|
Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart onderzocht het aan de grond lopen nabij Dirhagen, op 3 februari jl. van het stoomschip TITAN, gezagvoerder H. Regoort te Watergraafsmeer, rederij Kon. Ned. Stoomboot Maatschappij te Amsterdam. De gezagvoerder H. Regoort vaart 1½ jaar als kapitein en had reeds tijdelijk op de TITAN, groot 564 netto registerton, gevaren. Op 31 januari was men van Amsterdam vertrokken, beladen met oud roest, gietijzer, staal, balkijzer, enz. De lading was goed gestuwd. Wel gingen even buiten IJmuiden enige staven aan het rollen, ten gevolge van het slingeren van het schip. Doch van slagzij was geen sprake. Men heeft de rollende staven eenvoudig vastgezet, waarmee dit verholpen was. Ook had men deklast: 107 staven ijzer, die behoorlijk gestut zijn. De TITAN voer steeds met deklast. Om 10 uur kwam men te IJmuiden. En daar het zeer slecht weer was, besloot men op handzamer weer te wachten, alvorens uit te varen. De 1e februari, ‘s morgens te 9 uur is men uitgeklaard voor de reis naar Stettin. Heel de dag was het weer zeer slecht geweest. Er woei een zware ZW wind, terwijl men aanhoudend stortzeeën overkreeg. Naderhand werd het iets beter. Doch steeds kreeg het schip stortzeeën over, terwijl het vaartuig aanhoudend slingerde. Zo bereikte men Holtenau aan het Kaiser Wilhelm Kanaal. Op weg van Holtenau naar Stettin was het weer zeer slecht. Sneeuwbuien, zware wind en stortzeeën wisselden elkaar af. Nabij gekomen, in de avond van 3 februari, was er slechts weinig zicht. Voortdurend werd er gelood, toen men een fluitsignaal hoorde, dat niet kon komen van het vuurschip ‘Jelze’, naar het oordeel aan boord. Daarom werd besloten van de boei af te gaan sturen. Later bleek, dat men toen reeds in de branding zat. Langzaam ging men voorwaarts, tot men te 7 uur een lichte stoot voelde. Hoewel onmiddellijk volle kracht achteruit werd geslagen, bleef men vastzitten. leder half uur werd toen gepeild. Bij de machine geraakte het circulatie-ventiel vol zand, zodat te 9 uur de machine geheel gestopt moest worden. Het vaartuig kwam erg in het nauw. Zeeën sloegen over en ten gevolge van de stranding helde het schip over, zodat een deel van de deklast prijs moest worden gegeven. Na gehouden scheepsraad werden de reddingboten in gereedheid gebracht. Noodsignalen werden gehesen, teertonnen ontstoken, fluitsignalen gegeven, terwijl de voorgeschreven lichten werden ontstoken. Wegens de zware zeeën werden geen reddingboten uitgezet. Het anker werd ‘s nachts van bakboord naar stuurboord gebracht. Van een sloep werd ten gevolge van de stortzeeën de gehele inventaris weggeslagen. Ook kreeg men brandschade, doordat een brandende teerton een mast deed ontbranden, welke brand echter spoedig geblust kon worden. Te 5 uur 's morgens brak de stuurboordankerketting. Toen kwam de reddingboot van het land, die meedeelde, 's nachts vergeefs beproefd te hebben, het schip te naderen. Het weer was toen wat handzamer geworden. Men gaf telegrammen af aan de reddingboot, die een lijn bevestigde en zo verbinding met het land tot stand bracht. Doch de bemanning bleef met de kapitein aan boord. Te 4 uur 30 min. kwam een sleepboot, met behulp waarvan men te 6 uur 15 min. weer vlot kwam. Met eigen kracht bereikte men Warnemünde, waar de schade, die het vaartuig bekwam, zeer gering bleek. Ook werd nog gehoord de stuurman W. v.d. Giesen. De Raad zal later uitspraak doen. (opm: zie ook AH 220313)
|