tijde van het ongeval. Uit de verklaringen en bescheiden is den Raad het volgende gebleken: De Bill-S is een Nederlandsch motorschip, metende 465,63 bruto-, 252,09 netto-registerton, roepnaam P D C X, van de N. V. Zeevaart Maatschappij ,,Bill", te Rotterdam. Het schip is in het jaar 1937 van staal gebouwd. Op 10 Juni 1938 vertrok de Bill-S in ballast van de Limfjord met bestemming Odense. De bemanning bestond uit 9 personen; de diepgang was vóór 3 voet, achter 7 voet 6 duim. Genavigeerd werd op de Engelsche Admiraliteitskaart n°. 326 — Great Belt. Gevaren werd op boeien en prikken, totdat ten slotte koers werd gesteld op de Falske Bolsax. Het licht van Romsö kwam eenigszins rood gekleurd door. Daarom werd aanvankelijk de koers recht op de boei van Lille Grund gezet om deze goed te kunnen verkennen. Deze boei tot op ongeveer twee scheeps- lengten genaderd zijnde, werd zij aan bakboord gebracht. In den koers Z.W. ½ W. magn. werd de boei des avonds te 11.45 uur voorbijgevaren op ongeveer één scheepslengte afstand aan bakboord. Fyens Hoved werd 1½ streek aan bakboord gepeild. Te 11.50 uur raakte het achterschip den grond en, Z.W. ½ W. voorliggende, bleef het schip zitten in peiling Vestborg N. t. W. ¼ W. en de boei van Lille Grund N.O. Een uur later kwam het schip vlot. De kapitein verklaarde nog, dat hij meende, dat de boei van Lille Grund niet gelegen zou hebben op de plaats, waarop die in de door hem gebezigde zeekaart staat aangegeven, maar hij heeft dit, vastzittende, niet door peilingen gecontroleerd; dat hij van zijn meening later wel mededeeling heeft gedaan aan den havenmeester van Odense, die een onderzoek zou instellen. De Raad is van oordeel, dat het aan den grond loopen van de Bill-S hieraan is toe te schrijven, dat de kapitein de boei van Lille Grund te krap heeft gerond en toen, nadat de vaart was verminderd, door den oostwaarts trekkenden stroom op de daar ter plaatse zich bevindende bank is terechtgekomen. Om het feit van het aan den grond loopen te verklaren, is het geheel onnoodig te veronderstellen, dat de boei niet op haar plaats lag. De wijze, waarop de kapitein heeft genavigeerd, maakt het ongeval zeer goed verklaarbaar, ook al lag de boei wel op haar plaats. Trouwens, de kapitein heeft de gelegenheid gehad eventueel het niet op haar plaats liggen van de boei vast te stellen, toen hij aan den grond zat, doch hij heeft dit niet gedaan. Het is een fout van den kapitein om alleen op de boei te navigeeren, terwijl hij vaste punten had. Ook is het jammer, dat hij de Engelsche Admiraliteits- kaart n°. 326 heeft gebruikt, terwijl er een Deensche grooter-bestek-kaart van dit vaargebied bestaat. De reden, waarom hij de boei zoo dicht naderde, nl. dat het licht van Romsö rossig doorkwam, is vrij zonderling. Hij had de boei flink aan bakboord moeten houden. Hij zag het licht van Vestborg en hij had zoo dicht bij de boei van Lille Grund niets te maken. De navigatie heeft dan ook veel te wenschen overgelaten. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser, lid, F. J. van Veen, plaatsvervangend lid, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk W illink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Baad van 4 October 1938. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris. |