Inloggen
BILL-S - ID 974


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1937
Classification Register: Lloyd's Register of Shipping (LR)
Nat. Official Number: 5878 Z ROTT 1937
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: N.V. Boele's Scheepswerven & Machinefabriek, Bolnes, Zuid-Holland, Netherlands
Werfnummer: 869
Launch Date: 1937-09-06
Delivery Date: 1937-09-30
Technical Data

Engine Manufacturer: Humboldt-Deutz Motoren A.G., Cologne (Köln), Germany
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 8
Power: 400
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Deutz Type (280x450)
Speed in knots: 9
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 466.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 252.00 Net tonnage
Deadweight: 650.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 35000 Cubic Feet
Bale: 32500 Cubic Feet
 
Length 1: 51.49 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 48.90 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 8.04 Meters Breadth, moulded
Depth: 3.05 Meters Depth, moulded
Ship History Data

Date/Name Ship 1937-09-30 BILL-S
Manager: Rotterdamsche Kustvaart Centrale N.V., Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Zeevaart Maatschappij 'Bill', Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PDCX

Ship Events Data

1937-09-06: De Telegraaf 04-09-1937: Tewaterlating M.S. „BILL-S”. Nieuw schip voor „Rotterdamsche Kolen Centrale”. Rotterdam, 4 Sept. — Het m.s. „BILL-S", voor de N.V. Rotterdamsche Kolen Centrale bij de N.V. Boele's Scheepswerven en Machinefabriek, te Bolnes in aanbouw, zal op 6 dezer 'namiddags te zes uur, te water worden gelaten. Het betreft hier het laatste van de serie van drie zusterschepen, welke alle bij de N.V. Boele werden gebouwd en dienen voor het transport van kolen der N.V. naar Nederland. Het schip zal worden uitgerust met een 4/480 P.K. Deutz-motor en voorzien worden van een huipmotor van 13 P.K., twee motor-winches en een anker-winch van elk 10 P.K. Het heeft een waterballast van ongeveer 90 ton en zal een draagvermogen van circa 64O ton krijgen. Het heeft een mast, twee laadboomen en een ruiminhoud van circa 33.000 kubieke voet. Het wordt gebouwd onder Lloyd's klasse. Het is voorzien van electrisch licht en centrale verwarming.
1937-09-24: Als BILL-S , zijnde een motorschip, metende 1319.07 m3, liggende te Bolnes, door H. ter Haar, scheepsmeter te Rotterdam, ten verzoeke van de Zeevaart Mij. Bill te Rotterdam, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 5878 Z ROTT 1937 op het achterschip aan S.B. zijde tegen achterschot van het dekhuis offic. enz.
1938-01-06: Algemeen Handelsblad 08-01-1938: Bill S. (Londen, 7 Jan.) Het Nederlandsche motorschip “Bill S”, dat gisteren van Galway vertrok, heeft den grond geraakt en is weer teruggekeerd. Het schip is voor onderzoek in een dok gegaan, doch maakt geen water.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 23 en Zaterdag 24 Juni 1939, no. 121. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No.78 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding van het motorschip Bill-S in de Galway baai (Westkust van Ierland). Op 6 Januari 1938 is het motorschip Bill-S aan de Westkust van Ierland in de Galway baai gestrand. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van dit ongeval zou instellen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van den Raad van 19 April 1939 buiten tegenwoordigheid van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart, die uit hoofde van andere ambtsbezigheden verhinderd was de zitting bij te wonen. De Raad nam kennis van de stukken van het vocrloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuige den kapitein van de Bill-S, tijdens het ongeval. Uit dit een en ander is den Raad het navolgende gebleken: De Bill-S is een Nederlandsch motorschip, roepnaam PDCX, toebehoorende aan de N. V. Zeevaart Maatschappij ,,Bill", te Rotterdam. Het schip is in 1937 gebouwd van staal en meet 465,63 bruto-, 252,09 netto-registèrton. Het is geklasseerd bij Lloyd's Register of Shipping en was tijdens na te melden ongeval bemand met 8 personen. Op 6 Januari 1938 des voormiddags te 6.45 uur vertrok het vaartuig in ballast van Galway aan de westkust van Ierland, met bestemming naar Briton Ferry. Onder loodsaanwijzing werd naar buiten gevaren, waarna de loods te 7.05 uur werd ontscheept. De koers werd gesteld op W.Z.W., langs Mutton Island. De lichtboei „Margaretta" werd door getuige even benoorden het licht van Black Head waargenomen. Door den sterken zuidzuidwesten wind en den ebstroom werd het schip, volgens getuige, naar stuurboord uitgezet, zoodat gaandeweg de koers werd veranderd in zuidwest. Te ongeveer 7.20 uur op dien ochtend stootte het schip tegen en schuurde het over den grond. Getuige stopte dadelijk den motor en gaf volle kracht achteruit. Bij looding werden 5 vadem en harde grond bevonden. De motor werd gestopt. Bij peiling van de vulling en de achterpiek bleek het schip geen water te maken. Daar het weer slechter werd, besloot getuige naar Galway terug te keeren, waarna het schip te 9.05 uur in den voormiddag in de haven aldaar aankwam. Het schip bleek onbeschadigd te zijn. Getuige schrijft het aan den grond loopen toe aan het slechte weer, ten gevolge waarvan het schip door den harden wind, alsook bij het afzetten van den loods door den sterken stroom, reeds uit den goeden koers was gezet. De Raad voor de Scheepvaart is van oordeel, dat het ongeval is veroorzaakt door de onoplettendheid van den kapitein. Blijkens de kaart was de koers, dien hij te volgen had, duidelijk aangewezen, daar hij slechts de lijn van de lichtboei „Margaretta" tot het licht van Black Head had te'volgen en had moeten zorgen, hetgeen hem niet moeilijk had behoeven te vallen, dat het licht van genoemde licht- boei benoorden dat van Black Head was gebleven. Alsdan zou het schip buiten de ondiepten zijn gebleven. Blijkbaar is het vaartuig bij het afzetten van den loods naar het noorden afgedreven en te dicht bij de kust gekomen. Getuige had dit moeten bemerken en aanstonds maatregelen moeten nemen om vrij van de ondiepten te blijven. Aldus gedaan door de heeren mr. dr. F. C. van Geer, tweedeplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser en J. N. Egmond, leden, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Baads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Baad van 7 Juni 1939. (get.) F. C. van Geer, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift-, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1938-06-11: De Maasbode 12-06-1938: m.s. Bill S. Odense, 11 Juni. Het Nederl. motorschip Bill S. dat vandaag in ballast van Aalborg hier is aangekomen om een lading in te nemen voor Engeland, rapporteert op Lillegrunden aan den grond te hebben gezeten. Het is echter met eigen middelen vlot gekomen. Zoowel het schip, als de schroef zijn beschadigd.
Algemeen Handelsblad 13-06-1938: Bill S. (Londen, 11 Jun.) Het Nederlandsche motorschip “Bill S” arriveerde heden te Odense na op de reis ( in ballast om voor Engeland te laden) van Aalborg naar Odense aan den grond te hebben gezeten. Het schip is met eigen middelen vlot gekomen. Schip en schroef beliepen schade.
De Maasbode 16-06-1938: m.s. Bill S. Odense 13 Juni. — Als het meer gemelde Ned. m.s. „Bill S" te Selby de lading suiker heeft gelost, zal het in ballast naar Rotterdam vertrekken, teneinde aldaar in 't droogdok te worden opgenomen.
Zaans volksblad 05-10-1938: Amsterdam, — Dinsdag, De Raad voor de Scheepvaart heeft vanmiddag uitspraak gedaan inzake het aan de grond lopen van het motorschip „Bill- S" in de Grote Belt nabij de boei van Lille Grund op 10 Juni 1938. De Raad is van oordeel, dat het aan de grond lopen van dit schip hieraan is toe te schrijven, dat de kapitein de boei van Lille Grund te krap heeft gerond en toen, nadat de vaart was verminderd, door de oostwaarts trekkende stroom op de daar ter plaatse zich bevindende bank is terechtgekomen. Het is een fout van den kapitein — zo merkt de Raad op — om alleen op de boei te navigeren, terwijl hij vaste punten had. De navigatie heeft veel te wensen overgelaten. Verder heeft de Raad uitspraak gedaan inzake het uit elkaar springen van de aanzetluchtkast van de motor van het motorschip „Bill-S", varende op de Oude Maas op 25 Maart 1938. De Raad is van oordeel, dat dit ongeval hierdoor is veroorzaakt, dat gedurende het manoeuvreren een aanzetluchtklep van een der cylinders in geopende stand is blijven hangen, waardoor ontbindingsgassen uit de cylinder in de aanzetluchtkast zijn gekomen en vermoedelijk aldaar aanwezige olieresten tot ontbranding hebben gebracht. De Raad heeft meermalen er op gewezen, dat men ter voorkoming van dergelijke ongevallen op het blijven hangen van een aanzetluchtklep verdacht moet zijn.
Het moet, naar 's Raads oordeel, bevreemding wekken, dat nog niet algemeen wordt ingezien, hoe door zeer eenvoudige middelen dergelijke ongevallen kunnen worden voorkomen.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 14 en Zaterdag 15 October 1938, no.199. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No. 96 Uitspraak: van den Raad voor de Scheepvaart in zake het aan den grond loopen van het motorschip Bill-S in de Groote Belt nabij de boei van Lille Grund. Op 10 Juni 1938 is het motor- schip Bill-S, op reis van de Limfjord naar Odense, in de Groote Belt nabij de boei van Lille Grund aan den grond geloopen. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van dit ongeval zou instellen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 12 Augustus 1938 buiten tegenwoordigheid van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart of diens plaatsvervanger, die beiden verhinderd waren ter zitting aanwezig te zijn. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuige Hendrik Cornelis Kuiper, kapitein op de Bill-S ten tijde van het ongeval. Uit de verklaringen en bescheiden is den Raad het volgende gebleken: De Bill-S is een Nederlandsch motorschip, metende 465,63 bruto-, 252,09 netto-registerton, roepnaam P D C X, van de N. V. Zeevaart Maatschappij ,,Bill", te Rotterdam. Het schip is in het jaar 1937 van staal gebouwd. Op 10 Juni 1938 vertrok de Bill-S in ballast van de Limfjord met bestemming Odense. De bemanning bestond uit 9 personen; de diepgang was vóór 3 voet, achter 7 voet 6 duim. Genavigeerd werd op de Engelsche Admiraliteitskaart n°. 326 — Great Belt. Gevaren werd op boeien en prikken, totdat ten slotte koers werd gesteld op de Falske Bolsax. Het licht van Romsö kwam eenigszins rood gekleurd door. Daarom werd aanvankelijk de koers recht op de boei van Lille Grund gezet om deze goed te kunnen verkennen. Deze boei tot op ongeveer twee scheeps- lengten genaderd zijnde, werd zij aan bakboord gebracht. In den koers Z.W. ½ W. magn. werd de boei des avonds te 11.45 uur voorbijgevaren op ongeveer één scheepslengte afstand aan bakboord. Fyens Hoved werd 1½ streek aan bakboord gepeild. Te 11.50 uur raakte het achterschip den grond en, Z.W. ½ W. voorliggende, bleef het schip zitten in peiling Vestborg N. t. W. ¼ W. en de boei van Lille Grund N.O. Een uur later kwam het schip vlot. De kapitein verklaarde nog, dat hij meende, dat de boei van Lille Grund niet gelegen zou hebben op de plaats, waarop die in de door hem gebezigde zeekaart staat aangegeven, maar hij heeft dit, vastzittende, niet door peilingen gecontroleerd; dat hij van zijn meening later wel mededeeling heeft gedaan aan den havenmeester van Odense, die een onderzoek zou instellen. De Raad is van oordeel, dat het aan den grond loopen van de Bill-S hieraan is toe te schrijven, dat de kapitein de boei van Lille Grund te krap heeft gerond en toen, nadat de vaart was verminderd, door den oostwaarts trekkenden stroom op de daar ter plaatse zich bevindende bank is terechtgekomen. Om het feit van het aan den grond loopen te verklaren, is het geheel onnoodig te veronderstellen, dat de boei niet op haar plaats lag. De wijze, waarop de kapitein heeft genavigeerd, maakt het ongeval zeer goed verklaarbaar, ook al lag de boei wel op haar plaats. Trouwens, de kapitein heeft de gelegenheid gehad eventueel het niet op haar plaats liggen van de boei vast te stellen, toen hij aan den grond zat, doch hij heeft dit niet gedaan. Het is een fout van den kapitein om alleen op de boei te navigeeren, terwijl hij vaste punten had. Ook is het jammer, dat hij de Engelsche Admiraliteits- kaart n°. 326 heeft gebruikt, terwijl er een Deensche grooter-bestek-kaart van dit vaargebied bestaat. De reden, waarom hij de boei zoo dicht naderde, nl. dat het licht van Romsö rossig doorkwam, is vrij zonderling. Hij had de boei flink aan bakboord moeten houden. Hij zag het licht van Vestborg en hij had zoo dicht bij de boei van Lille Grund niets te maken. De navigatie heeft dan ook veel te wenschen overgelaten. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser, lid, F. J. van Veen, plaatsvervangend lid, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk W illink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Baad van 4 October 1938. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1938-09-17: De Maasbode 30-09-1938: m.s. Bill S. Ardrossan, 27 September. Toen het Nederl. m.s. Bill S. den 17den dezer van Londonderry vertrok, heeft het eenige schade toegebracht aan het Eng. s.s. Baron Yarborough, dat aldaar gemeerd lag. Het is nu gebleken, dat van laatst genoemd schip aan stuurboordsachterschip een huidplaat is ingedrukt, terwijl een tusschenschot en een raam zijn verbogen. Teneinde het schip zeewaardig te maken, is de schade voorloopig hersteld.
1940-02-17: Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Dinsdag 29 October 1940, no. 211. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No. 127. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake het verzoek van de Rotterdamsche Kustvaart Centrale N. V., te Rotterdam, tot inhouding van het monsterboekje van E. Nijholt, destijds als eerste-machinist gemonsterd op het motorschip Bill S . Op 17 Februari 1940 heeft de Rotterdamsche Kustvaart Centrale N. V., te Rotterdam, bij den inspecteur-generaal voor de scheepvaart een schriftelijk verzoek ingediend tot inhouding van het monsterboekje van Egbert Nijholt, wegens het onrechtmatig doen eindigen van de arbeids- overeenkomst op 16 Februari 1940 te Rotterdam. De behandeling van dit verzoek door den Raad voor de Scheepvaart heeft plaats gevonden ter zitting van 15 Maart 1940 in tegenwoordigheid van den plaatsvervangend inspecteurgeneraal voor de scheepvaart G. Mante. De Raad nam kennis van de door den inspecteur-generaal overgelegde stukken van het vooronderzoek. Aangeklaagde, hoewel behoorlijk gedagvaard, is niet verschenen. Tegen hem wordt verstek verleend en de zaak buiten zijn tegenwoordigheid behandeld. De reederij heeft haar verzoek voor den Raad niet nader doen toelichten. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: Genoemde schepeling heeft op 14 Februari 1940 te Rotterdam een arbeidsovereenkomst, als bedoeld in art. 398 van het Wet- boek van Koophandel, aangegaan met voormelde reederij om als eerste-machinist dienst te doen op schepen, welke de reeder gebruikt voor de vaart ter zee op Noord-Europeesche havens. Bij het vooronderzoek der scheepvaartinspectie heeft aangeklaagde in hoofdzaak verklaard: dat hij op 14 Februari 1940 te Rotterdam als eerste-machinist gemonsterd was op het motorschip Bill 8 en op 14 en 15 Februari te Rotterdam aan boord dienst heeft gedaan; dat hij door gesprekken en radio- berichten angstig is geworden en zoodoende op 16 Februari, den dag, voor vertrek van de Bill S bepaald, niet met het schip is inedegegaan, maar zich per trein naar Utrecht heeft begeven, waar zijn ouders wonen, en gedurende die reis al zijn papieren, zooals zijn diploma's, keuringsbewijzen, enz., uit den trein heeft geworpen, voornemens nimmer meer naar zee te gaan. De Raad is met den inspecteur-generaal voor de scheepvaart van oordeel, dat aangeklaagde de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft doen eindigen. Inhouding van het monsterboekje voor na te noemen tijd acht de Raad gerechtvaardigd. Mitsdien rechtdoende bij verstek: Houdt het monsterboekje van Egbert Nijholt, geboren 26 Januari 1894, wonende te Groningen, in voor den tijd van vijf maanden. Aldus gedaan door de heeren pirof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, J. N. Egmond, lid, H. Th. de Booy, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, .en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 15 Maart 1940. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift. 11. B. Tjeenk Willink, Secretarie.
1940-03-02: Rotterdamsch nieuwsblad 02-03-1940: De verloren sloep van de Santa Lucia. De kapitein van het Ned. m.s. Bill S. heeft op 28 Februari een drijvende sloep waargenomen van het Ned. m.s. Santa Lucia. Later heeft hij dit schip echter zien liggen, zoodat het vinden van de sloep geen ongerustheid behoeft te wekken.
1940-05-16: Final Fate:
Overgenomen door de Netherlands Shipping & Trading Committee, Londen. 10 juli 1940 tijdens een reis in konvooi van Southend naar zee in de monding van de Thames na passage van de South-West Gate boei bij een Duitse luchtaanval gebombardeerd en gezonken. De bemanning werd door passerende schepen gered.

Afbeeldingen


Omschrijving: Bill-S tijdens haar proefvaart in september 1937.
Collectie: Olinga, Frits J.
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Proefvaart