|
Noodlottige aanvaring. De Raad voor de Scheepvaart heeft behandeld de aanvaring op 21 mei nabij Longships tussen het Nederlandse schoenerschip OCEAAN, schipper-eigenaar G. Mulder uit Groningen en het Engelse stoomschip VOLTAIRE uit Liverpool. Het eerst werd gehoord de schipper-eigenaar G. Mulder van de OCEAAN. Hij verklaarde dat de bemanning van het vaartuig bestond uit zes personen. Het was mistig weer, telkens kwamen mistvlagen opzetten. Men gaf mistsignalen door middel van een misthoorn, welke, volgens Noors systeem, gedraaid werd met de hand. Men passeerde een drietal stoomschepen, die eveneens mistsignalen gaven, doch men kon ze niet zien. Plotseling doemde de VOLTAIRE op, op een afstand van 200 à 300 meter. Het schip kwam met grote vaart af op de OCEAAN, die niet kon uitwijken, omdat het schip een te geringe vaart had. De aanvaring geschiedde met een hevige stoot. De OCEAAN viel opzij en zonk. Het gehele drama speelde zich af in minder dan drie minuten. De bemanning, voor zover deze gered kon worden, werd aan boord van de VOLTAIRE gebracht, die ernstige averij had bekomen. Het stoomschip raakte de schoener driemaal, de laatste maal even vóór de bezaansmast. Bij de ramp kwamen de vrouw van de schipper en een lichtmatroos om. De OCEAAN had voortdurend mistseinen gegeven. De sloep kon men door de slagzij van de OCEAAN niet buiten boord krijgen. De VOLTAIRE zette daarop een boot uit, die de drenkelingen oppikte. Daarna werd gehoord de stuurman S. Wijnstok van de OCEAAN. Hij was te kooi vóór de aanvaring plaats greep. De schipper porde hem uit de kooi, toen de aanvaring onvermijdelijk bleek. Hij bevestigt de verklaringen van de schipper. Voor het meenemen van de aanwezige zwemvesten was de tijd te kort. Er stond tamelijk veel zee. Een matroos van de VOLTAIRE had getuige nog meegedeeld, dat zijn schip volle kracht gestoomd had, ondanks de mist. De Raad zal later uitspraak doen.
|