|
Rotterdam, 20 februari. Betreffende het ongeluk, aan het Nederlandse barkschip NOACH VI overkomen, vernemen wij nog het volgende : Het schip liep de 11e februari in de Atlantische Oceaan met ruimen, harde westelijke wind, koersende naar het Kanaal met vreselijk hooglopende zee, zodat men ten laatste genoodzaakt werd het grote bovenmarszeil en de fok vast te maken. Om 8 uur kwam er een stortzee over de campagne en midscheeps, die het grootste deel der reling en potdeksel, benevens de kappen mede nam. De gezagvoerder, kapt. Pootman, de dokter, 3e stuurman, bootsman en de matroos Breirg werden door die zee over boord geslagen. De 1e stuurman Schaap werd van bakboord geslingerd, klemde zich daar vast aan want en brassen en bleef enige minuten bewusteloos buiten boord hangen. Na binnenboord gekomen te zijn, werd geconstateerd dat het linkerbeen en de hand zwaar gekneusd waren, zodat hij onmiddellijk naar beneden werd gebracht. Na bijdraaien te hebben gelast, liet hij het gehele commando over aan de tweede stuurman Walter. Aangezien het schip over stuurboord ongeveer een kwart uur plat op zijde lag en de equipage van het voordek door het water in de midscheeps niet op de campagne kon komen, was redding van de vijf hierboven genoemde personen, die inmiddels uit het oog verdwenen waren, onmogelijk. Emil Remkus, een van de beide matrozen, die aan het roer stonden, bekwam een kneuzing aan het linkerbeen. De salon stond tot aan de bovenkooien, waarin zich de passagiers bevonden, onder water, hetwelk geheel en al in de lading is doorgedrongen. Aan de campagne sloeg alles weg, zoals kompas, kijkers, kappen, waarvan er een binnen boord bleef. Het grootste gedeelte van het hekwerk, de seinvlaggenkist en een gedeelte van het stuurhuis gingen verloren. In de midscheeps bepaalde de schade zich tot 27 verschansstutten, de gehele verschansing en nagelbank. Ook de deur van de verfhut werd stukgeslagen, zodat olie en verf door het schotwerk heen in de kerk en hutten drong, waardoor bijna al de daarin aanwezige goederen beschadigd werden. Bij nader onderzoek bleek, dat bijna alle naden over het gehele schip gesprongen waren, en niettegenstaande het schip noemenswaard geen water maakte, bekwam het aanmerkelijk stuurboord slagzij. Na gunstig weder afgewacht te hebben, werd de reis voortgezet en arriveerde het onder bevel van de opperstuurman, de heer Schaap, met 98 dagen reis van Java de 19e februari te Maassluis.
|