|
Men leest in de Javasche Courant d.d. 5 juli: Op de 1e juli kwam alhier ter rede aan het Amerikaans koopvaardijschip CYNTHIA, kapt. C. Barblet aan boord hebbende de bemanning van een Engels koopvaardijschip, CHINA genaamd, gezagvoerder Aljers. De laatstgenoemde bodem, komende van Manilla, geladen met suiker en bestemd naar Londen, had, in de nacht van de 29e juni, op een rif nabij de Duizend Eilanden gestoten en was daarop gestrand. Tevergeefs poogde men het schip weder vlot te krijgen; spoedig sloeg het over zijde en zonk, waardoor de equipage 27 man sterk, zich in de noodzakelijkheid bevond, die in hopeloze toestand verkerende bodem aan deszelfs lot over te laten en te trachten zich te redden. Zij deed zulks in de voormiddag van de 30e juni in twee sloepen, die door het voorbij zeilend schip werden gezien. Met de meeste bereidwilligheid nam kapt. Barblet de schipbreukelingen over en bracht ze behouden alhier aan. Op de 2e dezer zijn zij, volgens de Javasche Courant van heden, aan het ter rede alhier liggende wachtschip overgegeven en men vindt omtrent die bemanning nog het volgende in dat blad vermeld: “Onder deze schipbreukelingen bevonden zich een opperstuurman, Willem Witters, een zeilmaker en drie matrozen, afkomstig van het Nederlands koopvaardijschip JOHANNA MARIA (opm: bark, bouwjaar 1854), hetwelk, luidens het verhaal van de opperstuurman, de 23e maart jl. in de Solo zee, hebbende de Withe Roquis, naar gissing, op 1½ mijl afstand op een rif gestoten en gezonken was, waarbij de gezagvoerder J. de Jong zijn dood in de golven vond (opm: zie ook NRC 310856). De opperstuurman en de bemanning bestaande uit 14 man, hadden zich in twee sloepen begeven en waren, na negen dagen, aangeland op Point Maria, eiland Mindanao, ten einde zich van water te voorzien.” Aldaar werden zij door zeerovers van alles beroofd, als slaven naar het binnenland gevoerd en terstond aan de arbeid gezet. Weldra mocht het hun echter gelukken zich voor de waarde van 2.000 Spaanse matten uit de slavernij te zien losgekocht en Samboeangan, de hoofdplaats van Mindanao, te bereiken. Gedurende hun verblijf van zeven dagen alhier genoten zij, zowel van de gouverneur als van vele particulieren, de meeste gastvrijheid en werden zij tevens van de hoogst benodigde kledingstukken voorzien. Van Samboeangan werden zij met het Spaans oorlogsstoomschip MAGALANUS naar Manilla gevoerd, na aankomst aldaar nog elf dagen op het stoomschip verpleegd, en enigen hunner naar het hospitaal gezonden, terwijl de opperstuurman zich als tweede stuurman met de vier mindere schepelingen op de CHINA engageerden. Naar wij nog vernemen is er, in de sociëteit “De Vereeniging”, een intekenlijst nedergelegd ten behoeve van die tweemaal schipbreuk geleden hebbende stuurman W. Witters. Reeds is door enige leden van de handelstand, scheepskapiteins en particulieren, daarop voor ruim NLG 500,- ingetekend en bij bekende zucht van Bataviasch ingezetenen, om ongelukkigen tegemoet te komen, twijfelen wij niet of de intekening, waartoe in dat gebouw steeds de gelegenheid bestaat, zal weldra hoger stijgen.
|