|
(Geen plaats of datum) De Staatscourant nr. 209 bevat het verslag, uitgebracht aan de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel door de Ingenieur voor het Stoomwezen in het 4e district te Amsterdam, naar aanleiding van het ongeluk, hetwelk op 15 augustus heeft plaats gehad op de Noordzee met de hoofdstoomketel van het stoomschip ZAANSTROOM en waarbij de tweede machinist P.A. Traanberg en de stoker N. de Kort het leven verloren. Wij ontlenen aan dit verslag het volgende: Toen het ongeval plaats vond, had het schip een kleine slagzij over stuurboord, terwijl er weinig rolling stond. Onder dagtekening van 6 mei 1895 werd voor het gebruik van de stoomketel, waarmede het ongeval heeft plaats gehad, een acte van vergunning als bedoeld in art. 4 der Stoomwet verleend. De ketel is in 1895 vervaardigd door de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel te Amsterdam. Op 19 januari 1895 werd hij met goed gevolg onder waterdruk beproefd. De laatste inwendige inspectie vond plaats op 24 februari 1909, waarbij geen belangrijke gebreken werden geconstateerd. De ketel werd toen goedgekeurd. De hoofdstoomketel van de ZAANSTROOM is van het gewone bootketeltype (zogenaamde ‘schotse ketel’), met drie vuren, drie vlamkasten en 233 vlampijpen. Het verwarmingsoppervlak bedraagt 155m². De hoofdafmetingen van deze ketel zijn: lengte 3,08 meter, middellijn 4,20 meter, lengte der vuren 2,18 meter, middellijn 1,00 meter. Aard van het ongeval: De topplaat van de stuurboord-vlamkast is ingezakt en de daarop aangebrachte brugsteunbouten, welke met draad in de plaat en omgeklonken koppen bevestigd waren, zijn uit de gaten getrokken. De stoom uit de ketel heeft zich door de hierdoor ontstane openingen in de stuurboord-vlamkast en door het stuurboordvuur in de machinekamer ontlast. Toestand van de ketel na het ongeval: De ingezakte topplaat was niet gescheurd, de brugsteunen waren in orde, terwijl de brugsteunbouten – behalve dat de geklonken koppen er afgestript waren – nog volkomen gaaf werden bevonden. De draad op deze bouten was bijna onbeschadigd, terwijl in de gaten in de ingedrukte vlamkasttopplaat nog schroefdraad aanwezig was. Aan de vuurzijde vertoonde de topplaat van de stuurboord-vlamkast geen aanloopkleuren. De stoom, welke door de in de topplaat ontstane openingen ontsnapte, heeft deze vlamkast geheel schoongeblazen, waardoor zij overal dezelfde kleur heeft aangenomen. Aan de waterzijde bleek de ketel slechts weinig met ketelsteen te zijn aangeladen. Van het bovengedeelte der drie vlamkasten was de ketelsteen afgebladderd, terwijl deze van de ingedrukte plaat geheel was afgesprongen. De midden- en bakboord-vlamkast hebben overigens, voor zover zichtbaar was, niet geleden. De aanwezigheid van olie of vet in de ketel heb ik niet kunnen constateren. Toestand van het peiltoestel en van de voedingsleiding na het ongeval: Het waterpeilglas van de bewuste stoomketel bleek, na losgenomen te zijn, geheel in orde te zijn. De pakkingringetjes waren nog gaaf en de peilglaskranen niet verstopt. De verbindingsbuizen van het waterpeilglas en de afsluiters, waarmede deze aan de stoomketel bevestigd waren, bleken, na losgenomen te zijn, in orde en niet verstopt te zijn. De voedingsleidingen en de voedingskleppen aan de ketel waren – voor zo ver zichtbaar was – in orde. De zelfwerkende klep van de hoofdvoedingsleiding was goed gangbaar. Oorzaak van het ongeval: de oorzaak van het ongeval is geweest: te lage waterstand in de stoomketel, waardoor de stuurboord-vlamkasttopplaat rood gloeiend is geworden en ten gevolge van de stoomdrukking is ingezakt. Door de vervorming van deze plaat zijn eerst de boutgaten aan de bovenzijde wijder geworden, waardoor de schroefdraad heeft losgelaten. Vervolgens hebben de omgeklonken koppen der brug-steunbouten zich begeven. Dat alleen de stuurboord-vlamkast door te de lage waterstand heeft geleden, is wellicht hierdoor te verklaren, dat het stuurboordvuur kort voor het ongeval was schoongemaakt en feller heeft gebrand dan de beide andere. Dat de bovenste rij vlampijpen niet is gaan lekken, is hierdoor te verklaren, dat, toen het ongeval plaats vond, het voorschip hoger lag dan het achterschip en het achtergedeelte van de in gedrukte plaat het eerst is drooggestookt. Het achtergedeelte van deze plaat is dan ook sterker doorgezet dan het voorgedeelte.
|